voor ZEEUWSCH-VLAANDEREN. 19' Majaarsstormen, No. 42. Zaterdag' 1(5 Juli 1892. le jaargang. Hoogmoed. FEUILLETON. it. iinAi.v ABONNEMENTSPRIJS: Per S maanden 10 ets; Iranco per post 45 ets. Voor Amerika f 2.9(1 per jaar bij vooruitbeta ling. Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekh., Brieveng. en J. Tak Jr. te Sehoondijke. A D V E R T E N T IE P R IJ S Van 1 tot en met 4 regels 25 ets.; elke regel meer 5 ets. Groote letters worden naar plaats ruimte berekend. Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdagnamiddag 1 uur bij den Uitgever. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Breskens. Er is veel wijsheid in het woord van den spreukendichter der oudheid „Hoogmoed komt voor den val." Evenals menschcn, die een onbetamelijk ge bruik maken van de krachten en vermogens, welke hun geschonken zijn, door hem tot de dwazen gerekend worden, zco ook heet hij trot- schen en laatdunkenden met het grootste recht onverstandigen. Er is geen ondeugd, die den menseh minder voegt dan hoovaardij. Is de mensch niet het behoeltigste, feilbaars te en zwak ste w ezen En evenwel is er geen ondeugd, die hem lich ter bekruipt, onafscheidelijker vergezelt en lan ger bijblijft dan deze en zich duidelijker afspie gelt in al zijn doen en laten. Ook is het opmerkelijk, dat er geen ondeugd is, welke langer voor den menseh zelve ver borgen blijft, omdat zijn eigenliefde hem belet de schadelijke gevolgen te zien, waaruit hij de bron van het kwaad zou kunnen ontdekken en de hoogmoed is eindelijk voor hem te gevaar lijker, omdat hij meent geen verbetering noo- dig te hebben. De bronnen, waaruit de hoogmoed opwelt, zijn zeer verschillend en wc hebben in de maat schappij slechts roiul te zien om ons daarvan te overtuigen. Soms wordt deze ondeugd geboren uit voor rechten, die men gewoon is met den naam van geluk te bestempelen, en in welker verkrijging wij geheel lijdelijk zijn geweest, d. w. z. waar aan wij volstrekt niets gedaan hebben, en waar op wij ons toch verheffen. In de eerste plaats moet daaronder 't geld gerekend worden, en groot is voorzeker 't getal dergenen, die zich door „Hoeveel denkt ge dus, dat er zullen over blijven „Nu, mijnheer, dat zal zoo ongeveer het der de deel zijn." „Goed, dan zullen we zien, dat wc het met hen volhouden, tot ik nieuwe arbeiders aange nomen heb. De fabriek wordt dan voorloopig tot die uitgebreidheid teruggebracht, die ze had, toen mijn vader haar opende. De vuren behoe ven dan niet gestookt te worden, daar de wa terkracht alleen voldoende is." „Maar de schade, mijnheer Rcimann, de scha de," zeide Möller hoofdschuddend. „Die moet ik lijden, waarde Möller," hernam Reimann met eejje zucht. „Hebt ge soms nog iets gew ichtigs mede te doelen t" „Neen, mijnheer, niet dat ik weet. Maar als gij mij wilt toestaap, dat ik u een raad geef, op 't bezit van geld verheffen. Van alle kan ten wordt die hoogmoed gekweekt, gevoed en versterkt. Buigt men zich niet veel dieper voor den man, die geld heeft, dan voor hem, die 't niet bezit Hij moge een onbeduideud wezen zijn, mis schien wel een onzedelijk mensch, hij is rijk en dus En heeft hij er iets voor gedaan? Is het geluk hem niet op alle wijzen nageloopen, en hebben rijke bloedverwanten, die hij overleefde, hunne schatten hem niet nagelaten Waarlijk, wie zich daarop verheft, hij moet wel arm zijn van binnenhij vindt zijn waar de niet in zijn harl, maar alleen in zijn brand kast, en 't is dwaas te. noemen zoo veel roem te stellen op schatten, waarvan men niets, geen penning, kau meenemen, als dc Dood, ons met zich neemt. Weer een ander heeft zich door vlijt en spaar zaamheid geld vergaderdmaar is dat een re de om zich te verhoovaardigen op 't geen liij heeft Iloevolen hebben hem niet geëvenaard in naar stigheid en zuinigheid, die het toch nooit ver der hebben kunnen brengen, dan dat zij voor armoede bewaard werden Onzinnig noemen wij het verder trutseh te zijn op hooge geboorte en aanzienlijke afkomst, kien moge uit zijn geslachtsboom kunnen aan- wijzcu, dat zijne voorzaten róór honderde ja ren in groot aanzien waren; dat zij aandenlij- ke ambten bekleedden en tot de grootsten van het land gerekend werden, maar die dit alles kanhij verheffe er zich niet op. Wij zouden zulk een toevoegen „Is 't uw toedoen, dat uw vader geen daglooner, maar wel een edel man was, en bovendien, zijn allo menschcn niet voor God gelijk „Hij, die edel is van hart, dan zon ik nog gaarne zeggen, wat ik op het hart heb, met betrekking tot liet werkvolk." „Spreek gerust op, Möller," zeide Reimann vriendelijk, „vooral tegenwoordig heb ik veel behoefte aan goeden raad." „Dat geloof ik wel, mijnheer, en daarom zult gij de mijne ook wel kunnen gebruiken, al be- teekeut die gewoonlijk niet veel. Ik ken het volk en weet, hoe men het moet aanpakken en daar gij nu toch besloten zijt niet toe te ge ven, maar integendeel in elk geval laat door werken, zoo zou het, dunkt me, het beste zijn dat ge vandaag nog het volk liet samenkomen om hun dat doodeenvoudig te zeggen. Als ze dan zien, dat hunne eischen niet aangenomen worden, dan kunnen ze van nacht er nog eens goed over nadenken, en velen, die nog beslui teloos zijn en zich aan de andere zijde willen voegen, znllen weer tot ons overkomen, zoodra ze de zekerheid hebben, dat ze in allen geval le gedekt zijn. Maar laat gij de zaak loopen zooals ze wil, mijnheer Reimann, dan krijgen de kwaadwillegen de overhand, en halen ook de betergezinden tot hunne zijde over. Want waarom zoo denken ook degenen, die nog aan ons vasthouden zouden we niet met on ze kameraads meedoen, wanueer we door de hij zal zich op hooge geboorte en aanzienlijke afkomst niet verheden. Maar nog in anderen vorm openbaart zich de hoogmoed. Grootspreken en pochen zijn er uit de uitwerkingen van. Of ontmoeten we geen personen, wien men volstrekt niet behoeft te vragen, of 't hun goed gaat in de wereld Zij zullen 't zelve bijtijds mededeelen. Zij spreken steeds over zich zeiven, verhalen heel wat din gen, die anderen geen belang inboezemen, maar 't einde en de slotsom van alles is, dat zij wil len doen uitkomen, hoe verstandig, hoe welge steld zij zijn. Geen wonder dan ook, dat zij er steeds op uit zijn om anderen den loef af te steken en in uitwendig vertoon voor niemand onder te doen. T Is nog eens de hoovaardij, die er den mensch toe leidt zijn eigen bekw aamheden door een ver grootglas te bekijken en die van anderen te min achten of gering te schatten. Tegenspreken ver draagt hij niet en mocht ge de stoutheid heb ben met hem in gevoelen te verschillen, en hein dit te zeggen, wees er verzekerd van, dat hij u in de reden valt en misschien nog wel zal toe voegen, dat gij van de zaak, waarover gespro ken wordt, niet het minste verstand hebt. Er zijn mensehen, die zoo ingenomen zijn met zich zelf, dat zij telkens en telkens weer aan leiding vinden, om zich te ergeren aan de be handeling, die zij van hunne medcincnscheu on dervinden. Zij achten zich voorbijgegaan, ver ongelijkt, kwalijk bejegend. Worden zij inet niet genoeg onderscheiding behandeld, raadpleegt men hen niet in deze of geue zaak, of wordt hun raad niet opgevolgd, indien deze gevraagd is, werkstaking toch broodeloos worden Nu weet ik niet, mijnheer, of ik me duidelijk uitgebrukt heb, maar ik hoop, dat gij me begrepen hebt en dat ik het eerlijk meen, daarop kunt ge u verlaten." „Uw raad is goed, Möller," hernam de fa brikant. „Men moet het volk beslist zeggen, wat ze te wachten hebben, misschien verande ren ze dan tegen morgen nog wel van gedach ten, alhoewel ik er weinig hoop op heb." Hij keek den ouden opzichter vragend aandeze haalde twijfelend de schouders op. „Weet u, mijnheer Reiinann, er is tegenwoor dig te veel slecht volk onder de arbeiders, en dat wil niet eerder naar rede luisteren, alvorens het aan eigen lichaam de schade heeft onder vonden. We hebben er eenigen, vooral in dc groote machinezaal, die ik tot alle mogelijke schandelijke daden in staat acht. Het meeren- deel beslaat uit jonge brave kerelsdie laten zich gemakkelijk verleiden, hebben het hoofd vol van de nieuwe ideeën en schreeuwen ook meê, deels voor de grap, deels omdat ze werke lijk gelooven er iets mede door te zetten. Van die hebben we verder niets te vreezenmaar er zijn er nog van dat soort als Burmeister, en wat we van die nog te w achten hebbeu, als de

Krantenbank Zeeland

Nieuwsblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1892 | | pagina 1