Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. 0., ms". oeder. No. 19. Dinsdag 14 Februari 1905. Eerste Jaargang. eren Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. OOSTERBAAN LE COINTRE, Citaten. FEUILLETON, Anne Dieu-le-Veut. BUITENLAND. bij: Hulst Tholen Aardenburg Ter Neuzen IJzendijke t toedienen van 's morgens als ppen en andere ing der eierpro- iden, in dag- en jaren reeds zoo elijke en bevat- die als algemeen ;eacht. is het dikwijls uit de velerlei tegen zoo veler- langeboden, eene Want het moet hooger opvoeren bbeu vele fabri- en, dat de andere te veel lijden, en ig geheel uit het dienen van zulk djls ziekten, als: I vervetting leven geroepen, betoog, dat van iieren dan geen dus totaal ge- een der oudste merken in den al die jaren on- in Eiwit en Vet- ninerale bestand- rdoor nog steeds 1 der beste, zoo erste die in den ieder is waarlijk liermede gevoed, e meer dan met erwijl de kosten an met gewone n hebben slechts terwijl de kosten worden uitge gevens gebruiks- esten vindt men 40 pag. die op tis en franco f 0.90, 10 kilo kilo f 7.25 bij de tsen waar geen zakken van 10, aste station van issingen zonder j direct van de >efzakjes van 5 id franco per van'postwis- Eversdljk, Amsterdam. 1 medailles. Alewjjnse Sz.; zee, M. J. Con- BurckSt. Anna- Kapelle, J. A. r. \VabekeTer de Koning. Ie plaatsen bij of kruidenier oorwaarden ge- nspeotie en voor NIEUWE ZEEUW COUP Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. jlbonnemenfsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 -.05 Drukkers-Uitgevers: o G O E S. fldverfentiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van. hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. In ons nummer van 4 Februari hebben we onze lezers kennis doen maken met de wijze van citeeren des heeren Tak. Een socialistisch blad wil nu op een vermakelijke manier dien heer Tak uit den nood helpen. Daarop komen we mogelijk wel nader terug; nu wilden we onze lezers voor stellen den citaten-man, den heer J o s. L o o p u i t, den matador inzake citeeren. Genoemde heer wijdde in de „K r o- n i e k" (31 Dec. 1904) een stukje aan de veel besproken artikelen in de „C i v i 11 a Cattolica", betreffende de deelneming der Katholieken aan de politieke en sociale actie. Waarschijnlijk sinds lang jaloersch op Tak, omdat deze zoo'n vervaarlijk suc ces had met zijn nooit gehouden Brus- selsch congres, heeft hij zich laten ver leiden om een Jezuieten-pastoor: pater Passie te laten optreden en hem, overigens ook weer valsch weergegeven woorden in den mond te leggen. En nu moet er weer voor den dag ge komen worden met een doodend-ridicule verklaringpater Passie, wiens woor den gij citeert, bestaat niet! Wat is het geval Er heeft in de Civilta Cattolica een ongeteekend artikel gestaan over „het Testament van Windthorst". Toch scheen L o o p u i t precies te we ten, dat de schrijver pater Passie was. En nu bleek na onderzoek, dat in heel Italië geen pater Passie bekend is en ook niet bestaat. Arme Tak I Overtroefd door L o o p u i t En wat wil hij nu met dien Jezuieten- pastoor? Wel, de Kroniek-lezers overtuigen, dat. deze zou geschreven hebben „dat het socialisme het platteland nog niet heeft kunnen aantasten, omdat Een verhaal uit de XVIIe eeuw. 18) De aanwezigen onder de tent hielden, op zekeren afstand, het oog op de vrouw in het rood gericht en vooral de man in het zwart en met de kromme haneveer, richtte zijn brandend oog op de twee per sonen en spitste zijne ooren om eenige woorden, lusschen beiden gewisseld, op te vangen. Dorica sprak echter fluisterend. „Wat lieve, kleine hand!" zeide zij met een glimlach. „Wel is er spierkracht in haar om een pistool en den teugel van een woest Arabisch paard te omklemmen; maar toch is het eene vrouwenhand...." en bij die woorden hief zij de donkere oogen op en zag den jongeling strak in het oog. Slechts eene lichte trilling in de hand en eene vluchtige poging om deze terug te trekken, verraadde eenige ontroering in den persoon. De jongeling behield een diep stilzwij gen; zijn blik was gansch onverschillig, zelfs uitdagend, spottend. „Wil de senora...." ving Dorica met een fijnen glimlach aan. „Senor...." verbeterde de jongeling. „Wil de.... senor het toekomende of hot verledene kennen?" „Het toekomende is een gesloten, het verledene ton minste is een gelezen boek, aldaar het volk de ontwikke ling daartoe mist.... en omdat het te apathiek is, om de socialisten te kunnen volgen. Het volk is onontwik keld, zegt die pastoor I), bijgevolg is het nog tijd, om onze strikken te spannen, ten einde te beletten dat het in de armen van de socialisten gedreven wordt." („Kroniek blz. 519). Jos. Loopuit heeft natuurlijk nooit een aflevering van de „Civilta Cattolica" on der zijn neus gehad, en had vermoedelijk van die Italiaansche artikelen ook niet veel verstaan. Waarschijnlijk heeft hij zijn citaat uit de „Vorwarts", 1) dat het aan een Itali- aansch partij-blad ontleende. Dus vierde- citaat, evenals Mr. Troelstra's mooie Kerk vaderteksten. En wat is nu hiervan aan? De schrijver in de „Civilta" verklaart het volgende: „Het socialisme brengt met zich mee den oorlog, om de verovering; het soci- aal-Katholicisme wil evenwicht, om den vrede. Het is waar, dat in 11a 1 ië zoo wel decene als de andere rich ting, beschouwd als beweging of g e- organiseerde part ij, nog zwak is. Want zij hebben nog niet de g r o o t e menigten doordrongen, vooral niet op het platteland, maar dit hangt alleen af van omstandigheden, die bestemd zijn om te verdwijnen: gebrek aan onder wijs, feodale gewoonten, traditie van apathie voor het sociale leven, econo mische afhankelijkheid ten opzichte van de patroons, enz." De Schrijver zegt dus, dat zoowel het sociaai-katholicisme als het socialisme in Italië, om de genoemde redenen, nog niet een krachtige par tij-organisatie hebben kunnen bewer ken. Maar wat Jos. Loopuit hem zeggen laatdat wegens die weinige ontwikkeling het socialisme, de socialis tische leer, het volk niet heeft kunnen aantasten, daarvan spreekt hij met geen en ik heb er genoeg van onthouden om mij te overtuigen of gij uwe kunst wel goed verstaat." „Gij lacht?" „Ja, zelfs uitdagend 1" „Wees niet al te stout!.... Door die fijn geteekende lijnen uwer hand stroomt adel lijk bloed en ik zie er de alpha en de oméga, het teeken der Godheid, doch erg wegkwijnend, in afgeteekend.... Waarom beeft uwe hand?" „Beeft ze? Ge zult u vergist hebben." „Neen ik vergis me niet.... Uw leven is als de loop eener stille heek geweest. Bloemen groeiden op den oever en langs de oppervlakte des waters. Allengs is dat water onstuimig en troebel geworden door de booze driften die in u woelden, en 't heeft zich als een wilde stroom in eene bruischende zee gestort." „Dat alles is zeer onduidelijk." „Gij wilt dat ik duidelijker toezie?.... Gij hebt jong zijnde gehoor gegeven aan den duivelbekoorder, die u ver weg lokte van den huisolijken haard, gij hebt een vaderhart tot bloedens toe genepen, een bruidkrans verplukt, en onder uw balda- digen voettrap spleet de grafsteen uwer moeder, zoodat de ijskoude regendroppels nu op hare asch neerlekken...." Driftig trok de jongeling zijn hand terug; zijn gelaat was bleek; hij staarde de vrouw met den rooden mantel scherp in het aan gezicht. „Anne Dieu-le-Veut! ge ziet dat ik uw verleden kenl" fluisterde zij. „Wat wilt ge van mij?" De gravin zag wel dat zij herkend was. woord. Als Jos. Loopuit het artikel, waar uit hij zoo fraai citeert, werkelijk ge lezen heeft, dan weet hij, dat de schrijver daarin precies het omgekeerde heeft geschreven, van wat hij, Loopuit, hem in Tak's „Kroniek" zeggen laat! Zie hier de letterlijke woorden, zooals ze in de „Civilta" voorkomen „Niet alleen, omdat in onze dagen de staatkundige strijd gevoerd wordt met de wapenen van beschaving en cultuur, maar juist w ij 1 ons volk, omdat, het zoo ontwetend is, een ge makkei ij ke prooi is voor de socialistische opruiers en de anti-clericale zwetsers. „Wanneer de socialistische propagan disten en organisateurs in D u i t s c h- 1 a n d dezelfde middelen hadden ge bruikt, als hier in 11 a 1 i om de groote menigte achter zich te krijgen, het Katholieke volk zou ze hebben afge weerd en uitgelachen; het zou hen be schouwd hebben als kwakzalvers en leugenaars; bij ons daarentegen, zijn ze aangegaapt als orakels. „En de eenige reden van dit verschil is het verschil in ontwikkelingsgraad; ons Italiaansch volk is minder ontwik keld dan het Katholieke Duitsche volk, en juist daarom moeten wij 't opheffen dat is de eerste voorwaarde van Katho lieke actie en Katholieke organisatie." Nu mag toch ieder onbevooroordeeld lezer gevraagd wordenhoe denkt gij over de wijze van citeeren van Tak, Jos. Loop uit c. s. Tak komt met onjuiste citaten van een Belgisch Katholiek Congres, en zegt dan eenvoudig: ik heb ze indertijd uit een of andere Duitsche krant ge knipt, misschien wel de „Frankfurter Zeitung". Jos. Loopuit komt met een Italiaansch tijdschrift aanloopen en zegt: hier heb je nu de groote onthulling van de klerikale dompers-taktiekPater Passie schrijft „het socialisme heeft het platteland niet kunnen aantasten, omdat het volk daar te onontwikkeld is." „Ik wil u de toekomst doen kennen!" antwoordde Dorica. „Onnoodig!" en de gravin stond over eind. „Ik zie," ging Dorica altijd fluisterend voort, „dat de gramschap u vervoert. Wees bedaard. Ik weet alles; doch ik zal u niet verraden. Enkel vraag ik eene gunst." „Wie zijt gij?" „Wie ik ben? Kent ge me dan niet meer? 'tis waar, tien jaar hebben mij erg veranderd en het zwervend leven, de armoe, het lijden hebben het waas der jeugd vroeg weggeveegd. Wie ik ben? Ik ben Dorica, die, toen gij het vaderlijk kasteel ontvlucht zijt, u hare plaats op den witten olifant afstond, om u des te beter aan alle nasporingen te onttrekken. Ik had toen eene zuster voor u willen zijn, maar gij waart trotsch en laat dunkend." Een donker vuur glinsterde in de oogen der toegesprokene. „Ten slotte wat wilt ge? Geld? Dorica schudde het hoofd. „Ik beken, gij zijt meesteres van meer dan een geheim, en gij zoudt mij in moei lijkheden kunnen brengen, maar in dat geval zou ik u ook de hersens te morzel schieten." Er speelde een glimlach om Dorica's lippen. „Ik weet wie gij zijt," zeide zij; „ik weet wie de graaf de Vertigneul is, ik heb u hier, hier in mijne hand...." en zij toonde de magere, bruine, gespierde vuist. „En om dat geheim te eerbiedigen, En letterlijk geciteerd blijkt, dat de schrijver in de „Civilta" precies het omgekeerde heeft geschreven, n.l. dat 't Katholieke Italiaansche volk socialist is geworden, „omdat het te weinig ontwikkeld was." Ja, Tak had wel gelijk, toen hij in „Het Volk" van 10 Nov. 1904 deze, hoewel anders bedoelde, nederige schuldbekente- aflegde „Die valsche beschuldigers rekenen op een goedgeloovig publiek, dat zelf de zaken niet kan nagaan, bij gebrek aan bronnen." Welke K r o n i e k-Iezer leest ook de „Civilta Cattolica"? Overigens heeft Jos. Loopuit nog sinds ruim een half jaar antwoord te geven op een vraag van inr. Aalberse: waar hij zijn Reichensperger-citaat vandaan heeft. Misschien vond hij dat wel in een of andere Portugeesche krant, en weet hij niet precies meer welke. Ofzou het h e e 1 e m a a 1 verzon nen zijn? 1) Werd misschien daarin dit artikel „Passim" geciteerd, en zag de snuggere Loopuit dit aan voor den naam des schrij vers? Bij het natuurlijk oppervlak kig lezen van het Duitsche schrift, was daar dan een „Jezuieten Pastoor Passie" van te fabrieken Aardig is, hoe Tak in „Het Volk" van 25 Jan. 1.1. toornt tegen het „gelaster" in de christelijke pers, en dan pathetisch uit roept „Zoo wordt geoordeeld en veroordeeld, zonder dat men zelfs het nummer (dat men citeert) gezien heeft." Steek in je zak, Loopuit! RUSLAND. In Polen blijft de grootste gisting heerschen. Te Warschau hebben Donderdag avond stakers beproefd in de ijzersmelterij Katharina de vuren te dooven, maar dat vraagt gij?...." „Dat ik n volge naar genen kant der zee, naar het land der wonderen." De gravin begreep dat zij tusschen twee vuren stond; zij fronste de wenkbrauwen en scheen na te denken welke partij zij kiezen zou. Van die boheemster had zij een diepen afkeer; ja, zij herinnerde zich wel hoe zij, tien jaar geleden, aan dat arme meisje zweepslagen toediende, en hoe Dorica toen, met vuur in de oogen sissende als eene slang, zwoer haar die slagen betaald te zetten; maar van den anderen kant begon zij te vreezen ontdekt te worden en het genot der hooge positie, door den koning aan haren echtgenoot in de Indien toegekend, te zullen moeten missen. „Gij zult mij volgen," zeide de gravin met vaste stem. „Gij hebt gelijk," was het antwoord, ginder zal ik u van dienst zijn, hier._." „Onverschillig." ,,'t Is altijd beter ginder verheven, dan hier vernederd te zijn; ginder in fluweel en zijde, hier verborgen achter een slecht mom; ginder als koningin vereerd, hier door de politie achtervolgd. En Loren- zillo? Ginder als een koning op zijn troon gebiedend, hier aan een boomtak sparte lend als een gestrafte galeiboef." De gravin sidderde, hare tanden knars ten bij die stoute spotternij, en deze laatste kenschetste machtig al het booze, onver biddelijke en cynieke karakter van die vrouw. Er was in Dorica iets van Anne Dieu-le- Veut; heiden waren stout, ijzerstork in mislukte door tusschenkomst der militaire macht, die drie salvo's vuurde, waarbij weer eens over de 100 dooden en gewonden vielen. Ook te Sosnowice heeft een botsing tusschen stakers en soldaten plaats gehad. Om zich te wreken op onderkruipers wilden de stakende arbeiders er de fabrieken met dynamiet in de lucht laten vliegen. De troepen vuurden met gevolg dat 15 man gedood en 35 gewond werden. Te Lodz heerscht groote opwinding, maar de stakers lokken geen conflict met de politie uit. Het garnizoen is versterkt met een regiment infanterie. Omstreeks vijfduizend werklieden van de Poetiloffabriek te Petersburg zijn naar de stad getrokken om in andere fabrieken de staking door te drijven. Op het Sabalkans- kiprospect stootten zij echter op een cordon van troepen en verstrooiden zich. Eenige groepen beproefden hierna in fabrieken binnen te dringen, wat hun niet gelukte. Tot bescherming van den arbeid zijn de noodige maatregelen genomen. In verschei dene fabrieken, waarin tot nu gearbeid is, heeft men wederom gestaaktin hoofdzaak omdat de eigenaars weigerden het loon voor den tijd van de staking te betalen. In den omtrek der Poetiloffabriek breidt de staking zich uit. In ongeveer 15 werk plaatsen met 17,000 werklieden is de arbeid gestaakt. Slechts in twee wordt er door gewerkt. Nergens is de orde gestoord. Te Lodz is het opnieuw tot ernstige werkstakings-voorvallen gekomen. Stakers trokken naar de fabrieken en verlangden afrekening. De fabrikanten weigerden te betalen. Toen de militairen kwamen, volgde er een botsing. Bij de fabriek van Cheibler zijn 4 menschen gedood en 68 gekwetst. Bij die van Markus Cohn zijn er 7 gedood en 40 gekwetst. Aan de Koln. Ztg. werd uit Sosnowice (in Russisch Polen, aan de Silezische grens) geseindAan de Katharinamijn is het de zen avond tot bloedige botsingen gekomen tusschen werkstakers en troepen. Vijftig arbeiders werden gedood. De stakers had den het eerst geschoten en de officieren met messen gedood. De Peterburgsehe correspondent van de Temps die zeker niet van Russenhaat ver dacht kan worden, verhaalt van de wreede geeseling van een reeds gewonde vrouwe lijke student, van wie men inlichtingen wilde hebben over anarchisten, die zij niet haar voornemen, ongenadig in de uitvoe ring; maar deze was de leeuw, gene de slang. De gravin had plotselinge opwellingen van toorn en haat; doch getemperd door voortreffelijke hoedanigheden; bij Dorica, was de haat gelijk aan het vergif in de plant; 'twas haar levenssap geworden. Anne Dieu-le-Veut, of welken naam men haar ook geven wil, had zich, bij het hooren der laatste woorden van Dorica, driftig omgewend en keerde naar de ka mers der schuit terug. Dorica zette zich neer en volgde de vermomde gravin met. het oog, en toen zij verdwenen was, boog de vrouw met den rooden mantel zich over den rand der schuit, en staarde in het donkere water, waarin de hoornen, de diep blauwe hemel en de wolken zich weerspiegelden. Haar eigen roode gestalte werd ook door het water teruggekaatst en 'twas daar, onder in hetzelve, of een brandend vuur zich aan de schuit vastklampte. Dorica zag niet dat de jongeling in het blauw gekleed, andermaal een oogenblik op den dorpel der kamer verscheen, voor bij den man met de roode veer ging en iets zeide. „Taurel," mompelde de gravin, „ik wil, ik wil van die vrouw ontslagen zijn." Niemand had iets van de betrekking tusschen die twee personen bemerkt, en Taurel bewoog zelfs niet, alsof die woor den niet tot hem waren gericht. Eene poos later speelde de jongeling met den heer, die in de kamer te lezen zat, eene partij schaak. In de derde schuit

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1