Lakens.
Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
e ledige cartons
Donderdag 20 April 1905.
Eerste Jaargang.
k
'ugelink.
No. 47.
;ollectie STALEN
St. felix
mercio.
erkoophuis,
"-Margarine,
if per pond.
Ital en Porselein.
Middelburg.
leiding.
Ions en Gloeikousjes enz.
IT Co.,
Middelburg.
1781.
Verschijnt eiken fllAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND,
Brieven van een Oud-Journalist
F E U] LL E T OH.
Tegen duistere machten.
BUITENLAND.
Langeviele Middeiburg.
voor Varkensvleesch
Vleesehwaren.
[voorhanden
ISE )x., Kleermaker.
straat K 47, Middelburg.
en
kt Sigaren.
|a r
DN-MAGAZIJN
IN GOES", Markt.
\EKAARTEN
dan 30 soorten
loopsfe tot de fijnste
lerij van dit blad.
stalen voor VASTE VLOER-
IvLISSINGEN.
ven recht op een zeer
aai cadeau.
CA
n en Koperen Bad
l Baden,
sn.
Beleefd aanbevelend.
WE ZEEM CODP
Een en ander dit blad betreffende fe zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs: per 3 maanden—.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) —.05
Drukkers-Uitgevers:
OOSTERBAAN LE COINTRE,
G O E S. o—
Adverfentlën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
X.
Geachte Redacteur.
Vrede zij ui
In deze woorden, door den Heiland tot
Zijne Apostelen gericht, bij hun eerste ont
moeting na Zijn Verrijzenis, breng ik u
mijn Paaschgroet.
Vrede zij u! dat gjj dien vrede vinden
moogt met u zeiven in het bewustzijn en
de zelfvoldoening, uwe journalistische
gaven en talenten aan te wenden ter eere
Gods en Zijne Kerk, voor het heil en
welzijn van Staat en maatschappij.
Vrede ook met uwe lezers, dat gij de
„Nieuwe Zeeuwsche Courant" hun dier
baar, onmisbaar worden doet, een huis
vriend van hunne gezinnen, door uwe
actueele, onderhoudende artikelen en wat
gij hun verder te lezen en te genieten geeft,
elk wat wils.
Vrede met uwe medewerkers, die niet
anders verlangen, dan dat de „Nieuwe
Zeeuwsche Courant" diep wortele in
Zeeuwschen bodem, dat zij als eene aan
levenssappen volle plant opschiete en tot
wasdom kome en bloeie, een dichle kruin
breed uitstrekkende, waaronder de lezers
verpoozing zoeken en meteen gezond
vruchtenvoedsel vinden voor geest en
hart.
Het is vooral den vrede met zulke
medewerkers, dien ik u van heeler harte
toewensch.
Het zij mij, oud-journalist, die indertijd
do redactie van meer dan een blad heb
waargenomen, geoorloofd, in alle beschei
denheid even de redenen uiteen te zetten,
waarom deze wensch vooral mij uit het
harte welt.
Medewerkers, dezulken, gelijk ik reeds
opmerkte, die de behoefte aan de nood
zakelijkheid, de onmisbaarheid van een
gevestigde courant ten volle erkennendie
hare ontwikkeling en verspreiding oprecht,
vurig wenschen in het belang der bevol
king, waaronder zij hare lezers zoekt, ter-
wille van de waarheid en het recht, ter wille
van God, Vaderland en Vorstin, die zij die
nen wil, O, zulke medewerkers zijn zoo
broodnoodig voor een jeugdig blad en
15)
Deze ronde oprechte woorden van Ber
nard hadden een merkwaardig ontmoedi
gende en ontnuchterende uitwerking op
zijn geheele omgeving. Wèl staken een
tiental mannen de hand uit, om het lichte
vaartuig in den vloed te brengen; maar
geen enkele maakte zich gereed het te
bestijgen. Reeds was Bernard met een
langen bootshaak in de hand, er in ge
sprongen, en nog toonde zich niemand
bereid, hem te volgen.
„Hoe Heeft geen enkele van die
jonge kerels het hart, zijn leven voor dat
van twee arme drenkelingen te wagen?"
donderde de ingenieur den treuzelaars toe;
zijn lippen beefden en zijn oogen fonkel
den van toorn en verontwaardiging.
Daar schoven twee krachtige armen den
hoop op zij, en de stralen van de maan
vielen op een eerwaardig grijs hoofd.
„Ik vaar met u mee, Bernard 1" klonk
Rodewald's diepe stem, en oer iemand het
hem had kunnen beletten, was hij in de
boot, terwijl hij haar meteen zoo krachtig
van den oeveT afstootte, dat zij! reeds in het
volgende oogenblik als een zwak huikje
in den stroom dreef.
blijven het nog jaren lang, nadat het reeds
vaster voet heeft verkregen.
Die medewerkers, indien zij belangloos
hun steun en hulpe verleenen en alleen
het zooeven aangewezen doel beoogen,
zijn goede propagandisten van uw blad.
En hun taak behoeft hun geen moeite
te baren. Zij is zoo licht. Zij behoeven geen
articles de fond te leveren. Berich
ten van z. g. plaatselijk nieuws, berichten
van hetgeen er in eene gemeente, voor
derzelver bewoners zelfs alleen belang
rijks is voorgevallen, het moge van blijden
of droevigen of schrik- of afkeerwekkenden
aard wezen, zij werven voor de courant in
vele gemeenten doorgaans meer abonne
mentslezers dan het best geschreven
hoofdartikel vermag. Daar valt hetzij in
't gewone leven, hetzij op openbaar ter
rein in iedere gemeente allicht iets voor,
hetwelk voor een courantbericht alleszins
geschikt is. Men moet 't voorgevallene
niet te licht als onbelangrijk oordeelen.
Men ga liever hiervan uit, dat de ge
meentenaren, die er in hun courant mel
ding van zien gemaakt, meestal zoo niet
met zekeren trots, dan toch altijd met
oprechte zelfvoldoening er van getuigen
zullenW ij (met dit w ij bedoelen zij
hunne gemeente) staan er ook in. En
alzoo worden deze lezers op hunne beurt
propagandisten of wervers van abonne
mentslezers voor het blad.
Hoe hoog ik de waarde van de ver
melding van plaatselijk nieuws in een
courant ter harer ontwikkeling en ver
spreiding ook aansla, het is mijne bedoe
ling volstrekt niet geweest, iemand, die
er lust toe gevoelt en bekwaam voor is,
terug te houden, zijne medewerking aan
deze courant ook te doen bestaan in het
leveren van hoofdartikelen. Ik zou anders
niet weinig in tegenspraak komen met mij
zeiven. Te rade gaande bij mijn redacteur
schap van vroegere dagen en nadien bij
mijne medewerking aan verschillende bla
den aan deze zijde van Maas en Waal,
kan ik getuigen, dat zulke artikelen in den
regel zeer welkom zijn, zelfs bij redacties
uit meerdere personen bestaande. Nog
meer welkom zullen zij zijn voor een blad
als de „Nieuwe Zeeuwsche Courant", die
Rodewald's uitroep: „Ik vaar met u
mee, Bernard 1" was het eerste woord,
dat dezen avond tusschen hen beiden ge
sproken werd, en bleef voorloopig ook
het eenige.
Het waagstuk van de beide mannen was
dan ook zoo voorbeeldeloos groot en ge
vaarvol, dat de uitvoering ervan wel al
hun verstand en gedachten zou vergen
en al hun krachten in beslag moest ne
men. In tienvoudig verschillende gestalten
bedreigde hen de dood. De lichte visschers-
schuit, waaraan ze zich toevertrouwd had
den, zou op gewone tijden, als het water
van de rivier glad en langzaam voort-
stroomde, wel veilig genoeg zijn, maar
voor den wederstand tegen een zoo zware
strooming was het weinig geschikt. Met
inspanning van al hun kracht roeiden ze
naar het midden van den stroom; maar
terwijl ze met verbazende snelheid stroom
afwaarts geslingerd werden, scheen het
bijna onmogelijk van den oever los te
komen. Zoo spoedig ze het vaartuig met
geweldige inspanning schuins tegen de
hoogo schuimende golven hadden ge
bracht, drongen ze zoo krachtig tegen de
lichte boot, dat het scheen, als kon hen
slechts een wonder voor omslaan bewa
ren. En toch was het niet eens dit gevaar,
dat ze het meest vreesden. Veel dreigen
der en beangstigender waren voor hen
driemaal per week verschijnt en waarvan
een persoon het heele redactiewerk alleen
afdoet.
Men moet over den arbeid dos redac
teurs van een driemaal per week ver
schijnend blad zoo licht niet denken. In
mijn tijd, circa 20 jaren terug, hoorde
men nog weinig van een verkorten arbeids
tijd of van een 8-uren-arbeidsdag. Thans
zou ik best begrijpen, dat deze redacteuren
op eene wettelijke regeling van hun
arbeidsduur gingen aandringen.
Stukken als mijn „Brieven van een
Oud-Journalist" hebben, wat inhoud en
vorm betreft, niet de waarde van een
hoofdartikel. Het zijn brieven, niets minder
maar ook niets meer. Hoofdartikelen, die
een politiek blad tot eere en aanbeveling
moeten strekken, schudt ieder, overigens
geschikt en bekwaam, redacteur, zoo maar
niet uit zijn mouw. Het kost altijd hoofd
breken. Daarvoor is studie, aldoor voort
gezette studie noodig. Een redacteur, die
zijne politieke, sociale, economische studie
niet voortzet en niet uitbreidt, wordt al
spoedig onbekwaam voor zijn laak in
onzen snel vooruitstrevenden tijd.
Edoch, de tijd voor die studie,nu
dien kunnen hem de medewerkers met
articles de fond bezorgen. Zij ver
lichten alzoo ook zijn arbeid, geven hem
de onmisbare rustpoozen tot verfrissching
van zijn geest en versterking zijner
krachten.
Het zij mij, oud-journalist, ten slotte
vergund, hier nog eene kleine vinger
wijzing te geven.
Ieder is baas in zijn eigen huis en over
deszelfs inrichting. De redacteur is het
in zijn blad, waarvan hij de verantwoorde
lijkheid heeft aanvaard. Aan hem is en
blijven het oordeel en de beslissing, of
het hem toegezonden artikel waard, ge
schikt of opportuun is geplaatst te wor
den. Het is, wel is waar, niet aangenaam
voor den medewerker, zijn stuk geweigerd
te zien. Het is echter voor den redacteur
niet aangenamer, wanneer hij meent, aan
een verdienstelijk medewerker een plaats
te moeten weigeren.
Wij, medewerkers, hebben ons sans ran
cune bij zijne beslissing neder te leggen,
de in de rivier drijvende voorwerpen, waar
van een enkel hun zeker verderf zou heb
ben aangebracht, wanneer het tegen de
boot zou geslingerd zijn. Daarbij was een
tijdig uitwijken des te moeilijker, daar ze
in weerwil van het heldere maanlicht de
aandrijvende stammen en balken in het
vuil-witto schuim eerst konden herkennen,
als ze hen tot op zeer geringen afstand
genaderd waren. Dat onder zulke omstan
digheden het doodelijk vermoeiende red
dingswerk gelukken zou, moest hun zelf
bijna ondenkbaar voorkomen, des te meer,
daar ze nu niet eens wisten, of ze de dren
kelingen wel dichterbij kwamen. In lange
tusschenpoozen slechts klonken dc wan
hoopskreten nog in hun oor en ze werden
allengskens zoo zwak, als kwamen ze hoe
langer hoe meer uit de verte.
Maar in weerwil van het schijnbaar
vruchtelooze hunner pogingen verloor toch
geen van hen den moed; geen angst of
vrees voor eigen leven kon hen doen be
sluiten, van hun edel werk af te zien.
De mannen, die in angstige spanning op
den dijk wachtten, en aan wier blikken ze
door de kromming van de rivier ontlrokken
waren, hielden hen reeds lang voor ver
loren. Vele, onbeschrijfelijk lange minuten
verstreken, zonder dat uit de bruisende
en borrelende watervlakte een enkel tee-
ken van leven was vernomen. Nog waagde
hiervan uitgaande, dat hij beter weet en
beter weten kan, wat het belang van zijn
blad vordert. Zóó heb ik de taak eener
redactie altijd opgevat, zóó wordt zij ook
door de redacties van alle bladen, groote
en kleine, begrepen en toegepast. En gij,
hooggeachte redacteur, zult kunnen be
vestigen, dat ik u, bij toezending mijner
Brieven meer dan eens geschreven heb
schrap, verkort, gooi het heel in de
snippermand, als gij het noodig oordeelt.
Mogen alle medewerkers het zoo be
grijpen.
Daarom bracht ik u mijn Paaschgroet:
Vrede zij u I Vrede met uw zeiven over
uw werk! Vrede met uwe lezers! Vrede
met uwe medewerkers I
V Te fatsoenlijk.
De heer P. T a k, hoofdredacteur van het
socialistisch hoofdorgaan „Het Volk",
heeft de redactie van het blad neergelegd.
De redacteur verstond niet genoeg de
socialistische kunst van schelden en op
ruien en voelde zich te veel „een heer".
Hiervan werd hem door de parlijgenoo-
ten een grief gemaakt.
De voorspelling van mr. Aalberse,
dat Tak het op den duur niet zou kun
nen bolwerken, is al zeer spoedig waarheid
geworden.
Het blad, dat naar der broederen zin
nog niet agitatorisch genoeg was, zal nu
onder een minder scrupuleuzen redacteur
gaan verschijnen.
Dat belooft wat!
Wie de nieuwe redacteur zijn zal? 'tls
nog onbekend.
Laten de socialisten Frank van der
Goes kiezen; die verstaat de kunst van
„agitatorisch" optreden en schelden bij
uitnemendheid
OORLOG.
Men berekent, dat de Russische Oostzee-
vloot den 12en tegen den middag in de
Kamhann baai aangekomen is, en dus 48
uren daar lag toen ze 's middags van den
14en gezien werd. Het bericht van het
langdurige verblijf der oorlogsschepen in
de wateren van Cochinchina heeft te Tokio
niemand, het luide uit te spreken; in de
sombere gelaatstrekken der mannen even
wel was het duidelijk te lezen, dat ze
geen hoop meer op wederzien van de
edele redders durfden te bouwen.
Doch niet tegenstaande de woede der
elementen was de hemel den fieren red
ders genadig. Aan hun vereende, uiterste
inspanning gelukte het werkelijk, wat on
der de heerschende omstandigheden bijna
onmogelijk moest schijnen. Wèl waren de
hulpkreten geheel verstomd, omdat de
met de golven worstelenden de kracht
daartoe begeven had, maar Bernard, die
in het voorste gedeelte van de boot stond,
zag de uit elkander gerukte balken met
de beide in doodsangst daaraan vastge
klemde menschelijkc gestalten plotseling,
voor hun vaartuig opduiken. En ofschoon
juist bijna in de onmiddellijke nabijheid van
dit gedeelte van het reddingswerk, dat nu
uit te voeren was, verreweg het zwaarste
en meest gevaarvolle was, zoo overwonnen
de kracht en de bekwaamheid van den
jongen ingenieur ook deze laatste hinder
palen. Zonder dat de zwakke, hevig schom
melende boot omgeslagen was, bracht hij
de «ogenschijnlijk reeds aan den dood
overgeleverden, een tot den boerenstand
behoorende vrouw en een ongeveer elf
jarige knaap, gelukkig in de boot. Na kor
ten tijd kwamen ze bijna een half
verbazing gewekt, daar men over 't al
gemeen niet dacht dat Frankrijk het ge
bruik van zijn havens zou vergunnen aan
een vloot van een der oorlogvoerende par
tijen, aanvallenderwijs optredende. Men
verwacht dat de regeering onverwijld een
vertoog zal richten tot Frankrijk, en het
antwoord der Fransche regeering wordt
met spanning tegemoet gezien. Indien
Frankrijk ontkent dat de Russische vloot
zich in de territoriale wateren bevindt, zal
dit Japan een gelegenheid geven om
Rozjest-wenski's schepen aan te vallen
zonder Frankrijk's onzijdigheid te
schenden.
De ontstemming die in Japan gewekt
is door de gastvrijheid welke er in Fran
sche wateren aan de Russische vloot ver
leend is, neemt toe. De bladen dringen
bij de regeering op krachtiger maatrege
len aan dan protesten alleen. De Dzjidzji
Sjimpo, een invloedrijk blad, zegt: Het
gebruik, dat de Oostzeevloot van Madagas
kar gemaakt heeft, was een rechtstreek-
sche schennis van het beginsel der onzij
digheid, maar wegens den afstand diende
Japan eenvoudig een protest in. Het schen
den van de onzijdigheid in ver afgelegen
wateren is van weinig belang, maar dicht
bij het gebied van den oorlog kan men
het niet met dezelfde toegeeflijkheid behan
delen. Nu Frankrijk den vijand metterdaad
hulp verleent en dus feitelijk met Rusland
gemeene zaak maakt, is 't noodig Engeland
daarvan kennis te geven en zijn mede
werking te verkrijgen, krachtens de be
palingen van het Japansch-Engelsch ver
drag. De Asahi zegt: Frankrijk heeft met
voordacht de tegenwoordigheid van do
Oostzeevloot geheim gehouden. Het blad
hoopt, dat de Japansche regeering met
beslistheid zal handelen.
Volgens een ambtelijk telegram uit Mant-
sjoerije zijn vijf vijandelijke eskadrons in
den nacht van den 15en Ran-jen-tsting,
op den weg van Fa-koe-mun naar Feng-
hwa, binnengerukt. De Japansche strijd
macht deed een nachtelijken aanval en
drong de Russen noordwaarts terug; de
vijand vluchtte in verwarring en liet 8
dooden achter. De Japanners hadden 2
dooden. De ruiterij is telkens in botsing
op verschillende plaatsen, overigens is de
toestand onveranderd.
RUSLAND.
Het Tclegraafagentschap meldt: Kotta-
jef de moordenaar van grootvorst Sergius,
is ter dood veroordeeld. De behandeling
van het geding voor den senaat ging met
gesloten deuren. De voorzitter richtte de
gebruikelijke vragen aan den beklaagde
betreffende zijn persoonlijke omstandig
heden. De beschuldigde betwistte het recht-
uur vanaf de plaats waar ze waren af
gevaren met de verkleumde en half
bewustelooze geredden, doodelijk vermoeid
maar behouden aan den oever. Toen hij
weder vasten grond onder de voeten ge
voelde, reikte Rodewald den jongen man
de hand.
„Ik dank u, Bernard", zeide hij, terwijl
hij te vergeefs zijn ontroering poogde
meester te worden, „ik geloof, dat ik u
nog niet eens gegroet heb".
De ingenieur greep de aangeboden rech
terhand met een hartelijken druk; maai
er lag toch een zacht verwijt in zijn stem,
toen hij antwoordde: „Uw dank heb ik
waarlijk niet verdiend, want met uw be
sluit mij te vergezellen, deedt ge veel
meer dan ik. Ik kon het u niet beletten;
maar het drukte loodzwaar op mijn hart,
toen ik zag, aan welk gevaar ge u bloot
steldet. De droefheid van Elisabeth ware
groot genoeg geweest, wanneer ze mij ver
loren had!"
Met innige ontroering zag hem de grijs
aard in het gelaat. „Ja, dat zou al te veel
droefheid geweest zijn!" zei hij met half
gesmoorde stem, terwijl hij beide handen
op Bernard's schouders legde. „Maar
God heeft het anders gewild; nu zal het
kind ons beiden behouden, zoolang het
Hem goeddunkt!"
De zorg voor hun beschermelingen