voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
den loolhof des levens.
X O. 117.
Zaterdag 23 December 1893.
3e jaargang.
BERICHT.
N ieuwj aarsgroet
FEUILLETON.
HIEUVSBLAD
A BONNE MEN T S P R IJ S
Per 3 maanden 40 centsfranco per post 45 cents.
Voor Amerika 2.90 per jaar bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
BoekhandelarenBrievengaarders en den Uitgever.
A 1) V E R T E N T I E P R IJ S
Van 1 tot en met 4 regels 25 cents; elke regel meer
5 cents. Bij abonnement aanmerkelijk vermin
derd tarief. Groote letters naar plaatsruimte,
Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdagnam. 1 ure.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Breskens.
De Uitgever dezes maakt bekend, dat op
Maandag 1 Januari 1894, van dit blad een
extra nummer zal worden uitgegeven, waar
voor ieder de gelegenheid wordt open
gesteld een
aan familie, vrienden, bekenden of begun
stigers te doen opnemen tegen vergoeding
van 25 cents per advertentie, mits eene
plaatsruimte van 7 regels niet te boven
gaande, zullende alsdan de gewone maatstaf
ter berekening gelden.
Advertentiën voor dat nummer worden in
bracht uiterlijk Zaterdag 30 December a.s.,
■s namiddags 4 ure.
De Uitgever,
C. DIELEMAN.
Breskens, Dec. 1893.
Zooals men zich herinneren zal, heeft een
lotseling opgekomen sneeuwstorm op Vrij-
ag 1 December jl. eene vreeselijke rainp
Koorzaakt, waarbij het dorpje Wieium,
elegen in het noorden van de provincie
riesland, met nog geen 900 zielen on-
erstelbare verliezen geleden heeft en de
N
1,24
1,41
O
8,43
9,00
Een bede ons hulp.
NOVELLE VAN
MORITZ LIL IE.
Voor men den top van den Gickelhahn
reikt heeft, komt men aan de boschwoning
ehelbach, waarin bier en andere verver-
tingen te verkrijgen zijn. Ook bier heeft
li do goede geest van den onsterfelijken
:hter vereeuwigd, want het opschrift boven
deur van het kleine huisje
„Treedt vroolijk hier binnen, ga opgeruimd
ter heen;
Gaat ge als reiziger voorbij Gods ze-
in zij met u!"
is eveneens van Goethe.
Hier onder eene kleine veranda, weinige
reden van het huis door de natuur ge-
tod, zaten daags na hunne aaukomst de
dsheer Stern met vrouw en dochter ouder
1 genot van een glas melk. Bothner en
pe vrouw hadden zich reeds onderweg bij
visscllersbevolking in diepen rouw en groote
armoede gedompeld heeft.
Zestien schuiten ter visclivangst uitgeva
ren zijnde, werden onverwachts door dien
storm overvallen, met het noodlottig gevolg,
dat 4 schepen der vloot met man en muis
zijn vergaan. De opvarenden, ten getale van
22 man, zijn allen in de golven omgekomen.
Dertien daarvan waren gehuwd en laten
hunne weduwen met twee en dertig kinde
ren, waarvan de oudste, slechts 14 jaar is,
geheel onverzorgd en in den grootsten nood
achter.
Slechts drie schepen zijn ongedeerd terug
gekeerd, terwijl de overige, 9 alie op het ei
land Ameland strandden. De bemanning daar
van, ten getale van 47, heeft er, wel is
xvaar, het, leven afgebracht, doch heeft na
genoeg alles verloren en mist daarenboven
hare kostwinning.
ffekele dezer schepen zullen wellicht nog
afgebracht, en wêer voor de vaart hersteld en
gereed gemaakt kunnen worden, doch niet,
dan ten koste van aanzienlijke sommen gelds.
De eigenaren en reeders dier schepen, groo-
tendeels de visschers zeiven, zijn ten eenen-
raale buiten staat, die kosten te hoeden.
De geredde 47 personen zijn allen dood
arm en zullen, nu zij hunne kostwinning
hebben verloren, met hunne gezinnen ter
stond koinen ten laste van de openbare lief
dadigheid.
Tot leniging dier ellende vraagt de Com
missie van beheer van het in 1883 bijeen
gebrachte fonds ter ondersteuning der na
gelaten betrekkingen van de bijna totalen
ondergang in dat jaar var. de visschersvloot
hen gevoegd, kennis met hen gemaakt en nu
aan dezelfde tafel plaats genomen.
„Hoe lang denkt ge hier te blijven, mijn
heer?" vraagde de leeraar, nadat zij eenigen
tijd over de badplaats gesproken hadden.
„Tot het gerechtshof zijne zittingen her-
rat," antwoordde Stern.
„Dan zal uw vertrek zoo ongeveer in den
zelfden tijd vallen, waarin ook wij aan de
tehuisreis moeten denken De hervatting
der lessen aan het gymnasium roept ook mij
weer naar de studeerkanier en voor den les
senaar terug."
„Als ge het goed vindt, zullen we zoolang
goede vrienden zijnzcide de advocaat op
geruimd. „Mijne dames en ik hebben nie
mand bij wien we ons konden aansluiten, en
het is toch niet aangenaam altijd op zichzel-
ven aangewezen te zijn:"
De leeraar reikte den ouden heer de hand.
„Uitstekendriep hij, terwijl ook de dames
elkander beloofden gedurende den tijd van
hun verblijf te Hmenau vriendschappelijk met
elkaar te zullen omgaan, „Gisteren hadt ge,
naar we vermoeden, hier nog oude kennis
sen kunnen aantreffen," vervolgde de leeraar.
„misschien hadt ge die ontmoeting zelfs zeer
van Paesens en Moddergat omgekomen vis-
sellers, algemeene medewerking van het Ne-
derlandsche ten einde eenigszius in den stot-
felijkeu nood te voorzien.
Uit genoemd fonds worden thans nog 54
weduwen en 50 weezer. geregeld ondersteund,
tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer 100
gulden 's weeks, doch de commissie is, in
gevolge daaromtrent bestaande reglementaire
bepalingen niet bevoegd, uit dat fonds, dat
uitsluitend bestemd is tot ondersteuning der
bij de ramp van 1883 betrokkenen en dat
nauwelijks voldoende zal zijn, om bij voort
during de daardoor ontstane armoede en
ellende te blijven lenigen, te putten ter te
gemoetkoming in de behoeften der nagelaten
betrekkingen aan de slachtoffers van deze
nieuwe ramp en de daardoor doodarm gewor
den visschers van het dorp Wierum.
Het is daarom, dat zij zich veroorlooft,
ook ter verzachting van de gevolgen dezer
ramp een beroep te doen op den terecht zoo
hoog geroemden weldadigheidszin van Nêer-
lamls ingezetenen.
Zoowil ter voorziening in den nood der
nagelaten betrekkingen van de 22 slacht
offers en der 47 arme visschers, die, met
hunne gezinnen hun middel van bestaan ver
loren, als voor het afbrengen en herstellen
der gestrande schepen, is veel geld noodig.
Naast voornoemde hoofdcommissie, bestaan
de uit den Commissaris der koningin in de
provincie Friesland als voorzi'ter, mr. W. J.
van Weideren baron Rengers, lid van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal als viee-
voorzitter, J. van Mesdag, Agent van de
Ned. Bank als penningmeester. J. N- Witte-
belangwekkend gevonden."
„Gisteren?" vraagde de raadsheer; „en is
het ook van daag niet mogelijk deze kennis
making te vernieuwen?"
„Helaas neen!" antwoordde Bothner, „de
bewusten zijn van morgen reeds zeer vroeg
vertrokkan en nog wel zonder afscheid van
ons te nemen, ja, zonder ons in het minste
van hun voornemen in kennis te stellen, hoe
wel we in hetzelfde hnis woonden en mijne
vrouw eene kostschoolvriendin van de jonge
Malwine Tautenburg is."
„Is dat hun naam vraagde Stern.
„Ja, Tautenburg, vader en dochter, de
bekende zangeres van den stadsschouwburg
te T."
„Dan berust alles zeker op eene dwaling;
ik ken niemand van dien naam."
„De oude heer zag u gisteren aankomen,
herkende u en noemde uw naam en titel.
Misschien herinnert ge u den persoon, als ik
u zeg, dat de ontdekking, dat gij hier zijt,
een zichtbaren en oogenchijulijk buitenge
wonen indruk op beiden maakto. Daaraan
schrijf ik ook het plotselinge vertrek van
Tautenburg en zijne dochter toe, want te
voren was er geen sprake van."
veen, lid van Gcd. Staten van Friesland, dr.
N. Beuling Brouwer, lid der Prov. Staten
van Friesland, J. Klaasesz, burgemeester van
estdongeradeel als leden, en A. Ducarp,
commies-chef ter prov. griffie van Friesland
als secretaris, hebben zieli sub-commissies
eovormd, ten einde door inzameling van gel
den en overdracht dezer aan die commissie
van deelneming in deze treurige ramp blijk
te geven.
Op uitnoodiging van den burgemeester var.
Breskens en Groede. hebben zich eeniire jon
ge dames in beide plaatsen, bereid verklaard
dit werk der liefde ter hand te nemen.
Door het comité te Breskens, bestaande uit
mejn. <1. A. Coomans, S. de Masier, C. J.
Monje en J. H. Will,zal in de eerste dagen
der volgende maand en door dat te Groede,
waartoe mejn. 31. Aalbregtse, M. Brakman
Cd., W. Brakman Ud., J. Cornelis, A. Co-
lijn. C. en E. Freliar, II. Krol, A. Mazure,
C'. Bisch, E. Risseeuw J. Roggeband, J. C.
Bouwens Jd. en S. van de Sancle belmoren, in
de volgende week eene eollecte langs de huizen
worden gehouden, terwijl op ons bureau een
bns geplaatst is, waarin men evenzeer gaven
kan storten en waarvan in dit blad verant
woording zal worden gedaan.
We achten hst een overbodig werk om
tot deelneming aan te sporen, te ineer om
dat wij, ingezetenen van eene plaats, waar
de yisscherij op eene niet geringe schaal
wordt uitgeoefend, van nabij bekend zijn met
de vele gevaren waaraan eene visschersvloot
bloot staat, ons des te levendiger de droe
vige toestand, waarin zich die arme visscllers
bevolking bevindt, kunnen voorstellen.
„Daar gij met elkaar bevriend waart, vind
ik dit geheimzinnige vertrek bij nacht en
ontijden toch een weinig onbeleefd,"' merkte
mevrouw Stern op.
„Malwine had gisteren avond aan het
dienstmeisje nog een briefje voor mij gege
ven met don last, bet mij den volgenden
morgen te overhandigen," zeide mevrouw
Bothner. „Het bevatte een afscheidsgroet en
de modedeeling, dat het ontvangen van een
telegram hun spoedig vertrek noodzakelijk
maakte."
„Dat is inderdaad raadselachtig," zeide dc
oude heer nadenkend. „Hoe ik me ook be
zin, de door u genoemde naam is me vol
strekt onbekend."
Zou het soms een aangenomen naam zijn
zeide de leeraar tot zijne vrouw.
„Op kostschool werd het jonge meisje als
Malwine Tautenburg ingeschrevenof dit een
verdichte naam is, weet ik niet Hare pa
pieren moeten er echter mee overeengekomen
zijn, ander» had men haar niet aangenomen,
en ook de letters, die op haar goed getee-
kend waren, waren dczclfdo als de beginlet
ters van haar naam."
„Sr blijft ons nu nauwelijks iets anders