irg. ns. Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. Iburg. No. 45. Zaterdag 15 April 1905. Eerste Jaargang. UI.V' H 2. 22. 1905, SMITS f G 28, K. gselwerken. o., MM ephoons. Verschijnt eiken /MANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. [Dij dit Noitimer behoort een Bijvoegsel. Lezing van pater Cyri ius. ^EUNTlêtok. Tegen duistere machten. fug. Jen zijn van HEGER. CL. VEEN. I alle soorten ng. burg. aange- Zuivere andere pctrische nleiding t. ad licht. I X: NIH ZEEOWSCHE COURANT Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 -.05 Drukkers-Uitgevers: OOSTERBAAN LE COINTRE, J G O E S. «- Adverfenflën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Orootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Gisterenavond trad in het „Slot Oosten de" voor een volle zaal op Pater Cyrillus, kapucijn te Tilburg met eene lezing over „Politiek en Godsdienst". Hij sprak ongeveer als volgt: Nu ik hier de eer heb voor het eerst voor U op te treden, matig ik mij het recht aan, U met duidelijke woorden te zeggen, wie ik ben. 'k Ben priester-capucijn. Dit is iets bi- zonders aan mij. Maar voor de rest, hee- ren, dan ben ik Nederlander en daar roem ik op. 'kHeb burgerrecht... en daar roem ik op. In Schiedam sta ik aangeschreven 4 Juni 1868. 'kHeb kies recht ook daar roem ik op ik draag in mij een ware liefde voor het vaderland, voor mijn klein, mijn dierbaar vaderland. Van die liefde zal ik getuigen overal en ten allen tijde. Van die liefde zal ik getuigen voor iedereen. Daarom spreek ik ook in het belang van het vaderland, en roep ik u toekatho lieken van het district Goes brengt bij den aanstaanden verkiezingsstrijd uw stem uit op een ....geloovigProtestant. Met hart en ziel moeten wij staan tegen liberalen en socialisten. Christus vivit, Christus regnat, Christus imperat. De Christus leeft, de Christus heerscht, de Christus regeert. Deze leuze moet wor den aangeheven, ook wanneer gij opgaat ter stembus. Maar heb ik ook hier het gemompel te vreezen, wat men overal thans hoort; zal men ook hier zeggen bij 't hooren van zoo'n taal: „Daar hebt ge 'tgedonder al weer! waarom moeten godsdienst en poli tiek in één adem genoemd worden. Die hebben met elkaar niets uit te staan. Het eene is wit en 't andere is zwart. De af stand is oneindig!" Neen, Beste vrienden, neen waarachtig 13) IX. Rodewald ondervond na het bruisen van den storm, waartegen hij zich nauwelijks staande had kunnen houden, een gevoel van verlichting, en reeds stond hij op 'tpunt den weg naar den dijk in te slaan, toen een ander besluit het eerste verdrong. „Neen!" mompelde hjj in zich zelf.„Het moet ten einde gebracht worden nog in dezen nacht! Nooit zal iemand, die den naam van een moordenaar draagt, over den drempel van mijn huis komen". Zijne veronderstelling, dat Elisabeth zich niet ter ruste zou begeven, maar zijn terug komst zou afwachten, had. zich bevestigd. Reeds in de voorkamer kwam ze hem tege moet en nam hem hoed en mantel af. „Hoe door en door nat zijt ge!" zeide ze met bezorgde deelneming. „En hoe ver toornd ziet ge eruit I Moet ik vreezen dat het een treurige boodschap is, die u me brengt?" Rodewald nam haar beide handen eri zag haar vol diepe smart in het lieve gezicht. „Ja, Elisabeth. Treuriger, veel treuriger dan ge vermoeden kunt. Zult ge sterk en krachtig genoeg zjjn, ook het ergste te dragen?" „Het ergste?.,.. Barmhartige God... Bernard? Is hem iets overkomen? Is hij dood?" niet. Dat is de meest brutale leugen van onzen tijd. Dat is een oud democratisch- liberaal praatje, dat godsdienst en politiek niets met elkaar te maken hebben. 't Wordt wel overal verteld, maar de vinders zetten het op zoo'n zoete wijze, dat het een liedje wordt om overal ge zongen te worden voor verkiezingsstrijden Dus op godsdienst en godsdienstigheid behoeft men niet en volgens sommigen mag men niet lettenwant ze heb ben niemendal, niets met elkaar te doen. 'tls maar ongelukkig, dat de feiten, hoe langer hoe meer met nadruk zeggen, dat het liedje, al zet men het op nog zoo zoete wijze, een leugen is. Is het hun te doen om den Godsdienst? Wel ja èn om Dr. Kuyper er uit te krijgen. Waarom Dr. Kuyper? Omdat deze ons christelijk ministerie vertegenwoordigt. En „Christelijk", dat zegt godsdienst! Mannen, laten we ons niet bedriegen. Omnia religione moventur: de godsdienst beweegt alles, heeft reeds de heiden Cicero gezegd. Ja, hij beweegt alles, ook de groote beweging, welke Juni ons brengen zal. Godsdienst is privaatzaak! Beste vriendentegenover dien duizend- duizendwerf hernieuwden kreet en bru taalste leugen: Godsdienst is privaatzaak stellen wij Christenen onze leuzeGods dienst is geen privaatzaak. Godsdienstis gemeen goed; ook de Staat moet God in de wetge ving hebben. Laten wij wel oppassen voor begripsverwarringIn zake vermen ging van godsdienst en politiek in ons vaderland sta ik met onzen Christelijken socioloog Dominee Talma op één stand punt. Zijn opinie in deze bljjkt uit een inter view van het Centrum, 20 Maart 1905, waar hij zegt: „Naar mijne meening moe ten godsdienst en politiek niet worden ver mengd, wanneer men onder godsdienst ver staat kerkelijk leven, cultus en al wat daarmede in verband staat. Het verband Ontkennend schudde Rodewald het hoofd. „Neen, dat is het niet. Hij bevindt zich in den besten welstand; want eerst voor eenige uren heeft hij getelegrapheerd, dat hij hierheen vertrokken is". Spoedig verdween de ontzetting van Eli sabeth's liefelijk gelaat, en een diepe zucht van verlichting verruimde haar borst. „De hemel zij gedankt. Als het dat niet is, papaen daar ik u zelf gezond en sterk vóór me zie, ben ik in staat, wat ge mij ook moogt meedeelen, moedig aan te hooren". „Mijn arm kind, ge vermoedt nog niet, wat het isMaar ik kan 't u niet besparen, hoe 'took mij het hart verscheurt... In één woord: de opzichter Milow is dood!" Alles wat maar eenigzins naar huiche larij zweemde, was Elisabeth's edel karak ter totaal vreemd, en ze dacht er daarom in de verste verte niet aan, een hevige smart voor te wenden, welke zij volgens den natuurlijken loop der zaken onmogelijk gevoelen kon. „Het spijt me om Bernard", zei ze een voudig. „Hem zal het verlies diep terneer slaan, hoe vurig ook voor den arme zieke de verlossing uit zijn vreeselijk lijden te wenschen was." Rodewald liet Elisabeth's handen los en deed zwijgend een paar stappen door de kamer. Daar ze er niet het mmste voorge voel van had, ontbraken hem de moed en het rechte woord voor zijn vreeselijken eisch. Maar hij was vastbesloten van dezen eisch niet af te zien, en zoo klonk ze nu in de verwarring misschien, ruwer en har- tusschen politiek en godsdienst ligt m. i. hierin, dat iemand, die God wil dienen, zulks doet in alle zaken, dus ook in zaken van den Staat! En zoo is het. Een bewijs daarom. Dat hebben we in de stem aller eeuwen. Ten allen tijde heeft men erkend, dat er godsdienst noodig is voor de vestiging en instandhouding der maatschappelijke sa menleving. Raadplegen wij eerst de wijzen der oudheid, dan vinden wij bij Plato herhaal delijk de waarheid uitgesproken, dat on godsdienstigheid de grootste ramp is voor den Staat en dat hij, die den godsdienst vernietigt, tevens den grondslag van elke menschelijke samenleving verwoest. (D e leg. 1. X). Ook Xenophon verklaart (Men. S o c r a t. 1. IV, 16)De staten en vol ken, die het meest aan de gods-vereering gehecht zijn, zijn ook altijd de duurzaam ste en wijste geweest. Het menschelijk geslacht heeft altijd ge loofd in iets, dat zijne natuur en rede te boven gaat. Dachten de ouden niet, dat in hunne tempels de Godheid op bij zondere wijze sprak? Dachten zij niet, dat van het godsbeeld van steen, marmer of hout een goddeljjke macht uitging? Alle volkeren meenden een of andere godde lijke openbaring te bezitten. Elke gods dienst beroept zich op zijn g e w ij d e boeken. De Perzen op hun Z e n d a v e s- t a, de Indiërs op hun V e d a 's. De Chi- neezen op hun Kings. De Arabieren op hun Koran. De Christenen op hun Bijbel. Elk volk belijdt een godsdienst in het openbaar. Nogmaals beroep ik mij op de geschie denis. Zij leert ons, dat de meest ver lichte volken, bij welke men oudtijds de wijsheid ging zoeken, zooals Egyptenaren, Grieken en Romeinen, den gods dienst aan het hoofd hunner Staatsinstellingen geplaatst hadden. Hier beroep ik mij op Rousseau. Op pag. 306 van zijn „Discours sur l'origine der van zijn lippen, dan het zijn plan geweest was. „Laat ons niet over de dooden spreken, Elisabeth," antwoordde hij. „Wat baat 't iemand te veroordeelen, die niet meer on der de levenden verkeert. Niet van hem is hier sprake, maar van den man, die tot nu toe als uw toekomstige echtgenoot is door gegaan". Bevreemdend en ongeloovig zag Elisa beth hem aan. Nog ontbrak haar het volle inzicht voor de groote uitgestrektheid van deze weinige beteekenisvolle woorden. „Wilt ge u niet wat duidelijker verklaren", vroeg ze. „Het betreft alzoo toch Bernard?" „Ja. Ge moet uw verloving met hem als verbroken beschouwen". „Dat is u toch geen ernst! Bernard kan niets gedaan hebben, dat me daartoe zou kunnen nopen". „Ik heb hem ook niets te verwijten. Niet zijn schuld, maar zijn ongelukkig noodlot is het, dat u scheidt". „Maar mij zal toch wel gevraagd moeten worden, of ik genegen ben, me aan zulk een schikking te onderwerpen. Ge hebt tot nu toe een groot deel in mijn geluk genomenwat om 's hemels wil is er ge beurd, dat u in weinige uren zoo van ge dachten heeft kunnen veranderen?" „Vraag me daarnaar niet, Elisabeth! Laat de redenen, die me daartoe bewegen, mijn geheim blijven! Ge zoudt haar wet tigheid moeten erkennen, wanneer ik ze uverried, maar ge zoudt u daardoor des te ongelukkiger gevoeieh". Elisabeth verdedigde haar schat met de de l'inégalité", schrijft hij„De grenzen- looze wanorden, de afgrijselijke twisten, door zulk een gevaarlijke macht veroor zaakt, toonen allerduidelijkst, dat het be stuur van menschen een hechteren grond slag behoeft dan de rede alleen, en hoe noodzakelijk het is voor de algemeene rust ,dat Gods wil hier tusschen beide komt, om aan het oppergezag van den Staat een zalig en onschendbaar karak ter te geven, dat aan de onderdanen het recht ontneemt om naar willekeur over het gezag te beschikken. Al had de godsdienst niets anders aan de menschen gegeven dan dit, dan was het reeds voldoende om den godsdienst lief te hebben. Want door handhaving van het gezag heeft de godsdienst meer bloed gespaard dan de dweepzucht heeft vergo ten. Aan den godsdienst ontleenen de wetten allen de kracht, die ze in geweten verplichtend maakt en er de noodige sanctie aan geeft. Als een volk „vrij" wil zijn, zegt „de Tocqueville", dan moet het gelooven en heeft het geen geloof, dan is het de vrijheid onwaardig. Als het godde lijk beginsel moet worden uitgesloten uit de maatschappij, moet het ook verdwijnen uit het eigendomsrecht. Maai' indien het recht van eigendom niet meer onschend baar is, waarom dan niet het socialisme aangenomen Dit alles, zegt spreker, mag van den Brink wel eens overwegende oorzaak van zijn val is geweestde hoovaardigheid. Wanneer spr. geen geloof had, was hij geen socialist, maar anarchist. De Ouden begrepen, dat godsdienst en maatschappij onmogelijk gescheiden kunnen worden. „De goden zijn heengegaan" was voor hen de uitdrukking van de grootste ramp, die een volk treffen kan. De wijsgeeren der XVIIIde eeuw dach ten er niet anders over, ofschoon ze zeli zoo heel godsdienstig niet waren. Rousseau in zijn 'ContracfSoci- al zegt ons: „Nooit is er een staat ge sticht, die niet den godsdienst als grond kracht van een liefhebbende vrouw. In hare oogen blonken tranen, op haar schoon gelaat echter lag een uitdrukking van vast beradenheid, die Rodewald er nog nooit te voren op gezien had. „Neen, papa!" verklaarde ze met vaste stem. „U moogt om de weldaden, die u mij bewezen hebt, recht hebben elk otfer van mij te verlangen, maar u kunt niet vor deren, dat ik me-zelf en een ander onge lukkig zal maken, zonder ook maar in 't minst te vermoeden, waarin die vreese- lijke noodzakelijkheid gelegen isl Mijn eigen geweten is zuiver, en als ook Ber nard, zooals ge zelf zegt, zich aan geen slechte en oneerljjke daad heeft schuldig gemaakt, waarom staat ge er dan op, ons te scheiden!" „Omdatnu omdat het onmogelijk is, Elisabeth, dat ik hem ooit als mijn zoon kan erkennen! Omdat het een vergrijp je gens de nagedachtenis van een doode zou zijn, wanneer ik hem toestond, ook maar een kwartier onder het dak van mijn huis te vertoeven! Omdat ik zijn gezicht niet meer zien, zijn naam niet meer hooren wilkortom, omdat ik u slechts de keus kan laten tusshcen hem en mijl" Uit medelijden met de gevoelens van zijne pleegdochter had hij haar het ver schrikkelijk geheim willen verzwijgen; maar Elisabetn wist maar al te goed, waar van hier sprake kon zijn, als hg met zulk een opgewondenheid over de nagedachte nis van een doode sprak. Hoe donker en onvolledig ook de zinspeling in zijn woor den mocht zijn, zoo geloofde ze toch hun slag had." Voltaire ook al geen heilige, geeft hiervan de reden in Sur la Tole- ra nee. Wetten, zegt hij, kunnen wel openbare misdaden voorkomen (wel te i verstaan, indien de godsdienst eenig ge- I zag aan die wetten verleent), maar voor de verborgene misdaden is de gods dienst noodzakelijk." Van daar een rede lijke gevolgtrekking ook van Humm. (Na tural history of religion)„Een volk zon der godsdienst zal niet veel verschillen van een kudde redeloos vee." Zijn U deze getuigenissen soms nog ver dacht, laat dan de ondervinding en uw eigen verstand spreken. Wat behoort de Staat of de politiek te doen Oprechtheid, waarheid en rechtvaar digheid bevorderen. Hij en zij zullen dus zelf oprecht, waarheidlievend en rechtvaar dig moeten zijn. Nu weet ik zeer goed, dat oprechtheid, waarheid, en rechtvaardigheid om met Ds. Talma te spreken geen specifiek christelijke deugden zijn. De heidenet} kenden die ook. Maar toch op den duur! Of het zede- lijker wijze mogelijk zou zijn voor onze politiek deze drie zoo hoog noodige deug den te beoefenenaltijdoveral jegens een iederDaarbij zijn dezp deugden zonder den godsdienst wel alge meen of misschien het aandeel van enkeion. Het doel van den Staat is het geluk der leden te bevorderen en hun het bezit van orde en rust te verzekeren. Wat is er noodig, om dat doel te be reiken Een besturende kracht, waaraan de leden onderworpen zijn. Verder zijn b i 11 ij k e wetten noodzakelijk ter re geling van openbare en verborgen handelingen. Welnuen het gezag, en de afhan kelijkheid en 't recht van gebieden en de plicht van gehoorzaamheid zijn slechts denkbaar in en door den godsdienst. Waarom? Dwaas, die zoo iets nog duisteren zin begrepen te hebben. Daarmede werd ook haar hoop, dat het haar nog gelukken zou, hem van zjjn wree- den eisch te doen afzien, reddeloos den bodem ingeslagen. De spanning en de be sluiteloosheid verdwenen uit haar trek ken en terwijl heete tranen van de bitterste smart onophoudelijk langs hare wangen vloeiden, vroeg ze met bevende toonlooze stem „Dn schuld van zijn vader is 'talzoo, die we nu met het geluk van ons leven moeten betalen". Rodewald waagde 'tniet meer haar aan te zien, want het gezicht van haar verdriet sneed hem door het hart. „Gij hebt 'tgeraden!" antwoordde hij, somber vóór zich heenstarend. „Maar ik smeek u, terwille van uw eigen rust, er niet verder bij mij op aan te dringen. De schuldige heeft zich aan zijn straf ont trokken; en met zijn nagedachtenis aan de verachting der menschen prijs te geven, roepen wij geen dooden in 't leven terug. Begrjjpt ge nu, dat ik de gedachte niet kan verdragen, den zoon van dezen man ook den mijnen te noemen?" „Ik begrijp het", klonk het zacht van haar lippen. „Maar 'tis zoo hard, zoo onuitsprekelijk hard Eenige minuten van een drukkend stil zwijgen gingen voorbij. Daarna wendde Rodewald, met blijkbare inspanning een moeilijk besluit volgende, zich tot zijn lieveling. (Zie vervolg in het Bijblad.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1