Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. No. 9. Zaterdag 21 Januari 1905. Eerste Jaargang. Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. OOSTERBAAN LE COINTRE, Q O E S. o— Het Ministerie-Kuyper en de Arbeiders, Anne Dieu-le-Veut. NIEIMt ZEEUWSCHE COUP Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 -.05 Drukkers-Uitgevers: Advertentiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. i. Over dit onderwerp werd Dinsdagavond in „De Prins van Oranje" te Ooes een redevoering gehouden door een sociaal democraat, mr, G. W. S a n n e s, uit Mid delburg. De vergadering werd welkom geheeten door als we ons niet vergissen den voorzitter der afd. S. 1). A. P. alhier, die zeide, dat 1905 oen bijzonder jaar was met het oog op de verkiezingen, en mede deelde, dat de socialisten dil jaar een eigen candidaat voor de Tweede Kamer zouden stemmen. Zooals bekend, is dit. mr. T r o e I s t r a. De inleider vertelde verder, dat mr. d e Savornin Lo liman de candidaat der anti-revolutionairen, dien de Katho lieken zullen steunen hier reeds 20 jaar was geabonneerd en noemde het bespot telijk waarom is ons niet duidelijk dat de arbeiders L ohman zouden afvaardigen. O ja, tochLotman was een jonk hoe r, een vertegenwoordiger van het kapitaal! Maar dan is Van Ko 1, al heeft hij geen adelijk praedicaat, eveneens een vertegen woordiger van hot kapitaal. Spr. dischle loen het oude gerecht op, dat de arbeiders staan onder den druk van de kerk, dat eigen oordeel daardoor wordt buitenge sloten en dat ze geïsoleerd worden. Dat is allemaal wel heel mooi, maar oen beetje veel bezijden de waarheid: immers, juist door die kerk worden zij gehouden in het rechte spoor en wordt hun geleerd de Liefde, die vereenigt, in tegenstelling met de socialisten, bij wie heerscht de haat, die verdeelt. Aangaande mr. Sybrandy, die door ziek te verhinderd was te spreken, zeide hij, dat do socialisten op zijn komst erg ge vlast, hadden, omdat in debat de anli- Een verhaal uit de XVIIe eeuw. 8) Alle mocielijkheid was nu weggenomen, de knoop was doorgehakt; de luitenant wendde zich andermaal tot den griffier en vroeg: „Wien zouden wij het best met dat werk belasten?" De griffier keerde zich halfverwege om en knabbelende aan de veer zijner pen, doorliep hij blijkbaar in gedachten het legio verspieders, die de arme commissaris in dienst had, „Mij dunkt dat Korrel „.Ta, Korrel is de man, die in dergelijke zaken liet mens diviniorl) heeft hij is slim, voorzichtig en scherpzinnig en schurk in de ziel," wilde hij er bij v Degen, doch hij deed het niet. „Ik geloof, dat de persoon in kwestie zoo even is aangekomen." „Laat Korrel binnenkomen." „Ik denk," zeide de markies, „dat mijne zending teneinde is." „Nog een oogenblik, als ik u verzoe ken mag, luidde bet antwoord van mee ster Renunkel. De griffier opende eene deur, waar men niet zou vermoed hebben dat eene deur was, stak het hoofd binnen en fluisterde eenigo woorden. Op het oogenblik dat hij in het vertrek terugkeerde, verscheen ook een andere gestalte, die als een eenvoudig burger ij De ingeving van lioogerhand. revolutionairen zóó op hun kop krijgen, dat ieder arbeider met een beetje verstand dat wel begrijpt 1 'n Brutaal mensch heeft de halve wereld, zal spr. gedacht hebben. We zouden anders kunnen herinneren aan een debat, te Vlis- singen, tusschen mr. Sybrandy en mr. Sannes, bij hetwelk' naar we verne men de anti-revolutionair niet zoo erg op zijn kop kreeg, integendeel. Voortbouwende op bovengenoemde spreuk, betwijfelt de inleider de keelaan doening' van mr. Sybrandy, zeggende, dat ieder daarvan maar het zijne moet denken Zie, dat. is eene zoo idiote verdacht making, dat ze alleen kan zijn ingegeven door oneerlijke speculatie op onwetend heid der hoorders. Nu kwam aan het woord de spreker van den avond, mr. Sannes. Zijne geheele redevoering was ééne ver dachtmaking en één bestrijding van ons ministerie, belichaamd in een aanval op dr. Kuyper. Volgens spr. kon al hetgeen dit mini sterie gedaan heeft, den toets eener ern stige critick niet doorstaan. Huichelarij voert bij dit ministerie den boventoon. L o h m a n heeft Kuyper heschouwd als revolutionair. Kuyper heeft gestreden voor kies- rechtuitbreiding, zelfs zoover, dat hij aan paganisten de voorkeur gaf boven conser vatieven. Hij heeft een socialist met name Domela N i e u wenh u ij z en in de Kamer helpen komen. Dit alles natuurlijk volgens spr.^ooals men ziet: de oude plunje wordt weer uit de politieke kleerkast gehaald. Toen kregen we weer de o, zoo oude poging om verdeeldheid te brengen tus schen Katholieken en anti-revolutionairen, om de coalitie te verbreken, door middel van eenige citaten uit „do Standaard". man en een bruin sergiën vest en een breede broek, aan de knieën vastgestrikt, gekleed was; hij droeg een halskraag en zijn hoed, dien hij in de hand hield, was zonder veer. Had de kleeding van den binnengetre- dene niets opmerkelijks, dan toch trok zijn donker gezicht meer de aandacht. Korrel had een tamelijk zwaar hoofd, met borstelig geknipte haren; het gelaat was onregelmatig, de neus beneden breed, de mond eenigszins scheef en wat het kenmerkendste was, Korrel had maar één, klein, diep weggezonken, maar scherp oog het andere was door een rond zwart lapje, dat met twee zwarte linten om het hoofd gebonden was, bedekt. „Korrel," ving meester Renunkel in het Fransch aan, opdat de markies alles ver staan zou; „uw dienst wordt tot later orde op een andere zaak overgebracht." Ik denk," onderbrak de markies, „dal ik hier verder niets te maken heb." Het kwetste hem, in kennis en gemeen schap gebracht te worden met. dien lee- lijken speurhond der policie. De ambtenaar verzocht, hem echter nog een oogenblik te vertoeven, ten einde eenigo nadere inlichtingen te geven. Wat Korrel betreft, deze stond stijf als een paal, geen spier verroerde zich in zijn donker, onheilspellend gezicht. Grij kent", zoo sprak de luitenaut, zich tot den verspieder richtende, „gij kent de herberg de „Gouden Ster". Er zijn daar in die afspanning verschillende vreemde lingen gelogeerd". De hooge ambtenaar nam eene groote portefeuille die naast hem lag, en door- Ook door de leus van 1901, die vol gens spr. was: „Strijden voor de eere Gods", werd getracht hetzelfde te berei ken, want, zeide spr., anti-revolutionai ren en Katholieken vatten de eere Gods verschillend op, dus samenwerking is on mogelijk Maar hier wordt vergeten, dat politiek heel iets anders is dan godsdienst, en dat al mocht Kuyper, volgens spr., ook al vroeger gezegd hebben, dat in de poli tiek ook geen sprake zijn kan van samen werking, men in de politiek, let wel, de bakens kan en moet verzetten, naar mate het getij verloopt. Wij hebben gekregen de antithese, de tegenstelling tusschen christelijke en moderne ievensopvalling, eene tegenstel ling, welke wel lang bestaan heeft, maar die in de laatste jaren onder scherp licht sterk is uitgekomen. En nu is het wel een hoofdklacht tegen dit Kabinet geweest, dat het die antithese zou hebben verscherpt, maar het is juist omgekeerd geweest: ons ministerie heeft verzoenend gewerkt. De geloofstwist tusschen Rome en Dordt vormde vroeger eene dagelijksche lectuur; nu is er lust en verlangen naar vrede ge komen. Tot zelfs op de linkerzijde heeft, het optreden van ons ministerie een ver zoenende uitwerking gehad. De vroegere felle strijd tusschen Drucker en Borge- sius, de heftige bekamping der liberalen door Treub, ze zijn opgelost in eene ver zoenende gezindheid. Niets anders dus rest er dan de éène groole tegenstelling: de tegenstelling tus schen de christelijke en de moderne levens- vatting. Verder beweerde mr. Sannes, dat er onder Kuyper niets komt van de sociale wetgeving. Als voorbeeld daartoe moest dienen, de Christelijke Sociale Conferentie, dezer da gen te Amsterdam gehouden, gedurende bladerde de daarin neergelegde papieren. „Onder deze bevinden zichHoe is de naam ook, mijnheer de markies?" „De Vertigneul", antwoordde hij met blijkbaren tegenzin, en als op gloeiende kolen staande. „Juist zooals de meester zegt. De graaf en de gravin de Vertigneul zijn van franschen oorsprong; zij zijn nu ongeveer drie weken geleden over Bergen in het land gekomen, en per wagen van die stad naar Brussel gereisd". Die bijzonderheden werden slechts ge geven om den markies te overtuigen, dat er voor meester Renunkel geen geheimen waren. „Houdt, deze Uvee personen in het oog, weet waar zij gaan en staan, wie zij ont vangen, welke de reden is van hun verblijf alhier, hoe lang zij denken hier te blijven en waarheen zij zich willen begeven. Begrepen?" Korrel knikte. „Gij ziet hier de genadige heer markies d' Ambrelle." De markies fronste de wenkbrouwen en voelde dat het schaamrood naar boven klom. „Ik begrijp niet, heer commissaris waagde hij andermaal te zeggen, doch eene beweging met de hand vanwege den amb tenaar, beduidde hem dat. deze nog niet uitgesproken had. „Indien de edele heer markies u, Korrel, aangaande gemelde vreemdelingen inlieh- ingen vraagt, zult gij die trouw en eerlijk geven en tevens diegenen van hem ont vangen, welke u dienstig' kunnen zijn. Vooral wees voorzichtig en bescheiden." welke, volgens spr., stellingen werden ver dedigd, met welke iedereen kon mee gaan, maar waarbij geen dominé in de praktijk wist wat te doen. Spr. was van oordeel, dat zoo'n con ferentie niets uithaalde, want de werk lieden werden „overdonderd" met bijbel spreuken. Vervolgens diende als bewijs, dat ons Kabinet op sociaal gebied weinig had tot stand gebracht: de wet op de Haring spet e r ij. Omdat nu in dit bijzondere geval het bedrijf zal hot wel noodzakelijk meebrengen de vrouwen ook nacht werk mogen verrichten, kregen we de vol gende vermakelijke oorzaak te hooren, waarom dit wel was toegestaan: Wel, zou Kuyper geredeneerd hebben, de Koningin houdt 'snachts wel hofbal; die rust dus ook niet; waarom zouden wij dan verbieden, dat. de haringspeetsters 'snachts werktent Dat is zeker: 'tis een heele kunst der gelijke dingen bij elkaar te kunnen halen. Vervolgens kregen we wie zou het niet verwacht hebben het volgens spr. tweede punt van slechte sociale wetge ving de bekende staking swetten. Hel verloop der spoorwegstaking pas seerde in kleuren en geuren niet altijd even weldadig-aandoende de revue. Spr. zeide, dat de spoorwegstaking voor Kuyper een politiek fortuintje was, om dat hem daardoor de gelegenheid werd aangeboden, de armte zijner wetgeving daarachter te verschuilen. Het zou ons te ver voeren, het door spr. gegeven verloop der staking geheel uit te werken. Eenige korte punten geven we aan. Troelstra heeft de staking volgens hem, niet uitgelokt, heeft niet opgezweept. „De Nederlander" zou het eerst hebben aangedrongen op de wet op de staking van spoorwegpersoneel. Door die Het geduld van den markies was ten einde; den luitenant groetende, zeide hij: „Mijn tijd is kostbaar, ik moet heen gaan." De ambtenaar liet echter den markies nog niet los; hij stond met eenige drift op, vergezelde hem tot buiten de kamer en had misschien de hoop, dat hem daar, buiten iemands weten, voorloopig eenige guldens zouden worden toegestoken. De man werd echter met een beleefd compliment afgescheept. Schier op hetzelfde oogenblik dat Henri d' Ambrelle uit de kamer ging, verdween ook Korrel achter de geheime deur, langs welke hij was binnengekomen. Die deur gaf toegang tot eene wacht kamer, uil welke een enge steenen trap naar beneden en in oen achterstraatje met blinde muren, leidde. Toen de markies buiten en in tegenover gemeld steegje gekomen was, zag hij Korrel op een dertigtal stappen van hem, naar de hoofdstraat komen, waarin de edelman zich bevond. Eensklaps schemerde er den markies iets voor de oogen, doch wat dit eigenlijk was wist hij niet. Toen Korrel hem voor- hij ging, was het Korrel niet meer, dien hij in de enge steeg had zien aankomen. Korrel, of de persoon die hem voorbij ging, was niet meer in het bruin vest, maar in een zwarten jas, met geel zijden nestels gekleed. De kraag was verdwenen en had plaats gemaakt voor een los af hangenden, wit mouselinen das; de hoed scheen den markies van een anderen vorm en versierd te zijn met een kleine, stijve en gekromde veer. wet worden dan de arbeiders gekneveld. Toen is er verzet gekomen van de sta kende spoorwegarbeiders, toen men hun het wapen van staking trachtte te ont nemen. En dit was de oorzaak van de oproeping van het comité van verweer. Spr. beweerde, dat de oproeping der lichtingen, dat de soldaten aan Kuyper moed hadden gegeven. Daarop trok spr. de vreemde conclusie, dat Kuyper en Lohman de staking hadden uitgelokt I, om eens te poseeren als man met den biceps door het proletariaat te knevelen, door het recht van staking te ontnemen en door een brigade van onderkruipers te formeeren. Allemaal woorden als koeien, maar die gesproken zijn uit een mond, welke in casu geen gezag erkent en die de alles omverwerpende revolutie predikt. Woor den, gesproken door den socialist, die in de door hem zoo genoemde d w a n gvv e t- ten, eene beperking' ziet van vermeend recht tot omwenteling. Wij moeten nu nog dringend wijzen op de bewering, dat de staking voor Kuyper een politiek fortuintje zou te noemen zijn, in zooverre hij daarachter zijne vol gens spr. geringe resultaten in zake wetgeving zou kunnen verschuilen. Er is dan in de Tweede Kamer, wat de legislatieve, de wetgevende laak be treft, erkend, dat de regeering niet stil heeft gezeten. Wel is het door de linkerzijde betwist, dat er op de juiste w ij z e zou zijn gearbeid. En nu laten wij minister Kuyper's eigen woorden volgen, die hij in de Kamer heeft gesproken op 10 Dec. 1904. „M ij n wijze van werken is deze ge weest. Ik heb het altijd zoo beschouwd, dat wij geen partijregeering waren in dien zin, dat wij gekomen waren ter executie van een last voor een bepaald aantal jaren. De persoon had geen kort gesneden, rosse haren, maar wel lange zwarte, die tot op de schouders hingen: de pleister was verdwenen en de mond was niet meeT scheef. Doch was die persoon Korrel wel? Ge wis neen. Echter was er niemand in het straatje dan de bruine man der policie, op het oogenblik dat de markies daar in keek. Er had iets zeiden wij voor zijn oog geschemerd, doch bij die schemering was er toch niemand verdwenen, was er geen ander persoon verschenen. 't Moest echter wel zoo zijn, want de persoon in het zwart, die hem nu, zelfs zonder hem op te merken, voorbijging, was Korrel niet. De markies d' Ambrelle trad door de straten, nu zoo levendig als zij in den morgen grafachtig waren; de koopgoede ren waren uitgestald, de werkman werkte achter in den winkel, de kinderen speel den gedruischmakend, zooals zij nu nog spelen, in de straat, en het helder zonne straaltje, dat ruitjes en kleurige of ver gulde uithangborden glinsteren deed, bracht veel bij om het straattooneel te verlevendigen. Voor hem uit ging nog altijd de zwarte persoon, die veel had van een advokaat of een notaris. Eindelijk verdween de roode veer en de markies dacht er niet meer aan, toen hij een half uur later het K o n i n k 1 ij k e Hof binnentrad en de waard hem zeide, dat er een man wachtte, die hem ver langde te spreken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1