PETRA, list fissctaucisjs.
No. 308.
Zaterdag 15 October 1898.
Se jaargang.
FEUILLETON.
Binnenland.
HET NIEUWSBLAD
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden 40 cents franco per post 45 cents
Voor Amerika /2.90 per jaar bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Advertentieprijs:
Van 1 tot en met 4 regels 25 cents; elke regel meer
5 cents. Bij abonnement aanmerkelijk vermin
derd tarief. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdagnam. 1 ure.
Deze Courant verschijnt eiken Zaterdag bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Breskens.
(ilebrck aan drinkwater.
Een Zeeuwsche corr. van de Telegraaf"
schrijft aan dat blad
De provincie Zeeland staat van oudsher in
kwaden reuk wat betreft de gezondheid der
landstreek en het ligt niet in onze bedoeling
de literatuur omtrent dit onderwerp te ver
meerderen zeker is het, dat men nog wel
heden ten dage door ongeleerden, maar ook
door meerbeschaafden, van wie men dit niet
verwachten zou, hoort spreken met zekeren
angst over Zeeuwsche koude nevels en zilte
dampen en er was een tijd dat de Zeeuwsche
koorts een schrikbeeld was voor eiken vreemde
ling, die .gedoemd" was Zeeland's bodem
voor een tijd te betreden. Het vooroordeel
is echter, sedert de ïisoleering" meer is op
geheven en de spoorwagen onze eilanden
doorsnort, wel eenigszins gewijzigd en de
vreemdelingen, die onze lichtgele korenakkers,
onze vruchtbare boomgaarden, onze boomrij
ke dijken, onze nette hofsteden heeft leeren
kennen en bewonderen, heeft niet ten on
rechte Zeeland een «rijk en schoon land"
genoemd.
Zeker is het, dat de Zeeuwsche koortsen
voor goed tot het verleden behooren. De lucht
toch zou de draagster zijn van de malaria, die
gezocht werd, volgens verschillende schrijvers,
in de uitwasemingen van slikken en schorren,
en in het vluchtig voorbijgaand ontbindings
proces, dat planten en dieren bij ebbe en bij
inwerking van warmte daarop ondergaan;
voorts in de uitdampingen van moerassen
DOOR
B. BJÖRNSON.
Het debat was niet zeer geregeld, men was
van het tooneel reeds tot de scheepvaart afge
dwaald en zou juist op den akkerbouw over
gaan, toen Oedegaard lachend voorsloeg, den
predikant tot voorzitter der vergadering te be
noemen.
Behalve den kapelaan, waren er veel domine's
en een scheepskapitein in het gezelschap.
Dc predikant gat het woord aan den kapelaan
en sprak den wensch uit, dat deze nu alles
zou te berde brengen, wat hij tegen het too
neel had aan te voeren.
De kapelaan begon:
Alle rechtschapen heidenen waren tegen
het tooneel. Vooral Plato en Aristoteles, omdat
zij meenden, dat het de zeden bedierf. Socrates
woonde wel nu en dan ecne tooneelvoorstelling
bij, maar het zou dwaas zijn daaruit af te leiden,
en van bij zomerwarmte droogloopende of
drasliggende waterplassen; sommige schrijvers
zijn zelfs zoo ver gegaan de ziekte toe te
schrijven aan het onmatig gebruik van som
mige land- en zeeproducten (oesters, krabben,
mosselen, alikruiken zelfs de Schouwen- en
Duivelandsche paling, slappe dranken, bier)
enz.
Eén ding woog ten allen tijde zwaarhet
gebrek aan zoet bronwater en het gebruik
van regenwater, dat van de met vuil- en stof-
deelen bezette daken in gemetselde of houten
bakken verzameld en bewaard wordt, ze zijn
door de meeste schrijvers afzonderlijk of 'ge
zamenlijk van invloed verklaard om de be
woning en het verblijf in Zeeland voor de
instandhouding der gezondheid gevaarlijk te
doen zijn. Nogmaals, wij wenschen hieraan
weinig toe te voegen alleen, nu door lang
durige droogte gebrek aan drinkwater algemeen
is geworden, spreken wij over het iaatste
punt. Weinig wordt in ons gewest gemaakt
van duinwater, dat, waar ruim 3000 H. A.
duingrond aanwezig is, wel in groote hoeveel
heid zou zijn te verkrijgen. Op niet vele
plaatsen is het zoogenaamde bron-, put- of
welwater ondrinkbaar, daar het meestal brak"
is, d. i. bezwangerd met vele zoutdeelen, die
uit den aard der zaak moeten aanwezig zijn,
daar de aardlagen, die het water filtreeren,
deze zoutdeelen in groote menigte bezitten.
Bij zomerwarmte en klimmend watergebrek
verandert sommig welwater nog zoo erg, dat,
was het in gewone omstandigheden bruikbaar,
dan vooral de gezondheidsinstandhouding het
drinken verbiedt.
dat hij het tooneelspelen goedkeurde; want
inen wordt dikwijls gedwongen iets te gaan zien,
waar men toch eigenlijk niet van houdt.
De eerste Christenen ijverden eveneens
tegen het Tooneel, lees daarover slechts Ter-
tullianus. Toen het tooneel in laleren tijd weer
in aanzien kwam, hebben ernstige Christenen
zich in woord en geschrift daartegen verklaard.
Ik noem slechts de namen Spener en Prancke;
ik noem den Christelijken ethicus Schwarz, ik
noem Schleiermacher.
(Hoor! riep de kapitein, hij had een vriend
van dien naam.)
De twee laatsten gaven toe, dat, naar hunne
meening, dramatische gedichten geoorlootd waren.
Schleiermacher meent ook, dat in private
gezelschappen, door liefhebbers, een goed
schouwspel mag worden opgevoerd; maar hij
veroordeelt den acteursstand. Het beroep
van tooneelspeler brengt voor een Christen zulk
een groote verleiding mee, dat hij het moet
ontvlieden. En is het niet evenzeer een ver
zoeking voor de toeschouwers. Zich te laten
roeren door verdichten hartstocht, zich te laten
stichten door verdichte deugd, verleidt tot het
geloof, dat men zelf i swat men ziet; dat
verzwakt den wil, den lust tot strijden!
Somtijds gebeurt het, dat in zeer diepe
putten het omgekeerde wordt waargenomen
en dat het in den regel slechte of althans
voor drinkwater ongeschikte water bij toene
mende droogte helder, smakelijk en ten slotte
uitmuntend voor gebruik wordt; dit valt te
verklaren uit de omstandigheid dat de door
f anhoudende droogte van grondwater bevrijde
klei- en derrielagen, in welke de put is aan
gelegd, aan het alsdan uit het diepere zand
opwellende of daarin doorgezakte water, verder
niets toevoeren.
Regenwater is voor de Zeeuwen een levens
behoefte. Vindt men drinkbaar bron-, put,
of welwater schaars, een goede regenbak, in
trasspecie gemetseld en daarom ook wel tras-
bak genoemd of bij verkorting tras, is een
onmisbaar gedeelte van een huis. Vele ar
beiderswoningen missen een «trasbak" en moe
ten zich dan met een regenton of waterton
behelpen de ton kan voor huiselijk gebruik
zelden genoeg voldoende water bevatten en
vooral in tijden van schaarschte laat zich dan
die behoefte gevoelen. Op het oogenblik
zelden in het najaar gezien heerscht ge
brek en de regenwaterbakken aan kerken,
scholen, raadhuizen enz. moeten bijspringen
om in de eerste behoeften te voorzien, dezen
zijn echter in letterlijken zin weldra «uitge
put" en men gaat over tot het gebruik van
«putwater". Dat dit gebruik werkelijk van
nadeeligen invloed is op de gezondheid van
het volk in het algemeen, laat zich begrijpen,
terwijl in sommige gemeenten de met modder
en slijk gevulde grachten, slooten, waterlei
dingen en riolen in zoo'n droogte-periode mede
Is dit niet waar? Wie bezoeken in de eerste
plaats dc comedie? Lediggangers die opgevroo-
lijkt willen worden, wellustelingen, die geprik
keld willen zijn, ijdelen, die gezien willen wor
den, dwazen, die hier het werkelijke leven,
waarvoor zij geen kracht hebben, ontvluchten.
Zonde vóór, zonde achter het gordijn! Nooit
heb ik ernstige Christenen iets anders hooren
beweren.
Ik word heusch bang, riep de kapitein.
Ben ik op een dwaalweg geweest, zoo dikwijls
ik de comedie bezocht, dan moest dc duivel
loei kaptein! zei een klein meisje, dat in
de kamer geslopen was, foei, gij moet niet
vloeken, dan komt gij in de hel
Ja, mijn kind, ja, zeker, zeker
Nu nam Oedegaard het woord.
Plato had tegen de dichtkunst hetzelfde
bezwaar als tegen het schouwspel, en de mee
ning van Aristoteles is zeer twijfelachtig. Ik
laat hen dus buiten de kwestie.
Wat de eerste Christenen betreft, ze deden
wel zich van het heidensch tooneel af te wen
den hiermee laat ik ook hen varen.
Dat ernstige Christenen in den tegen-
woord i g e n tijd bedenkingen koesteren
legen het tooneel, begrijp ik, wijl ik zelf ze
die niet in de hand werken. In enkele 'ge
meenten wordt met een schip in Holland om
water gevaren en tegen goeden prijs aan den
man gebracht. Waar exploitatie van duin
water voor drinkwater mogelijk is, daar zou
men er in een tijd als deze over gaan denken.
Men schrijft aan de N. R. Crt.
Door eenige landbouwers uit Overslag en
omliggende gemeenten is een request verzon
den aan den minister van buitenlandsche zaken,
met beleefd verzoek dat deze zijn invloed zal
willen aanwenden, om intrekking te verkrijgen
van hot besluit van den Belgischen minister,
waarbij hun de vrije invoer van melk naar de
op het Belgisch deel van Overslag staande zui
velfabriek verboden wordt.
Deze fabriek werd daar voor korten tijd ge
sticht en door onze landbouwers worden con
tracten tot tnelklevering gesloten op voorwaar
den, dat de melk vrij zou mogen ingevoerd
worden.
Bij onderzoek daaromtrent kreeg men tot ant
woord dat de melk volgens ministerieel besluit
vrij mocht binnenkomen, maar dat de minister
dit te alte tijde kon verbieden.
In het begin werd de melk vrij doorgelaten,
tot de douanen dit eensklaps verboden en het
beklag van den eigenaar tot gevolg had dat
de vrije invoer -bij ministerieel besluit werd
verboden. De leveranciers zijn daarover na
tuurlijk niets in hun schik. Vandaar boven
gemeld request.
gekoesterd heb. Maar geeft men toe, dat een
dichter vrijheid heeft drama's te schrijven, dan
mag men de vrijheid ze op te voeren, den too-
neelspelers niet betwisten. Wat toch doet de
schrijver als hij zijn stuk schrijft anders, dan
het in zijn gedachten spelen, met lust en vuur?
Als Schleiermacher beweert, dat het drama
slechts moet worden gespeeld door liefhebbers,
ongeoetenden, dan beweert hij daarmee, dat
sommigen hunne talenten moeten begraven,
terwijl het toch de plicht van ieder mensch is,
met de talenten, hem gegeven, te woekeren, ze
tot de grootst mogelijke volkomenheid te ont
wikkelen. Wij allen spelen eiken dag, ieder
uur, 't zij wij schertsen of ernstig zijn; wij spe
len als wij anderen nabootsen en navolgen, of
hunne woorden, denkbeelden en ineeningen
adopteeren voor korteren of langeren tijd.
Bij sommigen bereikt het talent van weêrgeven
zulk een hoogte, dat het onderdrukken er van
tot zonde wordt. Daarenboven, hij die zijne
roeping niet volgt, blijkt toch meestal onbruik
baar voor iets anders, hij wordt onzedelijk, on
standvastig in een woord, hij zal veel ge
makkelijker een prooi der verleiding worden,
indien hij zijne roeping niet volgt.
Waar roeping en beroep één zijn, i»