neming van (al van andere betrekkingen.
De heeren Lombaard en A Saloiné waren er
voor om de jaarwedden op ƒ550 te kouden.
De heeren Fremouw en Risseeuw waren voor
verhooging, de eene tot ƒ650, de andere tot
ƒ700.
We willen geen enkele der gevoelsuitingen
tot argumentatie hunner meeningen ontzenuwen.
Ieder weet die naar waarde te schatten. Alleen
het bezwaar van den heer Hainmacher kun.t
ons minder juist weergegeven voor, waar der
(gemeenten voor uitgaven tot uitvoering van
rijkswetten eene vergoeding krachtens deze wet
verstrekt.
Eene verwijzing naar art. 19 dier wet is ze
ker eene schrijf- of drukfoutimmers de wet
telt slechts 15 artikelen.
Te Wissekerke achtte de raad de financiëele
positie van den burgemeester en den secretaris
van dien aard, dat verliooging voor hen on-
'i noodig was.
We gelooven dat de circulaire van Ged. Sta
ten enkel bedoelt eene verhooging uit te lokken
voor bewezen en te bewijzen diensten, afge-
scheiden van de vraag of die titularissen het
noodig hebben of niet. Als dit argument re
gel moest worden dan zouden tal van hooge
jaarwedden en niet minder van hooge pensioe
nen of sterk verminderd bt geheel afgeschaft
kunnen worden. Dergelijke omstandigheden hou
den geen steek voor wat betreft liet prestoeren
van diensten als ambtenaren.
Tegenever de bewering van den heer De
Roo dat het opdrijven van de traktementen on
verantwoordelijk is en waardoor men liet bij
een oppervlakkige beschouwing zou willen doen
voorkomen alsof de heeren Fremouw en Ris
seeuw wat al te lichtzinnig met de gelden der
gemeente omspringen, voegen we hieraan een
njst toe van gemeenten, waar die jaarwedden
ziju verhoogd.
Zierikzee bracht de jaarwedde van den bur
gemeester op ƒ2000 en die van den secretaris
op ƒ1700.
Goes verhoogde beide met ƒ000 en Kcrk-
werve met 1/4 der bestaande.
Hoofdplaat bracht ze van ƒ450 op ƒ000,
(ondanks de aanstaande uilwoning van den bur-
gemeester).
Breskens verhoogde het salaris tot ƒ600 en
Nieuwvliet met ƒ50 elk.
's Gravenpolder verhoogde met '/4 en Nieuw
en St. Joosland met 1/3.
Eede bracht ze op ƒ465 en Bruinisso op
ƒ750 en Vlissingen verhoogde tot ƒ2000.
Oost en West Souburg, Colijnsplaat en Koe
wacht verhoogden tot het door Ged. Staten ge
steld bedrag.
Hoek, Oostbuig en Biervliet verhoogden tot
ƒ600, Cadzand legde er ƒ115 en Sluis ƒ100
op. Te Schoondijkc verklaarden zich de heeren
D'hont, Luteijn en Joh. Risseeuw voor eene
verliooging tot 575 (voorstel B. en W.) en
de heeren De Smidt, Van Bortel en I. Ris
seeuw voor f 565 (voorstel Ged. Staten.) De
burgemeester tevens raadslid onthield zich van
medestemmen.
Axel en Zonncmaire verhoogden met 1ji.
Elkerzec, Elleincet, Noordgouwc en Uost-
kapelle Verhoogden met 1/3.
Zaainslag en 's Heer Arendskerke brachtten
de jaarwedden op ƒ730.
Tot zoover loopt de lijst zooals wc die uit
verschillende berichten samenstelden. De on
partijdige lezer zal er toch kwalijk de meaning
uit kunnen distilleeren dal al die gemeentera
den de jaarwedden ^onverantwoordelijk hebben
opgedreven."
BRESKENS, 1 October 1897.
Aan het postkantoor Breskens en de, daar
onder ressorteerende, hulpkantoren werd gedu
rende de maand Sept. ingelegd ƒ5892.42; te
rugbetaald ƒ2910.89.
Hel laatste, door dat kantoor uitgegeven,
boekje draagt het nummer 2462.
Bij min. res. is benoemd tot rijks-auib-
tenaar 4e kl. de heer II. R. J. Claeijs te
Aardenburg en met ingang van 11 Oet. ge
stationeerd te Vaals (L.)
IJ/.eildijke, 27 Sep. De tegen lieden beleg
de openbare zitting van den Gemeenteraad werd
door alle leden, behalve dhr. Calon, bijgewoond.
Na lezing der notulen, veroorloofde dhr. Car-
preau zich de vrijheid eene inededeeling te doen
betreflende het in de notulen voorkomende, over
de vroegere gedane verliooging der jaarwedde
van dhr. Boskamp met ƒ200. Spr. zeide, liet
zich in de vorige zitting niet te hebben kunnen
herinneren, omdat liet zoolang geleden was. Te
dien einde heeft hij daarnaar een onderzoek
ingesteld, met het gevolg, dat het aanvankelijk
op ƒ800 was gesteld, inct ƒ300 subsidie van
Ged. Staten, doch dat toen op last van Ged.
St. de wedde werd bepaald op ƒ1000. Eerst
later zijn die ƒ200 er bij gekomen. Hij had
gemeend deze inededeeling te moeten doen, waar
zijn memorie hem bad iu den steek gelaten,
ter voorkoming van verkeerde bedoeling en
onware voorstellingen, waardoor de vorige maal
hoogstwaarschijnlijk eene meerderheid is verkre
gen oift^het traktement van den op te roepen
onderwijzer ƒ100 hooger te stellen, dan billijk
war.
Dhr. Hendrikse zeide dat het slechts een
vraag was geweest en er dus van onwaarheid
geen sprake kan zijn. Welke bedoelingen hij
met die vraag bad, is voor dhr. Carpreau een
raadsel en hij ontzegt hein het recht om van
zijne bedoelingen verkeerde gevolgtrekkingen te
maken. Hij had eerder eene reeifieatie verwacht
voor de verkeerde bedoeling die aan zijn woor
den is vastgeknoopt.
Daarna werden de notulen goedgekeurd.
Ingekomen was eene missive van Ged. St.
houdende inededeeling, dat de jaarwedden van
den Burgemeester en den Secretaris dienden te
worden verhoogd tot ƒ930, of met t/3 van de
tegenwoordige jaarwedde.
De voorz. deelde mede, dat ingevolge art. 10
van de wet van 21 Mei 1897, regelende de
financieele verhouding tusschen het rijk en de
gemeenten L4 der jaarwedde van elk wordt
teruggegeven door het rijk aan de gemeente
Het desbetreffend kon. besl., dat op verzoek
van dhr. Hendrikse werd voorgelezen, gaf dezen
aanleiding om er op te wijzen, dat hij voor een
goede bezoldiging van den secretaris wasde
betrekking van burgemeester beschouwde hij
meci als een cerepost.
Toen de bevolking 3006 zielen was, werden
de jaarwedden tot ƒ700 verhoogd, en bij de
laatste volkstelling toen IJzcndijke 2856 zielen
bezat, heeft hij voorgesteld die Jaarwedden op
ƒ600 te brengen, in overeenstemming met den
maatstaf door Ged. Staten aangegeven. Het
daarop gevolgde besluit konden Ged. St. niet
goedkeuren, omdat zoolang de tegenwoordige
titularissen in functie bleven, hunne jaarwedde
niet mocht verminderd worden. Niettemin ineen-
de spr. de jaarwedde van ƒ600 te moeten
aanhouden, en achtte do verhouging tot ƒ800
voldoende, immers ƒ600 -f- 1/3 van ƒ600
ƒ800!
Dhr. Carpreau was van een ander gedacht.
Voor den secretaris is er tegenwoordig zooveel
werk, dat bij een zoon op de Secretarie noodig
heelt, die geen cent krijgt. Waar nu de re
geering de verliooging der traktementen zelve
betaalt, gaal liet niet aan dat geld in den zak
te steken en voor andere doeleinden te gebrui
ken. Volgens de regeling van Ged. St. zouden
de traktementen samen 1860 bedragen waarvan
wij terug krijgen ƒ465, dus nog 5 meer,
dan we zouden verhoogen. Hij vestigt er nog
de aandacht op dat dhr. Hendrikse, die zoo
graag onze ambtenaren goed bezoldigt, terstond
met verlaging voor den dag kwain, toen de
gemeente een paar dozijn beneden de 3000
zielen kwam, ondanks dat het werk hetzelfde
bleef. Het antwoord van Ged. St. kon hij
daarom ook niet gelukkig noemen.
Dhr. Hendrikse, de redeneering volgende,
vroeg waarom de jaarwedden bij een zielental
van 6 meer verhoogd moest worden hij be
twijfelde of er dan wel zooveel werk meer zal
zijn.
Hij zeide nog, dat als wij interessant wilden
wezen, de jaarwedden niet verhoogden en toch
liet ]/4 van het rijk opstrijkendoch dat is
niet de bedoeling, echter ook niel meer geven
dan billijk is.
Dhr. Carpreau geloofde, dat dhr. Hendrikse
Ineer pleit voor het belang van het rijk dan
voor dat der gemeente.
Dhr. Hendrikse antwoordde, dat we daaraan
ook betalen.
De voorz. heeft kortelings berichten van ge
meenten gezien waar nog meer dan het
is bijgevoegd.
Dhr.. Hendrikse zou er voor ziju dat de ar
gumenten op papier werden gezet en aan Ged.
St. werden opgezonden opdat wij ons aan die
uitspraak kunnen onderwerpen.
De voorz., de regeling van Ged. St. in stem
ming b'engi'iule, verklaarden er zich 3 leden
voor, nl. dlirn. Carpreau, Bekaat en de Jaeger;
dhrn. Hendrikse, Doens en Lecnhouts hielden
zich aan eene verliooging tot ƒ800.
Met het oog op de afwezigheid van een der
leden, stelde de voorz. voor de zitting te ver
dagen tot Woensdag.
Dhr. Hendrikse vroeg of de voorz. ook zoo
bereidwillig zou zijn, als hij eens niet ter ver
gadering kon zijn Evenwel het doet er niets
toe als er een lid niet tegenwoordig is. We
-"zij ii opgeroepen, de punten staan op de agenda,
zoodat van verrassingen geen sprake kan zijn.
Bovendien zou dat op den duur een leelijk in
cident worden.
Dhr. Carpreau kon zich met dat gesprokene
goed vereenigen.
Met alg. st. verklaarde de raad zich tegen
verdaging.
Dhr. Carpreau vroeg daarop om punt 3
bespreking onderwijzers-vacature te behandelen
vóór punt 2, subsidie R. K. kerk.-Armbestuur,
omdat het laatste afhankelijk is van het eerste.
Ter toelichting daarvan zeide hij, dat zoo aan
stonds als hij lid van den raad was gewórden,
het armbestuur den wenk te hebben gegeven,
eene verliooging van subsidie aan te vragen die
kon loopen van de ƒ200 tot de ƒ300. De
zusterschool heeft recht op die verhooging om
dat zij de gemeente jaarlijks van ƒ1600 tot
2000 bevoordeelt, en vooral omdat zij met moei
lijkheden te kampen heeft.
Die verhooging nu stelde hij afhankelijk van
de jaarwedde van een op te roepen ouderwijzer.
Dhr. Hendrikse vond het vreemd dat zijn
eerste wenk tot verhooging afhing van liet trak
tement voor de te benoemen onderwijzer, toen
er nog geen vacature was. Hij vond het wel
heel loffelijk van hem die subsidie te willen
verhoogen, maar om die afhankelijk te stellen
zooals voren gezegd, kwam hem voor te zijn
een te kortdoening van het openbaar onderwijs.
Trouwens de beide zaken houden niet het min
ste verband.
Geen bezwaar zijnde tegen de verschuiving
dezer punten deelde de voorz. mede, dat zich
tot heden slechts 1 sollicitant heelt opgedaan
nl. dhr. Dellaert alhier. Hij wilde den raad
vragen of na liet einde van den aanmeldings
termijn, 1 Oct., eeue herhaalde oproeping zal
geschieden, of eene oproeping te doen voor een
gewoon ondorwijzer.
Dhr. Carpreau achtte deze inededeeling en
vragen ontijdigsoms komen in de laatste da
gen eerst sullicitauten opdagen, en dón kunnen
we er over oordcelen. Hij achtte het verder
een invloed uitoefenen op de sollicitatie voor
anderen.
Dhr. Hendrikse beschouwde liet op de agen-
pla vermelde punt zoo vaag mogelijk en zag er
nu allerminst verband in met het volgende
punt.
Dhr. Bekaar achtte het beter te wachten tot
de tijd verstreken is.
Dhr. Carpreau was van meening, dat als dit
punt niet werd behandeld, ook punt 3 van de
orde af moesthij zag daarin niets onlogisch.
Met alg. st. werd punt 2 aangehouden.
Dhr. Hendrikse zag er geen bezwaar in om
de subsidie aanvrage nu te behandelen, omdat
zij geen verband houdt met het voorgaande punt.
Hij bleet bij zjjn gevoelen dat eene verlioo
ging van het subsidie alleszins billijk is, maar
om die afhankelijk te stellen van traktementen
voor liet openbaar onderwijs is onredelijk, even
als een te veel bezuinigen ten koste van het
openbaar onderwijs.
Dhr. Carpreau hield vol dat aan het open
baar onderwijs niets wordt onttrokken. Hij kwam
er op terug, dat dhr. Doens in de vorige zitting
zich verwonderde over de inededeeling, dat dhr.
De Kok geen les in het Fransch gaf. Waartoe
moet er dan voor betaald worden
Dhr. Hendrikse zeide, dat als men aan het
verwonderen ging, men zich eveneens kan ver
wonderen over het onderwijs van het Hoofd der
school, die ƒ1209 geniet. Hij wees verder nog
op de gemeenten Schoondijke en Biervliet, waar
de eerste onderwijzers ook meer hebbeu als de
andere, bij wijze van vuorrang, voor hunne
meerdere capaciteiten in den vorm van eene of
andere akte.
Dhr. Carpreau meende met andere gemeen
ten niets te maken te hebben in dezen.
Dhr. Hendrikse zeide wel op de gebruiken,
niet op de verplichtingen van andere gemeenten
te hebben gewezen.
De aanvraag der verhoogiug van het subsi
die met ƒ200 werd met alg. st. goedgevonden.
Van het Hoofd der school was ingekomen
een verzoek tot het in liet leven roepen van
eene verordening op liet schoolverzuim.
De voorz. gaf lezing van liet ontwerp eener
zoodanige verordening onder bijvoeging, dat in
andere gemeenten die verordering inet goed
succes werkt en ook in onze gemeente, niet het
oog op liet herhalings-onderwijs vrucht zal dra
gen.
Dhr. Hendrikse heeft met genoegen gezien,
dat de regeering voornemens is de leerplicht in
te voeren, zoowel voor het openbaar- als voor
het bijzonder onderwijs, die buitengewoon goed
zal werken.
Dhr. Carpreau, acht deze verordening, omdat
leerplicht in de troonrede is vermeld, ontijdig.
De voorz. zeide, dat het de bedoeling is oni
de avondschool af te schaffen en het herhalings-
onderwijs te bevorderen voor hen, die dat kun
nen volgen.
Dhr. Hendrikse heelt op de lijsten 'van het
schoolverzuim vele achterstalligen gezien, die
niet in de termen vallen oin tot het herha-
lingsonderwijs te worden toegelaten. Een zoo
radicale maatregel qls de voorz. aangaf, achtte
hij niet wenschelijk, nu kunnen in den winter
toch nog enkelen proflteeren van de avondschool.
Dhr. Carpreau zou er wel mee kunnen 'mee
gaan, omdat hij overtuigd is, dat, als het her-
halingsonderwijs wordt bezocht door hou, die
het niet kunnen volgen, de lieele boel bedorven
wordt.
Dhr. Hendrikse zeide dat er 4 onderwijzers
zijn, zoodat er hoegenaamd geen bezwaar is om
de avondschool in klassen te verdoelen, naar
gelang van de capaciteiten van de leerlingeu.
In elk geval zal die avondschool toch niet druk
ker bezocht worden dan de dagschool.
Dhr. Bekaar zou er voor zijn om zoowel het
herhalings- als het inhalings-onderwijs te hand
haven.
Dhr. Carpreau achtte het best het advies
van den schoolopziener in te winnen, omdat
deze, verschillende ervaringen van andere hoof
den kunnende weten, ons daarvan kan inlich
ten.
Dhr. Hendrikse hechtte meer aan eigen on
dervinding dan aan een rapport. Hij was er
wel niet tegen, maar achtte het toch tamelijk
overbodig. De verordening werd aangehouden
tot later.
De voorz. deelde daarna mede, dat, ingevol
ge de nieuwe wet tot regeling der fin. verhou
ding tusschen liet rijk en de gemeenten de
verordeningen op de plaatselijke belastingen
moeten worden herzienmet het oog daarop
wilde hij eene commissie benoemd zien tot her
ziening der klassificatie van den hoofdelijken
omslag.
Dhr. Carpreau meende, dat de voorz. zich
verkeerd uitdrukte, de bedoeling zal wel zijn
dat zij opnieuw moeten worden vastgesteld.
Omdat deze zaak eerst vóór 1901 moet zijn
geregeld, was er geen bezwaar om dezelve tot
later uit te stellen.
In zake de meer vermelde erfdienstbaarheden
van de Graanbeurs en de woning van dhr. Hen
drikse werd het door den hr Bleijenbergh op
gemaakt rapport voorgelezen.
Dhr. Hendrikse erkende de indiening des
tijds te hebben voorgesteld, doch wist nu niets
af van een voorstel.
De voorz. zeide, dat indertijd een voorstel is
aangenomen om de erfdienstbaarheden zoo te
laten.
Dhr. Carpreau achtte dat besluit onbestaan
baar omdat er eenvoudig geeu erfdienstbaarhe
den zijn. Deze toch worden ingesteld inge
volge art. 693 van het Burg. Wetb. krachteDS
eene wederzijdsche overeenkomst. Als spr. het
rapport leest, dan maakt dit op hem den in-