voor Zeeuwsch-VIaanderen.
Overwonnen.
FEUILLETON.
,Vo. 518.
WOKiV§DA« 39 AUGUSTUS 1900.
9e Jaargang;.
HET NIEUWSBLAD
Abonnementsprijs:
Per 8 maanden 50 cents franco per post 55 cents.
Voor België ƒ0.626 en voor Amerika ƒ0.826.
Abonnementen worden aangenomen bij de Agenten,
alle Boekhandelaren, Brievengaarders en bij de
Administratie te B r e s k e n s.
Advertentieprijs:
Van 1 tot en met 4 regels 20 centselke gewone
regel meer 4 cents. Bij abonnement lager tarief.
Groote letters en vignetten naar hunne plaatsruimte.
Advertentiën worden franco ingewacht uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag één ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEIIU tc Breskcns.
BR ES li OS, 28 Augustus 1000.
We hebben aan het slot van ons
antwoord aan den klerk ter Secre
tarie Bevin te lJzendijke, die
ua.u' aanleiding van ons verslag van
de raadszitting van 23 Juli ons op
eene grove onwaarheid heeft mee-
nen te moeten betrappen, gezegd,
dat we ons oordeel over de al- of
niet-juislheid van onze mededeeling
zouden opschorten tot de notulen
van die zitting dit zouden ophel
deren.
In de vergadering van den 27
Aug. zijn die notulen gelezen, doch
lot onze verwondering werd met
geen enkel woord melding gemaakt
van de opmerking van den heer
Hendiikse over bet geringe goed
slot der gemeenterekening over
1899, en waarvan de verklaring het
geschilpunt tusschen ons deed ont
staan.
Dat kwam ons vreemd voor.
Wanneer de schrijver, die niet
op de vergadering tegenwoordig was,
zóo positief verklaart, dat we eene
grove onwaarheid neerschreven, dan
moet hij dat weten van eene zijde,
waar het duidelijk gehoord is en
welke van de zaak beslist op de
hoogte is.
Het ligt voor de hand, dat hij
ingelicht is door den Secretaris, zijn'
vader.
We weten niet of men het on
aangenaam vond, dat eene aanmer
king als de heer Hendrikse maakte,
wereldkundig is gemaakt, doch als
inderdaad den voorzitter een andere
19.
Ik beweer nietsmaar ik
veronderstel slechts, dat hij mensch
is en als zoodanig een zwakke slaaf
zijner neigingen.
Gij, mijn kind, zijt slechts
twintig jaar, opgewassen op het
land en volkomen onbekend met
de menschelijke boosheid en de
groote zwakheid, welke een hoofd
trek in ons stervel ngen is, wanneer
wij onder den invloed van een harts
tocht staan maar ik, die zestig
jaar ben en de wereld van nabij
bezien heb, ik weet, dat eer en
plicht mooie dingen zijn, wanneer
de driften zich niet in het spel
Oengen, maar daarentegen een zeer
zwak schild, wanneer deze sterke en
Woedende stroom zich een weg
baant.
toelichting in den mond wordt
gelegd, dan hij werkelijk gaf) dan
komt het maken van een opmerking
eerstens aan hem zelf toe, inaar in
geen geval aan iemand, die in zij
ne kwaliteit van ondergeschikt ge
meente-ambtenaar, op dat tijdstip
op de Secretarie werkzaam is, en
dus geen getuige van het gesproken
woord kon zijn.
Indien echter werkelijk de woor
den door den voorzitter gesproken
zijn, zooals de schrijver onderstreept
aangaf, dan komt het ons vreemd
voor, dat de gemeente-secretaris in
de door hem overgebrachte notulen
de bewuste woorden niet weergaf.
We vroegen ons at
le Is de Secretaris gaan twijfelen
en heeft hij de woorden in de no
tulen niet durven opnemen uit
vrees voor eene opmerking of
2e Is men overtuigd geworden dat
wij gelijk hadden, en dus eeue
weglating minder gevaar opleverde,
dan eene verkeerde mededeeling f
We twijfelen niet of de schrijver
zal wel zou goed willen zijn hierop
een antwoord te geven.
Volgt hierop geen bevredigend
antwoord, dan verklaren wij open
lijk dat zijn streven is geweest de
waarheid van ons verslag in ver
denking te brengen.
Dat we hém in de eerste plaats
daartoe het recht ontzeggen, is na
tuurlijk.
We nemen tevens deze gelegen
heid te baat om .op eene onaange
name ontdekking te wijzen.
Immer hebben we ter raadszitting
Eene treurige en huivering
wekkende levensbeschouwing 1
Dat zullen wij daarlaten
maar zeg mij de redenen, die u
bewogen hebben, zulk een gewaag
den stap te doen, en ik zal u mijn
oordeel daarover mededeelen.
Ik redeneerde aldus gij zjjt
rijk, zeer rijk, maar gij zijt alles
behalve gelukkig. Gij zult het be
zwaarlijk worden, na door uwe ou-
antwoorde liefde schipbreuk te heb
ben geleden. Ivar is geruïneerd en
zal tengevolge daarvan en uit fa
milietrots een wanhopigen stap doen,
ingeval hij zich niet uit zijne gel
delijke ongelegenheid kan redden.
Hij is niet door eigen toedoen
maar door dat zijner moeder, in
den toestand gebracht, waarin hij
nu verkeertdus lijdt hij onschul
dig. Wel nu, mijn rijkdom is inij
tot niets nutwelk beter gebruik
kan ik er van maken, dan dat ik
dien aan Ivar schenk En verder
dacht ik Alma hield op en
bloosde.
een tafeltje ter onzer beschikking
gehad, om onze aanteekeningen naar
behooren te kunnen maken.
Reeds tweemalen misten we nu
het gemak, dat 2e ons tot voor dien
tijd aanbood.
Als men ons nu wil bemoeilijken,
dan kunnen we bij voorbaat mêe-
deelen, gelijk men trouwens elders
reeds weet, dat we ons toch wel
weten te behelpen, en dat dergelij
ke kleinigheden ons niet ontmoe
digen om onzen plicht, die we
tegenover het algemeen op ons ge
nomen hebben, zoo getrouw moge
lijk te vervullen.
Op welke voor ons soms las
tige tijdstippen de vergaderin-
genbelegd worden, we zijn op on
zen post. Als we de waardeeriug
van het publiek hebben, worden we
ruimschoots voor onze moeite be
loond.
Doch als men ons eenmaal iets
gemakkelijk heeft gemaakt, dan ge
voelt men het gemis te meer, en
moeten er belangrijke redenen be
slaan, die tot eene. dergelijke maat
regel aanleiding gaf. Vindt het zijn
oorsprong in het nemen van eene
revanche, dat men dan zoo eerlijk
zij daarvan kennis te geven. Nu
verwekt het vermoedens, die doen
denken aan een kleinzielige politiek,
waarboven we ons verheven achten;
het is niet de eerste kneep, die
men ons toebrengt, doch die, mede
ten spijt van hen, die haar uit
voerden, op ons niet die uitwerking
heelt, als men had gewenscht.
Dat de dankbaarheid in hem
de liefde verwekken zoude, viel de
magister in.
Dat juist niet, maar ik dacht:
ik zal Ivar eerlijk zeggen, dat ik
weet, dat hij Constance bemint, dat
ik niet geloof aan de genegenheid,
die hij mij bewijst, maar dat ik zij
ne vriendin wil blijven voor het
geheeie leven. Belooft hij mij dan
inet een oprecht hart, dat hij ach
ting hebben zal voor den band, die
ons vereeuigt, dat hij inet wel
willendheid en vertrouwen behande
len wil, dan zal ik eenig en alleen
voor hem en zijn geluk leven.
Ik zal mijn best doen, door mijne
trouw, mijne nauwgezetheid in de
vervulling van al mijne plichten,
hem achting jegens mij in te boe
zemen en hem te overtuigen, dat
er iets anders en beters is, dat onze
liefde en bewondering verdient dan
lichamelijke schoonheid. In het kort,
ik wil mij om mijne goede hoeda
nigheden doen beminnen.
Gij wilt dus uw man dwingen,
Groctle. De WelEerw. heer ds.
L. Schutte, pred. bij de Ev. Luth.
gem. alhier, komt op het tweetal
voor predikant te Monnikendam.
Oostburg;, 24 Aug. De heden
avond gehouden vergadering van
den gemeenteraad werd door alle
leden bijgewoond.
Onder de ingekomen stukken
behoorden o. tn. een tweetal polis
sen ter verzekering van de werklie
den bij den bouw van het dokters
huis en ter verzekering van dat
gebouw tegen brand.
Bij loting is aan P. P. Janssens
de uilvoering der 4461/2 M. bestra
ting opgedragen, die met W. Daan-
sen voor ƒ0.24 per M. had inge
schreven.
Op de voordracht voor zetters bij
's rijks dir. bel. werden geplaatst
de heeren M. M. Meijer (aftr.) J.
J. Cuveljó (aftr.), B. de Die Bz. en
A. Versprille Pz.
De voorzitter stelde voor dat van
gemeente-wege ann Ged. Staten
zoude worden gevraagd om de sloot
langs den Prov. weg, te mogen
dempen over een tijdvak van vijf
jaren, omdat elkeen die bouwen
wilt, aan die formaliteiten moet
voldoen.
De heer Weisfeit kon zich hier
mede goed vereenigen omdat dat
bevorderlijk zal zijn aan de gemak
kelijkheid van bouwen; hij meende
echter dat 5 jaar wel wat kort en
b'jv. 10 beter is.
Goedgevonden werd die vergun
ning te vragen over een tijdvak van
u te beminnen.
Gij meent, zijn hart te kunnen
winnen, nadat gij hem toebehoort
Ja, want juist in het huwe
lijk heeft de vrouw de beste gele
genheid, de hoedanigheden te ont
wikkelen, die haar grootste sieraad
uitmaken, en waarvoor zij eigentlijk
den naam van beminnenswaardig
verwerven kan.
Toegestemd maar deze be
minnelijke eigenschappen ziet een
man zelden. De gewoonte, dat zijne
vrouw hem daarmede omgeeft,
maakt, dat hij al deze deugden als
iets zeer gewoons en al hare opof
feringen als plicht beschouwt.
Meen dus niet, dat het eene
vrouw gelukken zal, zich daardoor
bemind te maken inzonderheid,
wanneer zij eene medeminnares
heeft, die de man vóór zijn huwe
lijk bemind en die hij nog niet
opgehouden heeft te aanbidden,
die nog vóór zijne verbeelding staat,
gelijk een onopgelost vraagstuk of
een schat van onvervulde beloften,