Binnenland. «henen tti Kauduna en omstreken te bescher men. Schreven we in den nun vang van het dralen tier Mogendheden, luiere berichten geven den tekst weer van de aan Grieken land gezonden nota.jdie vooral daarop neer komt, dat de Mogendheden het eens zyn over deze beide punten, dat Kreta in geen geval onder de tegen woordige omstandigheden bjj Griekenland kan gevoegd worden, en daar Turkeije, de hervormingen, overeen gekomen tuaschen do mogendheden en de Porte, zocflang heeft uitgesteld, dat ze in de tegenwoordige omstandigheden niet meer toegepast kunnen worden, de mogendheden besloten om, onder behoud van de integri-' teit van het Turksche rijk, aan Kreta een volstrekt zelfbestuur te verleenen, ,dat aan het eiland een afzonderlijke regeering zal verzekeren, onder de suzereiniteit van den sultan. Ter verwezenlijking vnn deze voorwaar den moeten de Grieksche troepen en sche pen in de wateren van Kreta of in het ge bied dat de Mogendheden bezet houden, teruggeroepen worden. Met een beroep op de wijsheid der re geering van Griekenland, dat zij zal op houden met haar verzet tegen de vredelie vende pogingen ten bate van Kreta en het behoud van den vrede. Roept Griekenland hare troepen en sche pen binnen (i dagen niet terug, dan zullen de mogendheden niet aarzelen om alle dwangmaatregelen aan te wenden, die noodig zijn om haar daartoe te dwingen, en dat hun besluit onherroepelijk is. Griekenland is hierover boos en niet zon der reden als dezelfde mogendheden eens eene dergelijke houding aannamen tegenover den Bultan, dan zou het de vraag zijn of de verhouding in het Oosten wel zoo ge spannen behoefde te zijn. De Grieksche regeering zal, als zijnde onafhankelijk niet geneigd zijn naar de haar opgedrongen bevelen der mogendhe den te luisteren. Er wordt dan ook eene weigering van Griekenland verwacht. KKEMKEYN, 6 Haart 1897. Aan het postkamoor Breskens en d", danr- oudrr ressorlecrende, hulpkantoren werd ge durende de maand leb. ingelegd ƒ664-1.7(5 terugbetaald ƒ5899.82. liet laatste, door dat kantoor uitgeg li boekje draagt liet nuunner 2326. De Bisschop van Breda heeft ben. eind tot pastoor te Nieuw Vosmeer, de heer A. M Canters, thans pastoor te Groede en in diens plaats de heer Th. Wijtvlicl, thans Kapelaan te Heerletot kapelaan te N'ourt Qilse de lieer A. A. II. van de, N'oort thans kapelaan te IJzendijkr, en in zijn plaats de he- r De Wit, priester van het seminarie tot kapelaan te Hoeve de heer J. M. Stof- felen thans kapelaan te Hoofdplaat en in zij ne plaats de heer H. Cuppes, thans kape laan te Hontenisse. De heer S. van Eendenburg, Zende ling te Pengharepang op Java hoopt in dit district op verschillende plaatsen umlélee- lingen te doen, en wel op Zondag 14 Maart te Breskens, Maandag 15 id. te Groede, Dinsdag 10 id. te Oostburg, Woensdag 17 id. te Sluis, Donderdag 18 id. te Schuun- dijke, Vrijdag ld id. te IJzeudijke, Zondag 20 id. te Biervliet en Maandag 21 id. te Cadzand. Et'de. Bij de aanbesteding van het ver bouwen en vergruotcn der Gemeenteschool op 2 Maart werd ingeschreven door de hee- rrn J. A. van do Bande te Groede voor 6647 J. flaartsen te Schooudijke voor 6634, J. Cuvelier te Oostburg voor ƒ15008, J. J Eekhout te Aardenburg voor ƒ6578, Le Clercq tc id. voor ƒ6469. P. Onion te ld. voor ƒ6295, Ch. v. Poucke le Oostburg voor ƒ6104.41, J. M. 11. v. d. S.ind tc Breskens voor ƒ6074, A. v. Flevele le LI zendijke voor ƒ5878. Aan den laagsten in schrijver is lur werk gegund. Voor de meubelen .1. Cuvelier tc Oost- burg voor ƒ600, J. Boogaard te Aarden burg voor ƒ500, Christiaanse te Oostbnrg voor ƒ584.94 en J. M. H. van de Bande te Bres kens voor ƒ562. Aan den laatsten is de levering gegund. Aiirdeiiblirjf. Maandag II. had de aan besteding plaats van bel verbouwen der her berg »'s Lauds Welvaren", bewoond door A. Blondeel ten zijnen huize. Ingeschreven werd door de herren A. v. Hevele te IJsendijke voor ƒ4105, P. Dek kers te Westkappelle ƒ4225.30, 1. de Mo lenaar Aartlenbure voor ƒ4447, P Onnut te id. voor ƒ3700, Alph. Willems te Mal- dcghein ƒ3055 Het werk is aan den lanl- steu inschrijver gegund. Heille In den nacht van Maandag op Dinsdag zijn dieven in het convent gebroken van den landbouwer Adriaansrn, en hebben er ren kapmes, waterlaarzen en eenige klee- dingstukkea ontvreemd. I V G E ZONDE* STUKKE Al. Mijnheer de Hedacteur Op de eerste vergadering Ondersteunings fonds enz" is door mij aan den heer Cij-oow gevraagd, of het initiatief tot liet oprich ten van dit ronds van den werkman zelf was uitgegaan. De hr Cijsouw beantwoordde deze vraag toestemmend en ik was voldaan. Was ze in untkennenden zin beantwoord, ik had den tegenwoordig lijnden werklieden willen zeggen, dat ik, ja, «èl het plan van den lieer 0. toejuichte, maal' dat ik toch niet kun nalaten hen er op te wijzen, dat het fonds voor hen en voor hen alleen werd op gericht, dat er aan de oprichting geetie nevenbedoelingen verbonden waren. Dit aan liet adres van hen, die in genoemde vraag iels anders gezocht hebben wal is me vol slagen onbekend, dat werd me niet meege deeld en ik verklaar plechtig In t in de ver ste verte niet te kunnen gissen ook.) Aan het einde der vergadering gaf ik mijn leedwezen te kennen, dat een paar ingezete nen niet behoorden tot de ouderteekenaars van de oproepingsadvertentie. Ik deed dit naar aanleiding van mijn aan dhr. C. le kennen gegeven wensen, dat alle ruailtleden daartoe vonden worden aangezocht. Den naam van den Iweuden persoon, dien ik noemde, had ik er gaarne bij gezien om den wille var. de door hein bekleede belrekking. Nu heelt men verteld, dat ik zulks deed op in stigatie ven den heer llaiuinncher. Zoo ooit een leugen is verteld, dan wel de/.e lo. heb ik hoegenaamd niet met den heer H. over het ondersteuningsfonds gesproken; 2o. heeft de lieer II. geen agent noodig So. zou ik ine nooit tot zoo'n agenischap leenen. Ik heb wel niemand over de zaak gt spro ken. Noemde ik vroeger op een andere ver gadering, waar dhr. C. ook tegenwoordig was, ei-n paar ramen, die ik het gewenscht achtte tot de onderleekenaars te belmoren, ik deed dit u.et geen ander doel dan ine.de te werken tot het welslagen der zaak. Dat ik nu wederom twee namen noem de, waarbij ik begon met mijzelven te beschuldigen, dat ik zulks niet vroeger had gedaan n.l. op de bovengenoemde vergade ring het geschiedde mei geen ander doel. J. BEVELANDER SCHOO. Groede, 4 Maart '07. Mij is de eer aangedaan met dikke, vette letten' in het, Weekblad te parerren. De eer, zeg ik wanneer ik toch voor mij laat heêngaan die brcedc rij van mannen, wien hetzelfde lot beschoren was, bevind ik mij nog al in goed g zelscliap te zijn. Mijne collega's Pohlinann, Knottenbelt, Hulslijn, Van Eeghen, wijlen Wittebol kijken mij van uit liet Weekblad met diezelfde letters aan; Koomsclu' geestelijken; antirevolutionaire hee- ren als wijlen de heer B. de Die Sr.; libe ralen als mr. Ilcnnequiii en Hammacher; zij allen werden op gelijke ijze als ik nu in dertijd bezwadderd door de vuile pen van Vorstermaii van Oveu. De eer is mij aangedaan, zeg ik nog eens, denkende, aan de woorden in den aanvang van den gasthuisstrijd naar aanleiding van Van Oyen's eersten aanval op mij, tot mij gericht iloor iemand, die niet het bewuste adres had ouderleekend „ik weiiseh u ge luk met de eervolle vermelding, welkr u in het Weekblad lu bt gekregen"; hierbij neu kende ook aan een schrijven, toen ontvnngen van een vriend eu medestrijder van V. O., die verklaarde „le betreuren de wijze, waar op deze pleegt strijd te voeren met hen, die met hem van ineening verschillen". Met deze getuigenissen voor mij zou ik dan ook gevoegelijk het zwijgen er toe kun nen doen, waar ik overtuigd hen, dat het meerendeel van hen, die sedert jaren het Weekblad gevolgd hebben in zijne vuilaardi ge iiinnier van bestrijding, zijn geschrijf naar de juiste waarde weten te schatten. Men moet letten, zegt de heer Torsteruian van Oyen, allereerst er op, wie het zegt. Wan neer men dien regel toepast op hemzelven, dan behoeft men in de meeste gevallen niet meer naar het wat en waarom te vragen. Toen bij den aanvang van den gasthuis- strijd ik wees op het gegronde van dr. de Gl.'s verdediging ten opzichte van de wijze, waarop hij door V. v. O. bestookt, was, heb ben allen voor- zoo iel als tegenstanders van het ontslag mij gelijk gegeven; zeker het was waar, Van Oyen was altijd ergerlijk persoonlijk geweest, vcrdaci.tiniike.ud, en zij betreuren liet mede, dat de man in plaats van een eerlijken beginselslrijd te strijden ge woonlijk afdaalde tot hatelijke aanvallen op de personen zijner tegenstanders; „maar och, voegden zij er dan toe het is Van Oven immers; de man is dat nu altijd z66 gewoon geweest en hij laat het toch niet." Jawel, het is Van Oyen, en omdat hel Van Oven is, moet hij het privilegie hebben on aangevochten voort te gaan luet zijn razen en tieren tegen mrnschcn, die hem om de eene of andere reden in den weg staan; hij is verheven boven den maatstaf, waarnaar anderen beoordeeld worden in hun publiek optreden; maar, o wee! wanneer een ander hein met gelijke munt betaalt, gelijk dit na jaar de hr. Van den Berg hein grol heeft aangevallen; dan schreeuwt terstond het ge- heele koor van liberale vriendjes, die om den grooten man zich scharen: hoe leelijk, hoe gemeen? terwijl zij den moed niet heb ben ooit „rond en open" tegen v. O. hunne alkeuring te kennen te geven over den in houd van zijn blad, uit vrees van ook in dat blad te komen. Ik heb mij door die vrees niet laten weer houden te zeggen, hoe ik over de gasthuis kwestie dacht, eu thans komen de gevolgen daarvan op mijn artu hoofd neer, gelijk wel te verwachten was. Ik zal ze dragen en mij niet storen aan den modder, waarmee het Weekblad mij gelieft te werpen; polemiek voeren met een man, die naar het getuigenis zijner eigen menden op afkeurenswaardige wijze strijd pleegt te voeren, wiens gewoonte het is af te dwalen van het punt in kwestie om het debat over te brengen op jren ter rein, dat het zijne niet is, zulks is mijne ge woonte nooit geweest en zal het ook nooit worden. Waar hij evenwel mij aanrandt in, hetgeen mij liet heiligst is, en den blaam op mij tracht te werpen, als zouden mijne overtui gingen zich schikken mar de wenschen en meeningen van menschen, werp ik met ver ontwaardiging deze gomeene aantijging van mij en zal hem het bewijs leveren, dat ik wèl „open en rond" voor mijne gevoelens durf uit te komen door, niet aan hem, doch aan het publiek, op welks oordeel ik prijs stel, onomwonden te zeggen, welke mijne gevoelens godsdienstig en staatkundig zijn. Niet aan hem; hem toch ontzeg ik liet recht mij rekenschap tc vragen van wat ik in hangen strijd der ziel mij als hoogste levenswaarde heb verworven; dit te maken tot onderwerp van debat met een strijder als V. v. O. zou mij toeschijnen ontwijding van het heilige te zijn. Mijne gewoonte is het niet mijne inner- lijkste gevoelens uit te bazuinen langs d, straat; doch evenmin schroom ik voor Z. menschen te belijden, hetgeen God mij k|, waarheid heelt doen kennen, en dankbaar zou ik bijna zeggen, ben ik den man ra,' het Weekblad, dat hij er toe by draagt, ali, het onvolledig en gebrekkig, mijn geloof dt eeuwige waarheden der Schrift te verbreidt) Hat heeft hij van inij gezegd? Dat mijne geloofsovertuiging zich in deg loop der jaren heeft gewijzigd. Zeker, en it schaam nnj daarvoor nieter heeft eene gro» te verandering plaats gehad in uiiju gi;ej.i tesleven, eene verandering zooals de heer O. mocht bidden, dat ook bij hem nog ien- maal plaats grijpr. „Niet eerlijk gemeend; ge zijl een bedrie. ger", roept natuurlijk uit ieder, die, z«l( geestelijk traag en onaandoenlijk, zich niel kan voorstellen, hoe een ander komen tgg lot andere zienswijzen dan de in zijne jeugd aangeleerde. I)at is het gewone refrein ra» Jan Rap en zijn maat, waarmede ze nirl eens anders, maar wel hun eigen fatsoen tg grabbel gooien. Een verwijt durft mij vag mijne veranderde godsdienstige en theelogi- sclie zienswijzen It maken hij, die zelf eten gemakkelijk van kerkelijke sympathieën wis- selt al9 een ander van jas 1 Ik ken hel ou de praatje, dat elk die tot de „fijnen" gnl| hooren, beschuldigt van daarmee persoonlijk voordeel eu eer op het oog te hebben. leder echter, die den toestund van om kerkgenootschap kent, weet, dat door ortho dox te zijn ik mijne vooruitzichten er niet op verbeterd heb; onder de 120 gemeenten ongeveer zijn er hoogstens vijf nog, die. „en orthodoxen of evangelische!! leeraar verlan gen, zoodat ik veeleer mij den pas heb af- gesnedrn om eens eene grootrre gemeente te krijgen. Ieder ook, die met de Aardenburg- sche toestanden bekend is, weet ook, dit men alles behalve zijne eer onder de. men schen er mede bevordert noch zich het le ven veraangenaamt, doch ten slotte op zich zelf komt te staan door te belmoren tot ilt gesmade minderheid, welke hier waarlijk niel zeer in tel is. Ter wille mijner gemeente, om haar bij elkaar 'e houden Zulks laat ik over nan die liberalen, dit vorig jaar oin liet hardst ru-pen geen mo derne, een orthodoxe domino moet er kouirn, om de gemeente hijeen te houden melleeerelmUt; en thans het „Hosaunah" aanheffen wolft voor het modernisme. Neen, niet oin mij ne gemeente te behagen, spreek ik ik vraag niet naar het oordeel en de toejuiching nu menschen en mijne gemeente dringt mij gce- ne meeningen op, die de mijne niet zijn. De heer V. O. heeft den moed gehad tf herinneren aan den tijd, toen ik twee zij lier familieleden heb gedoopt ljrj li.ul uit zijne herinnering ook nog kunnen opdiepen het feit, dat hij bij die gelegenheid tot traneni toe bewogen was en ten aanhoor:- dat, kerk gangers zijne hooge tevredenheid te Kennel gaf over de preek van den man, uan wi«i nu niets deugt en dien hij nu trncht door het slijk te sleuren. Om mijne gemeente alsof niet reeds vod ik mijn eerste standplaats aanvaardde, me nigeen voorzien heeft, dat ik niet in lid kamp der modernen zou blijvenalsof il niel juist bovenal hierom van uit mijne e» ste gemeente naar Aardenburg ben gegut omdat ik mij in eene nHra-inoderne omge ving niet meer thuis gevo lde en in ft kleine gemeente tot klaarheid wilde zien 0 komen temidden van de vragen en twijfe lingen, welke mijne ziet bestormden. En» beu tot klaarheid gekomen; ik heb, walrrii ik eerst slechts de waarheid vaag vermoed!', sints met beslistheid leeren belijden; ik h- ieerr.n gelooven en schamen doe ik dit geloof voor niemand in den cenip-' en algenoegzamen Middelaar Gods en menschen, Jezus Christus, mijn Verlossers Zaligmakerik heb in eerbiedig geloof «I leeren buigen voor de Schrift, van tun- 1 het licht mij is opgegaan. Ben ik ver.mil:'- God dank ik er voor uit het diepst mij^ i ziel en Hem bid ik, dat Hij voortga tr.ij3 veranderen, nl. mij steeds dieper te lei»' in Zijne geopenbaarde waarheid.

Krantenbank Zeeland

Nieuwsblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1897 | | pagina 2