Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. No. 40. Dinsdag 18 April 1905. Eerste Jaargang. FEU ILL ETON. Verschijnt eiken MAANDAG', WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. OOSTERBAAN LE COINTRE, Lezing van pater Cyrillus. Tegen duisfere machten. Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al bet overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 -.05 Drukkers-Uitgevers: -o G O E S. Adverfenfiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. (Slot.) Hij nu, die God niet eert, zal zeker geen gezag in den mensch eerbiedigen en wil de Staat zijn eigen macht hoog hou den, dan moet hij zijne wetten grondves ten op den godsdienst. Maar ook wij moe ten van onzen kant, zoo we waarlijk een bloeienden staat verlangen, naar den Haag mannen zenden van geloof. Mannen, die onze belangen behartigen, onze stoffelijke belangen, maar vooral onze zedelijke godsdienstige belangen, die ons boven alles dierbaar zijn. Ik zie in het liberalisme niets anders dan de opstand van den mensch tegen God. In de godsdienstige en wijsgeerige orde heeft het de souvereine onafhanke lijkheid van den mensch uitgeroepen. In de maatschappelijke orde heeft het de ge volgtrekking gemaakt dier onafhankelijk heid door te decreteeren de vrijheid van het individu. Wordt de mensch algeheel meester van zichzelven geheeten, zoo is er geen god delijke wet meer, die hem verplichtingen oplegt jegens zijns gelijke; het eigenbe lang is de regel zijns levens, de rijkdom is van dat leven het doel, de menschen staan tegenover elkander zonder gemeen schappelijk belang, dat hen vereenigt, zon der wederzijdsche plichten, die hen bij eenbrengen, overgelaten aan eigen krach ten op het kampveld des levens. Onze staat moet christelijk zijn, dat moeten niet alleen de leden zijn, maar zij, die het gezag vormen eveneens. De natuur en de rede, die iederen mensch bevelen op heilige en godsdienstige wijze God te eeren, van Wiens hand wij zijn uitgegaan en tot Wien wij moeten wederkeeren, verplichten evenzeer de bur- 14) En toch wisten Rodewald en de burgemeester van Rothhaide de beide mannen, die als de meest geziene van de geheele omstreek de leiding der maatregelen tot bescherming op zich ge nomen hadden en door hun heldhaftig voorbeeld het gaandeweg afnemende ver trouwen telkens weer opnieuw poogden te verlevendigen reeds sedert verscheide ne uren, dat op deze hulp voorloopig niet te rekenen viel. Men had de manschappen, die daar voor onvoorziene omstandigheden ter beschikking waren, naar een oogen- schijnlijk nog meer bedreigd punt moeten zenden, en de bewoners van Rothhaide moesten geheel op hun krachten blijven vertrouwen. Rodewald was niet eerst naar Sandhofen teruggekeerd. Toen tegen den namiddag de vermoeidheid hem overmande, legde hij zich in een daglooners-huisje nabij den dijk voor eenige uren ter ruste. Bij het invallen van de duisternis was hij weder op zijn post, om den eveneens totaal uitge- putten burgemeester af te lossen. Hij be vond den toestand op het gevaarlijkste punt veranderd; want de vloed was niet alleen hooger gestegen, maar van het on der water gelegen gedeelte van den dam was een zoo groot stuk afgekalfd, dat op elk oogenblik de volle doorbraak te vreezen stond. De menschen hadden nu de hoop opgegeven, dat de soldaten zou den komen, en ze waren tot een voort zetting van het nuttelooze werk aan den dijk niet meer te bewegen. Te vergeefs wendde Rodewald al zijn gerlijke samenleving. Al zijn de menschen immers in gemeen schap vereenigd, ze zijn daardoor niet minder afhankelijk van God dan wanneer zij op zichzelven stonden. De maatschap pij is schuldenares van God, wijl ook zij èn haar ontstaan èn haar behoud èn den overvloed van weldaden, die zij bezit, aan Hem verschuldigd is. Het staat de maat schappij niet vrij hare plichten jegens God te verwaarloozen. Uit dit alles blijkt voldoende, dat gods dienst en politiek nauw verbonden zijn. En als gij naar de stembus gaat, stelt gij met uw stem uit te brengen een akte, die niet slechts een of andere politieke partij, maar ook geloof en zeden voor- of nadeel berokkenen zal. In het kort saamgevat: De Staat of de maatschappij, zoowel de leden als het bestuur, moeten God erken nen, Die de Opperste Wetgever is. Wat volgt daaruit voor de kiezers? Dat zij het nunne moeten bijbrengen, om te zorgen dat Nederland Christelijk bestuurd worde. Hoe kunnen zij dat? Door hier in het district Goes hun stem uit te brengen op een geloovig Protestant! Na de pauze begon pater Cyrillus te bespreken, waarom de coalitie is tot stand gekomen. En dan luidt het antwoordt: om den socialen toestand onzer dagen, die meer dan ergerlijk is. Spr. verwijst naar Frankrijk, waar de toestand door den Franschen socioloog de Mini aldus be schreven wordt: „De staat wordt gesteld op de plaats van God en de wettelijke orde in de plaats der goddelijke; het openbaar onderwijs in onverholen strijd met den godsdienst, en de menschelijke rede in opstand tegen de bovennatuurlijke openbaring; de dag des invloed en overredingskracht aan, te ver geefs greep hijzelf naar de spade en werk te, dat, ondanks den scherpen wind, de zweetdroppels op zijn voorhoofd parelden. Slechts nog maar eenige weinigen volg den zijn voorbeeld, en ook dezen was het aan te zien, dat ze meer hun geweten trachtten gerust te stellen, dan dat zij er een goeden uitslag door hoopten te verkrijgen. Ondei'tusschen werd de beschermende dijk met elk kwartier smaller en zwakker. De schuimende golven spatten reeds tot naar de werklui omhoog, en bun werk, dat reeds zoo vermoeiend was geweest, begon nu ook levensgevaarlijk te worden. Afgemat liet ook Rodewald de armen zakken. Daar vernam hij plotseling aan zijn zijde een diepe, welluidend klinkende man nenstem, die hij zich maar al te goed wist te herinneren, en toen hij zich om keerde, herkende hij bij het walmend licht van de fakkels de hooge, breede gestalte van Bernard Milow. De ingenieur had met een enkelen blik den toestand overzien en de grootheid van het gevaar berekend Maar hij bezat de vlugheid en vastbera denheid der jeugd. Hij gaf geen duimbreed verloren, zoo lang nog een zwakke moge lijkheid tot redding overbleef. En in zijn moedig, mannelijk gelaat, in den energie ken klank zijner stem, in de kalme, zich steeds zijn doel voor oogen hebbende be slistheid, waarmede hij zonder meer zijn bevelen gaf, lag voor die ontmoedigde en uitgeputte mannen iets wonderlijk bezie- lends en onweerstaanbaar meeslepends Uitgezonderd Rodewald, herkende nie mand in den fieren man den zoon van den voormaligen opzichter; hij was voor allen een vreemde. Maar juist den vreem deling, dien ze met zulke energie en zulk een gloeienden ijver voor de redding hun- Heeren ontheiligd en de uitspattingen van den Maandag verkozen boven de rust van den Zondag; de meester vergetend zijn plichten jegens hen, die hij in dienst heeft, voordeel trekkend uit de kracht hunner lichamen, maar om hunne ziel zich niet bekommerend; de werkman onwetend en bedorven, overgeleverd zonder leiding en zonder teugel aan hot despotisme der harts tochten; het huisgezin verwoest en zelfs het kind veroordeeld tot mateloozen ar beid; de werkplaats geschandvlekt door de godslastering, door de onreinheid van zeden; het lokaas van winst en de dorst naar stoffelijken vooruitgang geworden tot allesbeheerschende leer, kortom de maat schappij verstoord, wankelend tusschen slaafschheiden anarchie". Aldus de Mun in den senaat. v In ons land hebben wij betere Katho lieken, maar ook hier dreigt en anarchie en socialisme en liberalisme. Op ééne conditie kunnen we overwinnen, nl. indien Katholieken met andere geloovige Christe nen samengaan. Hoe is in de laatste jaren bij alle beschaafde naties zoo diep in veler hart het bewustzijn doorgedron gen, dat het inderdaad niet allereerst meer gold een strijd tusschen kapitaal en arbeid, noch den strijd tusschen conservatieven en democraten, maar voor en boven alles een strijd tusschen de geloovige Christenen en de aanhangers der moderne levensbe schouwing? Ziehier, ongeveer, hoe mr. A a 1 b e r s e de uitwendige aanleiding op geeft Toen het geloovig deel van ons volk eertijds min of meer sympathiseerend zoo al niet met. het liberalisme, dan toch met de personen veler liberalen, in wie het een nobel karakter en vooral zekere aangenaamheid in den omgang eerde toen ons geloovig volk al meer ging zien, dat de eerbied voor het gezag, hetwelk is ner bedreigde have zagen optreden, be zielde de bijna wanhopigen met nieuwe hoop en nieuw vertrouwen. Bovendien moesten ze ook spoedig genoeg erkennen, dat hij niet alleen den wil bezat het 'ge vaar van het oogenblik onder de oogen te zien, maar ook de daartoe gevorderde bekwaamheden. Wat hij verlangde, stelde veel hoogere eischen aan de krachten en den ijver der arbeiders, dan de bevelen van Rodewald en den burgemeester; maar het was onmiskenbaar ook veel doelma tiger en beloofde oneindige betere gevol gen. Daarom zetten ze hun spieren tot een uiterste krachtsinspanning aan en ver richtten zonder morren, wat de vreemde ling van hen eischte. Bernard Milow echter bezielde in die uren van strijd geen andere gedachten en geen andere gevoelens dan het bewustzijn van de zware verantwoordelijkheid, die hij op zijn schouders had genomen. Vóór een kwartier eerst was hij aan gekomen, en hij had ternauwernood een vluggen blik op het aardsche omhulsel van zijn gestorven vader geworpen, of hij snelde op het eerste gerucht van het drei gende onheil zonder uitstel in zijn reis kleederen naar den in gevaar verkeerenden post. Nu ging hij geheel en al in zijn grootsche taak op. Zijn peezen spanden zich en zijn oogen schoten vuur. Waar het noodig was, sloeg hij zelf de hand aan het werk, en de aan arbeid gewende mannen stonden verbaasd over zijn sta len spierkracht. Maar bij de zorg voor het hoofddoel verloor hij toch de bijko mende omstandigheden niet uit het oog en hield een overzicht over alles. Som tijds was het, als stond het in zijn macht, op tien plaatsen tegelijk te zijn; zijn on vermoeidheid werkte meer uit dan hon derd aanmoedigende woorden. van God, langzaam maar zeker aan het afnemen was; toen het zag, dat de eerbied voor huis gezin en huwelijk bij steeds meerderen ging dalen en dalen; toen het zag, hoe de goede zeden steeds driester werden aangerand door zedelooze taal in gedrukte, veel verspreide stukken of op het tooneel; 'toen het zag, hoe de kunst, de heerlijke Godsgave, steeds werd misbruikt om tot mom te dienen voor verachtelijke en schandelijke wulpschheid toen het zag, hoe ontucht openlijk ver dedigers gingen vinden; hoe overspel en doodslag en kindermoord zooal niet ge prezen dan toch vergoelijkt werden; toen het zag, hoe straffeloos oproer, verzet en geweld en revolutie werd ge predikt toen het zag, hoe de door de liberale economie met zoo groote warmte verde digde, schier onbeperkte vrijheid van con tract en bedrijf leidde tot uitbuiting van de arbeiders, tot schending der Zondags rust, tot exploitatie van vrouwen en kin deren, tot verwoesting van het familie leven toen het zag, hoe straffeloos, openlijk werden aangeprezen middelen om het jonge leven, dat God ons schenken wil te voorkomen en zelfs te vernietigen; toen het zag, dat de staat, de overheid zich beroepend op de valsche vrijheids leuze van het liberalisme, 'dat alles vrijwel aanzag met gekruiste armen, toen is een steeds grooter wordend deel van ons geloo vig volk zich geschokt en gegriefd gaan ge voelen in zijn godsdienstige overtuiging en heeft: zich afgewend van hen, die, in naam eener vrijheid, die inderdaad geen ware vrijheid is, weigerden aan dit alles, zoover de staat dit vermocht, krach- De eigenaardige omstandigheden van den toestand konden het dan ook alleen verklaren, dat Bernard het vreemde ge drag van zijn toekomstigen schoonvader bij de eerste wederontmoeting in het ge heel niet bemerkte. Wèl had 'them een oogenblik bevreemd, dat Rodewald haastig ter zijde geweken was, toen hij hem ter begroeting de hand reikte; maar daar voor de onderstelling van een opzettelijke han delwijze in Bernard's oogen hoegenaamd geen reden bestond, zoo schreef hij deze aan de een of andere toevallige omstan digheid toe, die aan zijn opmerkzaamheid ontgaan was. Spoedig had hij het geheel en al vergeten. Ook in 't vervolg hechtte hij aan het opvallend gedrag van Rodewald geen bi zonder gewicht. Hij zag het nauwelijks, dat hij zijn nabijheid opzettelijk vermeed en zich aan elke deelname aan de lei ding en het opzicht onttrok sedert de jonge ingenieur het opperbevel onder stilzwijgen de goedkeuring van allen overgenomen had. Wèl had Rodewald Elisabeth bij het afscheid nemen toegeroepen: „In de ure van het hoogste gevaar moeten alle klein geestigheden en bekrompen bedenkingen ter zijde gezet!" maar hij gevoelde zich toch niet sterk genoeg, dit fiere woord tot richtsnoer van zijn handelwijze te nemen. Hij kon aan het vastberaden en energieke optreden van Bernard zijn goedkeuring, ja zelfs zijn bewondering niet ontzeggen, maar tusschen hen beiden stond immers de vreeselijke bekentenis van den stervende, stond het door angst en doodstrijd verwrongen gelaat van den op zichter Milow. Tegen den avond begon het woeden van den storm, dat al verscheidene dagen ge duurd had, te bedaren; de regen hield tig paal en perk te stellen. Zoo zien wij in een moreele en economische reactie tegen de valsche vrijheidsidee van het liberalisme, de groote uitwen dige aanleiding van het zich nauwer aaneensluiten van de Christelijke partijen in ons vaderland. Het volk voelde, dat in al deze dingen de principieele Staats onthouding erger was dan Staattsverzuim; dat het was een verraad aan de hoogste en heiligste goederen van het menschdom. Spr. zegt, dat er gesproken is van „pa- ganistische factoren" en dat woord was waar. Maar onze tegenstanders hebben het veranderd in „paganisten". En van uit den Briel roepen ze u toe: „De Hei denen zullen zegevieren!" De „Nederlander" waarschuwt tegen het overmatig gebruik van het woord „paga nisten" waaraan evenals aan het bekende „stemvee" en het „denkend deel der natie" begrippen en beschouwingen worden vast geknoopt, die ver buiten den gedachten- gang liggen van hem, die het 't eerst gebruikte. Dr. K u y p e r heeft 'll/2 jaar geleden in een begrootingstuk geschreven, dat de christelijke volksgeest reageerde tegen het weeropkomen van „paganistische factoren". Maar hieruit volgt aller minst, dat allen, die op politiek terrein het volgen van een specifiek christelijke lijn onnoodig of schadelijk keuren, tol „pa ganisten" zouden gestempeld zijn. Maar „paganistische factoren" komen meer en meer in ons land op. Met Dr. Vlaming zegt spr.Hoe gaarne zouden wij ons het bittere antwoord besparen, maar het mag niet verbloemdde geestesstrijd onzer dagen is ook in ons vaderland in hoofd- op en de opkomende maan verdreef de onheilspellende wolken. Het tooneel, dat zij bescheen, was voorzeker nauwelijks minder huiveringwekkend, dan dat na de trein-ontsporing bij Ragosewo. De verschil lende voorwerpen, die op de oppervlakte van den in woedende vaart voortstroomen- den vloed herkenbaar werden, gaven het maar al te duidelijk bewijs van de ver woestingen, die hij in zijn bovenloop moest hebben aangericht. Plotseling weerklonk boven al het rui- schen, bruisen en klateren, luid en hoor baar, het hartverscheurend hulpgeroep van een menschelijke stem. Do mannen op den dijk van Rothhaide zagen midden in den stroom op eenige nog los tezamen hangende balken, die van het verwoeste dak van een klein huisje schehen afkom stig te zijn, twee elkaar nauw omvattende gestalten, die onfeilbaar een wissen onder gang tegemoet gingen. Met twee stappen was Bernard Milow bij een van de schui ten, die op zijn bevel boven aan den dijk waren vastgebonden. „De boot in het water 1" commandeerde hij. „Het geldt hier twee menschenlevens te redden I Iemand moet met mij meevaren een sterke, vastberaden man, die goed met het roer weet om te gaan!" Terstond was er iemand aan zijn zijde, een niet meer jeugdig handwerksman uit Rothhaide, dien Bernard van zijn jeugd af zeer goed kende. Hij stelde zich in de spanning van het oogenblik geheel ter be schikking van den ingenieur; maar deze schudde beslist ontkennend het hoofd. „Neen, u kan ik niet gebruiken", zeide hij. „Gij hebt vrouw en kinde ren te huis en moogt uw leven niet op het spel zetten,, want of we van dezen tocht zullen terugkeeren, weet slechts God in den hemel". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1