N ÏEUW E
Weekblad voor Tholen, Zuid
No. 32.
Derde Jaargang.
1868.
Donderdag 6 Augustus.
V
n. I Yertr. T. Gort 6,5 9.S0 1,40 6,56 Bisseliort 6,16 9.40 1,50 6,6 tiiioinjstt 6,27 9.68 2,8 6,18 Knbbeod. 6,59 10.4 2,14 6,81 5i<*o»dr. 6,59 10-.Z4'2,84 6,64
e|WW| B.»:35.7,18 10.84 .*,60-7.10 Wom. M» 10,44 2,69 W JM-M*
CmJ-RmMIAiI fV4rt.Eoo«»d.8.45 11,45 4,40 8,80 8,55 11,55 4,50 8,40 'Bsrj.-O^Ü.0,10 12,10 6,1 8,55 W««tax. 9,21 18,51 8,18 V,« tMbldSt 9,48 12,42 8,38 9,27
Krnin. 9,66 12,55 5,46 9,40 Bieieliiiy.10.8 1,8 6,59 9,52 jUak.(W0,20 1,80 6.15 10,5. -
De Vitgsxt ietter Coarant, die des Woensdags sroads ran iedere
week iet licht tiet, geschiedt te Goes, bij A. C. DB JONGB SJz I
aaa vri^u men alle stukken, de redactie betreffende, fntnco geliere
toe te tendfen. De Abonnementprijs ia per S/m voor Gom, ƒ1.00,
en fivn.ee p. post ƒ1,16. A&onderlijke Nummers 10 cent.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirec
tcurenen bij den Uitgever te Goes.
Do prijs der Advcrtëntrents v*u l~— S regels 60 cêht. elke
regel meer 10cer.t, behslve 36 cent zegelregt voor iedere plsav-
sing. Groote letters en vignetten worden naar de pleatamimu
berekend, terwijl de abonnenten het regt hebben om elk kwartaal
eene advertentie van 6 regels te plaatsen;, tegen bedding van het
zegclregt. Elke regel daarboven wordt tégen 10 ct. berekend.
Eiken Dingsda'? morgen zijn voor de ge-
abonneerden en lezers gratis 4e Marktberigten
verkrijgbaar van de Rotterdamscbe Graanmarkt.
LAGER ORDER WIJS.
Geene regeling van eene binnenlandsche aan
gelegenheid heeft in de laatste jaren zoo de
aandacht tot zich getrokken,, zoo de spanning
gaande gehouden als de regeling van. het lager
onderwgs. Hiervan hangt dan ook grootenSeels
de rigting af, in welke het opkomend geslacht
zich zal ontwikkelen, en te regt zegt men »wie
»het onderwijs in handen heeft, heeft de toe-
komst in handen.*
Bij het dus ontegenzeggelijk groot gewigt,
dat men er aan te hechten hebbe, achten wij
het onzen pügt ook daarover onze meening uit-
eentezetten.
Getrouw aan ons programma, zullen wij, waar
wij ontmoeten bewegen in den toestand waar
in wij ons feitelijk bevinden, ook bij deze be
schouwingen de Gropdwet tot toetsteen nemen,
en daarom eerst nagapnwelk onderwijs de Grond
wet wildan onderzoeken of de regeling van het
lager onderwijs zoo als zij thans is, voldoet aan
de eischen der Grondwet om eindelijk te ont
vouwen wat wij in dien toestand willen.
,1. Welk onderwijs wil de Grondwet?
Artikel 194 der Grondwet luidt:
»Hei openbaar onderwijs is een voorwerp van
»de aanhoudende zorg der Regering-
>Deiimgting vanhet openbaar onderwijs wordt,
met eerbiediging van ieders godsdienstige begrip-
ypen, door de wet geregeld.»
y Het geven van onderwijs is vrij, behoudens
>hei toezigt der overheid, en bovendien, voor
yzoover hei middelbaar en lager onderwijs be-
treft, behoudens het onderzoek naar de bekwaam
heid en zedelijkheid der onderwijzers, het een
»en ander door de wet te regelen.
»De Koning "doet van den staat der hoogs
middelbare en lagere scholen jaarlijks een n$£-
y voerig verslag aan de Statén-Generaal ge$£n.
Het is/vooral het tweqde en derde Md van
dit artikel dat den toestand bebeerscht.^h daarom
achten wij het van belang, de voedzaamste ge
dachten-wisselingen mede te eleven", die deze
bepalingen, bijhet daarstelJfi^ der Grondwet^
hebben uitgelokt. h
Reeds aanstonds lokten' de woorden: »eer
>biediging van ieders godsdienstige begrippen,*
strijd uit. Waar sommigen zoodanige bepaling
overbodig achten, omdat ze in den" aard der
zaak lag, verdedigden de voorstellers der Grond-
j wet met kracht het behoud dier woorden, om-
I dat volgens hunne 'meening vele Nederlanders,
de wet duchtten waarbij het lager onderwgs zou
geregeld worden, daar zij juist vreesden, dat ieders
godsdienstige overtuiging daarbij niet zon wor
den geëerbiedigd.
Die woorden zjjn dus niet als eene schoon
klinkende phrase welstaanhaive opg^pomen, maar
hebben eene bepaalde beteekenis, en werden niet
dan na langdurige beraadslaging goedgekeurd.
De reden die de regering toen zoo sterk op
deze uitdrukkelijke bepaling-deed staan, was
dat ook toen de gevoelens ten opzigte van on
derwijs zeer uiteenliepen. Sommigen toch, ver
langden volkomene vrijheid van onderwgs, an
deren wilden het beheer, over hetzelve alleen
aan de regering hebben toegekend, terwijl nog
anderen de wet van 1806 bleven verdedigen,
j De regering wilde nu door deze uitdrukkelijke
j bepaling toonen, dat zij den middenweg wenschte
in te" slaan.
i Het was dan ook naar aanleiding van het 2de
en 3de lid van dit artikel--der Grondwet, dat
de regering uitdrukkelijk verklaarde dat 'de
beteekenis er van niets anders was'daner zal
een openbaar onderwijs zijn, .dat zich niei be
geeft op het terrein der godsdienstige begrippen
inrigting van dat. onderwijs zal door de wet
staat ingestehlf aangekweektaanbevolen, en be
schermd, zoz intusschen overstaan het regt voor
elk die, Maar regelen door de wet te stellen van
zijne bekwaamheid en zedelijkheid kan doen bbj-
keitfSm vrijelijk zijne kundigheden aan anderen mede t
t/f dseicn. Tegenover dat openbaar onderwijs van j
om te zorgen voorde ontwikkeling der jeugd, en
voor het regt der ouders om in het kiezen van
leermeestersaan geen dwang onderworpen te
zijn.
Volgens de Regering werd door zoodanige
regeling van bet lager onderwgs voldoening ge-
ge jen aan al !en. Het openbaar ondenvijsy waarbij
ieders godsdienstige begrippen worden geëerbie
digd, Zal voldoen aan hen die op scholen bij het
aanleeren van algemeene kundighedende gods
dienstige begrippen willen hebben op zijde gesteld
het bijzonder onderwijs zal voldoen aan hen,
die verlangen dat de godsdienstige ontwikkeling van
de eerste jeugd af gepaard ga met het verkrijgen
van kundigheden. 1
Zód luidde onder meer de—ioeKehtnig- der
Regering op art. 194 der Grondwet, te Vinden
bij Voorduin, Geschiedenis en Beginselen der
Grondwet.
Wij hebben gemeend dit zoo breedvoerig te
moeten mededeelenen de gebezigde woorden te
moeten aanhalen, om aan te toonen, hoe de
Grondwet de bijzondere scholen niet alleen duldt,
maar de oprigting er van wenschfc. -Tevens bljjkt
hieruit hoe geheel zonder grond de bewering
is, dat de Staatsschool-regel het bestaan der
Bijzondere school slechts,een gedoögen zou zijn.
Opmerkelijk is ook wat de' heër Thorbecke daar
over zegt: wanneer men bekwameparticulie-
>ren verhinderde, inrigtingen daar te stellen,
wanneer men die in den vorm, de orde 'em
methode der publieke inrigtingen dwong, ypfo-
worden geregeld, dët. zal~uitgaan~van—ket—gezag.- -^neer-memiot-Jiet-biiwonen der van Staatsweg
Tegenover ditf openbaar onderwijs, door den
aangewezene scholen verpligtte, alsdan ging de
staat zijne roeping te buiten, en. bragt .schade
y toe aan het onderwijs dat hij moest bevjnle-
>ren.< Ja, mr. Thorbecke ging nogyerder en
verklaardé zich nog sterker voor de bijzondere
school, door te zeggen dafcflij het wensche-
lijk zou achten, indien het hijzonder onder-
4* /iet gezag uitgaande zal overstaan het regt der wijs algemeen verspreid ware* en het onderwijs
ouders om. naar hunne begrippen de opvoeding j van overheidswege gegeven, slechts tot aanvul-
hunner kinderen te regelen cn de ontwiljzeling
van hun verstand toe te vertrouwen aan keudie
%-
geheel onafhanlcelijk van het gezag, met bekwaam
heid, en zedelijkheid toegerustde leccgdheld tot
het gétzn'van onderwijs hebben verkrege-ti.
JLHt vrij onderwijs blijft echter onderwo/pcn
aan een billijk toezigt der overheid en -zoo is in
de daad gewaakt bi voor het regt' vart den 'slaat
r
>3ing diefde.*
'Wij hebben gemeend dit alles zoo uitvoerig,
te moeten mededeelen, omdat, wanneer uit onze
verdere beschouwingen mogt blijken, dat het
bijzonder onderwijs niet vrij is, maar geacht
moet worden tegengehouden, ja onmogelijk ge-,
maakt te worden, een ieder zpu_inzien. dat wip"
zïgir.g van. „den. tegen wo ord i gen toestand niet