voor ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Ifajaarssiormen,
No. 52.
Zaterdag 24 September 1892.
lp jaargang.
Een lastig* volkje.
FEUILLETON.
NIEUWSBLAD
ABOKKÏ M ENTSPRIJ8:
Per 8 maanden 10 els; franco per post 15 ets.
Voor Amerika f 2.90 per jaar bij vooruitbeta
ling. Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekh., Brieveng. en J. Tak Jr. te Schoonilijke.
A1) V E R T E N T IE P R IJ S
Van 1 tot en met 4 regels 25 ets.elke regel
meer 5 et-, Clroote letters worden naar plaats
ruimte berekend. Advertentiën worden ingewacht,
tot rijdagnamiddng 1 uur bij den Uitgever.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Breskens.
Het is hinderlijk en 't doet ons gevoel onaange
naam aan, wanneer wij in de maatschappij oin ons
heen te midden van hen, die hard werken om aan
den kost te komen en met moeite het hoold boven
huuden in de worsteling om het bestaan, zoovelen
nog aantreffen, die in niets-doen hun leven slijten,
en zich het noodigc verschaffen ten koste van ande
ren.
Wij bedoelen met die soort van lieden de bedelaars,
die onder eiken vorm ons dagelijksch onder de oo-
gen komen, van onze giften en gaven leven, 't ons
vaak lastig maken en onze huizen als 't ware plat
loopen.
Men hoort dan ook niet zelden de gegronde klacht
„dat de deur niet stilstaat" van dat soort volkje, en
dat er dagen zijn, waarop men een vier- of vijftal
bedelaars (want meer zijn het gewoonlijk niet) aan
onze woning ziet verschijnen. We zwijgen hier nog
van de brutale bedreigingen, welke landbouwers en
arbeiders, die wat achteraf wonen, somtijds hooren
moeten, een bedreiging, die soms veel weg heeft van
een brandschatting.
Een kistje of kastje met een of andere onmogelij
ke negotie is de vlag, die de lading dekken moet;
want in veel gevallen is die handel slechts een mid
del, en het patent als koopman de vrijbrief, om
hunne bedelarij onbeschaamd uit te oefenen.
Koopt men niets of wil men in 't geheel niet van
hen gediend zijn, dan houden ze aan, zetten den voet
tusschen de deur, (ze zouden zelfs in uw woonkamer
komen) en eindigen met een „aalmoesje" te vragen.
Zij hebben een ingewortelden afkeer van allen
degelijken arbeid en pogen om, zonder een hand uit
te stekeïi, gemakkelijk aan den kost te komen, wel
wetend dat schooien minder inspanning eisclit, dan
met handen- of anderen arbeid zich het noodige te
verschaffen.
28.
DOOR
ii. nRAm
Nog warrelden hem de gebeurtenissen van don af-
geloopen dag door het hoofd. Nog hoorde hij het
getier van het opgewonden werkvolk, en daartusschen
Anna's stem, die hem weenend bad, haar uit het huis
haars vaders te ontvoeren. Maar, hoe merkwaardig
Het was niet Anna, maar mevrouw Reimann, die met
bleek gelaat en doornatte kleêrcu handenwringend vóór
hem stond en hem bad zich naar de stad te spoeden
om haar kind te redden, dat de beide wolfshonden
wilden verscheuren. Daarna bevond hij zich opeens
in het kleine straatje in de benedenstad. De huizen
zagen er zoo eenzaam, zoo uitgestorven uit, dat hij
plotseling door de vrees overvallen werd, of hij Anna
nog wel thuis zou vinden, of dat zij wellicht ook naar
Amerika was vertrokken, zooals al (1e anderen, en
daarom deed hij het afgesproken gefluit hooren, zoo
hard hij kon.
Hij schrikte op en opende, plotseling ontwaakt, de
Uitstekend weten zij te werken op 't medelijden
hunner mcdeineusehen. E n deerniswekkende gestal
te van 't lichaam, gebreken, die mededongen kunnen
opwekken, worden niet zelden door hen voorgewend.
Zij zijn blind of stoiu of beide te gelijk, en ver
geten soms hunne rol te spelen, zoudat de stomme
spreekt en de blinde toont zeer goed te kunnen zien.
Zij doen zich voor als gebrekkig en strompelen door
de straten, of zij missen een arm, die 's avonds uit
zijn moeilijke positie verlost wordt. Zij weten zeer
goed te klagen en hunne ellende met klagelijke en
kermende stem bekend te maken. Zij hebben gewoon
lijk zes of zeven kinderen, zooais zij zeggen geflan
keerd door een ziekelijke vrouw en zijn zelve pas uit
een zware ziekte hersteld, of zij geven voor geen werk
te kunnen vinden, waarnaar zij nooit met ernst heb
ben gezocht. Dit laatste zwijgen zij wijselijk.
Die dit alles gelooft, hij moet of wel gcloovig bf
dom zijn, om zich zoo bij den neus te laten nemen.
Bij al hunne voorgewende ellende denken zij er
niet eenmaal aan, om den bedelzak weg te werpen
en door eerlijken arbeid m hun onderhoud te voorzien.
Wie zijn die bedelaars," en hóS zijn 'zetot dien
staat gekomen
't Zijn meestal onhebbelijke en lichtzinnige vrouwen
mannen, die niets zijn dan luiiards en losbollen,
dronkaards en spelers, die den arbeid haten als een
vloek; die de krachten van lichaam en geest ver
woest hebben door drank en entucht. Dezulken
nemen, tot armoede verrallen, hunne toevlucht tot de
barmhartigheid hunner evenmenschen en leven van
de liaud in den taud, allen arbeid schuwend en nog
spotten met hen, die door naarstig werken zich zei
ven trachten te holpen.
Begeeft u des avonds in do plaatsen, waar zij hun
nachtverblijf houden. Daar worden de penningen, die
zij ontvangen hebben, verteerd in smulpartijen en
drinkgelagen. Daar wordt een maaltijd gehouden,
dien uicnig eerlijk en naarstig arbeider benijden zou;
daar worden spijzen gebruik t, die op de tafel van een
oogen. Het was hem, als hoorde hij buiten een lang
gerekt gefluit. In het eerst wist hij niet, waar hij
zich bevondmaar door met zijne handen rond te-
tasten, bemerkte hij weldra, dat hij niet thuis in zijn
bed, maar op eene sofa lag. Juist, hij was immers
in het kantoor der fabriek
„Verwenscbte sofadacht hij, „de leuning is zoo
steil, dat iemand zijn hals heelemaal stijf wordt. Als
ik er maar iets tegen leggen kon. Ik zal mijn jas
uittrekken en hem voor kussen gebruiken. Bevriezen
zal ik wel niet, het is hier in de kamer zoo heet,
dat ik het bijna niet kan uithouden.
„En wat heb ik toch voor gekke dingen gedroomd,"
bromde hij slaapdronken, terwijl hij zijn jas uittrok,
en hem opgerold als een sluimerrol onder zijn hoofd
legde, „wezenlijk grappig. Ik droom toch anders niet
zooveel vandaag is het dan ook wel een beetje
vreemd en dol toegegaan." Ondertussehen vielen zij
ne oogen weer toe.
Juist op het punt van in te slapen, hoorde hij een
geruiseh, alsof iemand heel zachtjes de zoldertrap af
kwam. De jonge werkman werd plotseling geheel
"wakker, en stond ineens rechtop. Juist sloeg de fa-
brieksklok langzaam en plechtig twaalf uur.
Eene lichte rilling overviel hem. Allerlei spookge
schiedenissen, waarmede hem vriendelijke nichten en
tantes uit het dorp in zijne kindschheid zoo vaak naar
burger niet komen en alles wordt rijkelijk bespre e!
met geestrijke dranken. Dan is de blinde gonrz n
de stomme braakt de liederlijkste taal uitde kr u-
pele werpt zijn stokken weg. Daar worden helden
daden verhaald uit hun bedelainbacht en waarschijn
lijk wel gespot niet de dwaasheid der uienscheii, die
zoo onnoozcl waren hen te gclooven en te
geven.
Aan wie de schuld, dat het aantal dier bedelaars
voortdurend grooter wordt, dat hun getal legio is -
Tegenover die moedwillige luiheid en schaamte—
loozo bedriegerij aan den eenen kant, slaat aan de
andere zijde een verkeerd geplaatst gevoel van me
delijden, een verkeerd begrip van mededeelzaamheid,
en vooral het spoedig geneigd zijn, om zich met een
kleine gift van een lastig bezoek te ontslaan. Ge
woonlijk steekt men de hand reeds in den zak, eer
nog iets gevraagd is.
Zie, dat moest anders worden.
Een weldaad, slecht besteed, mag dwaas en scha
delijk genoemd worden.
Een verkeerd medelijden, een dwaze barmhartig
heid zijn de eigenlijke oorzaken, waardoor dié hoop
bedelaars dagelijks aangroeit, en waardoor andere w e
zenlijk goede menschen, om zich van die kwelgees
ten te ontslaan, bijna genoodzaakt worden, om tegen
wil en dank iets toe te brengen om die schooiers in
't leven te houden.
Er is maar één middel om van den overlast van
dit volkje verlost te worden. Toch is het te betwij
felen of dit middel ooit zal worden aangewend, of
schoon het in praktijk brengen daarvan niet moeilijk
is en de uitslag zeker zal zijn. En dat middel is
het onverbiddelijk voornemen, om aan bedelaars in
dien zin en van dat allooi niet meer te geven. Heb
ben zij eenige dagen vruchteloos geloopen, dan zal
de honger hen wel tot werken dwingen.
Is het niet verkeerd en dwaas mede te werken,
bed hadden gejaagd, kwamen weder in zijn geest op
en het hart begon hem onstuimig in den boezem te
kloppen. Terwijl hij ingespannen luisterde, herinner
de hij zich met schrik, dat hij vergeten had de deur
van het kantoor te sluiten.
Nu hoorde hij weder hit geruiseh, naderbij en dui
delijker, en toen een helder geluid, alsof stalen instru
menten tegen elkander geslagen werden. Dat geluid
kende hij als machinist zeer goeddaarin kon hij
zich niet vergissenen zulks bezat voor hem dan ook
zoo weinig bovennatuurlijks, dat zijne gedachten plot
seling eene andere richting namen, en hij zich begon
te schamen over zijne bijgeloovige vrees.
„Als het eens een dief was?" dacht hij, „die hier
was binnengeslopen om de kas te bestelen. Morgen
is liet betaaldag er is dus veel geld in."
Plotseling had hij al zijn moed terug. Met. wezens
van vleesch en been zon hij het wel klaar spelen.
Terwijl deze gedachten bliksemsnel zijn hoofd door
kruisten, had het nachtelijke bezoek de deur bereikt.
Eene hand bewoog de klink, toeu werd de deur een
weinig geopend en een lichtstraal viel door den kier
van de deur.
Nu wist karei met wien hij te doen had.
„Wacht, spitsboef," dacht hij, „kom maar binnen,
dan kunt ge pret hebben." Toen kroop hij achter
de kachel en verborg zich daar, het geschikte oogen-