Binnenland.
Gemengd Nieuws.
De regeering heelt in de memorie van ant
woord op het Voorloopig Verslag over hoofdstuk
1 der Staatsbegrooting verklaard, dat zij de
vereenigingen, opgericht tot bevordering van
vrijwillige dienstneming bij de militie, met het
doel om anderen in staat te stellen aan per
soonlijke vervulling van den dienstplicht te
ontkomen, niet groot leedwezen zag ontstaan.
Zij erkent, dat naar haar oordeel deze ver
eenigingen niet in strijd met de wet zijn doch
vermeldt tevens dat, de vraag of aan zulke ver
eenigingen subsidiën uit de gemeentekas mogen
worden toegekend, thans in onderzoek is.
De ond-minister A. L. W. Seyffardt zegt nu
in de Telegraaf het haast onverklaarbaar tc vin
den hoe de regeering zich zeil dezen strop om
den hals heelt gehaald. En hij acht, de zaak
niet dan door wetswijziging te herstellen. De
regeering was bij de behandeling der wijzigings
wet gewaarschuwd zij heeft zelfs dc gemeen
tebesturen als 't ware opnieuw uitgenoodigd
vrijwilligers hij de militie te verkrijgenzij
heeft kunnen weten dat er voor het verlecnen
van subsidiën uit de gemeentekas met dat doel
een precedent bestond.
De waarschuwing kwam voor in 9 V. V.
omtrent het wetsontwerp tot wijziging en aan
vulling der militiewel.
Wat de hernieuwde uitnoodiging aan dc ge
meentebesturen betreft bij de wijziging op 26
September 1898 van het Kon. besluit: van 17
Dec. 1861, bleef art. 8 onveranderd, en dat
schrijft de. gemeentebesturen voor alle middelen
te gebruiken, die geschikt voorkomen, om het
jaarlijksche militie-contingent zooveel^ mogelijk
uit vrijwilligers samen te stellen. elk ander
middel is daarvoor dan geld, dat natuurlijk op
de gemeenteuitgaveii moet komen.
Enïhet precedent
In het Voorloopig Verslag der Tweede Ka
mer omtrent hoofdstuk V (Binnenlandsche Za
ken) der Staatsbegrooting voor 1863 was o. a.
te lezen (bijlagen blz. 283) dat er eenige leden
waren, die beweerden dat. thans in onderschei
den gemeenten, met name te Leeuwarden en
Sneek, vrij williger s bij de militie werden aan
genomen, en dat de regeering toeliet, dat door
de besturen dier gemeenten daartoe sommen op
de gemeentebegrooting werden gebracht.
In de Memorie van Antwoord (bijlagen blz.
836) nam de minister Thorbecke het volgende
stanpunt in „De keus omtrent de middelen,
om het door de gemeenten te leveren aandeel
in de lichting uit vrijwilligers samen te stellen,
is, zooveel ondergeteekende zien kan, aan de
gemeenten overgelaten."
In de openbare behandeling den 21 sten No
vember 1862 zegde de minister Thorbecke een
Deugdzaamheid, kennis, lieftalligheid. Zij was
trotsch op zich zelve, en droeg met opgeheven
hoofd haar aureool van geluk, die in anderer
oog wel eens vermetelheid en hoovaardij geleek.
Onafscheidelijk van haren echtgenoot, trad zij
in de gezelschappen op met een zekerheid, die
sommigen afstootte, anderen verwonderd de
wenkbrauwen deed fronsen.
Zij had geen kinderen. Aanvankelijk mis
haagde het tiaar niet de vrije beschikking te
hebben over hare avonden, zorgeloos hare jeugd
te genieten zonder stoornis, zonder kinderlijke
kussen; later berouwde het haar, niet meer te
zijn dan een gewone vrouw, en zij gevoelde zich
eenigermate de mindere van haren echtgenoot,
die alle kinderen welke hij ontmoette liefkoosde.
Haar trots werd er nog meer door getrolfen dan
haar hart, maar van lieverlede leed toch haar
hart er het meest onder.
Zij naderde al zoo zachtjes aan de dertig, had
van alles in de wereld genoten; weelde gesmaakt,
feesten bijgewoond, reizen gedaan; de kelk der
vreugde was door haar tot op den bodem geledigd;
steeds hadden voorspoed en zonneschijn haar toe
gelachen. Maar geen kind
Geen wiegje aan hare zijde, waarin een aan
gebeden wichtje sluimert; geen wit kleedje, /.we
vende over het groene grasperk in den tuin of
over het donkeae tapijt in hare slaapkamer.
Geen kindje
(Wordt vervolgd.)
onderzoek in deze toe.
De heer Seyffardt meent dat deze handelin
gen tegen don geest der wet 't best te voor
komen zijn door artikel 14 der Militiewel te
doen vervallen, en dus de vrijwilligers bij de
de militie niet meer in mindering te doen
strekken van het aandeel in de lichting te dra
gen door de gemeente voor welke zij optreden.
Onder het opschrift De Koningin in de
Soerensche bosschen, bevat de Zutph. Crt. een
schetsje, waaraan men het volgende ontleend
Novembermorgen in de Soerensche bosschen.
De rijp heeft de stijve dennetakken veran
derd in donkergroene met vlokkig dons om
zoomde pluimen.
Door liet dennenwoud zingt de wind zijn
lied. Over de donkere boomtoppen in de da
len, en tegen de bruine heuvelhellingen hangt
nog de mist. Met een zwakkelijk lachje, als
een zieke die uit bed wil maar weet dat ze er
te zwak voor is, kijkt de zou door de nevels
heen. In de verte rijzen van rondom als duis
tere, dreigende gestalten in den mist de be
groeide heuvelen op.
Een wielrijder peddelt in zijn eentje dour
de verrukkelijke stilte van het bssch. Het
neerdruppelen van vallende beukenbladeren, het
ritselen van een dorrend blad, het zachte ge
snor vau den ketting over het rad geen
ander geluid wordt gehoord
Maar iu de verte komt eeu geluid aanzetten:
hoefgetrappel en geknars van wielen.
Een rijtuig nadert, een dogcart met twee
dames.
Een voetganger heel in de verte op den
weg groet diep en eerbiedig.
Wip is onze wielrijder van zijn fiets. Hij
b'grijpt nu wie de naderenden zijn: de Konin
gin en Hare moeder.
De Koningin ment; zij ziet er opgewekt en
gezond uit; op het gelaat dat niet door een
voile is bedekt, heeft de wind een frisschen
blos geteekend, en de koude var. den morgen
die niets of niemand spaart heeft de oneerbie
digheid gehad haar Koninklijk neusje hoog rood
te kleuren. Aan haar linkerhand zit de Ko
ningin-Moeder, het type van een gelukkige
moeder. Achter de heide dames zit waakzaam
een livrei-bediende. Rechts van het rijtuig
rijdt een bediende te paard.
De wielrijder, bij zijn wiel staande, groet diep;
de Koninginnen beantwoorden buigend den
den groet van den eenzame op den weg
En voort gaat, liet, door de stilte der bos
schen, over de heuvelen waar de eenzaamheid
de eenige bewoner is, dwars door de golvende
heiden, waar de herten stil grazen in de plooi
en van het terrein.
O, het is een schoon gezicht deze jonge
vorstin te zien rijden door de eenzaamheid der
bosschen; veilig in de wetenschap dat haar
volk haar lief heelt, rustig waar zoovele vorsten
en vorstinnen sidderen
De rapporten over den achtmaandschen
oeteningstijd van de miliciens luiden algemeen
ongunstig en deze wordt schier door alle au
toriteiten algeraden.
lilt ES K ENS, 25 November 1898.
Het aandeel in de lichting 1899 voorde
nationale militie bedraagt, voor wat de ge
meenten in het kanton Oostburg betreft als
volgt
Aardenhuig 5, Biervliet 5, Breskens 3, Cad-
zand 2, Eede 4, Groede 7, Hoofdplaat 4, IJ-
zendijke 6, St. Kruis 2, Nieuwvliet 2, Oost-
lmrg 4, Retranchement 2, Schoondijke 4, Sluis
6, VVaterlandkerkje 2, Zuidzande 2.
De eerste zitting van den militieraad zal te
Oostburg gehouden worden op Zaterdag 24
December a. s., voor al de gemeenten omvat
tende het kanton Oostburg.
Nieuwvliet, 22 Nov. lil de hedenavond ge
houden vergadering van het Kiescollege zijn
tot leden van den kerkeraad der Ned. Herr.
gem. herbenoemd de heeren M. Lucieer als
ouderling en A. de Witte als diaken.
In de plaats van den heer P. Ho3le, die
voor eene herbenoeming als ouderling niet meer
in aanmerking wenschte te komen, werd geko
zen de heer H. Brakman.
Allen namen de benoeming welwillend op
zich.
IJzendijke. Bij gelegenheid van „Sint Maar
ten" werd door zekere Ch. H., die van zijn
baas zijn loon had getrokken en omstreeks
ƒ74 in zijn portemonnaie had, een „druppelke"
gedronken en ook een gepresenteerd aan zijn
metgezel J. v. A.
Nadat hier en daar herhaald te hebben trok
ken beiden af om een nachtverblijf te zoeken
in een boerenschuur van een kennis.
Bij T ontwaken miste H., tot ziju groote
schrik het bedrag uit zijn portemonnaie.
Onmiddellijk werd de politie er mêe in ken
nis gesteld en v. A. op wien terstond verden
king viel, gearresteerd.
Het langdurig verhoor dat deze onderging,
kon tot geen resultaten leiden.
Des avonds werd hij dan ook op vrije voe
ten gesteld.
Tot heden is in deze duistere zaak hoege
naamd geen licht ontstoken.
IJzendijke. Ds. L. B. Onnes, pred. bij de
Ned. Herv. Gem. alhier heeft een beroep ont
vangen naar die gemeente te Heer Hugowaard
(N.-H.)
Op het zestal voor pred. bij de Ev. Luth.
gein. te Utrecht komt o. m. voor, de heer ds.
J. A. Rust te Groede.
Zondagavond is den gemeente-veldwach
ter Verdunnen van Overslag een verraderlijken
stoot in den onderbuik toegebracht.
De politie uit Axel heeft terstond eeu zekere
P. d. V. uit België als den dader kunnen op
sporen.
De getroffene is aan de gevolgen overleden.
Men denkt aan een wraakneming ten op
zichte van de plichtsbetrachting van den ver
moorde.
In den nacht van Maandag op Dinsdag
is op 66-jarigeii leeftijd te Terneuzcn overleden
de heer J. A. van Boven, burgemeester dier
gemeente. De gezondheidstoestand had in den
laatsten tijd wel eenigszins te wenschen over
gelaten, tengevolge waarvan hij ontslag had
aangevraagd, doch een zoo spoedig einde was
niet voorzien, want nog den ganschen dag was
hij als naar gewoonte ter secretarie werkzaam
geweest. Ruim 33 jaren had de overledene
deze betrekking bekleed.
Zeer zeker ten gevolge van verontreini
ging hoogerop van het water op het kanaal
te Ter Neuzen door de suikerfabrieken, komt
de visuh als wezenloos aan de oppervlakte
zwemmen en kost het weinig moeite om ze
met een schepnet, soms wel met de hand, te
vangen. Velen maken van deze gelegenheid
gebruik om een zootje versche visch te be
machtigen.
Uit Sas van Gent wordt geklaagd over den
stank, dien het kanaalwater aldaar verspreidt
tengevolge der verontreiniging door de suiker
fabrieken, die niet genoodzaakt worden hun
afval elders heen te voeren, terwijl de Belgische
regeering de Nederlandsche noodzaakte tot
allerlei belemmerende maatregelen tegenover
de suikerlabriek te Sas van Gent.
Men schrijft uit Axel:
Tot gemak en zeker ook in het belang van
de landbouwers wier landerijen langs de spoor
baan gelegen zijn kunnen op de lijn Mechelen-
Ter Neuzen, na aankomst van den laatsten en
vóór het vertrek van den eersten trein hun goe
deren dadelijk van den akker op waggon wor
den geladen. Maar niet in het belang der open
bare veiligheid is het dat van die gunstige be
paling ook wel eens gebruik wordt gemaakt tus-
schen den gewonen treinenloop. Zoo liep Woens
dagavond na het vertrek van den passagierstrein
een uit Hulst komende goederentrein nabij het
station Axel op een met suikerpeeën geladen
waggon, die totaal verbrijzeld werd. Ofschoon te
laat om een onveilig sein te geven, zagen de
werklui nog bijtijds den trein aankomen om zieh
te kunnen verwijderen; anders waren wellicht ook
nog persoonlijke ongelukken te betreuren geweest.
Een paar jaar geledeu bevond zieh in ons
land een buitenlander, die op verschillende
plaatsen muskus trachtte te vervaardigen.
Overal evenwel werd hij gedwongen z'jn be
drijf te staken, wegens den ondragelijken mus
kusgeur, welke nog op verren atstand van zijn
houten kei t merkbaar was. Toen hem zijn be-
drijf op de Noord-Brabantsehe eu Drentsche
heide onmogelijk gemaakt werd, huurde hij een
oud schip, waarop hij in het Sloe tusschen
Walcheren en Zuid-Beveland zijn bedrijf on
gestoord voortzette.
De bodem van het Sloe wordt grooteiideels
gebruikt voor kunstmatige mosselcultuur.
En nu zijn sedert dien tijd al de in het
Sloe uitgezaaide mosselen of doodgegaan of voor
den handel en het verbruik ongeschikt geworden.
Voor de pachters of concessiehouders van deze
jiiosselperceelen is dit een zware slag geweest;
te meer omdat vroegere mossels in het Sloe
g<' kweekt, tot de beste behoorden en gereeden
aftrek vonden. De belanghebbende vissehera
allen te Philippine wonende hebben zich
nu tot de Regeering gewend met verzoek om
teruggaaf van de reeds betaalde pachten, omdat
zij in de laatste twee jaren volstrekt geen voor
deel van deze perceelen gehad hebben. Had
zieh ditzelfde verschijnsel op de Ooster-Sehelde
voorgedaan, dan zou de geheele mossel- en
oestercultuur ontwijfelbaar vernietigd zijn ge
worden. De schade alhoewel niet gering
voor de getroffen visschers heeft zich althans
slechts tot het Sloe beperkt.
Een merkwaardig voorval had Yrijdag-
nucht op de lijn der H. IJ. S. M. Zutphen-
VVinterswijk plaats. Toen een goederentrein te
2 uren het station alhier binnenkwam, bemerk
te uien dat de machineeen kruiwagen
voortduwde, waarop etteljjke voorwerpen lagen:
een linnen zak, een oude jas, een brood en
een paar stukken tabak. Daar geen eigenaar
zich opdeed en niemand van de zaak ophelde
ring wist te geven, stelde men terstond een
onderzoek in. Weldra vond men op het baan
vak tusschen Ruurloo en Lichtenvoorde bloed
sporen op den grond tusschen de rails; voorts
merkte men op dat een seiulantaarn, die niet
ver van de plek nabij een overweg op de baan
stond, was verplaatst geworden en uiede met
bloed was bevlekt. Dat was alles.
Uit een en ander maakt men op dat de
eigenaar van den kruiwagen zieh op den weg
bevond toen hij door den trein werd verrast,
dat deze op de een of andere wijzo over hem
heengegaan is doch den kruiwagen heeft mee
genomen en zich met het verdere vervoer be-
lasl; dat de persoon bjj die gelegenheid is ge
wond en na weder opgestaan te zijn, zich van
de lantaarn, die hij op cenigen afstand ont
dekte, heeft bediend om zjjn eigendom te gaan
zoeken, hetwelk hjj echter op raadselachtige
wijze verdwenen vond.
Uit eeu zakboekje, in de jas gevonden, had
men inmiddels de naam van den eigenaar, een
Duitseher van over de grens vernomen. Het
vermoeden dat de man zich niet met een lof
felijk doel aldus bij nacht en ontijd op den
spoorweg bevond wordt nog versterkt door het
feit dat hij na de verdwijning van zijn krui
wagen niets van zich heeft laten hooreu.
Uit Amsterdam meldt men
De waanzinnige, die in den vorigen winter
de stille stadsgrachten en buitenwijken dezer
stad onveilig maakte voor rrouwen en meisjes,
heelt Maandagavond weder tusschen half zes
en half ztven twee meisjes met een mes in den
schouder gestoken.
Margaretha Martinus, een meisje van 21 jaar,
wonende in de Korte Dwarsstraat, begaf zich
omstreeks den genoemden tijd naar haar be
minde in de Govert Elinckstraat.
Op de Nicolaas Witsenkade bij de Pieter
Pauwstraat voortgaande, voorovergebogen wegens
den regen, liep een man op haar toe, die haar
met den uitroep „daar!" naar het scheen inet
de vuist een stomp gaf op den rechterschouder.
In de Govert Elinckstraat aangekomen, bleek
haar een lichte verwonding te zijn toegebracht
met een scherp voorwerp. Zij deed daarvan
aangifte bij den commissaris van politie in de
Ferdinand-Bolstraat, liet zich iu het Binnen
gasthuis verbinden, en ging daarop naar huis.
Zij heeft eene lichte wonde, ongevaarlijk U/2
c.M. diep.
Het tweede geval betreft een 15-jarig dienst
meisje, Cato Ileilo, dienende bij mevr. Geerling
in de Van Eeghenstraat en wonende in de Se
Oosterparkstraat. Zij was op wrg naar huis,
en werd ongeveer op dezelfde plaats, dus op de