voor ZEEUWSCH-VLAANDEREN. lajaarsstormen, No. 30. Zaterdag 23 April 1892. jaargang. FEUILLETON. ei. mt aunr. NIEUWSBLAD A 11 O N N E M E N T S 1' 111-18: Per 3 maanden 40 ets; franco per post 15 ets. Voor Amerika f 2.90 per jaar bij vooruit beta ling. Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekh., Brieveng. en J. Tak Jr. te Schoondijkc. A 11 V E R T E N TIE P 11 IJ S 1 atl 1 tot en met 4 regels 23 ets.elke regel meer 5 ets. Groote letters worden naar plaats ruimte berekend. Advortcntiën worden ingewacht tot Vrijdagnamiddag 0 uur bij den Uitgever. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Groede. Er welft zich over mijn dierbaar vader land in 't algemeen en over de streek mijner inwoning in 't bijzonder in deze dagen een kil- koude, met waterdamp bezwangerde lucht. Van Noord tot Zuid en van Oost tot West, overal doet ziek in figuurlijken zin een pressie gevoe len, die, zooals natuurlijkerwijs te verwachten of liever te vreezet! is, nog eenigen tijd zal blij ven voortduren. En hoe kan het ook anders Die toestand moet zich nog een tijdlang bestendigen, want er verdampen tegenwoordig niet emmers, maar bakken vol water. 'tls tegenwoordig de ongelukkigste periode in 't menschelijk leven 't is schoonmaaktijd. Is er iets ter wereld, dat ik zou kunnen haten, dan zou 't toch voorzeker 't schoonmaken zijn. Ja eerlijk gesproken, dien tijd haat ik met een wreveligcn, zelfs iivjt een volkomen haat. W are ik getrouwd 'k zou mij wel wachten mijne pen naar den inktkoker te verwijzen, om de. volgende regelen neer te schrijven, maar nu ik 't huwelijksjuk niet tors, noch de rozenke ten van den echtelijken staat draag, nu - ja nvt doop ik mijn pen in gal, oiu lucht te geven aan mijn haat, een haat met weemoed gemengd. Niet zoo spoedig begint de zon te steken, (zooals de gebruikelijke term luidt) op de rug gen onzer eerzame huismoeders, of de vrouwen en hare gedienstige geesten krijgen een heim wee naar water, en beginnen te gelooven, dat het stof anders niet moer weg te krijgen is en de schoonmaak wordt gedecreteerd. Schoonmaken, 't houdt in zich veel water, veel kwelling, veel gemis en de bitterste spot met de vaak met zooveel zelfvoldoening en zelf verheffing uitgesproken meening, dat wij, man nen, heeren der Schepping zijn. Zoo ooit, dan gevoelen we in dien rampzaligen schoonmaaktijd, dat we nullen, ja wat zeg ik, nog voel minder zijn dan deze, omdat we zelfs niet kunnen dic- door .Wij behoeven ons niet als landloupers te la ten wegjagen," zeide hij, „want wij zijn eerlij ke werklieden. Wij eischen ons recht. Heden hebben ze nog het heft in handen, dc heeren, die van ons zweet en ons bloed levenmaar wie weet, hoe het morgen is. Dan spreken wij uit een anderen toon." „Ja, wij willen ons niet meer laten uitzuigen," brulden een dozijn stemmen. „Goed zoo, kameraden," ging Burmeister ver der, „wij hebben ons lang genoeg laten bang maken en mishandelenmaar daarmee is 't nu uit. Wij weten ook wat wij waard zijn en wil len het eens laten zien. Ik heb voor onze rech ten gestreden en word daarom weggejaagd. Goed zoo ik ga. Maar mij laten wegschoppen met den voet als een hond, dat doe ik niet. Ik wil eerst mijn geld, zooals het behoort, en dan ga nen om ledigstaandc plaatsen aan te vallen. Gij ontwaakt 's morgens buitengewoon vroeg door een ougemcene drukte, een onrustbarend geloop en gedraaf, en door een hevig en onbe stemd gestommel. Gij meent te droomen en zet u overeind in uw bed, nog altijd in de hei lige mcening, dat gij u dit alles verbeeldt. Maar 't leven houdt aan en al spoedig bekomt gij de zekerheid, dat er iets gaande is, alleen „'t wat" en ,,'t hoe" dat weet ge nog niet. Gij kleedt u en als ge beneden gekomen zijt, besterft de mor gengroet u op de lippen. Met een veelbetee- kenenden blik vraagt uw hospita u zoo vrien delijk mogelijk „of menheer zijn hoeken en pam- pieren wat wil bergen voor 't nat worden, weet u", want - voegt ze er in één adem bij „wij gaan schoonmaken." Dit is uw doodvonnis de executie er van gaat zeer langzaam. Gij zijt veroordeeld al de ellende te doorworstelen aan ern miniatuur-overstrooming verbondenver oordeeld, te w aden door 't water u elk plekje te zien betwisten, waar .'.'ij ru tig kunt neerzit ten u eenzaam en verlaten te gevoelen te be seften, dat gij niets, hoegenaamd niets, te zeg gen hebtte ondervinden dat men volstrekt geen rekening met u of met uwe behoeften houdt en te ervaren, dat men u veel liever ziet gaan dan komen. O, schim van Robinson Crusoë, hoe komt gij ons voor den geest, gij, die veel moest missen op uw eenzaam eiland, maar toch ook 't onwaar deerbaar voorrecht genoot geen slachtoffer te zijn van de schoonmaak—woede der vrouwen. Iloe benijdeh wij u! Maar hoe liet dan ook zij, gij weet het nu en 't is nu noodig al uwen moed hijeen te ra pen, om u in de gegeven noodlottige omstan digheden te ^ehikken. Gij begeeft u naar uw werkplaats of kantoor; maar do treurige herin nering aan 't geen gij bij andere dergelijke om wentelingen doorstond, beneemt u allen lust tot ik, zooals het mij past." „Wat u past, onbeschaamde knaap?" riep Reimann, door toorn overmand uit, terwijl hij de trappen af en op den werkman toesprong, „wat u past Ik zal u zeggon, wat u past en wat uw deel zal zijn, wanneer ge niet oogen— blikkelijk zwijgend van hier gaat. Zoolang ik nog heer en meester ben, duld ik geen verzet, en het minst van knapen van uw soort. Ga been Hij wees met de zweep, die hij nog in de hand had, naar de poort. Burmeister was achteruitgewekeu, evenals de loerende jakhals voor den vertoornden leeuw. „Wij hebben ons laatste woord nog niet ge sproken," bromde hij. Daarna ging hij, na een blik vol haat op den fabrikant geworpen te heb ben, langzaam naar de poort. Geen zijner vrien den maakte toebereidselen hem bij te staan. Daar riep op eens eene stem „Ho, Ito moeten we dat zoo maar toelaten en nu brak er, als had het volk maar op dit toeken gewacht, een wild geschreeuw losvuis ten werden dreigend opgeheven en de voorste hoop drong aan op dien éénen man, die met verachtelijken blik den aanval tegemoet zag. Op dit oogenblik verkreeg hij onverwachte hulp. De kleine groep mannen, die tot nu toe zich arbeid. Werktuigelijk verricht gij, hetge n go te doen hebt, loopt vóór koffietijd nog oon paar straatjes om, teneinde uw gedwongen vrijheid ondanks u zeiven, nog wat te rekken en gij neemt eindelijk het kloeke besluit om huiswaarts te gaan. Tussehen tafels en stoelen, die over vol zijn van schotels en horden, van glazen en flesschen, van potten en pannen kunt ge nau welijks een plekje vinden om n neer te zetten. Blijkbaar had men u zelfs niet verwacht, 't geen ge bemerkt aan den blik, welken uw hos pita op u werpt, in welken blik gij leest „of'tnu al zéó laat is" en aan de woorden„of mijnheer een oogenblikje geduld wil hebben". En aan gezien de werkvrouw „bezeten is achter een kom metje koffie" schenkt uw hospita nog eens door. Nu, het vocht, dat ge lui krijgt, is dan ook erg bleek, als treurde de koffie om de onderga ne mishandeling. „Als menheer boven niet per sé noodig heeft, was 't best dat hij ntaar bene den bleef, „want ze binnen an 't ouder-op-schu- ren", en daar komt heel veel water van, weet tt." Ge blijft dus, waar ge zijt, u zoo goed mo gelijk schikkende in uw neteligcn toestand. Drie kwartier over den gewonen tijd noodigt uw hos pita u heel vriendelijk uit om in de keuken of in „'t achtcrhuus" te komen eten, menheer zal uit hoofde van den schoonmaak er wel niet op te gen hebben daar te zitten, en daar zit ge dan ook weer. De aardappelen zijn niet gaar en toch aangebrand, do boontjes zijn van een ver dacht zoutgehalte, want met de drukte van 't schoonmaken weet u had de juffrouw bij vergis sing vergeten ze na ,t afkoken in 't water te zetten, terwijl liet vleesch te laat besteld was om nu nog op tafel te verschijnen, maar„men heer zon zich wel eens willen schikken want 't, kwam met 't schoonmaken, weet u". „Sma kelijk eten".... „IVel bekome 't u", 't klinkt u als bittre spotternij in de ooren. Met een woedend hart en een hongerige maag keert gij rustig oj) zijde gehouden had, wierp zich nu vast beraden tussclien de aanvallers en Reimann aan hun hoofd stond Muller, die een moker zwaai de, dien hij ergens inderhaast had opgeraapt. „Terugriep hij, „den eersten den bes ten die zijne hand tegen mijnheer Reimann op heft, sla ik neêr als een dollen hond Er ontstond nu eene onbeschrijfelijke verwar ring het scheen, dat beide partijen in het vol gende oogenblik handgemeen zouden zijn, toen eene heldere stem, die, niettegenstaande het woeste geweld duidelijk verstaan werd, tot de woedende menigte eenige woorden riep, die eene bijzondere macht op de opgewonden groep sche nen uit te oefenenwant bijna oogenblikkelijk bedaarde het getier. Daardoor gelukte liet Rei mann, die zeer bleek geworden was, zich nog eenmaal gehoor te verschaffen. „Weest bedaard en verstandig, mannen riep hij. „Schaamt ge u niet gemeene zaak te maken met dat nietswaardige jongmensch Zijt ge fatsoenlijke werklieden, dat ge op zulk eene wij ze tot mij komt Gij allen kent de regelen der fabriek, die o- veral in de zalen en in de werkplaatsen aan geplakt zijn, en die duidelijk zeggen, dat wan-

Krantenbank Zeeland

Nieuwsblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1892 | | pagina 1