Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
No. 25.
Dinsdag 28 Februari 1905.
Eerste Jaargang.
Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Bijzonder Onderwijs.
FEUILLETON.
Anne Dieu-le-Veut.
WE ZEEUWS» OOUIP
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
JlbonnemenfsprIJs: per 3 maanden—.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Drukkers-Uitgevers:
OOSTERBAAN LE COINTRE,
G O E S.
fldVerfenflën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Er is in. den laatsten tijd al heel wat
papier beschreven, over een onderwerp,
dat ook iederen Katholiek zeer nauw aan
het hart moet liggen: het onderwijs der
jeugd.
Waarvandaan die strijd, in couranten
en brochuren? Omdat onze Regeering een
wets-ontwerp heeft ingediend, waarbij ook
aan ons, Katholieken, een wat billijker
aandeel wordt verzekerd en geschonken,
van de voordeelen, welke de Staat ver
plicht is aan al zijne leden gelijkelijk te ver-
deelen. Wat was tot nu toe het geval?
Op ieder gehucht werden prachtige
scholen gebouwd, naar de eischen des
trjds ingericht, en bekostigd met het geld,
dat door de belasting-betalers werd opge
bracht. Maar het onderwijs daar gegeven
moest neutraal zijn, men mocht daarbij
niet spreken over God. En vandaar, dat
wij Katholieken dat onderwijs niet konden
en ook niet mochten goedkeuren. Maar
wat dan? Dan mochten we zelf scholen
bouwen, uit eigen zak bekostigd, maar
de belasting bleef even hoog, zoodat wij
het „voorrecht" hadden twee soorten van
scholen te moeten onderhouden: de eene,
waarvan wij geen gebruik mogen maken,
en de anderen die wij moesten hebben,
om onze kinderen op te voeden, zooals
w ij dat verkiezen.
Nu wil ons Ministerie Kuyper aan dat
bezwaar voor een groot deel tegemoet
komen, door ook van Staatswege eenigs-
zins te voorzien in de onkosten, die het
onderwijs aan de Katholieken oplegt:
dat is niets meer of minder dan ons recht.
Als wij belasting moeten betalen om de
kosten van het onderwijs te dekken, dan
moet de Staat ook zorgen, dat wij dat
onderwijs gebruiken kunnen.
De billijkheid hiervan is door het Mi
nisterie Kuyper ingezien: hot heeft een
Een verhaal uit de XVIIe eeuw.
24)
„Bedrog 1 Taurel of Korrel heeft inte
gendeel twee scherpe wolvenoogen."
„Taurel!" en de oude graaf schudde
het hoofd.
„Het was Taurel, die zich door uwe
tweede vrouw liet omkoopen, om uwe
dochter te verwijderen
„Rampzalige, gij lastert!"
„Wat zou ik lasteren met den dood
in het hart!"
„Het was Taurel, welke de jonge gravin
Dieu-le-Veut, ook op haar verlangen, tot
geleider strekte en die, toen hij met haar
vermomd in de Nederlanden aankwam,
tevens een rijken schat van kostbaarheden
en gewijde vaten, in zijn bezit had."
„Gewijde vaten, zegt gij
„Wel ja, die hij uit de slotkapel van
het kasteel had gestolen, ofschoon uwe
dochter niet wist dat die ontvreemding
had plaats gehad."
Het wezen van den graaf werd eenigs-
zins helderder.
„Hoe zijt gij met dat alles bekend ge
worden, vrouw
„Uwe dochter reisde in mijne kleeding
vermomd en op den witten olifant geze
ten; zij reisde met ons, arme Bohemers,
zwaarddansers, vuureters en kaartlegsters,
van kermis tot kermis, totdat zij onder
het geleide van Taurel naar de West-
Indiën scheep gins."
eind willen maken aan hetgeen tot. dus
ver gebeurdede liberale partij heeft
steeds voor zich en hare geestverwanten
alle voorrechten behouden uit de staats
kas, en wanneer wij, Katholieken, het met
die partij niets eens waren, o dan mochten
we wel de onkosten van die voorrechten
blijven dragon, maar overigens moesten
we maar zien, dat we terecht kwamen.
Nu, door dit Ministerie, zal dit anders
worden. Maar nu komt ook de heele li
berale pers in beroering en alles schreeuwt
moord en brand en roept om hulp
waarom omdat wij Katholieken
een gedeelte van het ons lang onthouden
«echt zullen krijgen.
Want de schoolwet zooals die thans
bestaat, houdt met die rechten geen reke
ning. Die wet - zoo lezen we in een
liberaal vlugschriftje van 1868 „Die
„wet is niet liberaal.Zij dringt de
„natie een kristendom op, waarvan een
„gedeelte der natie niet weten wil. Zij
„drijft onwillekeurig propaganda voor een
„godsdienst, dien een gedeelte der natie
„verafschuwt. Dit is tirannie."
Aan die tirannie wil dit Ministerie een
einde maken. Ook vroeger, onder libe
rale ministeries, hebben wij, Katholieken,
daarop aangedrongen. Maar er werd naar
onze bezwaren niet geluisterdomdat
zooals gemeld liberaal vlugschrift zelf
erkent „ignoreeren er over zwijgen)
te vaak het zwak en de zwakheid der libe
rale partij is geweest."
Het gesmade Ministerie Kuyper zal ons
Katholieken meer recht laten wedervaren.
Want het is ons recht, zelf onze kinderen
op te voeden. „Wij Katholieken van Ne
derland," zeiden de Bisschoppen in
1869 „wij die thans leven, gaan weldra
„heen, om ons bij den Oppersten Rechter
„voor de eeuwigheid te verantwoorden;
„die Rechter zal ons vragen, wat er ge
worden is van de Katholieke jeugd, en
De oude vader had inderdaad moeite
om zich, bij het vernemen van die tijdin
gen, overeind te houden.
„En verder?" mompelde hij bevend.
„Uit de Indien teruggekeerd, heeft zij
Frankrijk en de Nederlanden bezocht,
onder den naam van gravin de Vertig-
neul."
„Wie is de man die haar vergezelt?"
Een bittere glimlach speelde om Dorica's
lippen; zij staarde den graaf starlings in
het aangezicht, en zeide op doordringen
den toon en spottend:
„De Vertigneul Hebt gij nooit hooren
spreken van den beruchten zeeroover Lo-
renzillo: de schrik van den Oceaan, de
vogelvrijverklaarde, de boekanier, met
moord, brand, plundering en landverraad
overladen? Welnu, dat is de echtgenoot
van uwe dochter."
„Vrouw gij lastert I"
Dorica trok met een gebaar van mede
lijden de schouders op.
„Te Brussel heeft Taurel beiden terug
gevonden, en terwijl hij zich door den
luitenant, door u en anderen doet betalen
om de vluchtelingen te leveren, zorgt hij
wel dat gij en de uwen overal te laat
komen. Nu weer, niet waar?...."
,,'tls zoo," morde de graaf; „maar dit
maal heeft hij mij bepaald de plaats aan
gewezen, waar ik de gravin ontmoeten
zal."
„Ja, 'tis een visschersdorp aan den
Vlaamschen zeekant, niet waar?"
„Inderdaad."
„Te Blankenberghe."
„Gij hebt het gezegd."
„En op welken datum, heer graaf Dieu-
le-Veut?"
„hoe wij hebben getracht te verhinderen,
„dat zij in godsdienst en zeden van den
„ouden stam ontaardde; hoe wij bezorgd
„zijn geweest om een echt geloovig, gods
dienstig, deugdzaam geslacht van Katho
lieken in Nederland op te kweeken."
Daarom hebben wij recht op degelijk
katholiek onderwijs. En als dan de Staat
de onkosten draagt van het onderwijs der
jeugd, en van ons verlangt, dat wij ons
aandeel zullen bijdragen in die onkosten,
dan mag de Staat ons geen onderwijs op
dringen, dat wij niet gebruiken kunnen,
en zulk onderwijs is het zoogenaamde
neutrale onderwijs.
Daarom verlangen wij geen „neutraal"
onderwijs, dat is onderwijs zonder God,
maar wij verlangen onderwijs, waarbij aan
de kinderen van hunne jeugd af wordt
geleerd, dat God hun eenig en hun hoog
ste doel is, dat al hun handelingen op hot
bereiken van dat doel moeten gericht zijn.
En dat moeten wij verlangen. Waarom?
De menschelijke ziel is begiftigd door
God met verstand en met vrijen wil. Voor
den zondeval was die vrije wil geheel aan
het verstand onderworpen, maar sinds de
zonde in de wereld is gekomen, is dat an
ders geworden.
Immers, wie onzer heeft het niet
eens ondervonden, hoe dikwijls ge
beurt het niet, dat wij eene handeling
verrichten, ofschoon ons verstand ons zegt,
dat het beter ware, het niet te doen? Dat
is bij iederen mensch: hoeveel te meer
dan bij het onervaren kind? En om dat
kind den weg te wijzen, dien het in zijn
later leven te volgen zal hebben, daar
voor moet dienen de opvoedingd. w. z.
het ontwikkelen van zijn verstand, maar
ook het regelen van zijn wil, tot bereiking
van het doel, waartoe ieder onzer gescha
pen ishet bezit van God.
Maar als het eene onmogelijkheid is,
wegens de eenheid van den menschelij-
„Den 13 Augustus."
„Als ze den 12 Augustus niet reeds zal
in zee gestoken zijn."
„De verrader!"
„Taurel is een schurk; hij beloofde mij
met zich naar de tooverlanden, in de
nieuwe wereld, te nemen; doch toen ik
hem tot last diende, wierp hij vergif in
den beker met wijn en stiet mij in den
donkeren nacht, in regen en wind, buiten.
Met den dood in het hart want ik kende
Taurel's vergif wel lag ik alleen en
verlaten in eene schuur, verstikkend, ver
smachtend van dorst, en ik had de macht
niet meer hem te vervloeken. Hij dacht,
de schurk, dat men mij 's morgens dood
op een schoof slroo zou hebben gevonden,
en hg alzoo van een lastig schepsel zou
bevrijd zijn. Een oude zwartrok heeft mij
echter 's morgens gevondenhij heeft mij
het leven gered en sprak mij van vergiffe
nis, van; God, die volgens hem, ginds boven
de blauwe luchtzee woont; maar ik, ik
wil mij wreken op den verrader."
De oude man beefde voor de blikse
mende uitdrukking van Dorica's oogen.
„Ik weet," hervatte Dorica, „dat ik in
mijn lijkkleed rondloop, totdat ik eindelijk
in deze of gene gracht zal neerzinken en
de honden ten prooi zijn zal; maar ik zal
mij toch gewroken hebben."
„Vrouw, vrouw, gij doet mij beven!"
„.Graaf Dieu-le-Veut, ik ga altijd, ge
sterkt door mijne zucht naar wraak, het
westen in, recht naar den kant waar de
zee bruist. Ik wil op de bijeenkomst,
ginds aan zee, niet ontbreken, en voor
Rem, voor Taurel den verrader, en voor
uwe dochter die ik haat, verschijnen als
een spook, dat uit' het graf is opgestaan.
ken persoon, het verstand van den mensch
te scheiden van zjjn wil, dan is het ook
eene onmogelijkheid, van elkander te
scheiden de ontwikkeling van het verstand
en de leiding van den wil. Altijd en overal
zal dit samengaanveredeling van den
geest, en vorming van het hart.
De onderwijzer zoo zeiden de Bis
schoppen van Nederland in 1868 de
onderwijzer volgt dag aan dag de trapsge
wijze ontwikkeling van den jeugdigen
geest, en kan aldus geregeld begrippen
inprenten, die het voedsel uitmaken van
het verstand.
Daarbij komt nog het gezag, het aan
zien van kunde en wijsheid, dat een be
kwaam onderwijzer bij de jeugd geniet,
en dat medewerkt om het inprenten van
goede of kwade beginselen gemakkelijk te
maken.
En als het dan waar is, dat op den
bodem van elk vraagstuk steeds de god
geleerdheid te vinden is, dan begrijpt men
hoe gemakkelijk het is, bij het onderwijs
de lessen met ware of met valsche stel
lingen betrekkelijk den godsdienst te door
weven. Als onze tegenstanders hiervan
niet zoo diep overtuigd waren, er zou
thans niet zulk een geschreeuw opgaan
tegen het Ministerie, dat beproeft aan de
thans bestaande toestanden een einde te
maken.
Maar er is nog meer: want het is eene
onmogelijkheid aan een kind eene goede
opvoeding te geven, zonder godsdienst.
Daarom ook leerde Pius IX dat de
Katholieken hunne goedkeuring niet mogen
hechten aan een opleiding der jeugd, af
gescheiden van het katholiek geloof en
de macht der Kerk. En vandaar ook dat
ons Provinciaal Concilie zegt, dat de
Kerk nimmer eene andere opleiding der
jeugd heeft gekend, dan die, welke met
de wetenschap der natuurlijke dingen en
de kennis van het doel en de verrichtingen
Vaarwel, tot ginder aan zee! Daar hoop
ik nog te zullen komen; de zucht naar
wraak zal mij wel ondersteunen."
De oude edelman stond als versteend
op het kerkhof, en staarde de roode ge
stalte na, die in de schaduwen der boomen
en hooge muren verdween.
Eenige oogenblikken bleef hij in die hou
ding; daarna streek hij met zijne magere
hand over zijn hooggewelfd voorhoofd, en
zag rond of hij de gestalte der vrouw,
welke hem zulke wonderlijke dingen ge
zegd had, nog ontwaarde.
Was het een spel zijner verbeelding ge
weest? Er waren oogenblikken dat de
oude man zelf dacht, dat het gebeurde
op het kerkhof een droom, een akelig
visioen geweest was.
De orgeltoon liet zich in de kerk hooren,
het licht der waskaarsen overstroomde de
geschilderde glasramen, de vespers had
den een aanvang genomen.
De markies d'Ambrelle trad zoekend op
het kerkhof, en toen hij eindelijk den
ouden man ontwaarde en hij tot bij hem
genaderd was, legde hij de hand zacht op
den arm en leidde hem mee, in den waan
verkeerende, dat de graaf andermaal door
een vlaag van dweeperij overvallen was.
„Kom, heer graaf," zeide de markies,
„wij zuilen in het Dominikaner-klooster
de vespers bijwonen."
Hij ging zonder tegenkanting mee, doch
morde, op den dorpel der kerk staande
„En zij," hij bedoelde zijne tweede
vrouw, „zij heeft mijn arm kind verkocht
en geieverd!"
van het maatschappelijke leven, ook het
godsdienstig onderricht verbindt en daar
aan een eerste plaats inruimt. Maar de
thans heerschende openbare school laat
niet toe dat er over godsdienst, noch over
God worde gesproken. En als wij dan
soms, zooals den 26 Nov. 1904 in
socialistische bladen opwekkingen
lezen gericht aan: „alle onderwijzers en
onderwijzeressen" om de socialisten te
steunen in hun „agitatie", is het dan en
kel maar bekrompenheid, als ons de
vrees om het hart slaat, bij de gedachte,
dat onze roomsche kinderen toch aan d i e
„onderwijzers" worden toevertrouwd?
Wat moet er terecht komen van de
zedelijkheid onzer kinderen, als zij bij het
onderwijs nooit hooren spreken over God,
Die toch het beginsel van elke zedelijke
verplichting is.
En zonder godsdienst, zeide Leo XIII
kan er geen zedelijkheid welke den naam
wérkelijk verdient, bestaan. En daarom
is het onzin, de ziel van den mensch zede
lijk goed te willen maken en toch haar
zonder godsdienst te laten.
En daarom, zoo gaat Leo XIII voort,
vordert het gezond verstand, dat de school
aan de jeugd niet alleen de natuurlijke
wetenschap leere, maar die jeugd ook
doordringe met de kennis der zedelijk
heid, op eene degelijke manier verbon
den met de voorschriften van onzen gods
dienst, zonder welke elke opvoeding niet
slechts onvruchtbaar, maar zelfs gevaar
lijk is.
Daarom verlangen wij bijzonder onder
wijs. Daarom verlangen wij het recht om
onze kinderen op te voeden, zooals wij
zelf dat willen. Daarom juichen wij toe,
de poging door het Ministerie Kuyper ge
daan om ons, die evenzeer als de Libe
ralen de lasten dragen, ook de voordeelen
te geven, die ons toekomen.
Daarom moeten wij als één man, wat
XVII.
Terug in moeders huis.
Twee dagen na het gebeurde in het
voorgaande hoofdstuk verteld, bevinden
wij ons in de nette Zeeuwsche stad Mid
delburg.
Eene schuit, door twee roeiers voort
gestuwd en in welke een persoon in een
voudige burgerkleeding gezeten was, gleed
kalm over het heldere water, dat stad
waarts geleidt.
De man had den mannelijken ieeftgd
bereikt; hij was krachtig van gestalte, aan
zijne kleeding te oordeelen van goede con
ditie, en zijn blond haar duidde eene
noorder afkomst aan.
Hij zat aan het roer, en ten bewijze,
dat hij geen vreemdeling op het water
was, gaf zijne hand soms de vereischte
richting aan het vaartuig.
De avond vielde zon ging in het westen
onder en deed de daken der huizen glim
men, alsof ze gevernist waren; de toren
spitsen van hot stadje schitterden, als
waren zij van gepolijst metaal.
De stad, omgeven door haar net be
plante singels, had, zooals terecht een
fransch reiziger van dien tijd opmerkt, een
aanlokkelijker uiterlijk dan een goed on
derhouden „landhuis".
Frisch water, frisch loof, sierlijke hui
zen, een warme zonnestraal der wegster
vende zon hoeveel aantrekkelijkheid
ook in eene handgreep of liever in een
enkelen oogopslag!
De schuit dreef eene breede gracht in,
aan beide zijden door huizen bezet die
zich in het water spiegelden.
Aan m> steenen trap, met gekronkelde