Binnenland.
het eind \an 1897 minister Billot heftig ver
weet het werk van 189-t niet krachtig genoeg
te verdedigen" en >dat generaal Gonse on
der den invloed van Picquart gekomen was,
terwijl generaal de Boisdeffre Henry brutaal
antwoordde, dat de heele zaak hem niets kon
schelen" er op wijzen, dat de eendracht
niet zoo heel groot ineer is en dat het groepje
Cavaignac-Roget-Cuignet (uioet men er de
Freycinet ook bij noemen een ganscli ei
genaardige positie begint in te nemen, welke,
minder misdadig dan die van hun voorgan
gers, ook bij lange na zoo sterk niet meer is.
BKF.SKEN3, 28 April 189».
Tc rekenen van I Mei a. s. zal bevoegd zijn
in de Ge arbeidsinspectie, de adjunct inspecteur
van den arbeid J. ,1. van Male, wien als stand
plaats wordt aangewezen Groningen.
Dinsdagmiddag werd de tram, die te
kwart voor vijf van de kade vertrekt, aan de
Kijkuit eensklaps tot staan gebracht, doordien
van den personenwagen een as gebroken was.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor,
terwijl de materieële schade gering genoemd
inag worden.
De passagiers, die voor de correspondentie
ie Sluis en Maldeghem moesten aansluiten, na
men plaats in het postcompartiment en de
goederenafdeeling, terwijl deze reis 11a een half
uur kon worden vervolgd.
Toen de wagen weer op het spoor gebracht
en rijdbaar gemaakt was, kou naar de haven
gereden en de dienst geregeld hervat worden
uiet de train die kwart voor zeven van de rich
ting Sehoondijke was aangekomen.
De heer A. J. de Sopper, cand. te Sluis
heeft een beroep ontvangen naar de Ned. Herv.
Gt ui. Ie 's Heerenhock.
(«roede. Voor pred. bij de Ev. Luth. Gein.
alhier is het navolgende drietal opgemaakt
ds. J. \V. Bras, te De Rijp, ds. Chr. de Meije-
re, te Doesburg, en dhr. L. Schutte, prop. te
VVeesp.
Tot onderwijzeres aan de Chr. School te
Axel is benoemd uiej. C. J. Zoniievijlle te Aar-
denburg.
Bij het deze week te Middelburg gehou
den examen vuur de hulpaete (L. O.) zijn o.
ui. geslaagd mej. C. J. Zonr,evijlle te Aarden
burg en de heer P. J. de Potter te Groede.
Ik ga niet inee.
Wat!
Ik ga niet mee.... omdat ik pijn aan de
voeten heb, zeide hij ruw en onverschillig.
Dat is niet te verwonderen, antwoordde
de graat.
De markies heeft altijd gemakkelijk op
ccne boot gereisd.
Anders moet ik zeggen, dat hij dikwijls
genoeg onze granietrotsen trotseert meende de
dame, en zij legde hare hand op den arm van
den markies. Als gij niet meegaat, dan zult
gij tot het mikpunt van de gruwelijkste spot
ternij gemnakt worden. Negen of tien vrouwen
zullen vroolijk drie mijlen afstands afleggen, nu
eens klimmende, dan eens dalende, en gij
Maar neen I neen Och foei, markies
zet alle sombere inbeeldingen van u ai en geef
een arin aan de dochter van den burgemeester,
die eene kleur krijgt als purper zoodra zij uwe
stem hoort.
Arme beklagenswaardige riep de markies
hoofdschuddende uit.
In Ernm..., sprak de graaf, is uitmun
tende wijn te krijgen. Wij zullen dien drinken
onderwijl de dames zullen uitrusten bij den
glans der volle maan. Het moet een lieve
waudeling zijn daarheen ik ken de streek,
zij is bekoorlijk. Gaat gij mee?
Neen, ik ga niet, mevrouw.... veront
schuldig mij, maar ik ga niet.
Nu goed, dan zullen wij gaan. Wat zegt
gij wel, graaf, van de onbeleefdheid van onzen
goeden markies Alessandro?
(Wordt vervolgd.)
Uzendijke, 27 April. Hedenvoormiddag hield
de gemeenteraad ecne voltallige zitting.
Na de lezing der notulen, maakte dhr. Heti-
drikse de opmerking, dat in de vorige zitting,
nadat hij was vertrokken, nog een besluit was
genomen betrekkelijk het subsidie aan liet mu
ziekgezelschap „Geduld overwint" dat niet op
hel oproepingsbriefje was vermeld.
In een schrijven aau den voorzitter had hij
ophelderiug gevraagd als kaïittcekcuing op het
oproepingsbriefje.
De voorz. deelde, inede, dat dikwijls verras
sende vragen worden gedaan, waarop hij niet
terstond antwoord kan geven, daarom is de
maatregel toegepast, dut geene voorstellen noch
vragen kunnen gedaan worden dan schriftelijk.
liet geval waarvan dhr. Hendriksc sprak,
vloeide voort uit de behandeling van het in
gediende verzoek door het bestuur van „G. O."
Onder de ingekomen stukken behoorde o. m.
een schrijven van de directie van „Geduld u-
verwirit" houdende kennisgeving, dat zij het
aangeboden gemeente-subsidie aanvaardt, en dat
zij de hoop uitsprak, dal de eerste stap op de-
zeu weg tot meerdere toenadering moge leiden.
Bij gedane kasopneining bij den gem.-ont-
vanger bleek aanwezig te zijn ƒ767.055.
Aangeboden werd het beredeneeid versing der
gemeente over 1898.
Dhr. Hendrikse vroeg den voorz. ot de door
hem ingezonden brief niet in behandel ng kwam
betredende de verlenging van de verordening
op het dansen.
De in dien brief gevraagde opheldering was
reeds door den voorz gegeven en de verorde
ning op het dansen, staat nader op de agenda.
Van C. F. van Rooy was ingekomen eene
rekening ad ƒ75.wegens zijn keurmeester
schap.
De voorz. stelde namens Burg. en Weth.
voor om deze rekening niet te betalen omdat
van Rooy wel als keurmeester was benoemd,
doch dat deze benoeming was moeten ingetrok
ken worden, als in stiijd inet de politie-veror-
dening.
Dhr. Hendrikse wees er op, dat van Rooy
indertijd was benoemd met 4 tegen 8 stemmen,
ondanks zijn betoog, dat deze ingevolge art. 75
dier verordening niet kon benoemd worden.
Dhr. Carpreau opperde het denkbeeld om het
met van Rooy op een aceoord te gooien.
De voorz. gal in overweging oiu één kwar
taal uit te betalendit was het tijdstip dat
van Rooy in functie was.
Dhr. Leenhouts wees er op, dat er geen
spraak van kon zijn om van Rooy te benoemen.
Immers deze kon liet diploma van rijks-veearts
niet indienen, dat volgens art. 75 der politie
verordening gevorderd wordt. Wel worden in
andere plaatsen veeartsen zooals van Rooy aan
gesteld, doch als men betere heeft neemt men
die, daarop is dan ook dat art. van do veror
dening geschoeid.
Dhr. Hendrikse raadde ten sterkste aan om
deze zaak buiten den Raad te houden, wijl ze
hier niet thuis behoorde.
Dhr. De Jaeger meende, dat van Rooy tocli
is benoemd geweest, en al was de benoeming
onwettig deze toch zijn functie zou hebben
waargenomen indien hij geroepen was. Daarom
zou hij er voor zijn drie maanden uit te betalen.
Het voorstel van B. en W. om geene uitbe
taling te doen wordt aangenomen met 4 legen
2 stemmen, tegen de hecreu De Jaeger en Car
preau dhr. Hendrikse hield zich buiten stem
ming.
Daarna kwam aan de orde een voorstel van
B. en W. tot wijziging der politie-verordening
in dien zin, dat die op het dansen zal besten
digd en die op het keuren van brood op be
paald gewicht zal gewijzigd worden.
Dhr. Hendrikse vroeg of die bestendiging een
gevolg was van zijn schrijven eu of dit puilt
niet eerst diende behandeld te worden, en ver
der of de redactie met die van het oorspron
kelijke overeenkwam.
De voorz. zeide dat zulks toch in zijne be
doeling lag en dat de redactie overeenkomt met
dc thans geldende bepaling, doch dat daaraan
nog wat is toegevoegd en voorts dat do be
handeling tegelijk geschiedt als zijnde eene wij
ziging en aanvulling der Politie-verordening.
Naar aanleiding der thans vigeereude bepa
ling voor het gewicht van het brood, was door
den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie
bij liet Kantongerecht opgemerkt, dat door Z.
E.A. geene vervolging zoude kunnen worden
ingesteld bij bekeuring overeenkomstig deze ver-
bo Isbepaling, daar liet verkoopen van brood met
te weinig gewicht eene overtreding op hecter-
daad zoude moeten zijn. Mitsdien werd in
overweging gegeven om de bepaling zoodanig
te wijzigen, dat bet op straf verboden is, dat
bakkers of broodverkoopers brood in voorraad
hebben, hetwelk te weinig weegt.
liet door B. en W. in dien zin voorgestelde
werd met alg. st. goedgekeurd.
Aan liet verbod om danspartijen te houden
in niet vaste voor liet publiek toegankelijke
plaatsen of iu tijdelijke tenten, werd voorgesteld
oin daaraan toe te voegen „Ieder die zuo-
danigc danspartijen toelaat inoet sinls het laatst
voorgaande jaar eigenaar van het lokaal zijn".
Hiertegen voerde dhr. Carpreau aan, dat ie
mand die met 1 Jan. eigenaar van een herberg
wordt, geen danspartijen mag houden, dan voor
het volgende jaar, welke maatregel hij onbillijk
zoude vinden.
Dhr. Hendrikse, dit bezwaar deelendc, meen
de dat 't best te ondervangen was door de
woorden ,,'t laatst voorgaande jaar" geheel ach
terwege te laten. Aan huurders wordt dus de
bevoegdheid toeli niet toegestaan en vreemden
inet niet vaste lokalen komen zeker niet in
aanmerking zoodat door de weglating toch ver
kregen wordt wat verlangd wordt.
Het aldus geamendeerde voorstel werd aan
genomen met G tegen 1 stem, die van dhr.
Carpreau.
Door liet Bestuur der regclingscommissir voor
de a.s. Landbouwtentoonstelling werd een sub
sidie gevraagd van ƒ400 tot dekking der kos
ten van de in te richten feestelijkheden.
Burg. en Weth. stelden voor deze aanvraag
toe te staan en het bedrag te vinden uit de
heffing van een buitengewone hoofdelijke omslag.
Dhr. Hendrikse achtte het toestaan dezer
aanvraag vrijwel eene uitgemaakte zaak. Het
verleenen van een erediet was wellicht eene be
tere uitdrukking. Hij was er echter niet tegen
dat een erediet van ƒ400 geopend werd, doch
wenschte daaraan de voorwaarde te verbinden
dat de rekening en verantwoording aan den
raad zal worden overgelegd.
Indertijd heelt het Dames-comité ook gean
nonceerd dat rekening en verantwoording ter
inzage lagen, doch dat te vergeefs daartoe een
verzoek is gedaan.
Ilij geloefde dat de ingezetenen toeli altijd
het recht hebben om inzage te neinen van de
wijze waarop hunne bijeengebrachte fondsen zijn
beheerd.
De voorz. wees den spreker er op, dat eene
hatelijkheid als deze niet te pas komt. Het
Daines-coinité heeft rekening en verantwoording
overgelegd tegenover Burg. en Weth van welk
college dat comité was uitgegaan.
Die rekening en verautwoording is door hen
in orde bevonden en goedgekeurd. De raad
heeft hier niets mee te maken. Dat aan den
raad zulks wordt gedaan door deze regolings-
coin missie is hoegenaamd geen bezwaar.
Dhr. Carpreau is het volkomen eens inet het
indertijd op voorstel van dhr. Hendrikse en uiet
5 tegen 2 stemmen genomen besluit otn geene
rieuien van een anders lêer te snijden zooals
met de wijze, waarvan (lit comité is uitgegaan,
beoogd wordt. Hij gat de voorkeur aan vrij
willige bijdragen.
Dhr. Hendrikse zeide dat hel hier niet gold
de vergoding van enkele personen, noch van één
persoon, wiens naam hij niet noemen zoude,
zooals bij het geval inet de traminwijding, waar
van dhr. Carpreau gewaagt, maar 't is hier in
't algemeen belang dat gevraagd wordt.
De voorz. meende, dat deze gelijkenis niet
opgaat, want voor de totstandkoming van den
tram had spr. zich bijzonder geïnteresseerd en
dat het niet waar was, dat toen feest gevierd
is ter verheerlijking van één persoon.
Dhr. Carpreau kwain toch op tegen de wijze
waarop men menschen forceeren wilde om feest
te vieren.
Dhr. Hendrikse kon zich met het voorstel
van B. en VV. goed vereenigen, hetwelk werd
aangenomen met G tegen 1 stem, die ran dhr.
Carpreau.
Ingekomen was een aanvraag van Ilochart
om cenigc gemeentegrond in erfpacht te mogen
ontvangen.
Dhr. Hendrikse vroeg of dat inaar opging
om te bouwen op gemeentegrond zonder dat de
raad het erfpachtsrecht heeft toegestaan. Nu
staan we voor 't feit.
De voorz. meende dat zulks wel meer ge
beurt.
Dhr. Hendrikse keurde hot niettemin af dat
op zoo'u wijze op de beslissing van den raad
wordt vooruit geloopen.
We zijn tegen jabroers, inaar zóó ismen wel
haast gndwongen ja te zeggen.
Dhr. Carpreau wilde deze opmerking maken
dat in 't vervolg bepaald werd, tot op welks
hoogte moet worden gebouwd. Door te lage
gebouwen ontsiert inen soms ecu heele straat.
Dhr. Hendrikse vond het ongepermitteerd
eerst erfpacht te vragen als het huis er al staat
De voorz. zeide dat liochart haast had inet
bouwen, en dat daarom toen toestemming is
gegeven.
Dhr. Hendrikse wees er op dat als er zoo'o
haast was deze vergadering vroeger had kun
nen belegd worden. Het is nu al 3 maanden
geleden sinds het vergadering was.
De erfpacht werd voor den tijd van 30 jaar
met alg. st. toegestaan.
Als ambtenaar van den Burgerlijken Stand,
afgetreden wegens zijne herbenoeming als bur
gemeester werd deze met G stemmen herkozen;
I stem was blanco.
Vóór het laatste punt der agenda aan dn
orde werd gesteld, vroeg dhr. Hendrikse naar
de reden, dat de vaststelling van den ligger
der wegen en voetpaden en het rapport der
commissie voor de regeling van het kerkhui,
niet in behandeling kwamen, dan wel of dit
laatste in den doofpot was geduwd.
l)e vourz. deelde hierop mede, dat de ligger
reeds ia vastgesteld en dat aangaande het kerk
hof van het R. C. kerkbestuur geen verzoek tot
regeling daarvan was ingekomen en mitsdien
niet behandeld kou worden.
Dhr. Hendrikse kwam er tegen op, dat de
beslissing over een dijk in den Oranjepolder
nog niet gevallen was, en daarover nh met meer
keunis van zaken te zijn toegerust in de vol
gende dat is deze vergadering zou wor
den beraadslaagd.
De voorz. reide dat de vaststelling van den
ligger niet meer kon wachten, en dat door den
dijkgraaf van den Oranjepolder een voorstel
aangaande dien dijk aan de vergadering van
ingelanden zou worden gedaan.
Betreffende de kerkhof-kwestie vroeg dhr.
Hendrikse of toch aan do betrokken kerkbestu
ren een afschrift van het rapport was toege
zonden, waarop de voorz. bevestigend antwoord
de. Van den pastoor was geen voorstel inge
komen.
Wel van het kerkbestuur der Ned. Herv.
Gein. doeli daarvan meende de voorz. geene
melding te moeten maken, zoolang van den
pastoor geen bericht was ingekomen.
Dhr. Hendrikse vroeg of liet Herv. kerkbe
stuur er vóór was of niet, waarop de voorz.
bevestigend antwoordde.
Dhr. Bekaar deelde mede, dat kerkvoogden
en notabelen ill dit geval het kerkbestuur zijn
on dat deze geen bezwaar tegen de indeeling
hebben allen konden ze zich niet vereenigen
inrt de overgang, oindnt ze er voor zouden zijn
dit stukje voor algeineene begraafplaats te be
stemmen.
Besloten werd aan den pastoor een rappel te
richten. Koint dan andermaal geen bericht in,
dan moet daaruit onverschilligheid blijken en
alsdnii is het ook voor deu raad onverschillig.
De regeling was, zeide dhr- Hendrikse, enkel
in het leven geroepen uit het oogpunt van
rechtvaardigheid.
Als leden van het stembureau voor de a. s.
stemming voor den gemeenteraad werden benoemd
de lirn. F. J. Calon met G, Th. F. de Jaeger
met 5 en J. A Bekaar met 5 st.Jlerwijl de
overige leden als plaatsvervangers werden aan
gewezen. Vóór de openbare zitting overging
in eene met gesloten deuren, werd op een des-
betreitende vraag van dhr. Henbrikse door den
voorz. en dhr. Carpreau geantwoord, dat de
plaatsing van negen ramen aan het stadhuis,
de onderwijzerswoning niet door den laagsten
inschrijver Vercruijsse werd uitgevoerd, omdat
deze er zich niet bekwaam toe achtte en mits
dien verzocht had zijne inschrijving in te trek
ken; tevens dat de albraak komt ten bate des
aannemers. Daarna werd de zitting opgeheven.