neer een schoolgeld gehelen wordt, meer even
redig met de uitgaven.
En in plaats v:an te verbeteren is die toe
stand sinds onze voornoemde beschouwingen
nog verergerd. De vermeerdering van uitgaven
voor het onderwijs die wij toen vreesdenis
nu tot stand gekomen. Wel heeft men geen
nieuw schoollocaal gebouwd, doch daarentegen
zoowel de openbare school der 1ste als 2de klasse
verbouwd, wat ruim ƒ7000 kost. Voegt men
bij de rente en aflossing van dit kapitaal, de
toelage van een nieuwen hulponderwijzer, op
wiens benoeming de schoolcommissie herhaalde
lijk reeds heeft aangedrongen, en de uitgaven
voor het onderwgs zijn weer met ruim 1000
verhoogd.
Uu willen wij hiermede niet zeggen, dat deze
laatste uitgaven onnoodig waren, maar wij blij
ven het onregtmatig noemen dat het schoolgaan
der kinderen, vooral op de H. B. bij voorkeur
betaald wordt door hen die er geen gebruik van
maken, ja kannen maken. Vooral nu het daar
door aan hen, die hunne goedkeuring aan het
openbaar onderwijs niet kunnen hechten, die
wenschen, dat. bg hunne kinderen de godsdien
stige ontwikkeling gepaard ga met het aanleeren
van algemeene kundigheden, onmogelijk wordt
gemaakt, die kinderen een onderwgs te geven,
zooals volgens hunne gewetens-overtuiging be
hoort.
Aan de kiezers voor den gemeenteraad staat;
het nu te beslissen of de tegenwoordige toe
stand zal bestendigd worden, dan of eene naar
onze meening niet alleen billijker, maar ook met
de wet meer overeenkomstige toestand zal ge
boren worden.
Om zelfs den schg n van personaliteit te ontgaan,,
willen wij geene bepaalde candidaten aanbevelen,,
Wij hebben getracht den waren toestand zoo dui
delijk mogelgk uiteen te zettenelk kiezer
oordeele nu zelf.
Dat zg dan, die tevreden zijn met de te
genwoordige regeling van het onderwijs want
die beheerscht geheel de verkiezingen dat
zg die den tegenwoordigen toestand willen
bestendigen dè candidaten, kiezen voorgesteld
door de kiesvereeniging >Aan allen regt."
Want wg erkennen het. gaarnepersoonlijk
dragen wg hnn allen achting toe.
Maar dat omgekeerd zij, die den tégenwoordigen
toestand niet wenschen bestendigd te zien, die
wenschendat er voortaan een schoolgeld geheven
worde evenredig aan de uitgaven voor heb onder
wijs; die het billijk achten dat zg, die meenen
hnnne kinderen het openhaar onderwgs niet te
mogen laten genieten, in de gelegenheid gesteld
worden, die kinderen dat onderwgs te doen ge
ven, wat zij volgens hunne overtuiging wensche-
lijk achten; dat zg, zeggen wij, de candidaten
van Aan allen Regt" niet kiezen, maar de can
didaten, die daar-tegenover zijn geplaatst. Want
men weet het, de Kiesvereeniging Aan allen
Regt" staat de tegenwoordige regeling mgt hart
en ziel voor, en men moet dit zelfde verwachten
van de door haar gestelde candidaten.
BINNENLAND.
Goes, 15 July 1869.
De Goessche Courant laat ons door haar hoofd
artikel van jL Maandag een .diepen blik slaan in
hare staatsmanswijsheid, en geeft ons een niet genoeg
te waarderen blijk barer staatsregtelijke kennis. Zij
verdedigt namelijk de handelwijze der Tweede Kamer,
die in het laatste nor barer laatste zitting een
tal .van adressen behandelde, en de conclusie der
commissie voor de verzoekschriften zonder reserve
aannam, of eigenlijk deed afhameren. Voor zoover
zij niet betrekking hadden op reeds aangenomen
wetsontwerpen, of geene beledigende uitdrukkingen
bevatten, of eindelijk niet betrof eene koninklijke
beschikking, die, naar het oordeel der commissie,
geheel overeenkomstig de wet genomen was, werden
die adressen ter griffie gedeponeerd, overeenkomstig
de conclusie der commissie voor de verzoekschriften.
De G. C. tracht nu die conclusion der commissie
en de handeling der kamer te verdedigen tegen
de beschuldiging, dat men over de ernstigste zaken
te ligt heen loopt, en ter naauwernood kennis neemt
van de meest gegronde wenschen of klagten, die tot
haar worden gerigt. »Niet een", roept zij uit, »werd
aan de nadere overweging der leden onttrokken
of buiten verdere behandeling gesteld." >De Kamer
kon niet veel anders doen, dan ze ter inzage van
de leden ter griffie deponeren." >Zij drukte er op,
dat zij het adres wilde deponeren, opdat alle leden
van den inhoud zouden kunnen kennis neïnen."
Als de G. C. wist, wat het beteekende als een
adres of welk stuk' ook, ter griffie wordt gedepo
neerd, zou zij niet met zulke argumenten ter ver
dediging aankomen. Wij willen niet als leermeesters
van de G. C. optreden wij achten dit een veel te
ondankbaar werk doch laten liever een lid der
Tweede Kamer, dat tot hare partij behoort, spreken.
In de zitting der Kamer van 23 Junij werd om
trent het adres van den ontslagen burgemeester
van Blerick, houdende beklag over dat ontslag, ge
concludeerd het adres ter griffie te leggen, met
verzending van een afschrift aan den Minister van
Binnenlandsche Zaken, met verzoek om inlichting.
Hier tegen werd door den heer Cornells voorgesteld,
omtrent het adres over te gaan tot de orde van
den dag.
En wat zei/de nu de heer Dumbar, afgevaardigde
van Deventer Dat hij zich met geen van beide
conclusion kon vereenigen. Het regt van de Kamer
om inlichtingen van den Minister te vragen, om
trent een gerezen klagt staat by spreker vast. Want
naast het grondwettig regt van den Koning om
ambtenaren te benoemen en te ontslaan, staat de
grondwettige ministeriCele verantwoordelijkheid.
Daarom kan hij niet stemmen voor het overgaan
tot de orde van den dag. Maar ook met de con
clusie van de commissie kan hij zich niet vereenigen,
omdat hij meent, dat niet zoo dadelijk van het
grondwettig regt mag worden gebruik gemaakt, om
den Minister ter verantwoording te roepen. Men
mag toch niet dadelijk wantrouwen koesteren. Hij
stelt dus voor, het adres eenvoudig neder te leggen
ter griffie. Dan toont de Kamer de zaal: te beschouwen
als van hare competentie, maar zij bewijst daardoor
tevens niet te veel waarde te hechten aan de zaak.
Wij vragen, wat blijft er, bij die beteekenis van
het deponeren ter griffie, van de belangstelling der
Kamer en de klagten der adressanten.
Het Sluisch Weekblad verkondigt in een hoofd
artikel, dat wy in ons land sedert 1848 feitelijk
eene republiek hebben, en verheugt zich daarin van
ganscher harte. Zij komt tevens tot de scherp
zinnige gedachte, dat er een groot onderscheid
is tusschen een gemeenebest en een republiek.
O sancta simplicitas
Onder het opschrift Ondankbaarheidbevat het
Ntetttce Vaderlandsche Courantje in zijn no. 2 het
volgende
- »Wij hebben het zeer te betreuren dat de heeren
Gefken en van Foreest, de eene te Zwolle en de
andere te Alkmaar, niet herkozen zijn als leden
der Tweede Kamer, bij gelegenheid van de jongste
verkiezingen. Inzonderheid, voor het district Alk
maar moeten wy de snoode ondankbaarheid betreu
ren die 'daar heeft plaats gehad jegens zulk een
waardig man die eenige jaren achtereen zoo ge
trouw en degelijk voor het land bn district geij
verd had. Men had niets tegen hem in te brengen
dan dat hij een voorstander was der Christelijke
schooL Tijdens den strijd der verkiezingen heeft
de heer v. Foreest gezwegen. Ka zijn val uit de ka
mer sprak hij en iets van het gene hij gezegd heeft
tot zijne voüe overtuiging, deelen wij in, een vol
gend blad mede. Foreest moest uit den rij der volks
vertegenwoordigers maar zyne rigting aangaande
het onderwgs gaat niet verloren. Daarom blijven
wg strijden om te verkrijgen wat ook zijn Vader
land en volk verlangde."
I)e Eerste Kamer der Sta ten-Generaal beeft al
de ontwerpen van wet, die aan de orde waren,
aangenomen.
De Prov. Staten van Noord-Holland hebben be
sloten de boeren K. Breebaart en A. Wiegel Czn.
niet als leden der Staten toe te laten. De verkie
zing van eerstgenoemde is vernietigd, omdat, bij
de opening der stembriefjes, een der stembussen
nog niet was ingekomen die van den laatste, om
dat hij zelf als voorzitter ran het stembureau heeft
gefungeerd.
In eene Haagsche correspondentie in de Midd. Ct.
leest men':
In sommige bladen heb ik gezien, dat men het
beginsel, of' een van de beginselen, door den mi
nister van binnenlandsche zaken in het door hem
aangekondigde voorstel tot wijziging der armenwet
te huldigen, (de verblijfplaats als rigtsnoer voor
den onderstand) meent te kennen. Ik geloof te
kunnen verzekeren dat het berigt minstens voor
barig is."
In eene particuliere correspondentie, zoo deelt
men ons van geachte zijde mede, per jongste ge
legenheid van Elmina ontvangen, wordt onverho
len geschreven, dat hèt Nederlandsche prestige on
der de Afrikaansche bevolking ter kuste van Gui
nea totaal vernietigd is. De algemeen gevestigde
meening, zegt de briefschrijver, is, dat Nederland
»op" is. Jget heeft, zoo beweert de Afrikaan, zelfs
geene marine meer. Om den schijn van het tegen
deel aan te nemen, huurt het een schip ran En
geland, waarop dan de Nederlandsche vlag gehe-
schen wordt. Maar daarvoor zelfs heeft Nederland
geen geld genoeg meer. Daarom moest Nederland
het grootere schip het Metalen Kruis aan Engeland
teruggeven enkon het daarvoor slechts een kleiner
scheepje de Amstel in de plaats krygen. -
Dezelfde briefschrijver vraagt: waartoe moeten
toch de 250 achterlaad-geweren. dienen, die hier
sedert langen tijd zijn aangevoerd? Manschappen
toch die er de behandeling van kennen, die ze
gebruiken kunnen, zijn er niet. Tevens geeft hij
als zijn gevoelen te kennen, dat die 250 wapenen,
aangenomen dat zij goed bruikbaar zijn, waarom
trent eenige twijfel schijnt te bestaan, en als zij
in goede handen wierden gesteld, voldoende zou
den zijn om den toestand aan de kust binnen zeer
korten tijd te verbeteren. (D.)
MWn.jflg jL stonden voor het Prov. Geregtshof
van Zeeland teregt, Marinus Oppeneeroud 50 jaren,
te Biezelinge, Pieter' Oppeneer, oud 26 jaren, Hubregt
de Kok, oud 48 jaren, Marinus de Kok, oud 43 jaren,
allen arbeiders van beroep, Marinus Mol Joluz. oud
49 jaren, Koopman, geboren te Driewegen, Pieter
Nicolaas Dikkenherg, oud 54 jaren, broodbakker, ge
boren te Middelburg, en Marinus Mol Jac.z., arbei
ders, thans voortvlugtigde overigen allen in het
huis van Arrest te Goes gedetineerd. De 5 eersten
beklaagd ter zake van diefstal bij nacht, door meer
dan een persoon in eenbewoond buis door mid
del van valsehen sleutel,' en de twee laats ten van
medepligtigheid aan die diefstallen, door bet des
bewust helen van de gestolene voorwerpen.
Aan het getuigenverhoor in die zaak, ontleenen
wij het volgende. Vooraf moet opgemerkt wor
den, dat er eene onderlinge overeenkomst tus
schen de beschuldigden schijnt te zijn gesloten,
althansvolgens de akte van beschuldiging. Wij
voegen hierbij dat de eerste vijf beschuldigden, met
uitzondering van bij-omstandigheden, het hun ten
loste gelegde zijn blijven erkennen. Alleen merken
wij op dat zij, niet tegenstaande de bedenkingen
en bezwaren des .voorzitters, ontkennen bij de hierna
te noemen diefstallen onder verzwarende omstan
digheden van slicht" voorzien te zijn geweest.
De feiten komen hier op neder bij de vermelding
waarvan Wij gebruik maken van het verslag in de
Midd. Courant. In den winter van 1867 op 1868
hebben de vijf eerstgenoemde beschuldigden to
zanten op de hofstede en ten nadeele van den land
bouwer J. F. -Claejs, te Oudelande, niet gebruik
making van een vaïschen sleutel, des nachts van
een afgesloten graanzolder binnen de schuur ander
halve zak (Goessche zakken a 80 kop per zak) tarwe
ontvreemd en zich toegeëigend. In denzelfden winter
namen de vier eerste beschuldigden drie- of vier
malen ten nadeele van dienzelfden landbouwer
telkens anderhalven zak tarwe weg. Ten laste dier
zelfde vier beschuldigden wordt gebragt dat zij,
bepaaldelijk in den nacht van 13 op 14 October