voor ZEEUWSCH-VLA ANDEREN. No. 19. Zaterdag* 6 Februari 1892. le jaargang*. FEUILLETON. 19 De liolle boom. NIEUWSBLAD A 1? O X X E M E X T S P R IJ S Per 8 maanden 10 els; franuo per post 45 ets. Abonnementen worden aangenomen bij Boekhan delaren, Brievengaarders en bij de Agenten A.J. Cou.neus, te Breskens, J. Tak Jr. te Schoondijke. A D V E R T E X T I E P R I.J S 5 an I tot en met 1 regels 25 ets.; elke. regel meer 5 ets. (iroote letters worden naar plaats ruimte berekend. Vdverlentien worden ingewacht tot rijdagnainiddag :i uur bij den Uitgever. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Gronde. By <lit nummer behoort eon B\jvoogscl. Een maatschappelijk en individueel belang. Het doel en streven van ieder menseh (we zeiden het reeds de vorige week) is gelukkig te zijn, en ieder tracht op zijn eigen wijze dit doel te bereiken. Mie zwoegt en slooft en slaaft; wie hoofd en handen gebruikt om den strijd, om 'l bestaan vol te houden, voelt zich geluk kig, indien hij in dien kamp, zij 't dan ook met moeite, overwinnaar blijft. Hij tracht zijn toe stand te verbeteren, zijn inkomsten te vermeer deren, en geniet daardoor een zekere welvaart, een betrekkelijke weelde. Zonder dien arbeid is geen geluk denkbaar. Arbeid is de wet van het menschelijk leven, en wie hier niet werkt, is zijn plekje op aarde niet waard en hij leeft te vergeefs. De door zwaren arbeid vereelte hand van den arbeider te drukken is ons goed maar luiaards en domme krachten beschouwen wij als nutte- looze ballast, zoo niet als een maatschappelijk gevaar en een geesel voor het land. 't Is ontegenzeggelijk waar dat, zal de arbeid vruchtbaar wezen, deze door onderwijs moet wor den gesteunden daar onderwijs nergens ont breekt en ieder, ook de minstbedeelde, door dat onderwijs zijn gezichtskring kan uitbreiden en verruimen, is het ieders plicht van dat onder wijs een nuttig gebruik te maken. Loffelijk is dus het streven naar geluk door arbeid we worden versterkt in onze overtuiging dat arbeid adelt, den mensch versterkt in 't ze delijke en hem verrijkt. Maar er is meer noodig om een mensch zoo volkomen gelukkig te doen zijn, als het op deze aarde mogelijk is. Arbeid is goed, maar bij dien arbeid mag spaarzaamheid volstrekt niet ontbreken immers spaarzaamheid is het verschil tusschen hetgeen wordt voortgebracht en verteerd, en letten we novelle van A. PALM. „Er moet iets gebeurd zijn," fluisterde hij mij toe, „laat de gasten niet merken, dat wij on gerust zijn. In allen gevalle is Robert iets o- yerkomen. Hij moest toch hier zijn om met Irmgard het bal tc openen. Kom met mij me de, Bertha 1" Ik ging met hein naar do dienstbodenkamer, waar hij vier man den last gaf om met fakkels en honden Robert te gaan zoekenterwijl zij op hun weg de boschwachters moesten aanroe pen om hen hunne medewerking te vcrleenen. Ik beproefde den landheer te troosten. „Misschien is hij door de eene of andere zaak in de stad opgehouden," zeide ikdoch zijn gelaat werd hoe langer zoo somberder. „Ik vrees," zeide hij, „dat er geen zegen rust op mij en de mijnen." Toen wij de. vestibule doorgingen, wierp ik een blik op de groote klokhet was juist elf daar wel op, het voortbrengen is de bron van rijkdom. Er is nog meer. We leven niet alleen voor het heden, maar ook voor de toekomst en wij belmoren er voor te zorgen, dat van ons nooit gezegd zal kunnen worden, dat het verleden ons bittere verwijtingen te doen heeft. En daar het heden ons behoort, moeten we, 't is een dure plicht, in dat welaangename lieden ook voor de toekomst zorgen. Wanneer het ons mogelijk is weren we dan niet gaarne, een onheil af, en is 't onze plielit niet, dat steeds te doen? Zulk een poging geeft een zekere mate van onafhankelijkheid, en brengt menschen tot el kander, die toch geschapen zijn om een deel der hoogste en meest dringendste wet te vervullen: „Hebt elkander lief." Lezers en lezeressen, onkunde is dikwijls de oorzaak van het verlies van een kapitaal, maar het toeval speelt daarin nog een grootere rol. Wat ge van daag bezit kan het toeval u mor gen ontnemen. Heden zijt gij in staat voor de uwen zorg te dragen en morgen kunt gij van dat genot verstoken zijn. Heden geniet ge wel vaart, en liet toeval kan na een betrekkelijk kort tijdsverloop u of de uwen tot armoede bren gen. Een krachtig wapen heeft de nieuwere wetenschap daartegen gesmeed, dat zij ons on der den naam van verzekering leerde kennen. We wagen het eenige oogenblikken uwe aan dacht te verzoeken, waar wij omtrent verzekerin gen een en ander in 't midden wenschen tc brengen. We twijfelen er geenszins aan of ve le en velerlei bezwaren zullen tegen verzekerin gen geopperd worden; bezwaren, welke wij naar ons beste weten zullen trachten te weerleggen. Wat is verzekering? Die vraag stellen we 't eerst. En 't antwoord moet luiden: „Verzekering is een overeenkomst tusschen twee partijen, waar uur. Ik had nog tijd genoeg om naar den hol - len boom te ijlen en terug te keeren vóór men aan tafel ging, waarbij ik natuurlijk tegenwoor dig moest wezen. De landheer was naar de gezelschapszaal teruggekeerd. Ik haastte mij nu naar mijne eigene kamer, hulde mij in eene groote sjaal en ging op weg. Ik heb nog vergeten te zeggen, dat onder de gasten ook de heeren Von Ballerstedt en Nor- mann waren, die ditmaal meer als oude vrien den des huizes dan als minnaars van Irmgard gekomen waren. Mijnheer Von Ballerstedt was buitengewoon vriendelijk tegen mij, en om de waarheid te zeg gen, was het voor mij gedeeltelijk eene opoffe ring om hem en de heldere, warme, vroolijke kamer te verlaten en naar buiten te gaan in wind en sneeuw. Zoodra ik buiten kwam, ondervond ik de gan- sclie verschrikkelijkheid van den nacht. De sueeuw viel in dichte vlokken en de wind loei de, alsof hij alles ten onderste boven wilde kee ren. Door de vensters straalde een helder licht op de uitgestrekte sneeuwvlakte, en wanneer de storm eenige oogenblikken bedaarde kon ik de muziek in de balzaal hooren. Ik kon niet zoo spoedig vooruitkomen als ik bij de eene tegen bepaalde vergoeding op zich neemt, het verlies of de schade te dekken, waar aan de verzekerde zaak onderworpen kan zijn." Gij hebt huizen, schepen, oogst te velde en gij verzekert ze. Gij hebt daarin volkomen ge lijk, 't is zelfs onverantwoordelijk het niet te doen. Immers ge staat bloot aan vuur, aan zee, aan hagel, en in een ondeelbaar oogenblik is alles, de vrucht van uw noeste vlijt verwoest of vernield. Maar vergun ons, dat wij u opmerken, dat gij nog iets hebt, dat u dierbaarder is dan al het genoemde. Gij hebt n. 1. vrouw en kinderen, en even als hagel, vuur en zee uw bezittingen kunnen treffen, zoo kan de dood de uwen treffen. Zoudt ge bij uw leven niet iets willen af staan, om 't gevaar te ontkomen dat zij, uwe nabestaanden, bij uw' dood alles verliezen Werkt ge niet gedurende uw leven, om te zorgen voor uw gezin; getroost ge u niet met liefde elke opoffering, om in de behoeften der uwen te voorzien? En zegt uw hart u dan niet, dat het even gebiedend is, het lot te verzekeren van wezens, die u na aan 't hart liggen en u dierbaar zijn Daar zal een oogenblik komen, waarop gij sterven zult; dat weet ge. En is er dan geen plicht, die u dringt om als man in uw leven ernstig en nauwgezet te overwegen, dat er iets gedaan dient te worden, om lien, die achterblij ven een toekomst te verzekeren? De gedachte aan den dood doet u en ieder mensch huiveren, maar is het dan nu geen zaak verstandig genoeg te zijn, om te weten, dat de dood geen oogenblik vroeger komt, omdat wij denken aan dien Koning der Verschrikking en omdat wij pogingen aanwenden om zijn komst voor de onzen minder vreeselijk te doen zijn? Huisvaders, wie gij ook zijl, gij hebt er be lang bij, een levensverzekering op uw hoofd, gedacht had. Eindelijk bereikte ik toch Irra- gnrds „postkantoor." De storm schudde den rensachtigen eik, die er liet dak van uitmaak te, zoodat de geweldige takken kraakten. Snel tastte ik in de holte, doch vond het zij den tasje niet. Een enkel oogenblik was ik ontsteld. Zou ik zonder dc zoo vurig verwach te boodschap terugkeeren Misschien is het tasje wel dieper gegleden, dacht ik, en stak mijn arm tot bijna aan den schouder in de o- pening, die, naar ik bemerkte, veel dieper was, dan ik eerst gedacht had. Den bodem kon ik niet bereiken. Toch was ik besloten het uiter ste te beproeven. Ik klom op een knoest van den boomstam, om nog dieper te kunnen grij pen, en het gelukte mij den bodem te bereiken.. Maar hoe naarstig ik ook zocht,, ik vond geen tasje, doch tot mijne verrassing wel eeu klein pakje, dat ik er met moeite uithaalde. Het was vochtig en scheen een geruimen tijd er in ge legen te hebben. Door de duisternis was het mij niet mogelijk het nauwkeurig te onderzoe ken. Ik hield het stevig vast en ijlde terug- Vóór ik mij op mijne kamer van mijne natte kleederen ontdeed, bekeek ik het pakje nauw keuriger. Het was geheel beschimmeld en had oogenschijnlijk zeer lang in de boomholte gele-

Krantenbank Zeeland

Nieuwsblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1892 | | pagina 1