voor Zeeuwsch-Ylaanderen,
PETRA, 1st fectaieisie.
No. 334.
Zaterdag 19 Februari 1898.
7e jaargang.
Buitenland.
FEUILLETON.
HET NIEUWS
A l> o n n c in e n t s p r Ij s
Per 3 maanden 40 centsfranco per post 45 cents.
Voor Amerika ƒ2.90 per jaar bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Advertentieprifs:
Van 1 tot en met 4 regels 25 cents; elke regel meer
5 cents. Bij abonnement aanmerkelijk vermin
derd tarief. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdagnam. 1 ure.
Deze Courant verschijnt eiken Zaterdag bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Bres/eens.
Het I' r o c e s-Z o 1 a.
De stemming van het Parijsche publiek schijnt
zich cenigszins te wijzigen, althans de troebelen
als de vorige week, hebben zich deze week niet
in die mate herhaald, dat men ze onrustbarend
zou kunnen noemen.
De zittingen van het Hof zijn veel kalmer,
en de betoogingen als waardoor zich deze de
vorige week kenmerkten, komen schier niet
meer voor.
En wat meer zegt, is, dat de perken, aan
vankelijk door het Hof gesteld, waarbinnen zich
de behandeling van het proces zou uitstrekken,
verre overschreden worden.
Zoolang de getuigenissen ten nadeele van
Zala waren, werd alles vermeden wat ook maar
eenigszins op de Dreytus-zaak kon betrekking
hebben.
Maar, nu, zooals wo de vorige week meldden,
zoowel de oud-minister Traricux als de overste
Piquart verzwarende getuigenissen ten opzichte
van Esterhazy, gingen afleggen, en dus ook de
regcering min of meer aan de kaak werd gesteld,
is er een kentering in de stemming gekomen.*
Deze week zijn verschillende schriftkundigen
als getuigen voor het Hof verschenen, die de
zaak voor Esterhazy niet slimmer gemaakt heb
ben, want velen onder hen verklaarden dat
Esterhazy de schrijver was van het borderel,
waarop Dreyfus veroordeeld zou zijn.
Te dezer gelegenheid hebben twee belangrij
ke personages een niet gering te schatten veer
DOOR
B. BJÖENSON.
En Petra deed zich zelve de belofte dat zij
hare moeder al de smart die zij haar had be
rokkend, zou vergoeden, en zij zond een stil
gebed op, als om den zegen op dat voornemen
af te smeeken.
Pedro Ohlsen zat naast haar als zij plaats
nam, en ging aan haar zij, als ze liep. Zij zag
van zijn gelaat slecht3 den grooten neus, en de
oogen, en deze niet eens duidelijktoch gaf
hij haar den indruk, alsof hij haar iets wilde
zeggen maar niet kon. Hij zuchtte, zette zich
neder, stond op, liep om haar heen, zette zich
weer neder, maar er kwam geen woord over
zijne lippen. Eindelijk gaf hij de poging om
te spreken op. Hij haalde een groote lederen
zakportefeuille voor den dag, en zei dat hierin
de honderd kronen lagen en nog iets meer.
Zij gaf hem de hand en dankte hemzij was
moeten laten vallen.
Het zijn namelijk de heer Bertillon, een
handschriftkundige en de minister van oorlog
Generaal Billot.
Hootdzakelijk is do ontmaskering van Bertil
lon te danken aan de verdedigers der beklaagde,
die de vragen zoo scherp stelden, dat hij door
de mand viel, door toe te geven dat hij het
bewijs voor zijne bewering dat Dreyfus het bor
derel had geschreven, niet kon leveren.
Men ziet dus, dat er wel iets niet in den
haak was bij de behandeling van het proces
van 1894.
En ander schriftkundige, de directeur Gri-
maud van het Instituut, die het protest tegen
het gewezen vonnis van 1894 heelt ondertee
kend, door den minister van oorlog met ontslag
is bedreigd, niet alleen, maar wiens ontslag in
den ministerraad is voorgedragen, doch verwor
pen. Als men dus voor waarheid en recht
durft opkomen, worden broodvallen klaar gezet.
Voorzeker een zeer te laken strijdmiddel.
Telkens brengen de dagbladen ons de tijding
dat niets bijzonders is voorgevallen, bedoelende,
dat het publiek kalmeert.
Of die bedaring een gevolg is van de veran
derde meening, dat de behandeling van het
proces hoe langer zoo meer feiten aan het licht
brengt waarop niet was gerekend, en den an-
ti-Dreyfussianen een beschamend licht op hunne
houding werpt, we weten hët niet, maar het is
toch niet onmogelijk.
De negende dag was in hoofdzaak weer een
dag van schriftkundigen. De expert Teysson-
nières werd van leugenachtigheid overtuigd,
overigens onafhankelijk van zijn getuigenis van
hem daarbij zoo dicht genaderd, dat zij kon
zien, dat zijne oogen vochtig waren.
Met Petra, verdween alles wat nog eenige
waarde gaf aan zijn leven.
Hij wilde haar nog zoo gaarne iets zeggen,
waardoor zij in vriendelijkheid aan hem zou
kunnen denken, als hij er niet meer zou zijn.
Maar het was hem verboden door Gunlaug.
Toch had hij het zeker gedaan, als hij het
slechts had kunnen doen maar hij kon niet,
en Petra kwam hem niet te hulp.
Petra was zuo moe, en de gedachte, dat hij
de eigenlijke oorzaak van hare eerste zonde te
gen hare moeder was, wilde haar niet verlaten.
Petra kon zijne tegenwoordigheid bijna niet
meer verdragen.
De stakker gevoelde dit. Hij moest weg
gaan, en eindelijk mompelde hij dan ook vaar
wel. Hij trok daarbij zijn handschoen uit. Zij
legde haar warm haudje in de zijne. Ik dank
u, sprak ze, groet moeder van mij.
Hij zuchtte diep, keerde zich om en ging
achteruit de trap af. Zij ging bij de borstwe
ring staan, om hem na te zienhij zag nog
eens tot haar op, groette, zette zich neder en
roeide langzaam heen. Zij staarde hem na tot
hij aan haar oog was onttrokken. Toen begaf
1894 en de expert Couard (proces Esterha
zy) opende zijn tot nu toe gesloten mond om
te verslaren, dat niemand itts van schriftkunde
weet dan een schriftkundige. De directeur san
de Ecole des Chartes vroeg hem ironisch, welk
instituut, welk examen iemand dan wel tot
schriftkundige maakt. Daarop volgde geen ant
woord. Het is met de schriftkundigen als met
meer specialiteiten men zet den titel op zijn
visitekaartje of op zijn deur en men wacht tot
er iemand komt. Overigens is er in dit vak
geen zichtbaar teeken dat den amateur van den
professional onderscheidt, tenzij de eed, die
wel niemand deskundiger zal maken dan hij is.
Weer kwam een generaal getuigen, lees
een redevoering gehouden.
liet was alsof men bang geworden was, dat
de zaak te gunstig voor Dreyfus liep en dat aan
het vonnis van 1894 de laatste steunselen be
gonnen te ontzinken.
En zoo heeft de generaal de Pellieux weder
eens een speech geleverd, waarvan de zinsne
den dat Zola een nieuwe Debacle voorbereidt;
dat een oorlog naderbij is dan men wel denkt;
dat Frankrijk gevaar zou loopen geschrapt te
worden uit de rij der grooto mogendheden;
hun werking op de gezworenen niet zullen mis
sen.
De arme hoofden van deze twaalf kleine bur
gers moeten omloopen van heel den warsboel
van dit procesmaar woorden als die van den
generaal kennen zij, zij hooren die op verga
deringen, zij lezen die in hun stuiversbladen en
het is te vreezen dat het d' re zijn, die zij het
best zullen onthouden van wat er gesproken
zal zijn in de vele weken n dit proces.
ze zich naar hare hutze kon van vermoeid
heid bijna niet meer staanToch vergat ze
niet, alvorens zich ter ruste te begeven, het
Onze Vader te bidden.
Onderwijl zat Gunlaug in gedachten verdiept
bij het schiphuis. Zij was Ohlsen en Petra
langzaam gevolgd. Zij zat nu op dezelfde plek,
vanwaar zij en Pedro Ohlsen in vroegeren tijd
zee kozen. Het was lang, lang geleden, maar
de herinnering aan dien schoonen tijd, drong
zich in dit oogenblik aan haar op. Zoodra ze
Pedro alleen zag terugkeeren, ging zij heen.
Zij wist nu dat haar dochter behouden aan boord
was gekomen. Zij sloeg den weg naar huis
niet in, maar een bergpad. Voor zij goede be
richten van haar dochter zou hebben ontvangen,
wilde zij haar woning niet weder betrekken.
In hare afwezigheid veranderde de stemming
van het volk ten haren opzichte, geheel. Voor
lagere naturen is het een genot, sterkere te
vervolgen, maar slechts, zoolang als zij weer
stand kunnen biedenals zij bemerken, dat
dezon zich laten mishandelen, komt er een ge
voel van schaamte bij hen op, en hun toorn
keert zich tot diegenen, welke het wagen nog
een steen naar den vervolgde te werpen.
Men hp.d zich genot voorgesteld van het luis-
Labori doet zijn best om hen te overtuigen,
dat de vaderlandsliefde aan zijn kant vooral
niet minder is inaar wat vermag hij tegenover
den generaalótitel en de blinkende uniform
Het schijnt het kost moeite het neer te
schrijven dat zelts de president van het hof
den biologeerenden invloed van deze schittering
ondergaat. De incidenten waren zeldzamer in
de laatste dagen en nu de stroom van de Drey-
lus-zaak den president ondanks 's hofs arr. sl
over het hoofd was gewassen, scheen hij iels
gemakkelijker Ie worden voor de verdediging,
steunde haar zelfs een enkele maal tegenover
de onwillige experts. Doch hier verschijnt een
generaal en het i3 met de welwillendheid
van den president gedaan. Hij iaat dien op-
pero/ficier een requisitoir houden, dat uitsluitend
gepast zou zijn in den mond van het Openbaar
Ministerie en dat zichtbaar berekend is om in
vloed te oefenen op de jury. Hij doet zeis geen
poging om dezen getuige in de rede te vallen.
En wat erger is, aan Laborie die in hel be
lang van de verdediging dien indruk wil weg
nemen, snoert hij den mond en dwingt hem
om conclusion te stellen ter verkrijging van een
recht dat de Code d'instr. crim. dezen uitdruk
kelijk toekent.
Een laatste bericht luidt dat in den miuis-
terraad de minister meedeelde dat Thévenet en
l'rarieux verzochten cene interpellatie te mogen
houden over de onwettigheid, begaan deu 22en
Dec. 1894 door de geheime stukken in de Drey
fus zaak noch aan den beschuldige noch aan den
verdediger mede te deelen.
De minister zal den Senaat vragen den datum
voor de interpellatie te bepalen na 't proces-Zola.
teren naar Gunlaug's razernij men had gehoopt,
dat zij het scheepsvolk zou oproepen om haar
te helpen. Toen dit niet geschiedde, en Gun
laug zich zelfs niet vertooude, was het volk den
derden avond bijna niet meer in toom te hou
den men wilde in huis, de vrouwen op straat
werpen, haar wegjagen uit de stad.
Onder een luid hoera der menigte, kropen
twee mannen door de nog niet gemaakte rui
ten, om de deur van binnen te openen en
de schare stormde in huis. Alle vertrekken
werden doorzocht, wat in den weg stond werd
vernieldtnaar moeder en dochter werden niet
gevonden.
Toen men tot de ontdekking kwam, dat zij
het huis hadden verlaten, werd het volk eens
klaps bedaard. De een na den ander verliet
het huis 't was of men zich voor elkander
schaamde, en binnen korten tjjd was alles
rustig.
Het duurde niet lang, of in de stad liet zich
een stem vernemen die beweerde, dat men deze
twee weerlooze vrouwen op onwaardige wijze
had behandeld.
(Wordt vervolgd.)