Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. lit" No. 38, Dinsdag 5r Maart 1905. Eerste Jaargang. i" IM Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. co Drukkers-Uitgevers: OOSTERBAAN LE COINTRE, 1G 0 E S. .De Gans". Vastenbrief. FEUILLETON. Anne Dieu-le-Veut. gerech- premie met urg. urfkade. i d e. ,TS.?r •a_ CD X te CD O so 93 Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. chting met kamer een iicaat. Kilo, meel, lk. Jtbonncmenfaprll*: per 3 maanden—.83 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.03 Advertentlënvan 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Zij, die zich tegen het 2e kwar taal, I APRIL a.s., wenschen te abonneeren, ontvangen de deze maand ver- «ohijnende Nos gratis. DE ADMINISTRATIE. Aujustlnus Josephus Calller, door de genade Gods en de gunst van den apostolischen stoel Bisschop van Haarlem, aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdom zaligheid in den Heer. In zyn brief aan de Romeinen noemt de Apostel Paulus de H. Kerk een lichaam. „Gelijk wij aan één lichaam vele leden „hebben, zoo zijn wij velen één lichaam „in Christus en elk afzonderlijk leden de „één van den ander." Die vergelijking werkt de Apostel in zijn eersten brief aan de Corinthers breeder uit met deze woorden: „Even als het lichaam één is „en vele leden heeft, maar alle leden van „het lichaam, hoewel vele, toch één li- „chaam zijn, evenzoo is ook Christus. „Want in eenen Geest zijn wij allen tot „één lichaam gedoopt. Het oog nu kan „niet zeggen tot de hand: „ik heb uwen J „dienst niet noodig" of wederom hot „hoofd tot de voeten: „gij zijt mij niet „noodzakelijk". God heeft het lichaam zóó „samengevoegd, dat de leden voor elkan- „der gelijkelijk zorg dragen. En als één „lid iets lijdt dan lijden al de leden mede. „Gij zijt nu te zamen het lichaam van „Christus en ieder afzonderlijk leden daar van". Hoe schoon B. G. worden ons hier voor oogen gesteld niet slechts het hooge voor recht, dat ons in het lidmaatschap der II. Kerk werd geschonken, maar ook de plichten, die aan dat voorrecht zijn ver bonden. Het lichaam, waartoe wij als kin deren der H. Kerk behooren, wordt door Een verhaal uit de XVIIe eeuw. 26) De oude rob had eerbied voor dien rijken heer, niet alleen omdat hij hem eene ronde som geld op voorhand gegeven had, maar nog omdat hij met zooveel kennis over de zee en het varen wist te spreken. ,,'tMoet ook een varensgast zijn!" dacht Wybauw, en hij oogde den blonden man in de schemering na, toen deze de witte duinen opklauterde om naar de herberg in de Kerkstraat terug te keeren. Op het zanderige duinpad stond eens klaps de man met de roode veer voor den blonden heer. „Taurell" was de verwonderde uitroep van den kaptoin. „Reeds terug van uwe zending naar Oostende?" „Zooals ge ziet, kaptein." „Ik heb eens even de pink, de tuigaadje en den zeerob, die ons naar de fransche kust moet brengen, in oogenschouw ge nomen. Dat belooft. Uwe keus is voor treffelijk: de boot is sterk, hot tuigaadje in orde en met dien zeerob' zou ik re gelrecht naar de Indien durven over steken." I „Wanneer vertrekken wy, kaptein?" „Dezen avond. En uwe reis naar Oostende?" „Is naar wensch afgeloopen. Nabestaan den ven van Hoorn waren er juist wel den Apostel „Christus" genoemd, zoodat wij allereerst ledematen zijn van Chris tus zeiven, van Zijn geheimzinnig lichaam; en wij zijn dat geworden door do instor ting van Zijnen Geest, die de H. Geest is. Kunnen wij ons iets hoogers voorstellen, dan door Gods Geest bezield het leven van Gods Zoon te leven? O welk een eer bied zijn wij daardoor aan ons zeiven verschuldigd! Laten wij toch altijd dien eerbied bewaren en een leven leiden, waarin niets gevonden wordt, wat aan het lichaam van Christus en den H. Geest onwaardig is. In onze dagen wordt meer dan ooit gezorgd en gewerkt voor wat men noemt een menschwaardig be staan en daarmee bedoelt men dan rui mere stoffelijke goederen. Wij zullen de laatsten zijn om te ontkennen, dat daar voor menigwerf zeer gegronde redenen kunnen aangevoerd worden, maar verge ten wij daarbij nooit, dat wij door Gods onuitsprekelijke goedheid nog een hooger bestaan, nog een hooger leven ontvingen, waarvoor nooit te veel gezorgd en gewerkt kan worden en hetwelk wij tot eiken prijs moeten bewaren. Doch niet alleen wij, velen met ons ontvingen dat hoogere leven, en ook voor die velen moeten wij bezorgd zijn als voor onze medeleden in hetzelfde lichaam. Allen die het H. Doopsel ontvangen heb ben zijn in éénen Geest tot één lichaam gedoopt, zegt de Apostel, en met die woor den geeft hg ons aan, wie vooral het voorwerp onzer zorg moeten zijn, met wie vooral wij als met medeleden van hetzelfde lichaam ofwel ons mede ver heugen of mede lijden moeten; en dan denken wij zeker allereerst aan die on noemlijk velen die door het H. Doopsel in Christus' lichaam zijn ingelijfd en door velerlei oorzaken buiten hun schuld helaas ook velen door eigeu schuld I met dat geheimzinnig lichaam van Chris- niet meer; doch zijne weduwe met vier kinderen waren er aangekomen en leefden er op ruimen voet." „Zoodat ik aan niemand aldaar den dood van van Hoorn vergoeden kon En hebt ge de weduwe gezien, Taurel?" „Niet zonder moeite, kapitein. Zij ver keert in de heilige overtuiging, dat haar echtgenoot van Hoorn tengevolge van een tweegevecht gevallen is. Mij dunkt, dat die vrouw nog al tamelijk goed getroost is. Nu het mensch moet met dien bulle bak al weinig pleizier beleefd hebben!" „Alzoo was die weduwe niet erg tegen mij ingenomen?" „In 't geheel niet. Mij dunkt als er een nieuwe sollicitant opdaagde, zij al heel gemakkelijk zou toestemmen weer in het huwelijksbootje te stappen. Ik had een oogenblik lust, kapitein, aan het weeuwtje een voorstel te doen; maar goed inge zien, ik zou maar een slecht huisvader zijn." Lorenzillo luisterde niet naar den tuch tigen toon, waarop de spion sprak. „Nu, Taurel, ik dank u voor den dienst mij hier bewezen," en Lorenzillo ging met gebogen hoofd het duinpad op. „Wat scheelt hem toch?" dacht Taurel. „Zou hij reeds suf worden? Wat drom mel ligt er aan den dood van dezen of genen gelegen! Een mensch? Maar dien knipt men uit de baan, als dit noo dig is, gelijk een vlieg of een rupsNeen, ik begrijp den kapitein niet meer." Lorenzillo stond op eenigen afstand van Taurel stil, wendde zich om en zei- de tot den den spion: „Wees gereed; wij steken binnen een uur in zee." tus niet meer zóó zijn vcreenigd, dat zij nog deelachtig kunnen worden aan de ge nadegaven, welke de Heer voor de leden van Zijn lichaam heeft beschikbaar ge steld. Zij in de eerste plaats hebben recht op ons innig medelijden, en wij hebben een wezenlijke verplichting om door de aanhoudende prediking van onzen heili gen levenswandel aan hen de blijde bood schap te verkondigen, die ons gewerd, en door een voortdurend gebed voor hen te vragen, dat de H. Geest door Zijn bui tengewone inwerking in hen het gemis vergoede van die genaden, die ons door onze inplanting in Christus als vanzelf toestroomen; dat de II. Geest hunnen geest verlichte, en hun hart sterke om tot de heilige gemeenschap in Christus terug te keeren. Vervolgens herinneren ons de woorden van den Apostel aan die trouwe kinde ren der H. Kerk, die vervolging lijden en een schier bovenmenschelijken strijd te voeren hebben om voor zich en de hun nen de levende gemeenschhap met Chris tus te bewaren. Immers het is geen ge heim, B. G. welk doel beoogd wordt door hen, die in eertijds trouw katholieke landen de regeeringskracht misbruiken te gen Christus en al wat aan Christus her innert. Na eerst zichzelven van Zijne gemeenschap te hebben losgescheurd, leg gen zij het door allerlei list en geweld er op toe, om anderen het leven in Chris tus onmogelijk te maken, en zoover hun ne macht strekt, de H. Kerk, die dat hoogere leven aankweekt en onderhoudt, te vernietigen. En zóó groot is hunne niets ontziende macht, dat menschelijkei wijze gesproken alle middelen ontbreken om zich tegen hen te verdedigen. Daar verkeeren inderdaad zij, die met ons medeleden van Christus zijn, in hoogen nood, en straks zal die nood nog hooger klimmen, tenzij God zelf het keere. Bid- Daarna ging hij weer even peinzend, wij zouden zeggen mismoedig, voort. Middelerwijl dat Lorenzillo zich aan het strand bevond, had er in de afspanning een belangwekkend voorval plaats. Op het oogenblik dat de gravin voor het venster stond en in de stille, doodsche straat staarde, werd haar aandacht plot seling gewekt door den hoefslag van paarden. Het leed dan ook niet lang, of twee ruiters verschenen en hielden voor de herberg stil. De gravin ontstelde hevig, toen zij in de twee ruiters haar vader en den mar kies d' Ambrelle herkende. Het gevoel dat zich van haar meester maakte, was echter gemengd; zij vrees de de tegenwoordigheid van dien strengen man, en tevens tintelde er een straaltje geluk in haar hart, omdat zij den vader dien zij zoo diep miskende, nog eens zien mocht. Het gebeurde met de oude moeder van Lorenzillo had ook by haar de kinderlij ke liefde, welke zoolang sluimerde, wak ker geschud. Wat zou het gevolg van de ontmoeting zijn? Zij wist het niet; maar zij moest vastberaden wachten, zooals dat met haar zoo mannelijk karakter overeenkwam. De onzekerheid van toestand duurde echter zeer kort, want toen de deur driftig opengeworpen was, snelde de oude edelman met uitgespreide armen binnen, en riep diep ontroerd uit: „Anne, mijn kind, mijn kind!" Onder den uitroep: „Vader, vaderI" vloog de gravin den grijsaard in de ar men; beiden klemden elkander vast en den wy daarom veel, roepen wij aanhou dend Gods hulp in voor die ongelukkige volkeren, opdat onder hen niet nog meer leden van Christus' lichaam worden afge scheurd en de reeds afgevallenen tot Zijn heilige gemeenschap wederkeeren. Maar ook laten wij leeren door hetgeen wij daar zien gebeuren; want het valt niet te ontkennen, dat daar duizenden en duizenden tegen hun bedoeling maar toch werkelijk schuldig staan aan dien nood der 11. Kerk. De Apostel wraakt het, als in een lichaam het oog zou zeggen tegen de hand„i k heb uwen dienst niet noo dig" of het hoofd tot de voeten: „gij zijt m ij niet noodzakelijk", maar om dezelfde redenen moeten zij veroordeeld worden, die zeggen zouden: gij hebt mijnen dienst niet noodig, gij zult u wel zonder mij redden; en omdat daar jaren lang zoovele van die liefdeloozen en onverschil ligen zich niet hebben bekommerd om het welzijn van het geheele lichaam, om het ongestoorde leven der H. Kerk, daar om zyn de vijandelijke krachten, die het leven der H. Kerk ondermijnden, zóó sterk geworden, dat zij nu een poging kunnen wagen om haar geheel te verdelgen. O, hoe groot zal de verantwoordelijkheid zijn bij God voor het verwaarloozen van den plicht om als leden van Christus' lichaam naar vermogen mede te werken aan het behoud en den meerderen bloei van het christelijk leven; hoe zwaar zal het dien onverschilligen zijn zich te verantwoor den over den schrikbarenden afval van Christus' Kerk, die mede aan hunne on verschilligheid te wijten is en over den eeuwigen ondergang van zoovele zielen, die zij verzuimden te helpen redden. Maar daarom dan ook waarschuwen wij u daartegen B. G. met den heiligsten ernst; immers wij zouden er niet op durven roemen, dat ook niet onder ons velen den verderfelijken regel volgen: de weendenzij gaven zich woderkeerig, zonder verklaring, zonder uitlegging, den kus van vrede en verzoening. De markies d' Ambrelle bleef aan de deur staan en schouwde diep bewogen op vader en dochter, die elkander, na tien jaar afwezigheid voor het eerst weer terugzagen, en door een enkelen kus ook tien jaren gramschap en onmin uit- wischten. „Anne, kindlief, wat heb ik geleden!" nokte de vader. „Vergeef het me, vader! Ik hen geluk kig u nog eens weer te zienl" was het ontroerde antwoord. „Ik ken uwe geschiedenis, uwe zwerf tochten; ik wil niets onderzoeken, alles is u vergeven. Ik ben met het denkbeeld van strengheid jegens u op reis gegaan, en nu ik u eindelijk teruggevonden heb, vergeet ik alle schuld, vergeet ik bla zoen en afkomst,, en wil enkel vader voor u zijn „Ja, dat alles vergeten zij, vader!" „Zeg mij echter, kind, waarom hebt gij het vaderlijk huis verlaten, Anne?" „Laat ook dat punt rusten, vader!" „Neen, als ik ongelyk heb, wil ik schuld bekennen." „Ik alleen was plichtig, vader; ik had een slecht hoofd, ik verlangde naar avon turen, naar vrijheid en onafhankelijk heid „En ik wilde u dwingen, niet waar, den heiligen naam van moeder te geven aan? „En gij wildet mij een huwelijk opleg genonderbrak Anne driftig. „De markies d' Ambrelle was u waard zeide de oude edélinan, op oen toon die Kerk, het Christelijk leven zal zich ook zonder mij wel redden; velen ook dio hun eigen weg gaan, vergetend dat zij leden zijn van één lichaam, waarin gemeen schappelijke werking van allen eeno levensvraag is voor het geheel, en der halve een plicht voor ieder in het bijzon der. Ieder onzer doe dus allereerst zelf zijn plicht en werke naar zijn beste ver mogen mede om ons volk voor den afval van Christus gemeenschap te bewaren; vervolgens ook ieder onzer bidde veel tot God, die de harten der menschen bestuurt, opdat ook alle anderen hunne verplich tingen beseffen en vervullen. Wij bevelen u dit gebed aan vooral in den aanstaan den Vastentijd, waarin onze gebeden een zoo krachtigen steun erlangen in de wer ken van boetvaardigheid, welke'in dien tijd meer dan anders algemeen worden beoefend. Mede voor bovengenoemde in- tentiën stijge dagelijks het gebed ten hemel, dat wij te beginnen met den eersten dag van de Vasten na alle gelezen Missen hebben voorgeschreven, het gebed Allerheiligst Hart van Jesus, ontferm U onzer. Tevens bevelen wij dringend in uw voortdurend gebed aan alle belangen van Kerk en Vaderland, het geluk en den ar beid van uwe geestelijke en wereldlijke overheden; bidt hartelijk voor Hare Majes teit onze dierbare Koningin en heel haar Koninklijk Huis en vergeet ook Ons in uwe gebeden niet. Overeenkomstig de ons daartoe door den Apostolischen Stoel verleende volmacht, geven wij U dit jaar de gewone dispen- satiën in de kerkelijke wetten van onthou ding onder de gewone voorwaardenwelke dispensatiën en voorwaarden door de Wei- Eerwaarde Pastoors en Rectoren zullen worden afgekondigd. Krachtens Apostolische volmacht ver- leenen wij aan de geloovigen van ons gekrenkte trotschheid deed blijken. „Ja, meer dan waard," zeide de jon ge vrouw en zij stak, wel wat verlegen, den jongen edelman de hand toe. „Ver geef mij, dat ik u zoo dikwijls miskend heb, Henry; geloof mij, het kostte mij telkens moeite dit te doen. Nu weer hebt gij recht op mijne dankbaarheid; want dank aan u, is mij het geluk gegeven mijn ouden vader nog eens te zien, al vorens voor jaren heen te gaan." De markies d' Ambrelle had de hem toegestoken hand gegrepen; hij, de mis kende, was diep getroffen! „Het is ook slechts om graaf Dieu-le- Veut wederkeerig dat geluk te geven, dat ik hem verwittigd en ~ook herwaarts ver gezeld heb, mevrouw," zeide de edelman, met zekere kiesche hijbedoeling. „Ik hen er van overtuigd, markies d' Ambrelle." voegde zij er met een stillen glimlach bij. „Gij zoudt nooit gelukkig ge weest zijn met de wispelturige en avon turen zoekende Anne Dieu-le-Veut. Laat het verledene dood en begravenzyn. Vergeef me, dat ik u in andere omstandig heden niet heb willen herkennen." „Nu, nu, wij zullen van dit alles later en elders spreken!" viel de oude edel man in. „Wij vertrekken naar een onzer kasteelen in Frankrijk." „Indien zulks met de plannen van my- nen echtgenoot overeenkomtonder brak Anne. Dat spook rees plotseling voor het gelaat van den ouden edelman op. In de eerste oogenblikken van geluk had hij aan den zeeroover, hem zoo indrukwekkend door Docria afgeschilderd, niet gedacht. „U,w echtg*prioot hérljaaïiifi graal

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1