bruik te maken van de school waar die godsdien stige ontwikkeling gescheiden wordt van het aan- leeren van algemeene kundigheden, evenmin heb ben wij het regt de voorstanders der openbare school te dwingen van onze school gebruik te maken. Daarom willen wij, bg behoud der open bare concurrentie mogelijk doen zgn van de bijzondere school. Daartoe vragen wg mets dandat op de openbare school een schoolgeld zal moeten geheven worden evenredig aan dé kosten, die aan dat onderwgs besteed worden, eü dat van dafc schoolgeld alleen de minvermo genden zullen worden vrjjgesteld. Dat niet alléén de openbare school gesubsidieerd wordt, maar óf openbare en bgzondere school beide, óf geen van heide. En wat de voorstanders der openbare school nu ook mogen zeggen, het pleit zeker niet voor hunne overtuiging, dat zij eene góede zaak< voorstaan, nu zij toonen die concurrentie tus- schen bgzondere en openbare scholen niette dur ven, toestaan, na zg die concurrentie toonen te vreezen;.;Waren zg in waarheid.Overtuigd, dat hetj-bponbaar onderwgs zooveel beter was dan het bgzonder, dan zouden zg die concur rentie niet behoeven te ontwijken, dan zonden zg het openhaar onderwgs niet op zulke grond- wetschend'ende wijze behoeven in bescherming te nemen en te bewierooken. Want goede waar behoeft niet te worden aanbevolen, zij beveelt zich zelve aan. Waren de. voorstanders der openbare school overtuigd van de regtmatigheid' hunner zaak, zij zouden niet tot de gewone kunstmiddelen der radicalen, waaronder mislei ding eene hoofdplaats bekleedt, hunne toevlugt behoeven te nemen. Na dit bovenstaande gelooven wij vólkomen geregtigd te zgn, de kiezers bij de herstemmin- "gen toe te roepen mistrouw de beschouwingen der radicalen, voorat ook op het gebied der.on- »derwgs quesiie.« REPLIEK. In sqjne brochure Bij de stembus I, heeft mr* Groen de welwillendheid gehad te antwoorden op onze beschouwing van 13 Mei. Plaatsgebrek verhinderde ons tot nog toe op dat antwoord te replicéren. Wij geloofden ook niet, dat deze onze repliek zulk eene haast had. Vooral niet omdat mr. Groen, een groot deel onzer beschou wing, geheel onbeantwoord laat. Die beschou wing had ten doel lë. te herinneren aan de bonding van mr. Groen bg de motie-Keuchenius, 2e.: diens houding -te beoordeelen bij het na deren der verkiezingen, vooral ten opzigte der poging van de Algemeene Kiesvereeniging, om in eendragt tusschen alle niefc-radicalen mdgt te zoeken: - Omtrent-dit 2de punt antwoordt mr. Groen niets. Ook wg wenschèn daarom liierop niet terug te komen. Wel op het lste -punt; waar wg o. a. op een misverstand moeten wijze: mr. Groen toch zegt: „Mij is toegezonden de Nieuwe Goeuehe Courant van 18 Mei. Ook daar/wordt de reden mijner inet 4 Juni) 1886 ge boren oppositiè enkel in de op 80 September gedane motie- Keqohcnios gezocht. „Geheel de anti-revolutionaire rigting in Nederland heeft toen getuigd, tegen de bonding van den beer Groen." Dit is zoo. Ercepti* excipiendis, werd ze plotseling, zelf8 met weer zin tegen haar eigen naam, eonservalicf-aiuulericel. Dit schreef ik zelf. Dit schrijft ook de heer Büüs. Er wordt herinnerd aan de verkiezingen van 1868, als blijk mijner toenmalige impopulariteit. Is aan dé N. Q.- Cour. niéts békend van, wat ik, ter toelichting van dit bijkans al leen staan, gemeld heb? Ook nietsïtor^wjjzigmg van hetgeen qj vierder nppéit, x'ointrent hetgeea 'tey Arnhem. en elders plaats greyp£&tfét£''oajtrent- dé ,ta^iek -waarme^ niét-enkej door iconservatieven, de ijver ten mijnen behoeve als ongepast en overtollig tegengewerkt en gestuit werd? Heeft ftrijn (vol gens bet Dagblad} ^„ongelooflijke" brief aan de kiezera te S neek, of heeft de ongelooflijke tweeslachtigheid en wijfeling 'van het Kabinet (zelfs toen, cn toen vooral, omtrent wijzi gingen der schoolwet geheimzinnig) de veerkracht eeuer voor ernstigen aanval op dc staatsschool beduchte oppositie verdobbeld. Ook hier, gelijk in 1849, is het: Zoo mijn bedrijf eene' bijdrage tof den val van een niterst bouwvallig Kabinet ge weest is, ik heb er geen beronw van. Wat de etervensure verbaast heeft, had, bij een meer gezond gestel, middel tot levensverlenging kannen zijn." Een misverêtand. Ook daar, zegfc rar. Groen, wordt de red»; mijner met 4 Junij 1866 géboren oppositie en kel in de op 30 September gedane motie-Keu- chenins gezocht. In onze beschouwing van 13 Mei echter, hebben wij hoegenaamd niet gesproken over >de oppositie van mr.' Groen -tegen het Kabinet ▼an Zuyl en-Heemskerk" als zoodanig. Alleen hebben wg daar beschouwd»de bonding van mr. Groen sinds September 1866, terwgl wg} om vergissing in deze onze bedoeling te voor komen, die woorden herhalende, tevens hunne •beteekenis hebben aangetoond door te wgzen op de houding van mr. Groen tegenover de motie-Keuchenïus. Tegen het hierboven aan gehaalde gedeelte van het antwoord meenen wg dus de exceptie van niet-ontcankelijkheid te moeten opwerpen, als slaande hoegenaamd niet op onze beschouwing van 13 Mei. g Niet dat wij hierdoor willen geacht worden de oppositie 'van mr. Groen »in zake de on derwgs wet j" 'tegen het vorig Kabinet te willen toejnicheü hef" tegendeel is waar. Naar onze innige overtuiging toch was jnistdeze bonding van mr. Groen het grootste beletsel tegen hetgeen hg zelf wil, opheffing der bezwaren tegen het bijzonder onderwgs. Had Z. E. Gestr. toch het pogen van dat Kabinet ondersteundin plaats van bestreden wij twijfelen niet of dan ware het ontwerp Heemskerk nu reeds Wet geweest. En het is on tegenzeggelijk, dat dit ontwerp, al mogt het niet geheel aan de wenschen van mr. Groen voldoen even als het ook niet geheel aan de onze vol deed toch vele, ja de meest algemeen gedeelde bezwaren zon hebben opgeheven. Had mr. Groen dat Kabinet ondersteund, dan waren die be zwaren nu reeds opgeheven. Nu echter hebben ■wg niets gewonnen, en naar wg vreezen, is het voornitzigt tot di^- opheffing nn minder gunstig dan ooit. Ofschoon nu, zooals wg reeds zeiden, het ontyrerp-Heemskerk niet aan alle onze wenschen voldeed, vergete men niet que le mieux est Vennerni du bien. Wat betreft de vragen van mr. Groen of dat alles, wat -Z. E. Gestr. in zgn antwoord opnoemt, ons. onbekend was, antwoorden wg nëen, dat was ons niet onbekend. Dat bekend zijn ech ter veranderde onze overtuiging niet, dat de verdediging dér motie-Keuchenius in strijd was met de anti-revolutionaire beginselen, en dat de bestrijding door mr. Groen der Algemeene Kies vereeniging, in haar pogen om eendracht te brengen ondér al de met-radicalen, zal blijken verderfelijk te zgn voor ons dierbaar Vaderland. Wat eindelijk betreft de impopulariteit van mr. Groenwij kunnen ons niet "vereenigen met de oordeelvelling van mr. Büijs waarop.mr.. Groen zich op pag. 23 zijner brochure beroept r—- Indien veldheer #en leger gescheiden zgn, 'tis omdat allèen de veldheer stand hield." Het geldt hier de vraagwas het de veldheer ;of zgn leger, mr. Groen of de anti-revolutionaire partg, die' ontrouw werd aan hare banier Ter beantwoording dier vraag, bedenke men dat mr. Groensteeds erkend^ ftlé 4e meest ta lentvolle voorstander der apfi-revolntionaire rig ting, eensklaps, na zijne verdediging der motie- Keuchenius, zooals hij zelf erkent, op uitzon deringen na door die geheele rigting verloochend, doA daarentegen door de radicate partg met gejtach'als een bondgenoot begroet werd. War* het ïiu Werkelijk: »dat alleen de veldheer stand hield,* dat alleen mr. Groen getrouw Wai- ga* bleVen aan de anti-revolutionaire beginscle^ din ton men bok moeten cannmficn* dat d* gtfceflfe antï-rj^Ólbtiönairè partg radicaal, dé geheele ra dicale partij, zooals zon blijken uit hrame sym pathie mét mr» Groen^ anti-revolutionair was geworden. Dit is toch w&t al te kras. HASCHRIFT. Wij hadden het bovenstaande reedB geschre ven, toen ons uit de Haarl. Cour. bekend werd, dat mr. Groenin een zijner blaadjes »aan de kiezers" aanraadt: om zich te onthouden als bg herstemming met een liberaalconservatief het programma der Christ, bist. rigting niet beaamt. Zou het opvolgen van dien raad echter wel zgn in het waarachtig belang van Nederland en Oranje en van het bijzonder onderwgs? Wg betwijfelen het. Om twee redenen vooraL Vooreerst, vergete men niet dat. de onderwgs- questie eene hoofdzaak, zelfs naar onze meening de hoofdzaak is, maar dat er ook nog andere levensquestiën zgn voor Nederland. De finan- tiële en koloniale. Al beantwoordt nu noch de (zoogenaamde) liberaal want de ware liberaal zal zich niet verzetten tegen vrijheid, ook voor bijzonder onderwgs noch de conservatief aan de wenschen der kiezers, op het gebied der onder wijs-questie, zg brengen hunne stem dan uit op den candidaat, met wien zg ten opzigte der finan- tiële en koloniale-questiën het meest overeenkomen of wilt gij liever, het minst verschillen. En dat zal toch wel de conservatief zijn. Ten tweede, omdat de volgelingen van mr. Groenwanneer zg zgnen raad opvolgen, weer zelf de grootste beletselen zullen zgn, voor hét geen zij wenschen. Zich onthouden van deel neming toch bij eene herstemming tusschen een liberaal en conservatief, staat gelijk met de verkiezing van den liberaal in de hand te werken. Nu kan men van een zoogenaamd liberaal niets anders verwachten, dan dat hij hét >znive r liberale" ministerie van Dosse-Fock zal steunen. En bedenkt het wel, mr. Fock heeft herhaal delijk reeds verklaard van mij hebt gijgeene wij ziging der onderwijsicet te wachten. Door mannen te kiezen, of door uwe onthou ding te laten kiezen, die het tegenwoordig mi nisterie steunen, versterkt gij dus de krachten van hendie van geene wijziging der onderwijs wet willen hoor en. - Moogt-gg dat doen kiezers, die de beletselen tegen het bijzonder onderwgs wilt zien opge heven? Wg voor ons aarzelen, niet te zeggen neen dat raoogfc gij niet. Daarom roepen wij ook die kiezers, die wijziging der onderwijs wet willen, met den meesten ernst, met den ernst van het oogenblik waarop de toekomst van Va derland en Vorst even als dié van uwe kinderen moet worden beslist, toe kies bg eene herstemming tusschen een zoogenaamd liberaal en een cónservatief vooral den conservatief.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Goessche Courant | 1869 | | pagina 2