R
Gravin Ilario.
No. 386.
Zaterdag 18 Februari 1899.
8e jaargang.
BET NIEUWSBLAD
voor Zeenwsch-Ylaanderen.
A lï o n n e in e n t s p r ij s
Per 3 maanden 40 cents franco per post 45 cents.
Voor Amerika ƒ2.90 per jaar bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
O O
Advertentieprijs:
Van 1 tot en met 4 regels 25 cents; elke regel meer
5 cents. Bij abonnement aanmerkelijk vermin
derd tarief. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdagnam. 1 ure.
Deze Courant verschijnt eiken Zuimlag bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Breskens.
Thans is aan de Tweede Kamer ingediend
een wetsontwerp tot afschaffing der tollen op
rijkswegen en kanalen.
De heffing van de rechten die, onder welke
benaming ook, door den staat geheven wor
den voor het gebruik van wegen, kanalen,
havens, sluizen en bruggen, wordt afgeschaft.
De afschaffing gaat in met den eersten Mei
1900, behalve voor de bruggen over de mark
te Standdaarbuiten, over de Dintel hij Stam
persgat en in den weg van Dinteloord naar
Willemstad en voor de militaire bruggen en
sluizen te Muiden, te Kaarden en bij het fort
Uitermeer.
Het tijdstip, waarop de afschaffing voor elk
dier bruggen en sluizen, in verband met loo-
pende niet opzegbare pachtovereenkomsten,
zal ingaan, zal nader worden bepaald.
Voor de provincie Noordbrabant vervalt
met 1 Mei 1900 de verplichting tot verdere
betaling aan den staat van
a. de afkoopsom van ƒ28 000 's jaars,
die zij, krachtens Ie ter uitvoering van de wet
van 16 Juni 1872 (Staatsblad no. 62) geslo
ten akte van 20 Juli 1872, verschuldigd is
voor de opheffing der rijkstollen in die pro
vincie
4. de som van ƒ48.9.16 's jaars, die zij,
krachtens eene in 1875 met wijlen Z. K. H.
Prins Frederik der Nederlanden getroffen re
geling, uitkeert voor de staking der tolheffing
op den tot het voormalig dotatiedomein be-
FETJILLETON.
Uit het Italiaanseh vertaald
13. DOOR
IX. O.
Mevrouw Marr., mevrouw Marr. Gij
hebt mij gelast mij stil te houden; ik gehoor
zaam u, maar het is een hartverscheurende
wreedheid die mij innerlijk foltert. Mijn trots
verzet zich tegen de ellendige, laaghartige rol
die ik spelen moet. Wat zal die vrouw zeggen?
Ik stop mijn ooren toe om het niet. te hoo-
ren. Ik ben hier alleen. Zij, allen denken dat
ik in Weenen ben. Welk een bedrog! Wij
'.ijn afschuwelijk valseh. Terwijl zij meende, dat
ik reeds mijlen ver weg was uiet de Doolsche
dame, heb ik den avond, toen ik aan Bologna
naar Florence reisde, voor het laatst de villa
der Ilario's gezien. Er brandde licht in de ka
mer der gravin en mij dacht: zij moest het
geraas van den trein hooren. Ach! ik trok on
willekeurig mijne voile over het gelaat, als had
zij met den vinger naar mij gewezen; ik sloot
hoorenden grindweg van Klundert naar Moer
dijk.
Op de door den staat onderhouden wegen,
welker tollen op 1 Mei 1900 nog verbonden
zijn voor rente en aflossing van geld leeningen,
te weten op de wegen van Naaiden naar
Amersfoort; de Bavoortsche brug hij Amers
foort naar Arnhem, Hoevelaken naar het Ka-
teveer (Zuiderzeesche straatweg) en Deventer
over Zutphen en Winterswijk naar de Pruische
grens, wordt de tolheffing afgeschaft op den
dag waarop de staat de vrije beschikking over
de tollen op die wegen verkrijgt of, voor
zoover op dat tijdstip pachtovereenkomsten
mochten loopen, hij het eind dier overeen
komsten door opzegging of tijdsverloop.
Wanneer tollen op de bij het vorig artikel
bedoelde wegen, die door tolgaarders bediend
worden, ter vrije beschikking van den staat
komen en dus vervallen, zal de minister van
financiën aan de buiten functie komende tol
gaarders en naar zijn oordeel billijk wacht
geld ten laste van den staat toekennen.
Dit wachtgeld zal echter voor geen hunner
het bedrag van ƒ800 's jaars mogen over
schrijden dat voor rijkstolgaarders is vastge
steld bij de Koninklijke besluiten van 21 April
1864 no. 60 en 20 Maart 1867 no. 63.
In de Memorie van Toelichting zegt de
regeering o. a.
Reeds sedert vele jaren is van regeerings-
wege de wenschelijkheid van de afschaffing
der tollen op de rijkswegen en kanalen er
kend, maar verschillende omstandigheden heb
ben de indiening van een daartoe strekkend
wetsontwerp tegengehouden.
de oogen en opende ze niet aleer ik een heel
eind verder was.
Vraagt zij naar Amalia Veber Het best
is, dat men haar zegt dat ik gestorven ben.
Dan zal zij voor mijne ziel bidden en niet
meer zeggen dat ik een ondankbare ben."
Het plaatsje waar ik mijn intrek genomen
heb is dicht bij Saranza; ik heb het uitzicht
op de hooge marmeren rotsen; ik wilde wel
dat zij mij verpletterden.
Waartoe dienen mij de talenten die ik
aan mijn vader te danken heb? Tot niets. Ik
ben een arme vrouw. Bij de ontzettende ge
dachten die mij kwellen voegt zich nog deze,
dat ik eens door de portiersvrouw overvallen
ben in de rotonde, bij de serre Ik smeekte
haar mij niet te verraden, doch zij had het
reeds aan iemand verklapt.
Ik zou die vrouw in tiaar graf kunnen ver-
wenschen. Schrijf mij niet meer, mevrouw Marr.;
ik heb |»ieiuand noodig. Ik heb genoeg om
van te leven overvloedig. Ik heet niet
meer Veber, ik heet Amalia, de eene of andere
zonderlinge jonge dame, die haar leven alléén
slijt, niet werkt, betaalt wie haar onder dak
neemt, niet spreekt, niet lacht, niet uitgaat.
Als gij die engel ziet, kus deu zoom van
Die bezwaren zijn thans genoegzaam opge
heven en de middelen 0111 de schade te dekken
die zal voortvloeien uit het verlies van in
komsten, dat de maatregel zal veroorzaken,
werden door het votum der Tweede Kamer
van 6 April 1897 betreffende de inwerking
treding der wet tot nadere regeling van het
zegelrecht v;ui effecten, als met den vinger
aangewezen.
Nu derhalve geen onoverkomelijke beden
king de afschaffing meer behoeft tegen te
houden, is de regeering van oordeel dat het
oogenblik om daartoe over te gaan, gekomen
is.
De staatsland- en watertollen kunnen niet
langer gehandhaafd worden.
Wat de landtollen betreft, zij ten bewijze
daarvan o a. het volgende iu het midden
gebracht
a. Verschillende steden en dorpen hebben
zich gaandeweg uitgebreid tot nabij en zelfs
tot voorbij de naaste tollen.
Vooral daar waar die tollen hij den aan
vang der heffing niet ver van de toen be
staande bebouwing geplaatst zijn en dus thans
binnen of vlak hij de bebouwde kom staan,
zoomede daar waar, na de plaatsing van den
tol, zijwegen zijn aangelegd, die nieuw ver
keer aan de plaats toevoeren en op korten
afstand voorhij den tol aan den rijksweg aan
sluiten, wordt, als gevolg der uitbreidiug van
de bebouwing en van Jhet verkeer, de druk
der tolheffing zwaarder dan elders. Zij treft
daar in enkele gevallen zelfs het verkeer tus-
schen de bewoners van verschillende deelen
der plaats onderling.
haar kleed voor mij. Voor heden zal ik u niet
meer schrijven. Er zal een dag aanbreken,
waarin ik tot u zeggen zal: ik wacht u.
Ka den brief gelezen te hebben hield me
vrouw Marr. dien in de brandende kaars, en
terwijl zij er naar keek hoe het papier lang
zaam verbrandde, zeide zij in zichzelve:
Iunoeenza heeft haar beoordeeld als een
vrouw zonder hart, maar zij vergist zich, De
ongelukkige heeft te veel hart, en daarom juist
geloof ik dat zij de laatste dagen eene zekere
onverschilligheid heeft aangenomen, ten einde
haar gevoel te verbergen. Veel, veel te teer
hartig zijn die meisjes, romantisch, onbedacht
zaam, och moeite te vergeefs! Het is niet
meer te verhelpen.
Nog slechts weinigen wisten dat gravin Ilario
in de stad teruggekeerd was; vandaar dat de
bezoeken schaars bleven en uitnoodigingen in
het geheel niet inkwamen
Getrouw aan hare belofte begaf mevrouw
Marr. zich twee- of driemaal in de week 's a-
vonds naar de woning der Ilario's, vroeg den
knecht of de gravin Ie huis was, ging dan
binnen, werd hartelijk verwelkomd en haalde
haar brei- of haakwerk te voorschijn, wanneer
dc graal' afwezig was; was de graaf tehuis dan
b. Voorts zij gewezen op de ongelijkheid
der tarieven die voor de verschillende tollen
gelden.
Niet enkel het verschil in grondslag der
heffing, maar vooral de omstandigheid dat die
tarieven niet dezelfde vrijstellingen bevatten
als het algemeen tarief, leidt tot vele onbil
lijkheden.
c. Reeds te vaak is de aandacht gevestigd
op den druk dien de tolheffing oefent op de
tramwegen, dan dat de regeering daarvoor
nog uitvoerig bewijs noodig acht.
d. Dat de tarieven verouderd zijn, is mede
een bron van groote billijkheid der bestaande
tolheffing. Dit bewijst alleen reeds het feit
dat rijwielen, als niet getarafieerd, aan bijna
alle rijkstollen moeten worden vrijgelaten en
dat, terwijl alle door dierlijke of stoomkracht
voortbewogen voertuigen overal tolplichtig
zijn, van voertuigen met andere beweegkracht
(b. v. automobielen met petroleum- of benzi
nemotor), aan de rijkstollen nergens dan al
leen in Limburg en op den weg van Gronin
gen naar Delfzijl tolgeld kan gevorderd wor
den.
Wel is waar zou deze onbillijkheid, evenals
die zooeven onder b besproken, kunnen worden
weggenomen door een geheele herziening en
gelijkmaking der verschillende tarieven, nadat
eene wet tot uitvoering van art. 174 der Grond
wet zou zijn tot stand gekomen, maar, daar
gelaten nog dat toestanden als de sub a ge
schetste niet door tariefsherziening zijn te
verbetereu, zou de tolheffing, zelfs al drukte
zij, na de invoering van een nieuw tarief,
gelijkmatiger en billijker dan nu, toch altijd
werd er kaart gespeeld en over en weder 15
tot 20 cent verloren of gewonnen.
Geen bezoek van middag vroeg me
vrouw Marr.
Mevrouw A
Een goede ziel En toen?
Mijnheer P
O, een geleerde die zich weinig inet de
wereldsche zaken inlaat. Hij heeft zeker gepraat
over skeletten en Toscaansohe vazen. En toen?
Wie kan dit onthouden! riep de gravin uit.
Ge weet wel, Innocenza! van den tijd af
dat wij samen op de kostschool waren ben ik
altijd nieuwsgierig van aard geweest. Ik werd
ey zelfs eindelijk voor gestraft.
Dat herinner ik mi) en toch hebt (gij u
niet verbeterd.
Onmogelijk. Ik zal natuurlijk niet aan
dezen of genen deftigen heer vragen hoeveel
inkomen hij jaarlijks heeft, hoeveel beJienden
hij houdt en of hij ooit met zijn vrouw kibbelt;
maar gesteld dat ik het lang9 een zijdeliugschen
weg te weten kan komen, dan, eerlijk gezegd,
doet het mij zeer veel pleizier. Wat zegt gij
er van graaf? Id ben weduwe, ik heb niets
omhanden, ik zou van verveling omkomen, in
dien ik niets wist. Komaan, Innocenza, wie is