oor ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 27. Zaterdag 2 April 1892. V jaargang. Splinters en Balken. FEUILLETON. 4 Sajaarsstormen, ABONNEMENTSPRIJS: l'rr 3 maanden 40 ct«; franco per post 45 ets. Abonnementen worden aangenomen bij Boekhan delaren, Brievengaarder» en bij deAgeuten A. J. Coks.ei.is, te Breskens, J. Tak Jr. te Schoondijke. ADVERTENTIEPRIJS Van 1 tot en met 4 regels 25 ets.; elke regel meer 5 ets. Groote letters worden naar plaats ruimte berekend. Advertcntiën worden ingewacht tot \rijdagnamiddag 3 uur bij den Uitgever. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Groede. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. De parabel van den splinter en den balk is al eeuwen oud. Wat oud is, mag daarom niet altijd verouderd heeten, en een woord, dat vroeger diepen zin bad, beeft ten huidigen dage niet altijd zijne beteekenis zoo geheel verloren. Wij mogen de aangehaalde ^gelijkenis als vol doende bekend beschouwen en was vóór acht tien ecuwen de waarheid daarvan onbetwistbaar, ook in de tegenwoordige maatschappij ontbreekt Siot geenszins aan voorbeelden om de waarheid wan den zin dezer gelijkenis te doen uitkomen. En dit zal wel zoo blijven, zoo lang er menschen, onvolmaakt als ze zijn, op dit benedenrond zul len gevonden worden. Of komt het niet dikwijls voor, dat men den •splinter bemerkt in het oog van den broeder, /lat men er dien zelfs uit wil verwijderen en .'lat niet altijd met zachte hand, torw ijl men den balk niet bemerkt in eigen oog. /.onder beeldspraak. Gebeurt het niet vaak idat men zeer nauwkeurig let op dc kleine en groote gebreken zijner inedemenseben, zonder ook rnaar eenigszins acht te geven op eigen fouten. We nemen het iemand erg kwalijk dat hij :in 't een of ander verkeerd doet, maar wij ma- Vii ons zelf wijs dat wij zelve bijzonder goed .es» braaf handelen, en er op onze handelingen niets valt aan te merken. Ja, wij gaan zelfs üoo ver, 't verkeerde., dat wo doen nog te ver goelijken, en een schijn van recht te willen ge ven aan datgeen, wat niet rechtvaardig mag ge- aioeuid worde». De koopmun neemt het zijn Iwurinan erg kwalijk, dat deze op de een of an dere wijze een voordeeltje tracht te behalen, al •is nu de manier waarop niet altijd zuiver. En .dat. splintertje in buurmans oog hindert den door B. Bit AU N. „En is er geen middel om zoo iets te voor komen „Helaas, neen. Ik kan aan de onzinnige ci- sehen van liet volk niet toogeven. Ik zie van mijn standpunt verder dan de werklieden of de genen, die zich als hunne leidslieden opwerpen. Dc hooge vlucht, die de nijverheid in deze mil- liarden-ecuw genomen heeft, is eene kunstmati ge lang kan zy niet duren en een sterke ach teruitgang zal weldra het gevolg zijn. Zulk een .ongezonde toestand, als waarin wij nu verkee- ren, houdt gewoonlijk niet lang aan. Ik heb met den tijd in zoover rekening gehouden, dat ik de loonen verhoogd heb, naarmate de prij zen der levensmiddelen gestegen zijn. Dat is echter alles, wat ik nu en ook in 't vervolg kan toestaan. Daar ik mij streng buiten alle zaken houd, koopman geweldig; hij kan er niet over zwijgen en spreekt zijn verontwaardiging over buurman luide uit; maar de koopman vergeet het veel grootere kwaad te noemen, waaraan hij zich schul dig maakt, door b. v. zijn waren te vcrvalschen, een duurder prijs te vragen dan hem toekomt, of in maat en gewicht diefstal te plegen. Die splinter in buurmans oog was voor den koopman eea balk geworden, en de balk in zijn eigen oog was tot een onbeduidend splin tertje teruggebracht, en 't is best mogelijk, dat, de laatste met een heel effen en uitgestreken gezicht zijn „wee" uitspreekt over den eerste daarbij niet vergetende oin zijn eigen deugd op stelten te. zetten. Het is een opmerkelijk en toch gewoon ver schijnsel dat zoovelen, wanneer zij iets kw aads in een ander meenen te ontdekken, zoo spoedig ge neigd zijn zieh zelven op een voetstuk te plaat sen, als om dm menschen te laten zien, hoe deugdzaam en braaf zij zelye zijn. Heeft iemand een kleine fout begaan, een misslag in een onbewaakt oogenblik, gelijk we er allen vele hebben, gepleegd, dan worden zijn vrienden en kennissen op eens erg braaf, mis selijk braaf. Dan wordt over die fout en dien misslag gesproken, uitgeweid, geoordeeld; ieder weet er nog wat nieuws bij te voegen; ieder doet uitkomen er bijzonder goed van op de hoogte te zijn men zucht., men slaat de oogen ten hemel en rouwt de banden, men haalt de schouders op over zooveel ondeugd en men ziet voortdurend op een splinter in het oog des broeders maar de fouten in eigen hart wor den niet bemerkt. En dan komt daar de liefdeloosheid en speelt er haar wreed spel, en de arme zondaar, die ja, wel verkeerd deed, maar toch alle medelijden nog niet onwaardig is, de zondaar staat bloot aan de steenen, die de schare der eigengereeh- tigen op hem werpen zal met berekende kracht, die niet zeer solide zijn, zoo zal mijne zaak nog bestaan, wanneer velen mijner concurrenten reeds zullen gevallen zijn als het offer van den on vermijdelijk plotseling veranderden toestand. Om echtor van mijn grondbeginsel, streng solide te zijn, niet af te wijken, kan ik de loonen onmo gelijk hooger opvoerendoch wanneer overal vermindering zal plaats hebben, zal ik het door mij vastgestelde loon blijven handhaven. Ik en mijne werklieden wij zullen vaststaan in de al- gemeene bedwelming, die nu de nijverheid heeft aangegrepen, en vaststaan blijven, wanneer de ecrzuchtigen, door duizeling worden aangetast en vallen. Dat heb ik mijn volk gezegd misschien gelukt het mij nog hen tot rede te brengen." „En als zulks niet het geval is „Dan moet ik, zooals ik gezegd heb, de fa briek sluitenwant andere werklieden kan ik tegenwoordig niet krijgen. Het is beter, dat ik nu een vrijwillig verlies lijd, dan dat ik mij tot onberekenbaro onder nemingen laat verleiden, om later alles te ver liezen. Doch laten wij er thans niet meer over spre ken. Het is reeds hoog lijd ik moet weg. Frits wacht al met het paard." en hij is het mikpunt van de pijlen, die de zoo genaamde. „braven" op hem richten zullen met kwaadaardige juistheid. En zij zullen langs hem heengaan met opgeheven hoofde en met afge meten tred, en de man, die verkeerd deed, zal op die deftige gezichten het broedermoordend gebed lezen „Ik dank u, o God, dat ik niet ben, als hij." O, die splinter. Maar de balk wordt niet ge zien. Er wordt volstrekt geen rekening gehou den met eigen dwalingen, er wordt zelden ge vraagd hoe en op welke wijze doe ik nu en deed ik vroeger. Daar is een soort van menseben, dat alle klei ne zonden in anderen zoo gaarne opmerkt, maar de vlekken, welke hun zelf aankleven, niet willen zien. Hij, die zijn medemenscH veroordeelt, omdat deze zieh in 't openhaar aan gepaste yroolijkheid overgeeft, en zelve in 't geheim een slaaf is van zijn hartstochten, hij is de man, die den splin ter in het oog zijns broeders ziet, maar den balk in eigen oog niet bemerkt. Hij, die. een ander verdoemt, onulat deze de daden van derden in 't openbaar beoordeelt, maar zelf zich niet ontziet om leugen en laster in 't geheim te verspreiden, bij wederom ziet den splinter en let niet op den balk. Hij, die meent zooveel beter, zooveel eerlij ker, zooveel deugdzamer te zijn dan zijn rnede- menschen, och hij ziet vaak zijn eigen groote fouten en gebreken over 't hoofd, om met te meer nauwlettendheid acht te geven op de gebreken en fouten van anderen. Sommigen misgunnen anderen alle genot, al le leyenslust. Zij klagen over de boosheid der mensehen en waarlijk, zij doen het slechts om te doen zien, hoe goed en hoe deugdzaam zij zelve zijn zij trachten steeds anderen te ver nederen, met het doel zieh zelven te verheffen. Al dat „ach en wee" roepen over de verdorven- De jonge vrouw stond op en omarmde haar man. „Ik ben overtuigd, dat gij gelijk hebt," zei- de zij, „maar ik bid u, Ferdinand, zoek eene botsing met het volk te veniTfylen, w anneer het maar eenigszins mogelijk is. Er zijn onder de arbeiders zooveel ruwe men schen Ferdinand, als u eens een ongeluk overkwam," zij verborg haar gelaat aan zijne borst en tranen kwamen haar in de oo gen. „Wees niet bezorgd, Emma, tot gewelddadig heden zal het niet komen. Het volk weet, dat ik hun steeds welwillend geweest ben, en dat het geen onwil is, dat ik aan hunne eischen niet kan voldoen. Zij zullen mij misschien verlaten, maar eene daad van grof geweld of van wraakzucht heb ik niet te vrcezen. Tot weerziens, lieve vrouw." Hij omhelsde Emma, kuste het kind en ver liet de kamer. Voor het ijzeren hek wachtte reeds geruimen tijd de rijkuecht met het van ongeduld trappe lend paard. Rcimann sprong er op, groette nog eens naar het venster en reed toen in galop weg, terwijl de jonge vrouw, het hart vol ban ge zorg, hem nazag tot hij verdween in het

Krantenbank Zeeland

Nieuwsblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1892 | | pagina 1