driftig wat.
In de Haagsche Schouwburg werd
Dinsdagavond eene galavoorstelling,
terwijl Woensdag een défilé voor
het paleis plaats vond van een
3800-tal werklieden van rertchil-
lende vereenigingen, benevens een
viertal praalwagens uit Schevenin-
gen waarop de visscherij in zijn
geheelen omvang aanschouwelijk
wordt voorgesteld.
De Huwelijksdag.
Uit de vlak-grijze, lichtbewolkte
lacht zendt de liefelijke zon haar
straleu naar omhoog op de lachen
de, feestelijke straten.
De zon, in dezen tijd des )aars,
is een feestelijk hors d'oeuvre.
Welkom, inaar onnoodig. Want
heden schijnt de zon van beneden
naar bovende massa van acht
nur af des morgens in de straten
verdringt is den en al opgewonden
heid, kinderlijke uitgelatenheid.
Uil de Hagenaars gaan al vroeg
kijken naar „hun dochter».
Het is stampvol in de omgeving
van het paleis. Maar de kijkers ko
men tevergeefs.
Zij laat zich nu nog niet zien,
de Koninklijke bruid.
Aan het ontbjjt is zij verschenen,
voor de serste maal, in een dress
van jonge huisvrouw, ruim gewaad
van fijne crime-kleurige wollen stof.
Daarna heeft zij zich overgege
ven aan cameristes en kapvrouw,
om als bruid te worden getooid.
Man heeft haar getooid met een
kleed van wit zilverlaken, van zil
ver en paarlen beslikt, arbeid van
vele rappe handen. Er is glans en
schittering aan deze Vorstelijke
bruid. De voorbaan is gehuld in
witte tulle met slingers van oranje
bloesems. Straks zal bij bet uitrij
den een sortie van zilverlaken, de
tengere schouders dekken.
Nu rust op het corsage een
sluitstuk van fonkelende edelge
steenten en op het blonde hoofd
rust de krans van oranjebloesems,
waarvan de lange sluier afhangt,
tooi van elk bruidje. Maar een di
adeem, fonkelend, vorstelijk, (houdt
den bruidskrans vast.
De bruid is gereed
't Is kort na elf uur.
Weinig later, te 11 uur 15, zijn
lukkige kansen, zij zou geschreven
hebben uit hare kostschool en haar
vaders toestemming gevraagd, had
niet Frank Lexton haar om strikte
geheimhouding gevraagd.
Foen begreep zij niet duidelijk
waarom, maar het werd haar tijdig
genoeg duidelijk.
Zij zouden in het geheim huwen
en voor dit geschied was, voor zij
man en vrouw waren, mocht zij aan
niemand ter wereld iets vertellen.
Hare liefde en haar verstand
waren natuurlijk in opstand geko
men tegen zulk een laag en liefde
loos voorstel. Zij scheen plotseling
uit hare lieldesdroom te ontwaken
en voelde bij dat ontwaken het
pijnlijke van hetgeen volgen zonde.
Het was, alsof haar kinderlijke
gedachten in de ladige ruimte ver
dwenen waren, en zij in een uur
tijds tot vrouw was opgegroeid. Zij
was in hare ziel dankbaar voor wat
gebeurd was, en nu niet meer de
Clara, die hij kende, een zwak en
toegevend schepseltje, maar eene
vrouw, sterk en zonder vrees, ant
woordde zij hem, met een toon van
verachting in bare stem, ofschoon
de tranen van gevoel in hare oogen
blonken, die hem trof als een
bliksemstraal.
(Wordt vervolgd.)
in de Witte Zaal van hst Paleis,
die met het balkon aan de zijde
van het voorplein bijeen
a. De Minister van Justitie, fun-
geerende als ambtenaar van den
burgerlijken stand, bijgestaan door
den gemeente-aecreians van 's Gra-
venhage
b. De zes heeren, die de eer
hebben als getuigen bij het opma
ken fier akte te fungeereu.
In de Groote Roode Anticham
bre hebben zich kort vdor 11 uur
30 min. vereeiiigd de Hooge Brui
degom, H. K. H. mevrouw de Groot
hertogin Marie van Meekleuburg
Schwerin, Z. H. de Hertog Adolf
Friedrioh van Mecklenburg en Z.
D. H. de Vorst van YVulüeck en
Pyrmoiit.
Te hall twaalf is de hooge bruid,
vergezeld van de geliefde Moeiler,
uit haar vertrekken gegaan naar (|e
Groote Roode Antichambre en lnet
de uaar aanwezige hooge fauiiliele-
leden en de overige reeds genoemde
personen beeft zij zich aan den
arm van Hendrik der Nederlanden
begeven uaar de Witte Zaal.
De hoogste vrouwe iu Nederland
gaal haar huwelijk doen bezegelen
door de wet, die gegeven is in haar
Koninklijken naam.
Als het hooge bruidspaar heeft
plaats genomen, zegt du Minister
van Justitie:
//Alvorens over te gaan tot do
voltrekking vau het huwelijk waar
toe ik, Minister van Justitie als
ambtenaar van den burgerlijken
stand, krachlens de wet en volgens
het verlangen van hrt Vorstelijk
bruidspaar geroepen ben, wend ik
mij tot Uwe Koninklijke Hoogheid
Groothertogin Marie van Mecklen-
burg-Schwerin, als moeder van den
hoogen bruidegom, met de eerbie
dige vraag of Uwe Koninklijke
Hoogheid bereid is Haar toestem
ming te geven tot deze echtveibin-
tenis.
Evenzoo wend ik mij tot Uwe
Majesteit Koningin-Weduwe der
Nederlanden, als moeder van de
Koninklijke bruid, met gelijke vraag
of Uwe Majesteit bereid is ook Haar
toestemming te geven tot deze echt
verbintenis. Toen die toestemming
bleek ging de Minister verder voort
Nu dan uit de verkregen toestemming
en uit de overgelegde bescheiden
gebleken is, dat niets meer in den
weg staat aan de vervulling van
Uwen wensch, hooge bruidegom en
bruid, is het oogenblik gekomen,
waarop ik van U een woord vraag,
dat niet alleen voor U zeiven maar
ook voor ons geliefd Vaderland van
zoo ons halbaar gewicht is.
Ik lioodig U eerbiedig uit van
Uwe zetels op te staan en elkander
de rechterhand te geven en vraag
U Heinrich Wladiinir Albrecht Ernst,
Hertog van Mecklenburg, en U
Wilhelmina Helena Paulina Marie
bij de Gratie Gods Koningin der
Nederlanden, Prinses 7an Oranje-
Nassau, of gij verklaart, dat gij
elkander aanneemt tot echtgenooten
en dat gij vertrouwelijk alle de
plichten zult vervullen, welke door
de wet aan den huwelijken slaat
verbonden zijn.
„Wat is daarop Uw antwoord?"
En als beider plechtig „ja" is
uitgesproken vervolgde de Minister:
«Zoo dan verklaar ik, Minister
van Justitie, ambtenaar van den
burgerlijken stand, in naam der wet
U door het huwelijk verbonden.»
Nadat de hooge Echtgenooten hun
zetels weder hadden ingenomen werd
de huwelijksakte voorgelezen en on
derteekend.
De hooge comparanten, bruidegom
en bruid, mij (e kennen gegeven
hebbende, elkander aan te nemen
tot echtgenooten en getrouwelijk te
zullen vervullen alle plichten bij de
wet aan echtgenooten opgelegd,
verklaar ik in naam der wet dat
zij door het huwelijk zijn verbon
den.
Het is halffilf en het weder, wat
koud nog, is nu recht verrukkelijk
geworden.
Op bet voorplein van het paleis
nog een rumoerig gedoe van or-
doniiancen, rijtuigen, persmannen en
anderen, waaronder de ridders der
militaire Willemsorde, die onder de
kolonnades een plaatsje hebben ge
kregen.
Reeds een groote drom van goud-
gegalloneerde, witbepluimde officie
ren van alle wapens, de niet ïnge-
deelden bij de eerewachten en die
van de schutterij.
Het zonlicht, dat liet ruime voor
plein in de schaduw laat, werpt
juist eenige heldere stralen op de
boute groep der officieren, doet bet
goud schitteren in fonkelenden glans,
beurt liet donkere der uniformen op
tot stemmige feestkleedij.
In een effenheid van lichtblauw
tot lichtgrijs spant zich de lucht
boven een heerlijk kleurrijk tooneel.
Achter de arcaden, die den
bruidsweg openen, liefelijk groen en
wit, de opgaande zonnen nu wer
kelijk schitterend als zonnen,' heeft
liet escorte der huzaren zich geplaatst
dat straks den stoet zou openen.
Aan weerszijden is in volmaakte
orde, de afzetting tot stand geko
men en de weg van den stoet lag
nu afgebakend tusschen de bogen
van groen, belijnd door. de unifor
men.
Het voorplein was ter rechter en
en linkerzijde, tegen de arcaden
van het Paleis, bezet door de eere-
wacht van 100 grenadiers met
vaandel en stalmuziek.
Bij die eerewachl, die onder
commando slaat van kapitein Wit-
tevcen en waarbij zijn ingedeeld de
le luita. Ter Beek, v. d. Scheer en
Menningh, bevinden zich de luite
nant-kolonel Van der Wall en de
le luitenant-adjudant Doorman.
En Van het Paleis af lijnt zich
tot aan de Groote Kerk de dubbele
rij van troepen, die op zichzelf een
eerewacht vormt, samengesteld uit
het garnizoen der residentie en
verder uit troepen uit andere gar
nizoenen ontboden en uit de kolo
niale reserve te Nijmegen.
De residentie was gereed, om de
blozende bruid te begroeten met
blijden jubel
De stemming is voortreffelijk on
der de tienduizenden, die in een
opcenhooping als nimmer te voren
is gezien geduldig wachten. Alles
werkt ook mede 'Ie getooide bui
zen, het vooruitzicht om Haar goed
te kunnen zien en boven alles dat
goddelijke weder, de werkelijk koes
terende schijf, die aan den hemel
schijnt te willen symboliseeren de
rijzende zou van de Koningiune
geluk.
Weinige minuten voor twaall zet
het escorte huzaren zich in bewe
ging en slingert de stoet van gala
koetsen zich langs het voorplein
van bet Paleis, langs de eerewacht
die den Vorsten dejhonneurs bewijst
langs de salueerende officieren, wier
groeten de builcnlandsche dames
met vriendelijken dank beantwoor
den.
Daar rijdt, als de glazen koels
is gepasseerd, de gouden karos voor.
En dat is het sein voor dion en
kelen jubelkreet vau een onveran-
anderlijken toon, die klinken zal
van de daken, uit de vensters langs
de stralen.
Daar stijgt de Koninginne in en
na haar de orstelijke moedor, in
lila kleed, zilver bi stikt en de ern
stige bruigom, in het groot tenue
van schout bij nacht.J
Langzaam aan gaal bet nu, de
gouden wagen in gloed bezet door
de schitterends zon, die den hemel
tot een vlekkeloos blauw heelt be-
tooverd.
En voort rolt de donder van
gejuich, Dat gejubel, dat wuiven
met hoeden en petten, dat fladde
ren van zakdoeken van de bene
denverdiepingen tol aan de nok
der woningen I
Dat is een enthousiasme, dat
verbijstert, dat ontroert 1
Zoo trekt de stoet ter kerke, be
geleid door opmerkingen des volks
fiat geen woorden genoeg vinden
oui uit le zingen zijn vreugd, dat
spontaan een Volkslied aanheft, maar
weer varen laat om maar te jube
len, of om te zeggen hoe beeldig
ze gesleed is de vorstelijke bruid,
boe snoezig ze er uitziet, hoe lief
de moeder is die den waaier beeft
uitgespreid oin haar bruidje voor
de zon te beschermen. J
Eindelijk wordt de kerk bereikt.
De hooge officianten wachten op
onder de marquise.
Het bruidspaar stijgt uit, na hen
Koningin Emma.
Een historisch moment breekt
aan in de geschiedenis van Neder
land en Oranje.
Als allen hebben plaats genomen
wordt door don hofprediker gebe
den.
Daarop houdt ds. Q. J. van der
Flier, Hofkapelaan, eeno toespraak
naar aanleiding der woorden uit
Psalm 4 7b „Verhef gij over
ons liet licht uws aanschijns, o
Heei!
Spreker begint met te zeggen dat
een feesture is aangebroken, waarin
heel het volk deelt en die het
jubellied „dankt, plankt nu allen
God uit tal van harten deed op
stijgen.
Daarna ontwikkelt hij hoe de bede
iu het Psalmwoord de voorwaarde
bevat van duurzaam huwelijksgeluk.
Immers dit geluk bestaat niet
in uitwendige dingen maar in de
stemming des harten en geen betere
stemming dan waar de behoefte
aan Gods liefde in ons woont.
Oio behoefte spreekt zich uit in
zonnige dagen maar niet minder
op andere dagen.
De bede om licht onderstelt
duisternis en er komen ook aan
den huwelijkshemel donkere,wolkjes.
Het huwelijk begint reeds mej
offers te vragen. Ook hier moeten
zij gebracht door den Hoogen
Bruidegom, die land eu volk vea
laat, dooe de Hooge Bruid, die nu
niet meer aldoor eene geliefde Moe
der aan bare zijde zal zien.
En ook voor de toekomst blijft
de keerzijde van het leven niemand
bespaard
Niet minder is het U van noode
om den plicht, dien U het huwelijk
oplegt, naar eisch te vervullen, bet
is de plicht der liefde en dit zegt
zooveel, want dit geldt uwe weder
kecrige verhouding. Die verhouding
moet zijn de man bet hoofd, de
vrouw bet hart. Hij besluit met:
Verhel gij over ons het licht uws
arnschijns, o, Heer 1
Toen de inzegening begon trad
het Paar naar voren en verhief de
schare zich.
Beiden omvatten zij elkaar de
hand, de Koningin diep geroerd en
haar moeder tot tranen toe bewo
gen.