Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. R ituren, es. No. 31. Dinsdag 14 Maart 1905. Eersle Jaargang. i „De Gans". G. FEÜILLETON, BUITENLAND. II Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. co 3 MM Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Tegen duistere machten- richting met de kamer een ndicaat. 50 Kilo, 50 NIEUWE ZEEUWSCHE COUP ihmeel, alk. CD X 3 U3 CD O 50 3 en. d. J» Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden—.95 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05 Drukkers-Uitgevers: OOSTERBAAN Sc LE COINTRE, o G O E S. o— Ad verten Hen: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Het is voor niemand onzer een geheim, hoe in Frankrijk, het land van den H.Lode- wijk, dat de oudste dochter der kerk wordt genoemd, in de laatste jaren de eene aan slag na den anderen werd gepleegd op het geloof, hoe de Sectarissen en de Broeders der Loge niets hebben onbeproefd gelaten, om de Katholieke Kerk te ver nietigen. Zij zijn er in geslaagd de kloos terlingen uit hun eigen vaderland te ver bannen, het onderwijs der jeugd on godsdienstig te maken, en nog dreigt der kerk van Frankrijk een nieuwe slag, wan neer de kerken aan den eeredienst ont trokken, en aan de geestelijkheid het inkomen wordt ontnomen, waarop zij het volste recht heeft en dat niets anders is dan eene vergoeding voor alles wat haar vroeger ontnomen is. „Geen priesters zullen er meer zjjn in de parochies", zoo schrijft de aartsbisschop van Bordeaux, „dat is de wensch der bandieten". En als dia laatste aanslag op de kerk gelukt, dan zal eene „onbeschrijfelijke wanorde ontstaan, overal, „op het platte land, ja tot in het binnenste „van elk huisgezin. Een ontzettende kreet „van afgrijzen zal door Frankrijk gaan op „den dag, dat de deur van elke kerk in „Frankrijk gesloten, de altaren weggeno- „men, de biechtstoelen verbrijzeld, de doop- vonten uitgeworpen zullen worden-'. Wanneer wij ons dan afvragen, hoe of zulke toestanden in een overwegend Katho liek land mogelijk zijn, dan kan er geen ander antwoord gegeven worden dan dit: dat in Frankrijk duizenden en duizenden aan dien nood der H. Kerk zelf schuld hebben „omdat daar jaren lang zoovelen „van die liefdeloozen en onverschilligen „zich niet hebben bekommerd om het on gestoorde leven der H. Kerk, daarvan „zijn de vijandelijke krachten, die het „leven der H. Kerk ondermijnden, zoo „sterk geworden, dat zij nu een poging „kunnen wagen om haar geheel te ver- i) Met een gelijkmatig snuiven, steunen en ratelen trok de lange spoortrein door het eentonige vlakke landschap. Daar het een zoogenaamde bommeltrein was, ont stond er zelfs op de kleinste stations eenig oponthoud, en de reizigers hadden telken male ruimschoots den tijd, de muren van rooden baksteen van de steeds op elkaar gelijkende kunstelooze stalions-gebouwen in alle nauwkeurigheid op te nemen. Een fijne koude regen, die zonder op houden neerstortte, droeg er zeker niet toe bjj, om het genot van den tocht te verhoo- gen, en dit te minder, daar deze tot droef geestigheid stemmende regen reeds lang vóór het invallen der duisternis over de spaarzame bekoorlijkheden der streek zjjn hatelijken, nevelachtigen sluier uitspreid de. Het was den beklagenswaardigen, welke er toe veroordeeld waren, dezen ontzettend langen en onbegrijpelijk ver vervelenden tocht mee te maken, zeker niet kwalijk te nemen, dat hun alle lust tot spreken verging, en zij elkaar met recht verdrietige gezichten aankeken,zoo het hun niet gelukken mocht, zich uit de treurige werkelijkheid hunner tegenwoordige omge ving in het schoonere rijk der droomen te Verplaatsen. Dat zien wij gebeuren in Frankrijk. En nu zouden wij willen vragen, zjjn er onder ons, Nederlanders, niet velen, die, meenende dat zij in hunne persoonlijke zwakheid niets kunnen bijdragen tot den meerderen bloei van het christelijk leven, „den ver- „derfelijken regel volgende kerk, het „Christelijk leven, zal zich ook zonder mij „wel redden Er gaat op dit oogenblik in ons Neder land meer om, dan men oogenschijnlijk meenen zou. "Wie met eenige aandacht leest, want er dagelijks in de liberale en socialistische pers wordt opgedischt, hoe daar front gemaakt wordt tegen het gods dienstig onderwijs der jeugd, tegen recht, orde en gezag, tegen godsdienst en geloof en zedelijkheid, hij moet overtuigd worden van den ernst van het oogenblik. Vier jaren lang is Nederland geregeerd door mannen, die gelooven in God, en die ook hun politiek leven naar die overtuiging willen inrichten. Tegenover deze Regeering staat het liberalisme, met zjjn leer, dat ieder voor zich heeft uit te maken, wat hij voor goed en waar zal houden, onafhankelijk ook van een goddeljjk gezag. Tegenover deze Regeering ook staat het het socialisme, met zijn leer, dat er niets bestaat als stof; het socialisme, dat God loochent en leert dat na den dood alles is afgeloopen. Komt onze Christeljjke Regeering te vallen, dan staan kerk en godsdienst, orde en gezag en opvoeding aan de grootste gevaren bloot. Mr. van Houten zegt de Maasbode heeft rondweg verklaard, dat, komt er weer een liberaal ministerie op het kussen, de Christelijke School voor goed begraven wordt. Daar zit bjj al, wat den godsdienst heeft over boord gezet, en bij al wat zeilt onder de roode vlag een scherpe doorn in het vleesoh. Zij kunnen het maar niet verkroppen, dat zjj thans zitten op den tweeden rang en dat zjj niet meer de eerste viool kunnen spelen. Ook in de afdeeling der derde klasse, waarin verscheidene werklui van Poolsche afkomst tot hiertoe nog een tamelijk leven dig gesprek hadden gevoerd, werd het, nadat ze aan een van de ontelbare kleine stations waren uitgestegen, voor een ge- ruimen tijd bijna doodstil. Nog maar drie personen waren in de kleine ruimte overgebleven. Een van deze drie, een oude vrouw van een armoedig voorkomen en met een harde gelaatsuit drukking, was met haar hoofd tegen den harden, ongemakkelijken houten wand van den wagon gaan leunen, om een oogen- genblikje rustig te sluimeren. Men kon het haar scherpe trekken, die zoowel van zwaren arbeid als zorgen getuigden, wel aanzien, dat zjj ook anders niet gewoon was op dons te slapen, en daarom was het niet te verwonderen, dat zelfs de hard ste schokken, die haar door het waggelen en stooten van den ouden, slecht gebouw den wagen van tijd tot tijd deden opschrik ken, haar niet vermochten wakker te ma ken,. Aan hare zjjde, schuw ineengedoken, en haar teedere leden zoo nauw mogelijk in den hoek van den wagon schikkende, zat een meisje van omstreeks dertien jaren. Ze was bij het vorige station tegelijk met de vrouw in den trein gestapt, en deze had sedert dien tijd slechts kortaf en op een ruwe wijze het kind toegesproken. Ze behoorden alzoo .blijkbaar hij elkaar; maar er was zulk een geringe gelijkenis tusschen hen, dat het onmogelijk moeder Minister Kuyper is hun te knap, de pijltjes die zij op hem afschieten, wonden meestal hen die ze gebruiken. Als men dan er van overtuigd is, dat men in het fort zelve, dat Christelijk ministerie heet, geen bres kan schieten, dan gaat men probeeren, om tweedracht te zaaien tusschen hen die het verdedigen, in de laffe hoop, dat er wellicht verraders van hun eigen vaan gevonden zullen worden. Nu eens zegt de Nederlander beweert men, dat de Katholieken zich, huns ondanks laten spannen voor de cal vinistische zegekar. Dan weer, dat dr. Kuyper loopt aan den leiband van de Katholieken. "Wie alles bijeen wilde garen wat op dit punt in de pers van onze tegenstanders is voorgekomen, zou versteld staan over de opeenstapeling van tegen strijdigheden. En daarom moeten wij zorgen, dat wjj naar die vogelaars niet luisteren, want hun netten zijn gespannen. Daarom vooral moeten wij allen steunen het verbond van de Christeljjke partijen, niet lettend op persoonlijke meeningen, opofferend elk eigenbelang aan het groote belang dat op het spel staat: de eer van den Christus in het openbaar leven. Allen moeten wjj ons best doen, „mede werken naar ons beste vermogen, om ons volk te behoeden voor den afval van Christus' gemeenschap, niet vergeten, dat wij allen leden zijn van één lichaam, waarin gemeenschappeljjke werking van allen eene levensvraag is voor het geheel, en derhalve een plicht is voor ieder in het bijzonder". Wjj moeten ons afvragen niet wat er vroeger wel eens is voorgevallen, maar wat zal de toekomst ons geven als wjj onze kracht niet zoeken in de vereeniging met hen, die weliswaar in veel opzichten van ons verschillen, maar die toch ook gelooven in het kruis van den Christus. De strijd zal ongetwijfeld hevig zijn de wapenen die door de tegenpartij gebezigd worden, zjjn niet nieuw: machtspreuken als: reactie, domperij belemmering van en dochter konden zijn. Het meisje had een smal, fijn gezichje waarin vooral de oogen van een opvallende schoonheid wa ren, ofschoon ze met hunne ernstige, bijna zwaarmoedige uitdrukking, en met hun eigenaardige vochtige glans nauwelijks op de oogen van een kind geleken. De kleeding van het meisje was bijna nog armoediger dan die harer geleidster, en daar nu bij het invallen der duisternis een snijdende kou door alle kieren en reten van den wagon drong, overviel het tengere kind in haar afgedragen jurkje meer dan eens een koude rilling. Maar ze beklaagde zich niet, en haar bleek ge zichtje begon er niet treuriger uit te zien, dan het al reeds was. Stilzwijgend en met in haar schoot gevouwen handen keek ze nu eens naar het flikkerende gas vlammetje, dat onder de zoldering van den wagon brandde, dan weer naar het natge regende venster naar het in nachtelijk dui ster gehulde landschap, waarvan zij waarschijnlijk niets meer kon onderschei den, dan de spookachtig voorbijvliegende telegraafpalen en hier en daar een spaar zaam verlicht boerenhuisje. Den derden persoon in de coupé, een slanken, hoog opgeschoten knaap van zeventien jaar, scheen ze niet de minste aandacht te schen ken, ofschoon zijn vroolijk en open gelaat bijna voordurend naar haar zijde gekeerd was. Ja, zij vermeed klaarblijkelijk met opzet, zijn deelnemende op haar gerichte blikken te ontmoeten; en zoo was het juist vrijheid en ontwikkeling, vrees voor weten schap, zjj worden eiken dag gehoord. Ons wapen zjj ons stembiljet: want het gaat om ons heiligste recht, het gaat over politiek, die onzen godsdienst bedreigt. Denkt aan het slapende Frankrijk. WanDeer wjj dat doen, dan zullen toe standen zooals andere landen die te aan schouwen geven verre van ons bljjven en wij zullen vrij bljjven van den dwang dien liberalen en socialisten ons willen opleggen. J. v. W. Een artikel in 't „Volksblad", „Nieuwe Druk" betiteld, tracht de nieuwe Tariefwet af te breken. Het ontwerp-Tariefwet is door en door slecht, zegt het blaadje, en het kan dan ook niet begrijpen, dat minister Kuyper, „de man der kleine luyden", het plan van zijn collega van finantiën heeft goedgekeurd. Wij kunnen het nog eenigszins begrijpen, dat een blad,dat zich neutraal noemt, te velde trekt tegen het ontwerp, omdat men zeggen kan, dat het eene opportuniteit- kwestie betreft ofschoon die onzijdigheid wel iets weg heeft van de bekende Chi- neesche. Maar dat het blaadje schrjjft „dat de schatkist op 't oogenblik meer geld noodig heeft, moet nog bewezen worden", lijkt toch wel wat vreemd en geeft blijk van een ietwat bijzonderen kijk op den toestand van 's lands finantiën. Iedereen is het er over eens, dat er geld moet zijn, behalve het „Volksblad". Het is dan ook interessant er een eigen afzonderlijke meening op na te houden, juist tegen alle andere inl DE OORLOG. Ojama seint: Moekden is Vrijdag om tien uur bezet. De omsingelingsbeweging, welke wij al sedert eenige dagen hebben uitgevoerd, is thans volkomen geslaagd. Op verschillende plaatsen in de buurt van Moekden wordt nog steeds verwoed ge niet te verwonderen, dat het half volwas sen jonge mensch tot nu toe de moed ont broken had, een onkel woord tot zijn stil zwijgende vis-a-vis te spreken. Toen echter het schoone meisje steeds meer en meer door koude en koortsachtige rillingen overvallen werd, behaalde het medelijden op zijn schuchterheid de over hand. Hij nam den plaid, dien hij tot nu toe over zijn knieëen geslagen had, plot seling op, en zei, terwijl een donker rood van verlegenheid zijn wangen kleurde „Mij is het toch te warm; ik draag nog een dikke overjas. Zoudt ge u niet van deze deken willen bedienen, u zult an ders nog van kou bevriezen?" De schitterende oogen van de kleine zagen verwonderd tot hem op, om ze echter weer terstond schuw neer te slaan. Ze gaf hem geen bevestigend antwoord, maar weerde hem toch niet af, toen hij door haar blik bemoedigd, de verwarm de deken zelf over haar heen spreidde. „Ik dank u!" lispelde zij nauwelijks ver- verstaanbaar en nu bedekte insgelijks een fijne blos haar bleek gezichtje. „Het was werkelijk vreeselijk koud". Hoe zacht ze ook sprak, trof toch het weeke en melo dische geluid van hare stem den jongen reiziger. De vreugde, haar eindelijk tot spreken gebracht te hebben, was zeer dui delijk op zijn gezicht te lezen. „Ja," zeide hij, een vaderlijke en be schermende houding aannemend, „die re gen en die noordwestenwind zijn in onze vochten. Wij hebben een groot aantal ge vangenen, ontzaglijke hoeveelheden wa pens, schietvoorraad, voorraden en oor- logsmaterieel genomen. Er is geen tijd om naar den omvang van den buit een onder zoek in te stellen. Koeropatkine meldde Vrijdag aan den Tsaar: vannacht is de terugtocht van al onze legers begonnen. Er is vannacht niet gevochten, doch het geschut- en geweer vuur heeft den geheelen nacht aange houden. Men zegt dat de Russen terugtrekken naar de bergachtige streek in het noord oosten in gedemoraliseerden toestand. Zij trekken terug in op zichzelf staande af- deelingen en verschansen zich soms tijde lijk om de vervolging een oogenblik te stuiten, maar er is een groot gevecht in de achterhoede geleverd. Het zal den Rus sen onmogelijk zijn vele dagen tegenstand te blijven bieden in het geaccidenteerde terrein ton oosten van den spoorweg, daar zij er geen gelegenheid hebben om levens middelen te ontvangen. Zij kunnen beproe ven Kirin te bereiken door het dal naar het noordoosten, maar een bijzonder Ja- pansch legercorps van de Jaloe dreigt hun ook in die richting af te snijden, terwijl Koeroki in noordwestelijke richting optrekt om de Russen tegen Nogi op te jagen. De verliezen aan beide zijden zijn ont zaglijk. Men verklaart, dat het zestiende Russische legercorps feitelijk vernietigd is te Tasjisjiao en de Russen verloren 8000 man te Linkoeanpao. De Standard verneemt uit Tokio dd. 10 dezerVersoheiden korpsen noordeljjk en oostelijk van Moekden zijn volkomen om singeld door de Japanners. De Russen verbranden allerwege voorraden. De ver liezen bedragen met inbegrip der gevan genen waarschijnlijk meer dan 200.000 man. Ojama seinde gisteren, dat de Russen 26.500 berooide lijken op het slagveld heb ben achtergelaten Onder den buit der Ja panners behooren twee vaandels; zestig kanonnen; 60,000 geweren; 150 caissons; 1000 wagens 200,000 granaten25,000,000 patronen; 15,000 koku (een koku is 756 K.G.) graan; 55,000koku fourage 15 mij len spoorweg2000 paarden 23 wagons bevattende kaarten duizend wagons kleedereneen millioen rantsoenen brood 70,000 ton brandstoffen; 60 ton haver en eindelijk een hoeveelheid tenten, gereed schappen, ossen, telegraafdraad en -palen, bedden enz. streek nog veel erger dan een droge kou; ze dringen om zoo te zeggen door alles heen. Ik ben er van mijn kindschheid aan gewend; u hoort hier waarschijnlijk niet te huis." Het meisej zag weder door het venster naar buiten en schudde het hoofd. „Neen," gaf ze ten antwoord, „ik kom uit het Schwarzwald." „O, dat is een heel verre reis. En gaat ge tot aan het eindstation door?" „We moeten nog verder heel naar Polen. Morgen-middag eerst zullen we aan de woonplaats van mijn tante aankomen." Ze antwoordde hem vriendelijk, maar met een zwaarmoedige berusting in haar stem, die hoogst vreemd van zulke jeug dige lippen klonk. Het jonge mensch kreeg een onbestemde gewaarwording, dat het hem eigenlijk niet paste, het beval lige meisje dat tegenover hem zat, als een kind te behandelen; en daar hij den omgang met jonge dames misschien nog weinig verstond, zoo waagde hij het voorloopig niet, een verdere vraag tot haar te richten. Eerst na een geruime poos schoot hem het heerlijk denkbeeld in, op welke wijs hij het afgebroken gesprek we der zou kunnen voortzetten. Hij opende het kleine reistaschje, dat vlak over hem op het deksel van den koffer lag, en bood zijn beschermeling een smakelijk uitziend broodje aan. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1