atst ES. n ER. Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. nen, nz. enz. No. 20. Donderdag 16 Februari 1905. Eerste Jaargang. van 8 fLIJT", JIS". n" KEN, 9,-. Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. OOSTERBAAN LE COINTRE, Q O E S. Brieven van een Oud-Journalist FEUILLETON. Anne Oieu-le-Veut. Verslag Lezing Z.Eerw. Heer Clarijs. eener gerech- ijksehe premie 0,75, met Middelburg. a/d. Turfkade. elande. oonnement. HS Fl. pectie en voor 62. pt lichter dan tijd verwerken bedrijf. roomers zonder R. rs van f95 af. oit zonder ver- leverd (sedert waarvan 15 op AAIMACHINES Duitsche Zaai- OEGEN. in groot aantal en, Bieten, ken en Aan- Zoon, Goes. NIEUWE ZEEUWS® HIP Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Jtbonnemenlsprijs: per 3 maanden —.95 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05 Drukkers-Uitgevers: yldverfentlën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. V. Uit meer dan een uwer hoofdartikelen meen ik te mogen opmaken, dat op een of meer der Zeeuwsche eilanden de sociaal democratie vasten voet heeft gekregen, zoodat gij genoopt zijt, de goede eilanders, inzonderheid de arbeiders en werklieden, tegen de verleiding en misleiding harer woord- en penvoerders te waarschuwen. Ik zal mij wel niet vergissen, wanneer ik aanneem, dat de socialistische voor mannen ten uwent door hetzelfde sop zijn overgoten als hunne collega's aan deze zijde van den moerdjjk en zij bij hun streven of propaganda, uitgaan van het standpunt, dat de wereld wil bedrogen worden. Het zijn allen eerste boerenbedriegers, die er grof op aan liegen, wetende dat er altijd iets van blijft hangen bij het eenvoudige en oppervlakkige publiek. En gij doet er dan ook wel aan, hen bij elke leugen en bedrog aan de kaak te stellen, zooals mr. Aalberse in zijn „K. Sociaal Weekblad" ook doet. Daar mankeert aan onze maatschappij nog veel De misbruiken die nog moeten uitgeroeid, misstanden die behooren opge ruimd, toestanden die hervorming behoeven zijn nog vele. Doch hierom is het den socialistischen voormannen niet te doen. Al hun gepraat en geschrijf daarover is maar lak. Vandaar dat, wanneer pogingen worden aangewend, wetten gemaakt om daarin veranderingen en verbeteringen te brengen, de uitverkorenen der socialistische partij in alle landen en hare pers over 't algemeen, er niet aan meedoen en naar de hervormers bovendien deswege nog met modder en slijk gooit. Gij kunt dan ook, teneinde uwe legers onder de werkende klassen tegen verleiding en misleiding te behoeden, m. i. niet beter doen, dan die klassen het woord van Bebel goed in de ooren te doen knoopen „Wij" (Socialisten) „moeten eischen stel len, die geen andere partij stellen kan". Dit wil niets anders zeggen danwij so cialisten moeten zorgen dat het volk, d. i. de menigte, aldoor ontevreden blijft, hoe goed het ook verzorgd zij. Maar minder Een verhaal uit de XVIIe eeuw. 19) „Gij hebt veel moed," zeide de eerste tot den man in den wagen. Waarom?" „Omdat gij drie onbekenden in uw rijtuig neemt." ,,'tls waar, er loopt hier nog al aardig volk in het ronde," antwoordde hij lachend; „doch indien men in ieder rei ziger een baanstrooper moest zien „Ik hoop u te bewijzen dat ik uwe goed heid waardig ben." Een hevig vlammende bliksemstraal ver lichtte het landschap en hulde een der hooge boomen, die op een twintigtal stap pen van den weg stonden, gansch in vuur; de donderslag, die onmiddellijk volgde, was krakend en knetterend op den top des booms gevallen. Een kreet van ontzetting steeg uit ieders borst op; de meeste personen maakten het kruisteeken, de paarden sprongen on rustig zijwaarts; het rijtuig werd door brand- en solferreuk omgeven. Toen de slag afgedreven was en men duidelijk is aanstonds de niet uitgesproken bedoeling, die er achter zit, het heimelijke streven. Niet anders, dan dat de socialis tische leiders zich door de ontevredenheid des volks zoeken op te werken. En zouden staat en maatschappij ten onderste boven worden gekeerd, het raakt hun koude kleeren niet, mits zij hun doel slechts bereiken, nl. „baas te worden en de lakens uit te kunnen deelen", zooals het volk zegt. Zij worden door eer- en nog veel meer door heerschzucht ge ire ven. En de geschiedenis van alle tijden Leert, dat zulke eer- en heerschzuchtigen steeds de grootste despoten en tirannen zijn. En al had Bebel, in een onbewaakt oogenblik, dat heimelijk streven niet ver klapt, men kan het zoo vaak speuren en ontdekken ook in ons gezegend land, bij elke gemeenschappelijke poging om de werkende klassen te verheffen, bij elke wet, die haar belangen kan bevorderen en hare rechten waarborgen. Daar hebt gij o. a. het arbeidscontract door ons Christelijk ministerie bij de Tweede Kamer reeds in behandeling gebracht. Een beter stuk werk van wetgeving heeft in de laatste jaren niet het licht gezien. Niet een, dat in zoo dringende behoefte voor zag. Men mag zeggen, dat de werkende klassen er niet langer op wachten konden, „geen dag en geen nacht". Het regelt deugdelijk en rechtvaardig eene verhou ding, die niet langer zonder regeling kon noch mocht blijven: de rechtsverhouding van den werkgever tot den werknemer en omgekeerd, de rechtsverhouding van den arbeider of werkman tot zijn baas of patroon. Op den keper beschouwd is het geen rechtsd wang, die dsor het ontwerp wordt gebracht tusschen patroon en werkman, doch rechtsplicht. De rechtsplicht komt hier tot zijn natuurlijke openbaring. De wetsvoorschriften brengen de arbeidsover eenkomsten, welker verzekering algemeen als eene dringende noodzakelijkheid wordt erkend, in eene bepaalde, scherpomlijnde, vaste regeling. Zij brengen rechtszekerheid waar rechteloosheid issteun, bescherming, hulp aan den zwakken werkman, tegenover den sterken, machtigen patroon. Zij leggen weer om zich heen durfde zien, zeide de onde heer tot zijne reisgenooten „Hebt ge die vrouw onder den boom gezien? Zij was letterlijk door het vuur omringd." De jongeling had gesidderd; de secre taris fluisterde hem zacht in het oor: ,,'tWas Dorical" „Huibert," hervatte de heer in het Vlaamsch, „ga eons even zien of de vrouw, die onder den boom stond, geen letsel bekomen heeft.' De knecht, tot wien deze woorden ge richt waren, wendde zich met de lantaarn opgeheven en aarzelend, naar de zijde waar de boom staan moest. „Er staat niemand meer, mijnheer," zei de de man, toen hij op eenigen afstand van den stam gekomen was. Inderdaad, er was geen levend wezen onder den boom te bespeuren. „Toch was er iemand, Huibert." „Ja, mijnheer, eene vrouw met een roo- den mantel om." Het gebeurde maakte op allen een zonderlingen indruk. Voor diegenen, welke Dorica niet kenden, had de plotselinge verschijning en verdwijning onder den boom wel iets van eene tooverij. Men ver haastte den stap en dreef de paarden aan. De wind suisde tamelijk akelig door de plichten op aan beide partijen. Zij waar borgen ook beider rechten. Het vakvereenigingswezen is hier te lande nog te weinig ontwikkeld, niet alle bestaande vakvereenigingen zijn voldoende, krachtig genoeg georganiseerd, om voor een collectief contract plaats te ruimen. En al wat ten voordeele en ter aanbeveling ervan wordt gezegd, is alsnog theorie. Het maatschappelijk leven kan op theoriën niet teren. Het vraagt daden, daden van praktijk allereerst. Misstanden worden met geen theoretische stelsels weggeredeneerd. Wettelijke regeling van de collectieve overeenkomsten vordert veel werk, om werking ook van andere wetten en hier door veel tijd. Daarenboven ontbreken de noodige gegevens. Er mocht dus niet lan ger gewacht, gepraat, gestelseld. Daar moest gehandeld. De werkman mocht niet langer rechtzoekende blijven. Hij moest beveiligd worden tegen dwangcontracten en dwangreglementen. Op eene publiek rechtelijke regeling kon hij niet wachten. Deze is te omslachtig, te tijdroovend en te kostbaar ook. Hij had reeds te lang gewacht. En spoedige hulp, is dubbele hulp. (Wordt vervolgd). VLISSINGEN. Voor een matig bezette zaal, waarbij de élite der Katholieke Vlis- singers schitterde door afwezigheid, trad Maandagavond in het Concertgebouw, op uitnoodiging van deR. K. Kiesvereeniging, voor de Katholieken en genoodigden, de ZeerEerw. Heer Clarijs op, met het on derwerp„De Katholieke Staatsburger." M. H. De tijden zijn wel ernstig. Ieder, die zijn tijd medeleeft, grijpt met angstige gejaagdheid naar zijn dagblad om het nieuwste nieuws te leeren kennen, 'tls niet alleen meer de man van zaken, die de marktberichten nagaat, de rentenier, die den stand van de effecten wil weten, ook de Pastoor van Tholen tuurt naar de beursberichten, om op te maken hoe de geldmannen denken over den oorlog tusschen Rusland en Japan en de revolutie in Rus land. Niet alleen de buitenlandsche krijg wekt onze belangstelling op, ook de bin- nenlandsche verdient onze volle aandacht. In ons dierbaar vaderland toch wordt een boomtoppen, de regen plaste neer. Ieder een scheen in den wagen met zijne eigen gedachten bezig; er werden slechts zeer weinige woorden tusschen de reizigers ge wisseld. Na een half uur stapvoets te zijn voort geschokt, riep de koetsier: „hol" en bij den flauwen schijn der lantaarns, zagen de twee reizigers dat men voor een langen en tamelijk hoogen witten muur stond, in weiken slechts eene donkere poort met ronden boog, de eentonigheid albrak. Het gedruisch huiten, onder ander van den zwaren klopper op de poort en het geblaf van drie of vier honden, aan de binnenzijde, had de bewoners wakker ge maakt; weldra werd de poort geopend en de wagen reed binnen. Op eenige stappen van de poort stond een groot huis met witte muren, eene verdieping en eene deur, die men langs zes of zeven trappen bereikte. Op het dak moest een toren met klok geplaatst zijn, want de klokketoon die het uur ver kondigde, scheen wel van boven te komen. Op de trappen verschenen bedienden met licht, en ook een paar personen die blijkbaar de eigenaars der woning waren. „Zijt gij daar, heeroom?" vroeg eene vrouwenstem. „Ja, kindlief," was hef antwoord, „en zware strijd voorbereid, niet echter met moordgetuig, niet ons volksbestaan wordt bedreigd, het is een strijd waarbij verstand en welsprekendheid, maar ook bedrog en misleiding, de wapenen zijn. Het is een strijd, zooals ons vaderland er nog nooit een aanschouwd heeft. Overal worden de voorbereidselen getroffen, de troepen worden opgeroepen, de soldaten worden geoefend, de vaandels uitgereikt. Sommige bekende vaandels worden al opgeborgen, een blanco vaandel wordt echter voor den dag gehaald. Het is een strijd, waar bij de hoogste belangen op het spel staan het gaat om de toekomst van ons vader land, het gaat er om, wie de wetten zal geven. Niemand mag zich aan dien strijd onttrekken, hier is p e r s o o n 1 ij k e dienst plicht. Ieder officier, sergeant, korporaal moet op zijn post zijn. En zoo heb ik, ai is het dan maar als korperaal of ser geant, de uitnoodiging van uwe kiesver eeniging, om hier een lezing te houden, aangenomen. Alle eerlijke wapenen moeten gebruikt worden, vooral mag het gebed echter niet vergeten worden„Tevergeefs bouwen de werklieden, als de Heer niet men hen is". Mijn doel was deze twee vragen voor u te beantwoorden 1. Waarom gaat de strijd? 2. Hoe hebben wij katholieken ons in den strijd te gedragen? Hierbij denk ik allereerst aan het tee kenend woord van Dr. Kuyper„De Chris- teLijke partijen, die zooveel in leerstukken verschillen, huldigen toch allen het begin sel God, de Sonverein niet alleen van het individu maar ook van den Staat De linksche partijen verzetten zich daar tegen, zij willen van godsdienst in den Staat niet weten. Dr. Kuyper heeft twee partijen onderscheidenchristenen en pa- ganisten, en „De Tijd" heeft gemeend te moeten waarschuwen voor het gebruik van deze benamingen, maar ik durf ze wel te gebruiken, wat meer is, ik zal be wijzen, dat die onderscheiding in werke lijkheid bestaat. De liberalen zullen er wel over toornen als ze dit hooren, maar dan denk ik maar aan den hond, die het hard ste jankt als de naar hem geworpen steen het best zijn doel raakt. Allereerst een korte uiteenzetting wat het liberalisme is. Het liberalisme als systeem, is een wereldbeschouwing, die lijnreeht tegen de christelijke indruischt. Het christendom plaatst alles en allen onder God. De mensch moet niet alleen als individu maar ook als staatsburger de heerschappij van dien God erkennen. Het liberalisme echter erkent op het ik breng u zelfs gezelschap mee." „En wie dan?" „Reizigers, door het onweer over vallen." „Dat zij welkom zijn 1" De twee personen stapten af; hij, die zich de secretaris genoemd had, bleef op eerbiedigen afstand. De man, wien men heeroom noemde, droeg het geestelijk gewaad; sneeuwwitte haren hingen tot schier op zijne schouders; zijne gestalte was eenigszins gebogen. In het ruim portaal, waar een helder licht voor een Mariabeeld brandde, richtte de priester zich tot de reizigers, en vroeg wie hij de eer zou hebben voor te stellen De oudste reiziger antwoordde zonder aarzelen „De gravin en de graaf de Vertigneul." „Mevrouw de gravin en mijnheer de graaf," zeide de heer des huizes, een nog jong man, „door mijn achtbaren oom den pastoor voorgesteld, zijt ge welkom ten mijnent." „Mijn nicht en mijn neef, ridder Aloïs Moreri," hervatte de oude priester. Men trad in eene heldere verlichte ka mer met veel smaak versierd, en waar zich een aantal prachtige schilderijen van Vlaamsche meesters aan den donkeren wand deden opmerken; het. ontbrak er gebied van den staat geen goddelijke wet ten, alleen de wil des menschen stelt hier de wet. Deze autonomie gelieft het libera lisme v r ij h e i d te noemen, het is echter een onbeperkte vrijheid, die zich door niets laat binden. Volgens die leer is het onverschillig wat men gelooft, en tot welken godsdienst men behoort. De verschillende vormen er van zijn volgens hen slechts afhankelijk van zeden, volksaard enz. Er zijn slechts nati onale godsdiensten volgens hen, allen hebben hetzelfde recht. Het liberalisme vordert vrijheid van denken voor ieder menschdogma's mogen hierbij geen beletsel zijn; zij willen gods dienstig zijn, maar zonder God. Daaruit volgt, dat het ook vrijheid van leer vordert. Dientengevolge moet ieder voor den Staat gelijk zijn; de Staat mag tot geen gods dienst behooren. Hierbij onderscheiden we echter twee richtingen. De eene richting wil zich geheel niet met godsdienst be moeien, ze eischt scheiding tusschen Kerk en Staat, ze geeft aan de Kerk volkomen vrijheid. De tweede richting wil van deze vrijheid echter niets weten, ze eischt een zuivere Staatskerkde Kerk onder den Staat, ziehier hare leus. Het liberalisme erkent ook geen godde lijke zedewet, de mensch zelf maakt zijn zedewet. De reden van onderhouding dier wet berust enkel op fatsoen. Daardoor is de zedewet bij de verschillende volken ook verschillend. Ziehier de voornaamste beginselen van het liberalisme, 'tls niet genoeg, dat ze die ideeën verkondigt, ze wil ze ook aan de menschen opdringen, en daardoor be dient ze zich van allerlei middelen. Hun eerste middel is wel de school. De school moet aan den Staat onderworpen, van eigen scholen mag geen sprake zijn. Wel hadden we die onder de vorige liberale regeeringen, maar ze zijn ons slechts nood gedwongen toegestaan. De school moet zonder godsdienst zijn; wel spreekt art. 33 van opleiding tot Christelijke deugden, maar het is deugd zonder God, Christelijke deugd zonder Christendom. Ontkerstening van het familie-leven is hun tweede middel, vandaar hun wetten op de echtscheiding. Een derde middel is het bemoeilijken en verdrijven der kloosterorden, die dengods- dienstigen geest onder het volk bewaren, en de liberale leer met succes bestrijden. Men dringt aan op hun opheffing of jaagt ze weg. Frankrijk levert het voorbeeld, en onze liberale pers laat niet na de daden van Combes en Co. te vergoelijken. Dr. Kuyper maakt men er een aanmerking van, dat hij de verjaagde kloosterlingen in het niet aan stoelen met kussens, spiegel en dressoir met glinsterend kristal- en zil verwerk. „Ik heb de eer niet u te kennen, mijn heer de ridder," zeide de oudste reizi ger; „maar ik heb zonder aarzelen mijnen naam bekend gemaakt, ofschoon ik er een zeker belang bij had, dat hij geheim blijven zou. Ik vertrouw dan ook dit ge heim aan uwe gastvrije woning." „En dat geheim zal geëerbiedigd wor den," liet er de ridder met vaste stem op volgen, hoewel dit woord „geheim" een lichte nevel over de entree wierp. „Ontstel u niet over dat woord, me vrouw," zeide de Vertigneul hoffelijk en met een geniststellenden glimlach: „er is niets dat u moet onthutsen; een gansch persoonlijk en familiebelang dwingt mij u de bescheidenheid te verzoeken." De eerste plichtplegingen waren ten eindede oudste reiziger ontdeed zich van mantel en pruik en verscheen voor de oogen der familie Moreri als een kracht vol, schoon en blond man, terwijl mevrouw de Vertigneul, zonder mantel en hoed, doch in haar manskleed, met de huisvrouw wedijverde. Die buitengewone kleeding bracht juist niet veel opschudding te weeg; meer dan eene voorname reizigster had zich in der-

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1