voor ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 14.
Vrijdag 1 Januari 1892.
1" jaargang.
FEUILLETON.
14 De holle hoorn
NIEUWSBLAD
A I? O N N E M E N T S P R IJ S
Per 3 maanden 40 ets; franco per post 45 ets.
Abonnementen worden aangenomen bij Boekhan
delaren, Brievengaarders en bij de Agenten A. J.
C0RNBI.ir, te Breskens, J. Tak Jr. te Schoondijke.
ADV E R T E N T I E P R IJ S
Van 1 tot en met 4 regels 25 ets.; elke regel
meer 5 ets. Groote letters worden naar plaats
ruimte berekend. Advertentiën worden ingewacht
tot Vrijdagnamiddag 3 uur bij den Uitgever.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond bij den Uitgever C. DIELEMAN, te Groede.
Het zat voonteker niemand ongepast voorko
men, om laj bet einde van den afg'Jooprn en
bij bet begin van een nieuwen tijdkring een
•ernstig woord te doen booren. 1892 heeft zijn
intrede gedaan.
l)e eerste dag kenmerkt zich door een onge
wone drukte en bedrijvigheid. Handdrukken
worden in menigte gewisseld, bezoeken worden
afgelegd en ontvangen. We leven als in een
wolk van heilwensehen, en 't zou ons zonder
tout oneindig goed gaan, als slechts de helft
van al die w enschen vervuld w erd, aangenomen
dat dit gedeelte ons niet alleen met den mond,
maar ook met het hart toegebeden werd.
Maar het jaar, dat achter ons ligt, heeft voor
ons nog niet alle heteekenis verloren. Ook den
laatsten avond van een jaar, dat ten einde spoed
de, noemen wij een der pleehtigste van ons
leven. Als de laatste klokslag straks wegsterft
in de oneindige ruimte, dan is 't den mensch
eene behoefte eer. oogenblik stil te staan bij
dien mijlpaal; een weinig te rusten, en te. over
wegen wat zooal gebeurd is in den afgeloopen tijd
kring. Het is niet voldoende met hooghartig
heid te zeggen: n 1 kit is voorbij! Dat is geweest;
slechts het heden behoort ons en de toekomst
gaan we tegen; want dan zouden we bijna voor
niets geleefd hebben.
Of was er niet veel, waaruit we leering kon
den trekken voor ons leven; heeft hetgeen we
ondervonden ons niet een richtsnoer in de hand
gegeven, waarnaar we onzen wandel konden in
richten? Heeft hetgeen ons wedervoer ons niet
beter, niet wijzer gemaakt; heeft het onze kracht
niet gestaald, onzen moed niet verlevendigd, on
ze hoop niet versterkt?
Dit en nog meer behoorden we ons met ernst
af te vragen op den laatsten avond van het ou
de jaar. Hebben we dat gedaan?
O zeker, wij dachten na over 't lief en't leed,
dat ons te beurt viel of' trof; vreugde en
novelle van
A. PALM.
Hij ging toen heen en mijn vader heeft hem
sedert dien tijd niet wedergezion. Dit is nu twee
jaren geleden. En wat zal het einde, zijn, Ber
tha? Ik weet, dat hij onschuldig is, maar mijn
vader zal het nooit gclooven. Nooit mag in
diens tegenwoordigheid zijn naam uitgesproken
worden; hij houdt vol, dat Arno de oorzaak is
van Valeska's dood. Nooit zullen wij kunnen
huwen, al is zijne onschuld voor mij zoo klaar
als de dag. Mijn vader zou mij vloeken. De
herinnering aan Valcska is hem boven alles dier
baar. Op den dag harer begrafenis verzamel
den wij alle voorwerpen, die haar toebehoord
hadden, en brachten ze in de kamer, in welke,
zij stierf. Toen kuste hij het witte kussen, waar
op haar hoofd gelegen had, sloot de deur en
wierp den sleutel in het meer. Haar portret
kon hij niet langer zien't schoone gelaat maakte
hem steeds waanzinnig van smart en woede.
smart, die ons deel was; over heldere en sombere
dagen, welke we doorleefden.
Nu eens hebben we denzoetste en schoonste
herinneringen, en dan weer rijzen schrikbeelden
en schaduwen voor onzen geest op. Overal dus
voortdurende afwisseling; telkens de herinnering
aan het onbestendige. Zop is het menschelijk
leven; voort, altijd weer voort gaat het; van
stilstand kan geen sprake zijn.
En de weg door 't leven is nu eenmaal voor
weinigen geëffend; tallööze moeilijkheden doen
zich voor; menigvuldige hinderpalen moeten wor
den weggeruimd en een voortdurende strijd, dien
wij te voeren hebben, eischt al onze. krachten
Oudejaarsavond! Dat is juist een der meest
geschikte, tijdruimten, om dit alles te overwegen
en al die herinneringen voor den geest te roe
pen.
Daar is een man, gebogen onder den last van
wee, die hem drukt. Was zijn vriendelijk thuis
zijn hemel, toen hij met kloeken moed den af
geloopen jaarkring bogon; thans is 't hem een
zaam en ledig geworden in ditzelfde huis, waar
hij zijn levensgezellin betreurt, die door den on-
verbiddelijken dood van zijn zijde werd wegge
rukt. Is 't wonder, dat het somber is ook in
zijn binnenste, wanneer hij al de smart zich te
binnen brengt, die hem zoo zeer ter neer druk
te? Waarlijk //de reis zoo gezellig begonnen
werd somber en eenzaam meteen."
En al weet hij, dat de dooden niet weerkee-
ren, en al is hij er van overtuigd, dat het om
zien ijdele smart wekttoch, als de laatste klok
slag Jan dit jaar hem in de ooren klinkt, dan
zal allicht een traan zijn oog ontvallen, koste
lijke hulde, gebracht aan de nagedachtenis van
haar. wier liefelijke verschijning hem nog steeds
voor oogen zweeft.
Daarom nam ik het weg, toen hij eens afwezig
was en hij heeft er na dien tijd niet meer over
gesproken.
„Het is eene vreemde, treurige geschiedenis,"
zijide ik, toen Irmgard een oogenblik ophield
niet vertellen.
Zij zijn beiden zoo trotseh, vervolgde Irm
gard, die zeer aangedaan was, mijn vader in
zijn, zooals hij zegt, rechtmatigen toorn, mijn
verloofde in het gevoel zijner onschuld. Zij zul
len elkander nooit meer ontmoeten en spreken,
en ik zal het slachtoffer dezer vijandschap zijn.
„Maar Irmgard, als gij van zijne onschuld o-
vertuigd zijt, dan hebt gij toch ook de vrijheid
met hem te huwen, zoodra gij meerderjarig ge
worden zijt."
Neen hernam zij niet tegen den wil
mijns vaders. Ik wil en mag zulks niet. Ge
hoorzaamheid jegens mijn vader is mij een hei
lige plicht. Het eenige, dat ik meende te moe
ten doen, was hem te schrijven, dat ik van zij
ne onschuld volkomen overtuigd was, en dat ik
hem getrouw zou blijven. Eenmaal in 'tjaar,
en wel op kerstavond, schrijft hij mij, eu één
maal, op mijn verjaardag, zie ik hem eenige
minuten.
„En dat is dus het geheim van den hollen
Er zijn anderen, die de zon van voorspoed
zagen lichten op hun pad en geluk genoten in
ruime mate,
Voor hen zijn de herinneringen op den laat
sten avond van een wegstervend jaar van ge
heel anderen aard. Zij zien hun dierbaren nog
om zich heen; zij waren gelukkig in hun bedrijf;
zij zagen hun kinderen voorspoedig opgroeien en
zich een positie verwerven in de maatschappij;
gezondheid was huil deel; zij genoten veel; en
als straks de laatste klokslag slaat, dan is hun
ne stemming die van een gelukkig eudank
baar mensch.
De kleine rampen en wederwaardigheden, die
hen als ieder ander troffen, drukten niet neder,
maar vermeerderden hun den moed en vaak ont
breken de woorden om den vollen danktoon te
doen hooren, dien hunne lippen zouden willen
uitspreken.
Bij nog anderen is 't gevoel, dat zich op den
laatsten avond des jaars vali hen meester maakt,
gemengd.
Die vader en moeder, die met de hunnen de
zen stillen avond in aangename gezelligheid door
brengen, verwijlon in hunne gedachten verzeer
ver van huis. Al de kinderen, die hun God
dank tot vreugde verstrekken, zijn gekomen om
hun den heilgroet te brengen op den eersten
dag des jaars, en de gezelligheid te verhoogen
op den laatsten dag van den afgeloopen tijd
kring. Eén echter is er niet. Ver, ver is hij
weg; zijn plicht, zijn betrekking in de maat
schappij riep hem op uit de ouderlijke woning.
O, 'tis zeker dat liet moederhart altijd, maar
dezen avond in 't bijzonder, aan hem denkt en
evenzeker is het, dat de stille wensch in haar
hart weerklinkt hem mede te zien aanzitten.
En 't lijdt geen twijfel, of de vader, al is hij
de sterkere, gevoelt vooral op dezen avond de
begeerte in zich zijn jongen bij zich te heb
ben.
booin en van den verloren armband?" zeide ik.
Ja, Bertha, wij durven het niet wagen, de post
voor onze briefwisseling te gebruiken, en daar
om noemen wij dien hollen boom ons postkan
toor. Op mijn laatsten verjaardag hebben wij
elkander tien minuten gesproken; hij zag er zoo
ziekelijk en verdrietig uit. Ach, Bertha, wat
zal het einde daarvan zijn?"
Weder naderde het Kerstfeest, en den daarop
volgenden zevenden Januari zou Irmgard een
entwintig jaar worden. Dan nog een jaar, en
het groote vermogen zou voor altijd aan hare
handen ontglippen. Maar ik beklaagde niet al
leen dit verlies, maar veel meer nog hare kwij
nende jeugd en schoonheid, haar verloren leven
en hare ongelukkige liefde. Ik kon de gedach
te niet verdragen, dat haar leven zoo hopeloos
zou voorbijgaan. Maar hoe het te veranderen?
Kon ik maar het geheim ontdekken van Vales
ka's vlucht. Doch hoe zou mij gelukken, wat
allen reeds tevergeefs beproefd hadden? Als
liefde wonderen kon doen, dan was ik tot veel
in staat.
Op zekeren morgen ging ik weer naar de rom
melkamer, waarin Valeska's portret stond; ik nam
het in mijne handen en beschouwde met innig
heid de schoone, treurige gelaatstrekken.