iorn".
IJER.
Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
schoenen,
L, enz. enz.
oes.
No. 22.
Dinsdag 21 Februari 1905.
Eerste Jaargang.
vjuU,
;ZENV££Nj
EER.
oes,
OEKEN,
tot f9,~.
stoppen.
ouwerij „De Gans".
Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Drukkers-Uitgevers:
OOSTERBAAN LE COINTRE,
G O E S. o—
f^UILLETON7
Anne Dieu-le-Veut.
Vlaamsch-Belgische Brieyen.
aar b ij
Hulst
Tholen
Aardenburg
EN Ter Neuzen
IJzendijke
a i w e r k.
nd in een winkel
an weinig waarde
4-355.
en,
gazijnen.
den,
bediend.
en Syndicaat.
je van 50 Kilo,
50
5
O
leeschmeel,
uwkalk.
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs: per 3 maanden —.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Adverfenfiënvan 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
De belastingkiezers, dat zijn
zij, die in een der rijks directe belastin
gen zijn aangeslagen, moeten, om niet van
de kiezerslijst geschrapt te worden, vóór
of op 1 Maart hun belasting hebben be
taald.
Er wordt hier door de socialisten weder
een schrijven verspreid van de hand van
den beruchlen heer J. van den Brink.
De schrijver wil daarin o. a. het be
staan van Katholieke sociaal-demo-
kraten goedpraten.
Hij durft beweren, dat Z. II. L e o X 111
de verzoening tusschen kerk en sociaal
democratie heeft voorbereid.
En die onzinnige bewering haalt hij uit
het woord van dien grooten Paus: „Werk
lieden der wereld vereenigt U".
Men vraagt, hoe een verstandig man
Zoo iets onnoozels zeggen kan.
Hoe het mogelijk is, dat iemand, wiens
verstandelijke ontwikkeling toch diende te
bljjken uit den doctorstitel, dien hij voert,
kan komen tot dusdanige ongerijmdheden
en enormiteiten, daarvoor staat het ver
stand stil.
Leo XIII noemde het socialisme de
ramp, de pest der maatschappij.
Leo XIII veroordeelde het socialisme,
daar het samenhangt met en volgt uit
verschillende verfoeilijke ketter ij en.
Volgens Leo XIII siaat het socialisme
lijnrecht tegenover Evangelie,
Christus, Godsdienst en Kerk.
En nu meent de zeergeleerde heer van
den Brink te moeten komen vertellen, dat
diezelfde Paus Leo XIII de verzoening
heeft voorbereid tusschen kerk en sociaal-
demokratie.
Dat is gekkenpraat.
Het socialisme, dat de natuurlijke vrucht
is van het rationalisme, eene veroordeelde
Een verhaal uitde XVIIe eeuw.
21)
Daar, waar op de verschillende bladzij
den een straaltje hoop doortintelde, werd
dit weldra versmacht; daar, waar eene
illusie het levensblad kwam vergulden,
gelijk een straal der winterzon het sneeuw
veld, verdween deze weer spoedig achter
de zwartste ontgoocheling: haat, nijd en
wraakzucht schakelden dat leven aan el
kander.
Het leven had te weinig bloemen voor
haar opgeleverd, dan dat zij het zou be
treuren, maar zich niet kunnen wreken,
dat was haar wee, haar jammer!
Het onweer was afgedreven; plotseling
viel een lichtstraal in de donkere schuur.
Door een breede opening in het oude dak
drong het maanlicht binnen, en door die
opening zag Dorica nu weer den blauwen
hemel, bezaaid met glinsterende sterren
glinsterend als de valsche diamanten
op haar donker kleed.
Een brandende dorst kwelde haar, en
echter had zij de kracht niet zich op te
beuren. Een regendroppel lekte langs de
opening van hot, dak naar heneden; hij
i viel koud als ijs op haar brandend aange
zicht; een tweede droppel volgde,
j Dorica opende den mond, in de hoop
dat de droppels op hare smachtende tong
zouden terecht komente vergeefs 1 Geen
pnkele regendrop mocht haar laven: zij
ketterij kan niet samengaan met het
Katholiek geloof.
Wanneer men beweringen, als die van
dr. van den Brink der goegemeente hoort
kond doen, moet onwillekeurig ons T a i-
n e's woord in de gedachte schieten
„Qu'il n'y a rien de plus dangereux
qu'une grande pensee dans un petit
cerveau".
D. w. z.Dat er niets gevaarlijker is
dan een groote gedachte in een kleine
hersenkas.
LAF.
Er bestaat te Goes een driemaal in de
week verschijnend blad, dat zich liberaal
noemt, maar dat in werkelijkheid ver
schrikkelijk kleingeestig is;
een blad, dat in zoogenaamd vrijzinni
gen geest wordt geredigeerd, maar de reeds
honderdmaal weerlegde vooroordeelen nog
steeds verdedigt;
een blad, dat vroeger zooveel Room-
schen steun genoot, maar dat nu ver
brandt wat het vroeger aanbeden heeft;
een blad, dat ook nu nog in dank die
Roomsche gunst aanneemt, maar toch
geen gelegenheid laat voorbijgaan om te
spotten met Itoomscho zaken en dan tel
kens blijk geeft van die zaken niet het
minste versland te hebben;
een blad, dat telkens er over klaagt,
dat er door de „Christelijken" geloofshaat
en burgertwist wordt gezaaid, maar dat
zelf onophoudelijk beproeft, om tusschen
dat „onnatuurlijke" verbond een wig te
drijven.
Of getuigt het niet van kleingeestigheid,
dat klagen over „den loon aangeven" en
„het hoogste woord voeren" in 't politieke
leven door geestelijken en bedienaren van
den godsdienst"? Zou die „liberale" cou
rant weer terug willen naar de staatsrege
ling van 1801? Of is zij voor dien geeste
lijken invloed zoo bevreesd?
Is het „vrijzinnig" of kleingeestig, om tel
kens terug te komen op die onderscheiding
leed, in den vollen zin des woords, de
straf van Tantalus.
Het morgenlicht schemerde door de ope
ning van het dak; de droppel die aan
het zwarte stroo hing, glinsterde mot de
heerlijkste kleuren.
„God," morde de ongelukkige, „indien
gij u ook over de arme boheemster er
barmt, laat dan dien droppel op mijne
brandende tong vallen 1"
Het was alsof God haar verhoorde, want
de droppel viel daar, waar zij het zoo
vurig verlangde; een tweede, een derde
volgde.
'tWas weinig, maar 'twas toch iets!
De haan kraaide, de kerkklok klonk in
de verte en riep de geloovigen ten gebed
op. De vogelen zongen, de zon overgoot
het landschap met haar lyarmen gloed.
Ja, Dorica gevoelde dat zij den dood
nog niet ontsprongen was, doch de zwarte,
afgrijselijke, verschrikkelijke nacht, de
nacht met zijne spookachtige eenzaamheid,
was voorbijZij was nog niet dood en
met den aanbrekenden dag hoopte zij ook
weer te leven!
Had het vergif, dat Taurel altijd hij zich
droeg, deels zijne kracht verloren? Ofwel
was het in te geringe mate toegediend?
Ofwel hadden zekere geheimzinnige om
standigheden, de verschrikkelijke, altijd
zoo doeltreffende werking ditmaal ver
lamd
Onverschillig: Dorica leefde nog en dit
beantwoordde gewis niet aan het vermoe
den van den spion, die wel stellig in het
denkbeeld verkeerde, dat men 's morgens
hier of daar Dorica dood, stokdood zou
gevonden hebben.
in Christelijken en paganisten, nadat onze
geniale Minister Dr. Kuyper zelf die woor
den heeft teruggenomen en er andere, die
meer gebruikelijk zijn, voor in de plaats
gesteld. Men zou zegt „De Tijd" ver
wachten dat de tegenstanders die ridder
lijke eerlijkheid zouden waardeeren; maar
nu gaan die „vrijzinnigen" or een betee-
kenis aan hechten, welke niemand te goe
der trouw er aan hechten kan. Is dat. niet
klein geestig?
Is het iets anders als spotten met Room
sche zaken, wanneer in dat blad wordt
gezegd: Pastoor Nansen heeft de meening,
dat fuj de ziel van liita kan redden, maar
zij wil niet „gered" worden?
Verraadt het soms geen onkunde met
Roomscne zaken, te spreken van „op Aller-
neiligen en Allerzielen werd de mis „be
diend" (sicI) door pastoor Bronk"? Ver
raadt het ook geen onkunde de meening
te durven uitspreken, dat „een kerkge
nootschap" scnade zou lijden van een
Looneelstuk?
Btel u gerust, amice, wij hebben in de
1900 jaren wel voor heeter vuren gestaan l
Dat blad moest niet meer den nooit
volprezen Haam van onzen Heiland noe
men in verband met siukken waarin Gods
lasteringen voorkomen.
En wat is het anders als zaaien van
geloofshaat en burgertwist, om nu eens
Katholieke leer uit te spelen tegen Protes
tanten, dan weer in bezorgdheid, die
wij niet noodig hebben, ons te waar
schuwen voor de gedragingen van onze
andersdenkende broeders
Dat wil aanspraak maken op den naam
„Christelijk" en verdedigt en prijst aan,
tooneelslukken, waarin wordt gezegd, dat
de godsdienst niets bovenaardsch heeft,
dat een vader zich zelfmoordde, dat
een zuster van een der hoofdpersonen
„het pad" opging, waarin ergerlijke za
ken worden genoemd: „een ideaal", „ge
nieten", „leven".
En dan nog zeggen: „waarom dit stuk
„Alleen de dooden bijten niet meer!"
zeide Taurel immer, gelijk ïheodotus
toen hij den dood van den vluchtenden
Pompejus eischte.
Een schokkend gedommel klonk tot in
de schuur door.
'tWas alsof Dorica begreep, dat dit ge-
druisch met Taurel in betrekking stond;
zij deed eene bovenmenschelijke poging
om de verlamming haars lichaams te be
strijden en richtte zich halverwege op;
zij staarde door de opening in den leemen
wand en zag den weg op, die langs de
schuur liep.
Met hare twee handen omklemde zij een
hout, dat dwars boven haar lag; het aan
zicht, bleek en blauw, was akelig ver
wrongen; de oogen waren met bloed be
vlekt; het schuim stond op haren mond;
Neen, zij had zich niet bedrogen: een
wagen, met twee paarden bespannen, ver
scheen op den weg naar Antwerpen; naast
dien wagen stapte Taurel.
Eene wezenlijke razernij maakte zich
van Dorica meester; zij wilde roepen,
schreeuwen, vervloeken; die poging be
paalde zich enkel bij een machteloozen
kreet. Zij viel en bleef stuiptrekkend lig
gen, met de groote verglaasde oogen, met
den ontkleurden mond wijd open, met de
armen wijd uitgestrekt.
Een kind had op dit oogenblik de vreese-
lijko Dorica kunnen afmaken; een dolk
steek, neen, een trap met den hiel had
haar in de eeuwigheid geslingerd, zonder
dat zij bij machte ware geweest eenigen
tegenstand te bieden!
verboden is, is ons niet duidelijk ge
worden."
Wat ons duidelijk isdat er uit alles
voordeel moet getrokken worden om ons
Christelijk Ministerie ten val te brengen,
dat men daartoe geen onderscheid moor
ziet tusschen onnatuurlijk en zinnebeeldig.
J. v. W.
IV.
Sedert de Kerstvacantie heeft de Kamer
van Volksvertegenwoordigers het wets
voorstel over de Zondagsrust in be
handeling genomen. Was er een punt van
het Katholiek-sociaal programma dat, tot
lieden onvoldoende opgelost, niet langer
op de lange banen mocht geschoven wor
den, dan was 'twel de wet op de Zon
dagsrust. En, ge zoudt denken: „Zulk
voorstel zal er gemakkelijk en spoedig
doorkomen". Ge zijt er wel mee: ge hebt
zonder den of de waard e n gerekend.
Wonderlijk, zelfs langs Katholieke zijde
komen eenigen er tegen op te staan. Niet
de allerminste, de heer Woeste, in
Hoogsteigen persoon. Ilij, de aanvoerder
der rechterzijde in het Belgisch Parlement,
is tegen Zondagsrust voor landarbeiders
en voor handelsbedienden; op gronde dat
het niet-werken der eersten groote be
zwaren gedurende den oogsttijd zon kun
nen opleveren en dat, wat de anderen
betreft, de winkels en magazijnen
's Zondags, in 't belang der werklieden
vooral en der kleine burgerij, die slechts
over dien dag zouden beschikken om
nunne aankoopen te doen, moeten open
gesteld blijven en dus een personeel ten
hunnen dienste behoeven. Waarachtig,
Woeste heeft hier andermaal door een
verkleinglas gekeken cn uit hoofde dier
houding ook bij de Christen-syndicaten van
winkelbedienden groote teleurstelling en
misnoegen verwekt. Niet ten onrechte!
't wezc hem 'n zalige les
XV.
De-laatste van zijnen stam.
In de herberg de „Gouden Ster"
heerschte eene drukke beweging, op den
tweeden dag na dien, welke wij in ons
vorig hootdsluk beschreven hebben; er
was een nieuwe gast aangekomen, die
door markies d'Ambrelle met veel hoffe
lijkheid ontvangen werd.
Het was graaf Raoul Dieu-le-Veut.
Terwijl de knechts, de „broodeters" zei-
de men destijds, met het reisgoed, de koets
en de paarden bezig waren, vinden wij
den graaf zeiven in de kamer van den
markies.
De kaarsen op de twee armblakers,
naast den spiegel voor de schouw, ver
spreidden wel is waar geen zeer helder
licht in de kamer; doch het was helder
genoeg, om den pas aangekomene tot in
zijne minste doelen op te nemen.
Graaf Dieu-le-Veut was een lang, mager
man, met sneeuwwitte liaren, lange witte
wenkbrauwen, een fijnen arendsneus en
met een paar oogen, waarin van tijd tot
tijd een vonk van strengheid glom.
Zijn overjas, met groote opslagen aan
de mouwen, was van groen laken, en van
hoven tot onder toegeknoopt; een kanten
halsdas hing tot op de borst; om het mid
del was een gekleurden sjerp vastgemaakt
en de rijlaarzen reikten tot over de knieën.
Kleeding en houding duidden den edel
man, den persoon uit den hoogen Stand
aan. Geen wonder l de graaf had lang
aan het hof geleefd en meer dan eens
den koning vlak in het aangezicht mogen
staren,
Edoch, Woeste is er dan maar tegen
om wille van twee, alhoewel vrij talrijke
kategorieën van personen. Gansch anders
is 't gesteld met de liberalen. Deze be
kampen 't wetsvoorstel om 't genoegen van
het te bekampenin der waarheid hebben
ze getoond op gebied van sociale wetge
ving tenminste een halve eeuw achteruit
te staan; zóó armzalig zijn hunne argu
menten er tegen. Bij monde hunner hoofd
mannen hebben ze héél het wetsvoorstel
bestreden. Weet je waarom? Wel, om
ja, omdat Zondagsrust met een der
der tien geboden van de steenen tafels
strookt!! Schrikkelijk, nietwaar?
Maar, die reden, om v an anü-confessionee-
len aard te zijn, is toch maar een schijn
reden. Daarne.ven is er een Ji o o f dreden
n.l. de doodgewone nunacnting der oude
Manciiesteriaansche liberale partij, die
enkel en alleen genegenneid gevoelt voor
wat hare üocirine rechtstreeks aan
belangt. Nu, 'tzijn toen maar Christen
en socialistisch-gezinde werklieden,'-die de
zonitagsrust als hun onvervreemdbaar
recht opeiscnen: en die velen liggen hun
met nauw aan 't harte, want steeds heb
ben ze den werkman als hunnen
„slaaf" aangezien.
Geen wonder dus, die ziende-blin-
den op alle tonen te hooren zingen, als zou
„de Zonaagrust met zoo algemeen in de
verlangens liggen en er dan ook met noo
dig zijn 11" 'n Staaltje hunner bekrompen
heid van inzicnten.
Als bewijsvoering van 't bovenstaande
klonk het uit den mond van den heer
ii ij m a n s, een hootdman der liberale
groep 'kwerk ik wel den Zondag!!
En velen dien wroeter toejuichten.
Zulks geeft tevens den maatstaf der ver-
watene opgeblazenheid, waarmee het voor
de doctrmairen schijnt te volstaan om dien
zoo .-gewichtigen Gordiaanschen knoop der
Sociale wetgeving in eens door te hakken.
Hij den eersten oogopslag, moest men
bij hem wel aan de strengheid in den
vollen zin des woords, dat is, aan vaste
en onwankelbare stelregels in alles ge-
looven; streng, onverbiddelijk streng was
hij, de edelman van den ouden stam, voor
zien zeiven en voor anderen altijd geweest.
De reusachtige eik biedt weerstand aan
de stormen, doch eens wordt toch zijne
kruin door den ontketenden wind gebro
ken, en dat was ook de geschiedenis van
dien machtigen adellijken heer.
„En ge zegt, markies d'Ambrelle, dat
mijne dochter sedert gisteren de stad ver
laten heeft," ving de oude edelman, met
een lichten glimp van ontroering in den
toon der stem, aan.
„inderdaad."
„En zij sloeg den weg naar Frankrijk
m, en meer tot zichzelven dan tot den
markies, vervolgde hij„gewis om haar
onuen vader nog eens te zien."
„Vergeef me, heer graai, maar ik kail u
m die begoocheling niet laten verkeeren;
wij meenuen, dat de gravin den weg naar
Frankrijk was ingeslagen."
„Ucn ja," mompelde de oude man, gij
hebt gelijk; 'twas voor mij een zoet denk
beeld te denken, dat er een geest van
terugkeer in iiet hart van mijn kind was
opgerezen; gij hebt later bevonden...."
„Dat de personen, in de koets gezeten
en die 's morgens de stad verlaten hebben,
niemand anders waren dan de twee vrou
welijke bedienden van mevrouw de gravin;
dat de koets en personen spoorloos, en als
bij tooverslag, verdwenen zijn."
„Verder."
„Het bevel van den commissaris, om de