Binnenland.
De Weesvader Van 't Lindenliout
ontmaskerd.
Het ondern erp van vele gesprekken cp liet
voorwerp van veler aandacht in den lande is
ongetwijfeld wel de. brochure van de heeren
O van Deth en A. .1. van Ilonten, contra
den ln-er Van 't l,indenhout over diens be
stuur eu handelwijzen in zake de weezen-
verpleging te Neerbosch. Het gaat natuur
lijk niet aan om een oordeel te vellen over
den inhoud dier brochure. IV justitie, in
wier handen de zaak is gesteld, zal wel het
noodige licht daarover verspreiden.
Onder de talrijke beschuldigingen, die in
het geschrift aangegeven worden, koml er
ééne voor, die reeds thans geloofwaardig
wordt verklaard.
Het geldt erne zware mishandeling en ec-
ne zelfs met doodelijkcn afloop. Naast deze
beschuldiging wol-den door een zekeren heer
K. Kwast, oud-verpleegde van Neerbosch, in
„de Ochteudbode" nieuwe, gevallen van zwa-
ra mishandeling genoemd, die zelfs door den
heer of mevrouw Van 't Lindenliout per
soonlijk moeten zijn volvoerd.
Aan den heer Vmi 't I.. w ijt de schrijver
den dood van een vriend, aan Mevrouw Vail
't L. die van zijn eigen zuster.
Het wordt nu ernst met. de beschuldigin
gen. Onlangs schreef een ijverig voorstan
der van Neerbosch, de heer Roosmale Nep-
veti, dat de oud-verpleegden moesten worden
gehoord.
Het optreden van een oud-verpleegde, die
zich beklaagt over mishandelingen, die hij
zelf ondervond en over mishandelingen, waar
in hij de oorzaak ziet van het overlijden van
zijn zuster, zal dan ook in de oogen van ve
len aan de kwestie een heel ander karakter
geven.
Maakten w ij bezwaar uit de brochure van
den heer Van Deth stukken over te nemen,
aan de woorden van den lieer Kwast behoort
de meest mogelijke ruchtbaarheid gegeven te
worden. Wij ontlcenen daaraan het volgen
de
Over de ligging wordt niet geklaagd, al
hoewel er 's zomers in dc hoeken van de
ledikanten „wantjes" zaten.
\Vat het rten betreft, verklaart schrijver
er in zijn tijd „altijd nog wel een bos wor
telen" bij te hebben gelust, en dat het te
kort dikwijls moest worden aangevuld door
diefstal. Zijn zuster, die nog in Neerbosch
wordt verpleegd, zegt echter, dat 't in den
laatsten tijd heter is geworden.
Onder de harde waarheden in de brochu
re rangschikt schrijver echter de geeseling
in 't Godshuis waarvan hij met namon en toe
namen een paar staaltjes geeft, toegepast op
hemzelvcn, drie zijner kameraads en zijn
zusier. Wij laten ze hier beide volgen.
Aanleiding tot de eerste strafoefening was
het erkende feit, dat de jongens appelen
hadden gestolen uit de provisiekamer. De
afstraffing, waarvoor de godsdienstoefening
werd gesehorst, had plaats in de kerk voor
den preekstoel, door den lieer Van '1 Lin
krijgen, een ruw patroon en een uitzuiger
van het volk voor zich te hebben. Doch dit
was volstrekt het geval niet. Integendeel
had bet werkvolk het nergens beter dan bij
den houtzaagmolenaar Ilolzegger. Wie maar
eeuigzins met zijne wijze van handelen ver
trouwd was, die wist, dat het den goedhar-
tigen man met de reuzengestalte en de leeu
wenstern nooit in den zin zou komen, ook
maar een wormpje eenig leed te doen, veel
minder zijne knechts. Alleen datgene, wat
hij onder vriendelijke toestand verstond, na
melijk een met een hoos gelaat uilgesproken
vloed van krachtige woorden, waarvan hij
eene schoone keus bezat, scheen hij beslist
noodzakelijk toe, zoowel tot het welzijn van
het volk, als om zijn eigen gezag te hand
haven.
Op dit oogenblik hield er een boerenwa
gen voor den molen stilde eigenaar sprong
er af en trad op Holzegger toe.
„Kau ik een zestigtal zestienvoets latten
krijgen, molenaar?
(Wordt vervolgd)
denlmiit in eigen persoon.
eerst-.- wat wij doon moesten, schrijft
de oud-1 ciplcegde Kwast, was de broek uit
trekken, en dan begon de geeseling in den
.waren zin des woords, Het eerste werd A-
bram Koster op de bank gelegd en door vier
van 't helpend personeel aan handen en voo-
ten vastgehoudenjop een oniucuschelijke
manier werd hij net zoolang geslagen, dat
hij riep„Van 't Lindenliout sla mij maar
hselcmaal dood." Gelukkig was hij flink en
sterk van gestel: hij was 16 jaar oud; nu
nummer twee, ook nog al een flinke jongen,
die er op dezelfde wijze van langs kreeg;
nu kwamen de twee kleine discipelen, bene
den 11 jaar oud. Ver-eheidene meisjes die
dit alles mo.-steilaanzien, huilden van wee
moed.
Het was, of werd de weesvader line lan
ger hoe woedender; wij beiden klappertanden,
maar dat hielp niets; een, twee, drie, en ik
werd als een schaap dat geslacht moest wor
den bij handen en voeten op de bank ge
legd, en daar begon de dcrile geeseling. Ik
kan u niet zeggen, lozer, in welken toestand
ik mij bevond, de broek uit, door 4 perso
nen aan handen en voeten vastgehouden, en
dan net zoolang slaan, dat er een van dc
vier, die mij vasthield moest zeggen „Van
't Lindenliout, sla den mageren Kwast niet
dood." Kuilt gij u deze woorden nog her
inneren, B. v. d. Schuur? Ik zou haast zeg
gen, dat kunt ge niet vergeten.
Hoe mijn vriend Jacob Sinia gegoeseld
werd, blijkt uit liet volgende. Toon wij des
avonds naar bed gingen, waren er veel jon
gens van onze slaapkamer, die on zen rug en
achterste wilden zien; wij voldeden aanhuu
verzoek, eu nauwelijks hadden wij ons ln-md
opgetilt, of ik hoorde Z"ggen„Nou, liet
rauwe vlcesch komt er hij Jacob door;" dit
zijn drzelde woorden. Nu de arme Jacob is
het ook te welen gekomen. Van dien tijd
af klaagt hij altijd over pijn in den rug.
liet toeval wilde, dat wij beiden een tijd
daarna als inlegger op de drukkerij kwamen,
doch Jacob bleef over pijn in zijn rug kla
gen, hij was niet lang op de drukkerij, of
hij ging naar het ziekenhuis en kwijnde lang
zaam aan de tering weg.
Ik zal niet zeggen, dat Jacob tengevolge
van die geeseling is overleden, maar een
duister geheim ging het graf in.
Begrijpt de lezer nu, waarom er een stem
uit het kille graf tot mij sprak„laffe vriend
Een tweede geval.
Twee van 't helpend personeel zouden naar
Amerika vertrekken, het waren Pietje van
der {Val en Ida Zwarts, beide vroeger wee-
zen. Haar koffers w-orden eenige weken eer -
der weggestuurd. Die enkele weken kregen
zij van mijn zuster een verschooning ter
leen; mijn zuster kon dit doen, doordat zij
van grootmoeder geld had ontvangen en daar
ondergoed voor had gekocht, doch hier wist
mevrouw Van 't Lindenliout niets van.
Nu gebeurde het op ecu morgen dat me
vrouw zich verbeeldde, dat zij goed uit haar
linnenkast mist. Direct had zij vermoeden
op Ida en Pietjedit vermoeden sprak zij
uit tegenover mijn zuster; mijn zuster naiu
het voor Ida en Pietje op, en zei tegen me
vrouw, dat dit niet waar was, en dat zij hot
haar geleend had.
Nauwelijks had mijn zuster deze woorden
gesproken, of mevrouw gaf haar een duchtig
pak slaag op haar zwakken rug; nu, elkeen
van de oud-weezen kent de vleezigc handen
van mevrouw.
De lezer moet weten dat mijn zuster en
die twee meisjes bij mevrouw dienden.
Het slaan had bij mijn zuster droevige
gevolgentoen eenige oogenblikken daarna
de drie meisjes koffie zouden drinken, bleef
mijn zuster weg, doch na herhaalde malen
roepen kwam zij eindelijk geheol ontsteld
beneden, doch zij liet er niets van uit, zij
huilde en snikte maar.
Een uur naderhand kwam Pietje of Ida
wie weet ik niet meer op zolder, en tot
haar schrik zag zij eenige doeken over een
plas bloed liggendirect vliegt zij naar he
neden en weet mijn zuster tot de bekentenis
te brengen, dat dit bloed van haar was
zij had een zware bloedspuwing gehad. Zij
was al zwak eu kon dus niets velen.
7,;i kreeg spoedig de tering en werd naar
het ziekauhuïS gebracht daar werd zij lief
derijk verpleegd door haar eigen zuster. Doch
de wet van oorzaak en gevolg liet hier ook
weder haar recht gelden. Zij teerde lang
zaam weg en stierf. Arme zuster
Begrijpt de lezer nu, waarom er een stem
uit het kille graf tot mij riep! „laffe broe
der SS
Naar wordt medegedeeld, heeft de nieuwe
directeur-generaal der posterijen en telegra
phic stappen gedaan om de tractemcntcii der
postboden te verbeteren. Het tractement zal
in evenredigheid gebracht worden met het
aantal uren dienst per dag en het getal dienst
jaren. Thans gebeurt het vaak, dat postbo
den, die meer uren doen dan anderen, min
der traetement ontvangen; ook brengt het
aantal dienstjaren geen verandering in het
tractementdat blijft zooals liet was, toeu
de, bode zijn aanstelling ontving.
Zooals reeds vroeger is medegedeeld, zal
er in October of November een vergelijkend
examen worden gehouden voor de betrekking
van surnumerair bij de posterijen en telegra
phic. Tot nu toe werden alleen surnume
rairs aangesteld hij de posterijen. Ook schijnt
plan te bestaan, dc surnumerairs niet meer
vrij te laten in de keuze hunner standplaat
sen, doch hen op aangewezen kantoren te
stellen.
Het bevolkingscijfer van iedere provin
cie en van het Rijk op 1 Januari 1893 be
draagt voor Noordbrabant 519,022, Gelder
land 523,039, Zuidholland 1,002,111 Noord-
holland S77.890, Zeeland 202,709, Utrecht
229,051, Friesland 336,296, Overijsel 302,508
Groningen 279,397, Drenthe 135,658, Lim
burg 261,853, Voor het Rijk 2,309,517 m.
en 2,360,029, te zamen 4,669,576.
De bevolking des Rijks bedroeg op 1 Jan.
1892 2,234,039 in. en 2,337,122 vr., te
zamen 4,621,761.
ItltESKEXS 33 Juni 1893.
In de aanstaande zomervergadering der
Provinciale Staten van Zeeland, komt o. m.
aan de orde
benoeming van een lid der Eerste Kamer
der Staten Generaal, tengevolge van de pe
riodieke aftreding van den heer jhr. inr. \V.
Sixid. van een lid der Staten, bedoeld by
art. 89 der provinciale wet;
Hierna volgen adressen, als
van J. Muhler e. s., ambtenaren bij den pro
vincialen waterstaat, om hij overlijden, aan
hunne weduwen en weczen pensioen te ver-
lecnen
van de gemeente Biervliet, om een renteloos
voorschot uit de provinciale fondsen voor de
verbetering van wegen;
van liet bestuur der afdeeling Zeeland van
de verecniging het „Nederlaudsch Rundvee-
Stamboek" om een jaarlijksch crediet van
f 1100 gedurende 3 jaren.
Op al die adresson wordt voorgesteld ze
te stellen in handen van Ged. Staten tot
nader onderzoek.
Nog zullen in behandeling komen de vol
gende voorstellen van Gedeputeerde staten
tot afwijzing van liet verzoek van F. Staal
c. s., om de tolheffing op de wegen in on
derhoud bij de provincie af te schaffen
naar aanleiding van eon adres van het be
stuur van den „Willem Leopoldpolder» om
een renteloos voorschot uit de provinciale
fondsen voor de verbetering van wegen;
tot toekenning van pensioen aan den go-
zagvoerder bij den stoombootdienst op de
Wester Sehcldo, P. Quaars.
In het voorstel betrekkelijk het adres van
F. Staal cn een aantal andere ingezetenen
van het land van Axel, om de heffing
van tol op de wegen in onderhoud bij de
provincie af te schaffen, welk verzoek wordt
ondersteund door de gemeenteraden van Axel
Terneuzen, Zaamslag, Hulst on Hontenisse.,
wijzen Ged. staten erop dat door de verga
dering reeds meermalen heslist is dat de
provincie de opbrengst der tolheffing niet
kan missen, het laatst nog in de vergadering
van 6 Juli 1888, toen besloten werd tot
heffing van tol op de bij de provincie in
onderhoud zijnde wegen als provinciale be
lasting, ingevolge art. 116 der provinciale
In het voorstel van Ge.d. staten van 27
April 1888,..waarvan het besluit van 6 Juli
1888 een gevolg was, hebben Ged. staten
de gronden uiteengezet, waarom behoud van
tolheffing, naar huil inzien wensohelijk is.
Zij ineenen zich thans daaraan te kunnen
gedragen.
De adressanten gronden hun verzoek op de
plannen der regeering tot afschaffing der
rijkstollen, doch daardoor worden de bezwa
ren niet opgelost, welke tegen de afschaffing
der provinciale tollen in Zeeland bestaan.
Door die afschaffing toch, zou de provin
cie eene aanzienlijke bron van inkomsten
missen, die op andere wijze zou moeten wor
den aangevuld.
Gedeputeerde staten ineenen dan ook de
inwilliging van liet verzoek te moeten ont
raden. Wilde men in Zeeuwseh-Vlaanderen,
evenals in Zuid-Bcvoland en Schouwen, tot
afkoop van tolrechten overgaan, dan zouden
vele bezwaren tegen de heffing vervallen en
de druk aanzienlijk verminderen, door het
vervallen van de vrij belangrijke kosten van
inning.
Ten slotte mcenen Ged. Staten er nog op
te moeten wijzen, dat de bewering in het
adres, als zoude noch door gemeente-, noch
door polderbesturen lol worden geheven, on
juist is. Zelfs de zich adresseerende gemee-
te Hulst heft tol.
In het voorstel lot toekeunen van pensi
oen aan P. Quaars zeggen Gedeputeerde Sta
ten
P. Quaars, gezagvoerder bij den stoom
bootdienst op de Wester-Schelde is sedert
eenigen tijd lijdende aan volkomen cataract
op het rechteroog Bij een door den heer
Bijlstna, oogarts te Middelburg, ingesteld
onderzoek is dit geconstateerd en tevens ge
bleken, dat ook het linkeroog in een trru-
rigen toestand verkeert, daar het in gezicht
scherpte tot en °°k in onderscheidings
vermogen der kleuren is verminderd. Wel
is waar wordt de cataract voor operatie vat
baar geacht, maar tevens geoordeeld, dat
deze kunstbewerking wegens den algemecrren
lichaamstoestand van den patient niet raad
zaam is en bovendien, zelfs bij gunstlgen
afloop, niet meer ten gevolge zon kunnen
hebben, dat hem de betrekking van kapitein
op eene boot zou mogen worden toevertrouwd.
Gedeputeerde staten meenen derhalve Qu
aars voor den rest van zijn leven als inva
lide te moeten beschouwen, daar hij op zijn
60—jarigen leeftijd ook wel niet meer op an
dere wijze in rijn onderhoud zal kunnen
voorzien, en op deze beschouwing is hel
aangenomen voorstel om hem te pertsionnee-
ren gegrond.
In afwaching van hei. te dien aanzien ti
nemen besluit is hem door Ged. staten tij
delijk een wachtgeld toegekend.
Quaars is in 1861 als matroos in diens
van de provincie getreden; in 1865 is hi
tot stuurman bevorderd, en in 1869 is h
als kapitein aangesteld, zoodat hij omstreek
25 jaren in laatstgenoemde betrekking heel
ge°aren.
Het Ged. college vindt in hej voienstaanil
alleszins aanleiding om voor te stellen hem
evenals in 1891 aan den gewezen gezagvoei
der Stassc, een jaarlijksch pensioen van f 50
toe te kennen.
Bij de Dinsdag te Oostburg gehoude
paardenkeuritig waren aanwezig 15 merrie
met veulen.
Ter herkeuring waren aangevoerd 3 2-ji
rige hengsten en 1 driejarige merrie.
Een arbeidersgezin uit Biervliet d
5 jaar geleden naar Argentinië toog, keen
Zondag onverwachts aldaar jl. terug. Nol
moeder, noch overige familiebetrekking!
wisten iets van de komst af.
Een treurig tafereel hangen zij van de to
standen in Argentinië op. Niet dan met vc
inspanning gelukte het hun een som gel
bijeen te garen, waardoor zij met een Duitsi
vaartuig Hamburg konden bereiken, vands
reisden zij uit eigen fondsen tot Ylissiiigi