voor Zeeuwsch-Vlaanderen. PETRA, let Mnisii. No. 329. Zaterdag 15 Januari 1898. T jaargang^ Buitenland. FEUILLETON. HET NIEUWSBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 40 cents franco per post 45 cents. Voor Amerika /2.90 per jaar bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 4 regels 25 cents; elke regel meer 5 cents. Bij abonnement aanmerkelijk vermin derd tarief. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdagnam. 1 ure. Deze Courant verschijnt eiken Zaterdag bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Breskens. De Dreyfus-zaak die de Fransche gemoederen geruimen tijd in beweging beeft gehouden niet alleen, maar zelfs eenc zenuwachtige spanning heeft doen ontstaan, is thans in zooverre van de baan, dat majoor Esterhazy door den krijgs raad is vrijgesproken. Brengen we met een enkel woord de toe dracht dezer zaak in herinnering. Kapitein Alfred Dreyfus werd in 1894 tot levenslange verbanning op bet Duivelseiland, als schuldig aan het plegen van hoogverraad tegenover een vreemde mogendheid, veroordeeld. Dit veroordeelend vonnis dat na eene behan deling met gesloten deuren, werd uitgesproken, heeft men van sommige zijden nooit precies vertrouwd, en met korter ot langer tusschen- poozen is men bezig geweest om bewijs-materi- aal te verzamelen voor de onschuld des ver oordeelden. Dat de familie van den ex-kapitein zich daarmede bezig hield, is verklaarbaar. Doch weldra stond zij niet meer alleen, en voegden zich mannen van naam en onverdacht allooi bij haar, versterkt in de overtuiging dat er met dat vonnis iets niet in den haak was. De campagne in de pers geopend was zoo hevig, en de talrijke zaken die er tbijgehaald ziju zoo verafdwalend, dat de oppervlakkige le zer er geen wijs meer uit kon worden. Uit dien chaos is op den duur een aan klacht te voorschijn gekomen van Mathieu Drey fus, een broeder van den veroordeelde, tegen den bovengenuemden majoor Esterhazy, als zou B. BJORNSON. Hij riep het meisje, dat zich verwijderde, te rug, zij moest zich vergist hebben, dat andere pakje was misschien aan hem. Dit bevatte de geschenken die hij aan Petra had gezonden. Ja, dat was het zijnemaar wie moet die ketting hebben f Koopman Bold was het antwoord. Gunnar bleef staan. Koopman Bold geeft hij geschenken Hij is het dus die haar mij ontstolen heeft; Tngve Bold, dan zal hij ook 1 zijn spanning, zijn smart moesten een uitweg vinden, hij moest zijn woede koelen, en op wien zou hij het beter doen, dan op Yngve Bold. De ongelukkige koopman werd nu ten twee- dtn male, geheel onverwachts overvallen, dit maal op zijn eigen stoep. Hij trachtte in het kantoor te vluchten, maar Gunnar volgde hem. deze het borderel, dat tot het verraad leidde en waarop Dreyfus is veroordeeld, hebben ge schreven. Ter zake nu van deze aanklacht, stond Es terhazy Maandag voor den krijgsraad terecht. Zoodra de namen der getuigen waren afge lezen, vroeg de regeerings-cominissaris (een func tionaris gelijkstaande met die van een ambte naar van het Openbaar Ministerie bij een recht bank hier te lande), eene behandeling met ge sloten deuren. Nadat de raad daarover anderhalf uur in ee ne geheime vergadering had beraadslaagd, nam hij het besluit om de terechtzitting in het open baar te behandelen, zoolang dit niet in strijd zal zijn met het belang der landverdediging. Daarna werd het zeer lijvige rapport voor gelezen, waarin eigenlijk meer voorkwam aan het adres van overste Picquart dan over Ester hazy. Na de le2ing werd de zitting van den raad geschorst. Om 3 uur begon het verhoor van Ester hazy. De beklaagde ontkende alles. Van de brieven, aan mad. de Boulaney gericht, loo chende hij dien, waarin van den uhlanen-kapi- tein sprake is. Ook verzocht hij voorlezing van ziju conduitestaten over de jaren 1894, 1895 en 1896, die zeer gunstig luiden. Dit ge schiedde. Nu was Mathieu Dreyfus aan de beurt. Als bewijzen voor zijn aanklacht noemde hij de gelijkenis tusschen het schrift vau Ester hazy en het borderel. Hij steunde dit bewe ren door op de volstrekte overeenkomst van be paalde letters de aandacht te vestigen en toon de de onwaarschijnlijkheid aan vau het verhaal, Hier wierpen alle kantoorbedienden zich op den onruststoker, die naar alle zijden als een razende om zich henen sloeg. Stoelen, tafels, lessenaars, niets bleef op zijn plaats. Brieven, papieren, nota's, vlogen in het rond. Eindelijk daagde er krachtige hulp op, en na een ver woeden strijd, werd Gunnar met groote moeite op straat geworpen. Maar nu begon de zaak ernstiger le worden. Er lagen twee schepen bij de brug, een bin nen- en een buitenlandsch vaartuig. Het was juist de tijd van middagsrust en een tijdver drijf dus den matrozen hartelijk welkom. Zij waren in een oogwenk in slagorde ge schaard, man tegen man, uitlanders tegen in landers. Anderen kwamen in stormpas aange sneld, de arbeiders kwamen kijken, de jongens bleven niet achter en niemand wist waarom men eigenlijk slaags was. Vergeefs vloekten de kapiteins, vergeefs riepen de ernstige burgers, dat men den eenigen politieagent moest halen, die buiten in het fjord, zich met visschen ver maakte. Men liep naar den burgemeester, die tevens postdirecteur was. Deze was juist bezig de pas aangekomen brieven te sorteeren, en antwoorde door het geopende raam, dat het hem onmogelijk was mee te gaau, wijl de postbe- volgcns hetwelk enkele woorden uit brieven van Esterhazy overgedrukt zouden zijn. Hij herin nerde aan het bezoek van mad. Pays aan den architect Autant; aan den drcigbriei, door Drey fus' schoonvader Hadamard ontvangen, en aan de geschiedenis met het brieven-bureau, waarbij de voorzitter opmerkte dat de directeur Fdret een andere lezing gaf. Daarna zeide hij Het woord uhlan is aldus geschreven in een brief, waarin de heer Esterhazy verklaart dat vdie canailles den lans der uhlanen maar eens moesten voelen". Dit is in dezellde spelling als de brief aan mad. de Boulaney. En dan die andere brief, waarin hij zegt dat hij, nu at zijne hulpmiddelen uitgeput zijn, »zich in de noodzakelijkheid gebracht ziet om tot een misdaad de toevlucht te nemen". Om geld te krijgen verklaart hij zich bereid tot een mis daad over te gaan Deze verklaring ontlokte eenig geraas en beweging onder het volk. De senator Scheurer-Kestner trad nu als ge tuige op. Hij zeide in hoofdzaak het volgende: Lang geloofde hij aan Dreyfus' schuld. In 1895 kwam Mathieu Dreyfus bij hem en ver zocht hem te spreken als oud-députe van den Elzas. Deze deelde hem mede dat zijn broeder onschuldig was en de senator beloofde erover te zullen nadenken. Hij sprak er met zijn vrienden de Freycinet en generaal Billot over en ook deze vroegen tijd van beraad, maar zei den na eenige dagen: Wij zijn niet veel te weten kunnen komen en in geval van twijfel is het beter zich te onthouden. Scheurer-Kest ner wees toen hst verzoek van Mathieu Drey fus van de hand. Later, in den Elzas, kwam de twijfel echter weer bij hem op en doorleel- ambte een begrafenis bijwoonde, wen moest wachten. Maar het volk wachtte niet met elkander ar men en beenen te verbrijzelen. Vele omstan ders, vooral vrouwelijke, werden angstig en rie pen dat men Arne Smid moest roepen. Dit vond bij den meesteu burgors instemming. Zijn eigen vrouw ging hem halen. Hij kwam tot groote vreugde van alle schooljongens, hij deed een paar grepen in de schare, en scheidde met krachtige vuist de strijdenden. Alles was reeds tot rust gekomen, toen de burgemeester met een stok gewapend, zich ver toonde. Hij vond hier en daar groepjes oude mannen en vrouwen, die het gebeurde bespra ken. Hij ried hen, rustig naar huis te gaan en wat te eten, dat wilde hij zelf ook doen. Maar den volgendon dag, nam hij vele per sonen in het verhoorhet onderzoek werd lan gen tijd voortgezet, maar niemand wist te ver tellen, wat aanleiding tot den strijd had gege ven. Allen waren er echter zeker van, dat Arne Smid er bij was geweest. Zij hadden gezien, hoe hij een Spanjaard had opgenomen en er een ander mee had geslagen. Arne werd veroordeeld tot betaling van een geldboete. Dit was het eenig juristisch gevolg de hij een tijd, waarin hij beurtelings aan de schuld en aan de onschuld van den balling geloofde. Maar den 18den Juli 1897 kwam Je zoon i van een vriend hem bezoeken en vertelde het verhaal van Picquart met al wat daaraan vast was. Hij toonde hem ook de correspondentie tusschen generaal Gonse en overste Picquart gevoerd, waaruit bleek dat eerstgenoemde aan vankelijk den twijfel van den overste had ge deeld. Ik veischafte mij het schrift van den heer Esterhazy en ik werd getroffen, niet alleen door de gelijkenis, maar door de identiteit. Wat te doen Ik overwoog lang. Er ontstond gerucht. Ik zeg niet dat ik daaraan geheel onschuldig ben. Dat heeft mij gedwongen een weinig haasti ger te werk te gaan dan ik gewild had. Ik begaf mij toen naar mijn ouden vriend van vijf en twintig jaren lang. generaal Billot en ik zei de tot hem Geef mij het bewijs dat Dreyfus op iets anders dan het borderel is veroordeeld; ik zal gerust zijn en mij stilhouden. Maar ik voegde erbij Als gij uw plicht niet doet, zal ik den mijnen doen. Generaal Billot antwoordde dat hij mij niets kon tooneu. Toen bezocht ik den keer Méline, en den minister van justitie. Maar ik kon niets van hen gedaan krijgen.... Ik kan mij vergissen, met het borderel aan den heer Esterhazy toe te schrijven. Er is mij weinig aan gelegen of t het borderel van hem of van een ander afkom stig is Waar het mij om te doen is, is te - constateeren dat het borderel niet van Alfred 1 der zaak. Maar er waren andere gevolgen. De kleine stad was niet langer een rustige stad. Het visschersmeisje had haar in oproer gebracht. De meest vreemde geruchten waren in om loop de twee beste en rijkste mannen had zij het hoofd op hol gebracht, en ze had nog velen achter de hand. Gunuar werd om gezet in vele. Spoedig verhief zich een storm. De schande van een groot straatgevecht, de smart in eenige van de eerste families der stad, 't was alles de I schuld van het jonge meisje, dat nog slechts een half jaar geleden was aangenomen en nu drie verlovingen aanging ter zelfder tijd neen, 't was te veel. Was zij niet van haar jeugd af, tot een ergernis geweest voor de geheele stad Toch had men haar met geschenken overladen, toen Oedegaard zich harer aantrok. En tot dank daarvoor, had zij hen allen be spot, beleedigd en met den onstuimigen drang harer ongetemde natuur, zich op paden bege ren die noodzakelijk op haar verderf moesten f uitloopen. Geen ander tehuis dan de gevangenis, zou haar deel worden. (Wordt varvalgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwsblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1898 | | pagina 1