mi
Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
Goes,
No. 2.
Donderdag 5 Januari 1905.
Eerste Jaargang.
[J
UEN.
,n Goes
It tosriö
A It.
ËN, Markt,
Lier,
raliteit.
'KNVOKDER,
100 K.ti.
RlüS A
eevoeder,
100 K.G.
Verschijnt eiken /BAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Bescheidenheid en nog wat.
Anne Dieu-le-Veut.
BUITENLAND.
e e r i n g
SN
IN
ROTTERDAM.
d Zondags,
■issingen 6.30
In Rotterdam
llerdag 5 Jan.
loensdag 4 en
rIELDE".
17 8 30
|18 9,—
19 9,30
|20 10,30
|21 11,—
122 11,30
123 7,30
24 8,—
125 8.30
26 8;30
27 8,30
28 8,30
29 8,30
30 9,30
31 8,30
9,—
9,30
10,
10,—
10,
10,
10,30
10,30
10,—
10,
10,30
U-
11,30
8,30
9,-
een datum is
tweede getal
i-ZIERIKZEE.
17 7.30
1,30
L 18 7,30
1,30
19 6,30
2-
1. 20 7,—
1,30
21 1,30
1,30
1. 22 7,30
a. 23 7,30
1,30
24 7,30
1,30
|n. 25 7,30
1,30
d. 26 6,30
2-
27 7,30
1,30
r. 28 7,30
1,30
B. 29 7,30
in. 30 7,30
1,—
31 7,30
1,30
Is 's morgens 7.30
1.30, van 9—21
I Jan. 1,45. 's Zon-
It.
r ij g b a a r.
Markt, Goes.
>or« flink rabat.
ILEESCHWAREN.
orstmakerij
I
- Middelburg.
i
cbaar bij
NIH ZEEUWSCHE COURANT
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs: per 3 maanden—.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Drukkers-Uitgevers
OOSTERBAAN LE COINTRE,
G O E S. c—
Advertentiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal régels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Wegens den feestdag der H. Drie
koningen op Vrijdag a.s. zal ons blad
Zaterdag verschijnen.
De „Goesche Courant" maakt zich vroolijk
over een stukje van „de Zeeuw", welk
laatste blad zich, volgens de Goesche,
zou gemengd hebben in onze polemiek met
haar, vreezende, dat wij het niet
alleen zouden afkunnen.
Onze voorstelling van de fantazie der
Goesche wordt hoe langer hoe grooter.
En dit niet alleen: maar onze gedachte
van de gepaste zelfkennis van het blad
hoe langer hoe kleiner.
Na het vorige aan ons gericht artikel
zou een redelijk mensch toch zoo ongeveer
moeten denken, dat de Goesche zich
met ongemeenen ijver toelegde op het be
trachten der nederigheiddat ze het verre
beneden hare hooge positie zou wanen een
ook maar eenigszins hoogen toon aan te
slaan.
Wie echter zoo verwachtte, vergist zich
deerlijk.
Met name onze repliek werd door het
blad in hetzelfde nummer gequaüficeerd
als „opheldering", en onze uiteenzetting
als „verontschuldiging".
Heusoh, we zouden ons hierover gansche-
ljjk niet druk hebben gemaakt, zoo niet
het liberale orgaan in haar lesje aan het
adres van „de Zeeuw", zich nogmaals het
lang niet nederige gezegde hadde laten
ontvallendat zij, de Goesche, van
meening is, dat de Zeeuw vermoedelijk
bang zou zijn, dat wij het niet af zullen
kunnen. Zoo iets neer te schrijven alleen
is niet moeilijk.
Maar het dunkt ons, dat een blad, dat
zoo hoogmoedig optreedt, minstens met
eenige goede bewijzen dient voor den dag
te komen.
Nu, vermoedelijk is de Goesche
in de onmogelijkheid die te leveren, dus
moeten wij haar geruststellen omtrent den
angst van de Zeeuw ten opzichte
van ons.
En wat ons zelf betreft in deze quaestie,
wij hopen in bescheidenheid onze eigen
Een verhaal uit de XVIIe eeuw.
I.
De Wandelplaats.
Brussel, het sierlijke en coquette Brussel,
was in de 17e eeuw op verre na noch zoo
prachtig, noch zoo groot als het zich nu
voor ons oog vertoont; doch het had des
tijds reeds dat hoofsohe, dat pronkende,
dat glinsterend uiterlijke, waardoor het
zich nu nog onderscheidt.
Wat Brussel in alle geval in die dagen
vooral bezat, was dezelfde mengeling van
valsche en ware pracht, dezelfde zucht om
zich op den leest van het toongevende
Parijs te schoeien.
Brussel was toen en is nog de aap van
de wereldstad, en het heeft zijn eigen ka
rakter altijd aan den geest van navolging
ten offer gebracht.
In de 17e eeuw was Brussel nog om
muurd en sloot al de gemeenten, welke
nu binnen haren omtrek gelegen zijn, buiten
hare aeht monumentale poorten, waarvan
er nog eenige onvindbaar tusschen de huizen
verborgen zitten.
zaken klaar te spelen en onze eigen be
langen te behartigen, zonder hulp van
anderen.
Op dat stuk kan de Goesche werkelijk
gerust zijn.
En nu over wat anders.
In ons vorig nummer zeiden we reeds
als onze meening, dat de Goesche de
anti-revolutionairen tegen de Katholieken
trachtte op te zetten.
In haar laatste blad nu draait ze even
de rolletjes om en tracht den Katholieken
in 't gevlei te komen, door te beweren,
dat deze door de anti-revolutionaire broe
ders tot „hand- en spandiensten" worden
gebruikt.
Zooals we het reeds meer ondervonden
hebben, is 't ook nu weer gebeurd: een
zuivere politieke twist wordt met meerdere
of mindere handigheid gemaakt tot een
godsdienststrijd.
En waarom
Och, het is bijna te doorzichtig om de
vraag te stellen.
Immers, wanneer in de coalitie der
Katholieken en anti-revolutionairen maar
een goede bres kon geschoten worden
wanneer er tusschen hen tweespalt en on-
eenigheid kon worden gezaaid, dan ware
het den Vrijzinnigen c. s. bij de aanstaande
verkiezingen meer dan gemakkelijk, de
overwinning te behalen.
Daarom slechts is het te doen, en daarom
alleen wordt er beproefd, op welke wijze
dan ook, eene „desunie" te veroorzaken.
En dat men hiernaar in de tegenwoordige
omstandigheden met alle krachten streeft,
is zeer begrijpelijk.
"Want de linkerzijde, liberalen en vrij
zinnigen, zijn meer dan ooit verdeeld. Alle
pogingen worden door hen aangewend, om
toch maar tot zelfs eene „leuze" te komen.
In eigene fracties bestaat te veel ver
schil en men denkt er niet aan concessies
te doen. Vereenigingspunten worden overal
opgezocht, maar niet gevonden.
Men kan zich dus gemakkelijk voor
stellen, dat bij dusdanigen stand van zaken,
van liberale en stamverwante organen, alle
pogingen in het werk worden gesteld, om
onze coalitie te verbreken of te verzwakken.
De stad had in den zomer frisehgroene
wallen, op welker binnenkant prachtige
dreven van lommerrijke linden.
Hier, onder die hooge en breedgetakte
boomen, kwam in den zomer het puik der
bevolking en vooral het puik der straat
jongens zich verlustigen, evenals deze
laatsten langs de sierlijk beplante vaart
van Brussel naar (Antwerpen speelden.
Hier en ginder vonden zij frisch gras,
aangenaam lommer, hooge bóomen met
vogelnesten, helder water om zich te baden
daar zagen zij visschen, beurtschepen, plei-
zierjachten en de vroolijk gekleurde trek
schuit, die door een paard getrokken, sui
zend het donkerblauwe water doorkliefde.
Dat was in die dagen al een zeer snel
en voortreffelijk, maar voor het algemeen
nog te kostbaar middel om te reizenwant
niet iedereen kon op reis 15 sols besteden.
Wij gaan niet naar het paleis, waarde
lezer, bewoond door een spaanschen gou
verneur, bedienden, raadsheeren, hellebar-
diers, mannelijke en vrouwelijke hovelingen,
vergulde spionnen, ruiters en vier- en zes-
spannige koetsen.
Neen, wij bljjven hier aan de wallen
en langs de vaart, onder die prachtige
hooge boomen, waar het hoofsohe Brussel
de wandeling volgt nogmaals iets
Maar, Katholieken en anti-revolutionairen
zijn wijzer en meer zioh-zelf-bewust ge
worden, dan dat zij zich in het net zouden
laten vangen.
Zij weten, dat er op de politieke vinken-
baan vogelaars hebben post gevat, die hen
door „zoet gefluit" trachten te lokken.
Zij zijn er ook van doordrongen, dat de
liberale lijmstokjes lang niet plakkerig en
kleverig genoeg zijn, om er een van hen
aan vast te houden.
Als de Goesche om ongeveer hare
eigen woorden aan te halen het boven
staande overdenkt, dan zal zij zich zelve,
wanneer ze zich Molière herinnert, mis
schien de vraag stellen: ,,Qu' allais-je faire
dans cette galère?"
DE OORLOC.
Dinsdag bereikte ons het niet geheel
onverwachte bericht, dat de Russen einde
lijk Port-Arthur hebben overgegeven.
Het eerste bedrijf van dezen ongekend
bloedigen oorlog is nu voorbij.
Van weerskanten is bij het beleg der
vesting met grooten heldenmoed gevochten
en ontelbare soldaten zijn op het eereveld
gesneuveld.
Met het oog op den duur van dezen
wreeden strijd valt het te betreuren, dat
de Russen tot overgave gedwongen werden.
Hadden zij het kunnen volhouden, desnoods
tot de Oostzeevloot ter hulp had kunnen
komen, dan ware het einde van den oorlog
ten gunste der Russen binnen niet te
langen tijd te voorzien geweest.
Nu echter kan men zich, tenzij arbitrage
hem eindigt, zich overtuigd houden, dat
de oorlog nog lang duren zal.
Naar menschelijke gedachte kan het niet
anders, of de Russen, die door hunne
ontzaglijke getalsterkte en door hunnen
enormen rijkdom de groote overmacht
hebben, moeten op den duur tot een goed
resultaat geraken. Daartegenover staat
dat de Japanners met de hun eigen taaie
energie den vijand nog werk genoeg zullen
geven.
Zooals de zaken nu staan, komt het ons
voor, dat het eerste pogen der Russen zijn
zalde herovering van Port-Arthur. En
voor de uitvoering van dit krijgsplan alleen
kunnen zij wel een vol jaar noodig hebben.
En wanneer men dan nog overdenkt, dat
er onvermijdelijk nog een hardnekkige
strijd zal te strijden zijn in Mantsjoerije,
wat de goede Brusselaars te Parijs hebben
afgekeken.
Door het loof van drie rijen lindeboomen,
welke dus twee dreven uitmaken, kan geen
zonnestraaltje en bij regentijd geen droppel
nat dringen.
'tWas er aangenaam koel, en wie in
koets, to paard of te voet over de heete
pleinen of door de geroosterde straten van
Brussel reed of ging, haastte zich om die
lustwarande te bereiken.
De boomen met hunne breed uitgespreide
takken zijn inderdaad als breede waaiers,
wier loof soms door een koel windeke
zachtkens bewogen wordt, geljjk de waaier
door de half slapende hand eener droomende
schoone.
Onder de boomen beweegt zich eene
prachtig getooide menigte; deze zijn te
voet gene te paard, andere in koetsen. De
rijtuigen gaan langs deze dreef op en keeren
langs de tweede terug, zoodat men de
vrouwen hoeveel verfijning reeds in de
behaagzucht! altjjd in het aangezicht
zien kan, tenminste als die coquetten het
kleine masker niet voordoen, waarachter,
nog meer dan achter den waaier, zooveel
intriges gespeeld werden.
In de koetsen met roodzijden gordijntjes
en welke laatste met gouden koorden
dan is het einde van den oorlog helaas
nog in lang niet te bepalen.
Om 5 uur in den namiddag van den
lsten Januari zegt generaal Nogi in
zijn rapport over Stoessel's verzoek om
over capitulatie te onderhandelen kwam
er een Rus met de witte vlag
naar onze voorste linie ten zuiden van
Soeï-sji-ling en gaf een brief aan onze
officieren, die mij om negen uur 's avonds
bereikte. Die brief luidde als volgt
„Te oordeelen naar den algemeenen toe
stand van de geheele linie van vijandelijke
stellingen door u ingenomen, meen ik, dat
verdere tegenstand te Port-Arthur nutte
loos is en ten einde onnoodige opoffering
van menschenlevens te voorkomen, stel ik
voor onderhandelingen te openen over
capitulatie.
„Mocht u geneigd zijn daarin toe te
stemmen dan gelieve u vertegenwoordigers
aan te wijzen om de regeling en voor
waarden der capitulatie te bespreken en
ook een plaats te bepalen, waar uwe ge
delegeerden dergelijke door mij aan te
wijzen vertegenwoordigers kunnen ont
moeten.
„Ik neem deze gelegenheid te baat om
Uwe Exc. de betuiging mijner hoogachting
te doen toekomen. Stoessel."
Nogi zegt dan, dat hij kort na het aan
breken van den dag een parlementair zond
met het volgend antwoord aan Stoessel:
„Ik heb de eer te antwoorden op uw
voorstel om onderhandelingen aan te
knoopen over de voorwaarden en regeling
van capitulatie. Ik heb als gedelegeerde
aangewezen generaal-majoor Idzjilsji, chef
van den staf in ons leger. Hem zullen
eenige stafofficieren en burgerlijke ambte
naren vergezellen. Zij zullen uwe gedele
geerden den 2den Januari om twaalf uur
ontmoeten te Soeï-sji-ling.
„De gedelegeerden van beide partijen
moeten volmacht hebben om een overeen
komst tot capitulatie te teekenen zonder
op bekrachtiging te behoeven te wachten,
terwijl de overeenkomst onmiddelijk van
kracht zal worden.
„Machtigingen tot zulke volmacht zullen
door den hoogsten hoofdofficier van beide
onderhandelende partijen geteekend wor
den en deze machtigingen zullen doar de
wederzijdsche gedelegeerden worden uit
gewisseld.
„Ik maak van deze gelegenheid gebruik
om uwe Exc. de betuiging mijner hoog
achting te doen toekomen.
Nogi."
Een telegram van Nogi geeft den tekst
der voorwaarden van overgaaf van Port-
Arthur. De voornaamste dier voorwaarden
laten wij hier volgen
zijn opgetrost, zitten de vrouwen als go
dinnen ten troon, als welke zij ook worden
vereerd, want wij bevinden ons in eenen
tijd, waarin de galanterie tot de grootste
zinnelijkheid en verwijfdheid overslaat.
Hier blinkt het satijn, de zijde en het
armozijndaar schitteren de parelsnoeren,
daar blinken de juweelen, gouden sieraden,
prachtige waaiers en flikkerende spiegeltjes
aan de zijde gedragen.
Men ontmoette, kortom, eene zoodanige
pracht, dat de mannen reeds erg klaag
den over de verspilzucht hunner vrouwen.
Evenals in onzen tijdZoo was het voor
heen, zoo is het nog! Doch dewijl wij in
de dreef nu geen mannen, maar enkel
nieuwsgierigen zijn, moeten wij hoe zon
dig het dan ook schijnen moge bekennen,
dat die feestelijke kleedij ons toelacht, dat
wij ons blind zien op al dat „poppentuygh",
op al die ringen en parelsnoeren.
En dan die kleine maskers hebben iets
zuidelijks, iets intrigeerends en men weet
niet juist wat die groote bruine of blauwe
oogen, door die amaDdelvormige gaten in
de maskers starend, willen zeggen.
Men is daarenboven volop in de mode
der moesjes, duiveltjes, en het cypersch
poeder in de harenook van het blanketsel
op de wangen. Men vernist zich het voor
Art. 1. Alle Russische soldaten, zeelieden
en vrijwilligers, ook de ambtenaren van
het garnizoen en de haven van Port-Arthur
worden krijgsgevangen gemaakt.
Art. 2. Alle forten, batterijen, oorlog
schepen, andere schepen en booten; de
wapens, schietvoorraad, paarden, al het
materieel, alle regeeringsgebouwen en aan
de overheid toebehoorende zaken worden
aan het Japansche leger overgegeven in
den staat waarin zjj thans verkeeren.
Art. 3. Indien de twee voorafgaande
voorwaarden aanvaard worden, zullen als
waarborg de bezettingen der forten en
batterijen van Itze-sjan en de beide Antse-
sjan's en van de hoogtenreeks ten zuidoos
ten daarvan op den 3en dezer, 's middags,
binnen de Japansche liniën worden over
bracht.
Art. 4. Mochten de Russische soldaten
of zeelieden geacht worden, voorwerpen
in art. 2 genoemd, vernietigd, of op eeni-
gerlei wijze in anderen staat gebracht te
hebben dan waarin ze bij de onderteeke-
ning van dit verdrag verkeerden, dan
zullen de onderhandelingen als niet ge
schied worden beschouwd en het Japansche
leger optreden gelijk het verkiest.
Art. 5. De Russische militaire en mari
tieme overheid zal een lijst van de ver
sterkingen van Port Arthur en kaarten,
waarop de ligging der onderzeeschemjjnen
en andere gevaarlijke voorwerpen aange-
teekend is, opmaken voor het Japansche
leger; evenzoo een lijst bevattende de
samenstelling en indeeling van den mili
tairen en maritiemen dienst te Port-Arthur,
met opgaaf van naam, rang en werkkring
der officierenvoorts een lijst van de
oorlogsschepen en andere schepen met de
sterkte der bemanning, en een lijst van
de burgerlijke personen, aangevende het
aantal mannen en vrouwen, hun ras en hun
bedrijf.
Art. 6. Wapens, met inbegrip van die
welke op den persoon gedragen worden,
munitie, krijgsmateriaal, regeeringsgebou
wen en voorwerpen van de overheid, paar
den, oorlogs- en andere schepen met inbe
grip van hun inhoud (particuliere eigendom
uitgezonderd), zuilen in hun tegenwoor-
digen toestand gelaten worden. Russische
en Japansche commissarissen zullen ,ten
aanzien van de wijze van overbrenging
overleg plegen.
Art. 7. Het Japansche leger, in aanmer
king nemende den dapperen en eervollen
tegenstand van de Russische bezetting,
vergunt aan de officieren van het Russische
leger en de Russische vloot, en ook aan
de daarbij behoorende ambtenaren, hun
degen te behouden, en hun particulieren
eigendom, rechtstreeks noodig voor levens
onderhoud, mee te nemen. Zij die schrifte-
hoofd, men verft zich de wenkbrauwen en
men strijkt deze in een sierlijken boog
boven het oog.
En de modejonkers! Hun kleurig kleed
sel is rijk aan linten en strikken, de hoed
wuivend gepluimd en de laarzen gespoord.
Denkt niet dat alle koetsen eigen gerij
is, 't scheelt veel.
Neen, die pracht is niet zelden ge
huurd; de knecht die „achter loopt en
draagt Monsieur's zwaard", is gehuurd
en de staffieren of heiducs zullen misschien
straks als lijkbidders of kramers langs de
deuren loopen, totdat zij weer van dezen
of genen een man van „groote qualitatibus"
moeten maken.
Doch dit schijnt het geval niet te zijn
met de twee ruiters, een jonge vrouw en
een heer, die daar de laan oprijden en aller
oogen tot zich trekken.
De amazone is eene der schoonste vrou
wen welke ooit op de wandelplaats bewon
derd werden.
Hare houding is elegant, hare kleedij
prachtig; haar paard, een der schoonste
paarden uit de stallen van den heer de
Berlaymont, deed al de ruiters en pikeurs
verbaasd staan.
(Wordt vervolgd)»