w. 10 Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. N es, >e. No. 11. Donderdag 26 Januari 1905. Eerste Jaargang. 1S. f EÜ1LLETON. BUITENLAND. lis. PRE, Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. OOSTERBAAN LE COINTRE, Anti-clericaal. Anne Dieu-le-Veut. |n geen IT. MOM IGUWSCHE COURfWT Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden —.95 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05 Drukkers-Uitgevers: o G O E S. c— Adverfenfiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. ie n. STOK- teering. IJZERS itzen- In een paar hoofdartikelen heeft „De Tijd" een drietal beschuldigingen ter sprake gebracht, die van anti-clericale zij de tegen het Ministerie zijn ingebracht. De eerste is, dat dit Ministerie overal den godsdienst bij haalt; maar, zegt „De Tijd", de geheele liberale pers spreekt zich telkens tegen: want de liberalen zeggen zelf, dat „de overeenstemming der kerke lijke partijen niet verder gaat, dan tot de aansporing, om in het dagelijksch leven, de voor elk beschaafd en goed mensch geldende maatschappelijke deugden, die op de leer van alle godsdiensten gelijkelijk gegrond zijn, te bevorderen." Maar waar zijn de liberalen dan zoo benauwd voor De tweede beschuldiging is, dat er bij benoemingen wordt gelet op den gods dienst der candidatenmaar, zegt „De Tijd", bewijzen werden tot dusver niet geleverd, terwijl de statistieken meermalen hebben aangetoond, hoe vroeger onder liberale ministeries de Katholieken in het bijzonder werden teruggezet. En waar nu meer Katholieken en geloovige Protestan ten werden benoemd dan vroeger, daar wordt eenvoudig een einde gemaakt aan de vroegere partijdigheid. De derde beschuldiging is de bevoor rechting van het Bijzonder Onderwijs. De weerlegging van deze grief, geeft ons Katholiek hoofdorgaan met de volgende woorden Allereerst verdient opmerking, „dat van een bevoorrechting van kerkelijk of godsdienstig onderwijs als zooda nig geen sprake is. Willen ongeloovigen, paganisten of wie ook bijzondere scholen oprichten hetzij universiteiten, hetzij gewone dorpsscholen dan kunnen zij geheel en al dezelfde voordeelen genieten, welke aan de clericalen voor hunne bij zondere scholen in uitzicht zijn gesteld. Voorts is het een zeer groote „onjuist- Een verhaal uit de XVIIe eeuw. 10) „Die kerel," ging de ritmeester voort, zonder op de laatste woorden acht te geven, „die kerel heeft meer misdaden en gruwelen op het geweten, dan haren op het hoofd. Nog eerlang, zoo lazen wij in de tijdingen, sloeg hij een zijner gezellen verraderlijk dood." „Ik wil Lorenzillo niet vrijpleiten; hij denkt waarschijnlijk dat het hem vrij staat oorlog te voeren, zooals hij het goed vindt, en dat hij als vrijbuiter doen mag wat de koningen zich permitteeren. Dat zijn onze zaken niet. Dat zal Hij met Dien van Hierboven afrekenen; doch gij spreekt van een moord. Bedoelt gij den dood van van Hoorn, den Oostendenaar?" „Ja, dien dood heeft hij, onder veel anderen op het geweten." „Ik weet daar iets van „Hoe, gij, graaf de Vertigneul?" riep men van drie of vier kanten, en de kring, rond de twisters werd enger. „Wel ja; ik heb u reeds gezegd, mijne heeren, dat ik op mijne reizen naar de Antillen in de handen der zoogenaamde roovers gevallen was en eenigen tijd onder hen geleefd heb." „En gij kendet Lorenzillo?" „Voorzeker. Veel is er op hem af te wijzen, dat lijdt geen twijfel; maar ik moet heid" te beweren, dat de bijzondere scholen, ook indien al de voorgestelde wetsontwerpen onveranderd worden aan genomen, boven de openbare zullen be voorrecht zijn. 'tGelijkt er niets naar! Terwijl de openbare scholen, gelijk tot heden het geval was, ook in de toekomst geheel uit de kas van Staat en gemeente zullen bekostigd worden, zal, wat de bij zondere scholen betreft, nog altijd een zeer aanzienlijk gedeelte ten laste blijven van particulieren. Het bestaande verschil zal iets, zal, indien men wil, aanzienlijk minder worden, doch het zal voor een nog grooter gedeelte ten gunste van de openbare school blijven bestaan. Dat daardoor ook maar in 't minst in breuk wordt gemaakt op de Grondwet, welke het bijzonder onderwijs vrij laat, kan niet worden toegegeven. De Grond wet, zegt men, wil de openbare, neutrale school als volksschool voor 't geheele land. Volkomen ten onrechte. Veeleer moet worden geconstateerd, dat, volgens de Grondwet, het openbaar onderwijs geen ander karakter kan dragen dan van aanvul- lingsonderwijs. Zoolang de Staat iederen burger vrijheid geeft, zijn kinderen bijzon der onderwijs te doen genieten, moet reke ning worden gehouden met de m o g e- 1 ij k h e i d dat de meeste, of alle burgers in zekere gemeenten of over het geheele land van die vrijheid gebruik maken. En indien dit het geval is of ooit het ge val wordt, zou het dan niet onzinnig wezen te verlangen, dat de Overheid, zonder met dit feit rekening te houden, niettemin open bare scholen oprichtte en onderhield, die alleen onderwijzers maar geen leerlingen zouden tellen? De Staat, zegt men, mag geen eigen godsdienstige begrippen er op nahouden. Volgt daaruit niet onmiddellijk, dat, in dien een gedeelte zijner burgers wèl, een ander gedeelte zijner burgers niet aan zijn kinderen een godsdienstige school-op- bekennen dat men hem veel op het gewe ten legt, waaraan hij geen schuld heeft. Als hij op een geduchte wijze vecht, ver wint of sterft en daarin ligt zijne kracht en de vrees voor zijnen naam; als hij ongenadig en kortbondig straft, dan toch pleegt hij die lafheden niet welke men hem aanwrijft." Die woorden werkten gunstig; de held, waarvan men sprak, won in de achting van een deel der aanwezigen. Men vroeg nieuws over Tortuga, over Hispaniola en hunne natuurwonderen; men wilde weten welk uiterlijk de gevrees de vrijbuiter had, voor wien de troepen des konings de vlucht namen enkel op het hooren van zijn naam; men wilde we ten hoe hij leefde aan wal, hoe hij handel de op zee. Volgens de beschrijving van zijn per soon, die van genen kant der zee naar het vasteland was overgewaaid, was die vrijbuiter een reus van zes voet, met duivelsch uitzicht, een afschuwelijken baard, haren van een el lang en was hij gekleed in een hemd, letterlijk rood ge verfd van menschenbloed. „Och neen, mijne heeren," riep glim lachend de Vertigneul, „het portret ge lijkt in 't geheel niet. Lorenzillo is een man zooals een van u of ik; hij is hoe genaamd geen duivel, en heeft schier meer van eene vrouw dan wel van een man. Wat zijne kleeding betreft Doch," ging hij spottend voort, „ik wil geenszins, zooals men hier gezegd heeft, de gemoederen ophitsen." „Dwaasheid voeding wenscht te geven, de Staat lus- schen beide partijen een onzijdig stand punt heeft in te nemen en de bijdragen, welke hij voor goed onderwijs beschik baar stelt, aan de scholen dezer beide partijen gelijkelijk heeft uit te deelen? De voorstanders der bijzondere school willen evenwel niet aandringen op volko men gelijkheid. Zij stellen zich tevreden met de door de Regeering gedane voor stellen, om de bestaande, schreeuwende ongelijkheid te verminderen. Al wat zij verlangen is vrijheid, niet slechts in theo rie, maar in werkelijkheid, om hun eigen kinderen onderwijs te doen genieten over eenkomstig hunne godsdienstige beginse len; de kinderen van tegenstanders te dwingen naar hunne scholen te komen er wordt door hen niet aan gedacht. Toch schijnen zij, naar het oordeel der liberalen, gansch onbehoorlijke dingen te beoogen. Terwijl men eenerzijds het be ginsel van vrijheid van onderwijs in de wetgeving schrijft, tracht men van den anderen kant het als iets geheel ongeoor loofds voor te stellen, dat anderen bijzon dere scholen oprichten, daarvoor ook leer lingen trachten te vinden." Zoo heeft „De Tijd" weder eens te meer aangetoond, hoe de ondergrond van al dat geschreeuw en geschrijf tegen het „Chris telijk Ministerie" op iets anders moet be rusten, dan op het belang van het Neder- landsche volk. Er bestaat solidariteit tusschen het anti- clericalisme van over de grenzen en hier, zegt „De Tijd", en hoe men anti-clericaal is? In den zin van alle bestrijders van het leerstellig Christendom, van het Catho- licisme in het bijzonder. Eigenaardig is het licht dat op dit arti kel van „De Tijd" valt, als wij daar eens naast leggen wat in een klein artikeltje gezegd wordt in „De Goesche Courant" van denzelfden dag. De „Standaard" had geklaagd, dat de Kamerleden van Rechts slecht opkomen. „Geen dwaasheid!" „Kom vertel voort!" „Neen, maar ik wil toch een woord zeggen over den dood van van Hoorn, waarvan zoo even gesproken werd. 'tWas na de inneming van Vera-Cruz door de zeeroovers. Van Hoorn was een stout en ondernemend man, de schrik van den vij and op zee; maar hij was bovenal een zorgeloos man, die, als hij eens goed ge vochten had, zich gaarne aan een zinne loos vermaak, aan cynieke spotternij met alle gevaar, overleverde," Men heeft te Vera-Cruz wel iets anders gedaan dan gefeest!" onderbrak don Gar cia spottend; „men heeft er gemoord, ge brand en geplunderd." De Vertigneul scheen wel besloten in die beschuldigende bijzonderheden niet te tredenrecht duivelsche feesten, welke hij overigens niet rechtvaardigen kon, tenzij de zaak der vrijbuiters van die hunner opper hoofden te scheiden en dat ware eene spitsvinnigheid, welke gewis niet zeer ridderlijk zou geweest zijn, en de boeka nier roemde gaarne op ridderlijkheid. De graaf zweeg dan ook, alsof hij in niets de zaken beoordeelen wilde, op de woorden des ritmeesters. „Middelerwijl," zeide de Vertigneul, „dat de overwinnaars, en van Hoorn met hen, zich aan de meest dwaze uilspattingen, aan dans-, drink-, dobhel- en braspartijen overgaven, zag men eene vloot van veer tien zeilen opdagen en toen de boekaniers moesten afzakken, wilde Lorenzillo vijf tien honderd gevangenen aan land werpen. Van Hoorn wilde integendeel dien buit Nu lezen wij in de „Goesche" „De zweep van K u y p e r zal niet, zoo als de zweep van Troels tra, dienen om de parlementaire paarden den weg der sociale hervormingen te doen opzwenken, maar om de luie klerikale knollen, die anders lekker op stal of in de wei blijven lanterfanten, tot hun paardenplicht te brengen." Het „christelijk volksdeel" intusschen, dat bij de verkiezingen bezworen wordt tegen de ongodisterij en meer van dat duivelswerk pal te staan en daarom kle rikale Kamerleden te kiezen, zal wel raar staan kijken, dat het stelletje, hun als vertegenwoordigers voorgezet, zich blijk baar van die „heiligste belangen der menschheid" geen lor aantrekt. Als ze het nog niet wisten, kunnen ze nu zien, wat een apekool men hun in verkiezingstijd verkoopt." Wat een kracht en wat een fierheid! zoo mogen we hier wel uitroepen. Ja, lezer, zoo iets zou vroeger, toen men dat „Chris telijk volksdeel" nog naar de oogen had te zien, nooit in de „Goesche" zijn afgedrukt; men kon het er slechts lezen tusschen de regels. Het stukje is, welis waar, overgenomen uit het socialistisch hoofdorgaan, maar de grijnslach van de Goesche overstemt het geheel. Anti- clericaal 1 Toch zijn wij er niet door „geprikkeld"; integendeel, wij zijn er der Goesche zeer dankbaar voor; zij zal zelve het beste begrijpen waarom. J. v. W. DE TROEBELEN IN RUSLAND. Een telegram van den correspondent der „Daily Telegraph" uit Petersburg luidt: Niet het neerschieten van ongewapende mannen en vrouwen, noch de bescherming van paleizen, winkels, telefonen en spoor wegen vormen de belangrijke gebeurtenis van den dag; maar de vlucht van de kei- niet lossen. Echter was daartoe een zeer groote reden, de proviand ontbrak. Over dit punt ontstond er twist tusschen de beide commandanten. Die twist liep zoo hoog, dat de sabels getrokken werden." „Een tweegevecht!" „Juist mijne heeren, en in dat tweege vecht bracht Lorenzillo zijnen makker een sabelhouw op den arm toe. Het scheelde niet veel of de vrijbuiters vingen onder ling den strijd aan, en 'twas slechts aan de tegenwoordigheid van geest van Loren zillo te danken, dat de overwinnaars niet allen als buffelvleesch aan de ra's dor schepen hingen te droogen. Met moeite gelukte men er in aan de talrijke vloot te ontsnappen." „Verwonderlijk, dat ook hier de noten- doppenhistorie niet werd toegepast!" spot te don Garcia. „Waarom niet veertien schepen kraken gelijk veertien aman delen?" De graaf luisterde niet, hij sprak altijd kalm voort „Was het nu de schuld van Lorenzillo dat van Hoorn, in die brandende lucht streek, zich om die wonde niet bekreun de? Dat hij aan boord van zijn vaartuig bleef tieren, brassen, drinken, cyniek spot ten met de pijnen, tot het koud vuur in de wonde kwam en hij, tengevolge van eigen nalatigheid, stierf?" Er liep een gemompel van goedkeuring door het koffiehuis. De vrijbuiter had, wel is waar een mach tig voorspreker gevonden, maar hij werd echter bij al de aanwezigen niet wit ge- wasschen, zelfs niet toen de Vertigneul zerljjke familie uit Tsarskoje Selo, nadat haar verblijf drie en een halven dag lang geheim gehouden, en de residentie her haaldelijk van het eene paleis naar het andere verlegd was. De Keizer heeft Maandagochtend in allerijl Tsarskoje Selo verlaten, toen bericht ontvangen was, dat de werkstakers uit Iiolpino dat paleis hadden uitgekozen als het doel van hun tocht. In weerwil van de geruststellende verklaringen der hove lingen en militairen, verzekert men, dat de Tsaar dadelijk zijn voornemen te kennen gegeven heeft om naar zijn zomerverblijf Peterhof te vertrekken. In regeeringskringen had men daar echter bezwaar tegen, en zoo werd op raad van de Keizerin-weduwe het paleis van Gatsjina uitgekozen. De Tsaar stemde toe, waarna de keizerlijke familie zich haastte naar het paleis te vertrekken, waar Alexander III zijn geheelen regeeringstijd in afzondering heeft doorgebracht. De door zijn getuigenis als deskundige betreffende de Russische toestanden in het proces te Koningsbergen bekende Russi sche professor in het staatsrecht, Reussner, werd geinterviewd. Hij zeide o. a. het is nauwelijks aan twijfel onderhevig of de nu volgende phase van de beweging in Rusland een gewapende opstand zijn zal. Het is slechts de vraag of de socialistische-revo- lutionaire party zich reeds voldoende van wapenen voorzien heelt om het volk er mede uit te rusten. Een verdere phase kan zijn, dat een deel der militairen niet tegen het volk wil optreden, maar zich bjj het volk zal aansluiten. Hiervoor spreken zeer merkwaardige teekenen. Dat men echter zelf de garde-regimenten niet voor vertrouwbaar houdt, blykt hieruit het beste, dat uit Reval het 18de legerkorps naar St. Petersburg werd gehaald. Volgens den Petersburgschen correspon dent van de „Daily Telegraph" bieidt de omwenteling in Rusland zich snel uit. Een kleine commissie van schrijvers en journa listen, waartoe de verlichtste menschen van Rusland behooren, is binnen een paar dagen een talrijke vereeniging geworden, een soort van jacobynenclub, waaruit straks misschien de kern van een voorloopig bewind kan voortkomen indien de omwenteling slaagt. Het bedoelde comité welks samenstelling vooralsnog geheim gehouden wordt gaf den correspondent den tekst van een motie waarin het comité, hoewel ten volle Rus- lachend zeide: „Indien een van u mijne heeren, ooit het geluk of het ongeluk mocht hebben in de handen van Lorenzillo te vallen, zoudt gij, ik hen er zeker, van, voortreffe lijk onthaald worden, en wie weet of zij, die hem nu den steen toewerpen, over dat onthaal niet even verrukt zouden zijn, als werden zij aan het hof te Madrid of te Parijs ontvangen," De ritmeester had op die vergelijking wel eene opmerking willen maken, doch hij weerhield zich, om op gepasten lijd toe te schieten en dien verwaanden Fransehman zijne snoeverij, op eene ge duchte wijze, betaald te zeiten. Degen en Bezemstok. Allengs werd het gesprek in het koffie huis algemeener, vrijer en ook lieten zich verschillende denkwijzen hooren. „Ik denk," zeide de graaf andermaal, „dat die jagers van Hispaniola, welke in 1630 nog slechts op het wild rundvee jacht maakten, het doodden en in hunne hul, het vleesch rookten, en die later ter zee gingen om jacht te maken op de koop vaardijschepen, dat die jagers de nieuwe wereld zouden beheerscht hebben, had den zij geen gemis van eendracht ge had." „Gelukkig, voorwaar!" juichte don Garcia. „Waarom? De eerste grondslagen vin

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1