w -t K I Ti V 17 Zijne zaak, zonder zich ecniger mate» óver zulk een afzijn van God te bekommeren. Om regt en geregtigheid wordt niet meèr gegeven. Men leefftzeer gerust, in de meening dat men bekeerd is, te» koste van, het ongeluk "zijns n$aslens. De wereld met al haar schoon, en de- grootheid des leven» is hdi hoogste genot .dat raèd -ként, rónder te willen weten dat Gqd morgen eeU einde maakt aan él.-dat gëluk, om het te véfwiróélen met een eeayig gemis van ajjn vriëndefyk^ róögezigt. Zoo verblindt: .de geest der .eeuw -de lsinnen, en q»ji z||t, in/ plaats Varr. naar naar' alloS xtjé hiéf^de :%9te^';f^dé6h:-;k® 'tn plaats watt' navolger^ G01I3 te zijn, is men zoo ver van hem \af, dat het navolgen van Fransche wormen, zoo iri leer als in leven eene algemeene gewoonte gegprd^ is.TGelyk hét daar in Hét; kerkelijke rga^^zqcflgaat het ootïbij-««s^ ftn. de 'vrome Wijst tnétr' nog wef öp 'Eranschlen ^tcrrun^ransch geloof, dat intusschen. alleen 1 öp.den önvruchtbaren grond van liét Verimft .ge groeid^ ia. hoe vele - kentéekenen -verrijzen er niet in ons land, die het algemeen verblinden, omdat zij eeri schijn aangenomen hebben als of zit nab^j God waren, maar intusschen bet meestg verwoesten. En van waar die ellende, die geenè ettenclé schijnt? Zien Wij op ons, vaderland, helaas, daar is ins- navolging van de Eransche godloosheid het Wnord Qods verworpen. Het heilloos beginsel dej'jj^cobïjnen, door modernen voortgeplant,'heeft pi^ona reeds bet geheèlé staatsleven doortrokken. Im. rampzalige overmoed der Jacobijnen heeft het in'' den laatstetyd aan de gansche natie, in dien ?rijor:de aandatdit'óp heeft willen vestigen, «jbn waar het vaderland aanprijs gegeven te worden. -Aaii een woeste'höirde gelijk^- ~T trajen mannen in et -eene kwaadaardigheid tegën^ d^p jMinistèr van Zuylen op, 'om 'zich. te wreken ^rêr4e gezande uitkomsten van zijn regerings- hmeid* louter omdat hij. Gods /Woord gëióoft ^p,,de Belangen van' het vaderland .h^ft ■'beha^^ tigJ.j.., Nederland 'heeft dua'op dén rand van 'afgrond gestamp, en dat, warén de vrachten Yfi&X het verloochenen yan God,* waarvan Frank- i^k zulke aitsiekendejn'oëven gegeven heeft, dat helloed van duizenden onschuldïgeh nog om W{a$k róeptj ©it dat voorbeeld heeft mén in Neder= ia^ ^geyójgd/ toen men Öods Woord, ais'een Steen deal aanstoots wegwierp. Het afzijn van xpis volk-,óp>'een' Héllend vlak.'gebragt, ztjn .moét, als 'dé verwoestingen ejjj^n^elqpróeïd iu de^'hnïs^ezjhpèn .'tot yolkcé- tóene rijpheid gekomen /^zyn. als ;de; laatste tepg nit den Eranscheu Vrijbeiaskellc zal gedrbn- zfyV;4$- fet'ïn/dolle; ttaeiinij ten verderve - 8t—gespannen'J De, jnngfingen vgp jpndWwys zijn aan Gfodlöochenarijprijs ge- .^pVep om in het afeijn van. God de jeugd te ont- ^^Clent^80^pepde eene. mMtsebappij te laten geboren, gorden, die nog lager staat dan het hei dendom. Want alzoo zegt de HeereDit is Je- ^pzalein (en hierdoor mogen wij veilig Nederland v^staan}, dat ik in het midden der heidenen gezet xbeb, on landen rondom haar hepen; doch zij heeft jpijpe ..regtea veranderd iru-gaddeloosheid, meet V dp heidenen, ert 'mijne inzettingen meer dan .dejlpndën: die rotidom, haar zyn; want zij hebben ..teji1*6 T,eot0n ,verw0.rpen en in. mijne inzettingen hebban, zij niet gewandeld. Ezech. V 6, 6. l)at is nu do tedeD®telling van.der jyoorden van ,Het is my. goed nabij. God .te zijn. En p90.;lkomen wij i j, üiïifat ,4® .ftdjjW ;$.-t^nneer wij ons nabij God bevinden "Veléivnleeiien dat zij nabij God zyn, ais zy zeer devoot .bunnen .huisselyke of openbaren godsdienst waarnemeh:; als zij op bepaaldetyden ..en uren hunne gebedón doen sis zij ovpr de zohdén treu ren, of klagen dat hun vléeSCh zoo niet vooruit wilals zij tegen hunne ongelijkvormigheid aan Gods wet waken en bidden, of als, zij een vèfr bond met de oogen sluiten om geen ijdelheicLte zien, en wat er al meer door den 'ouden. 'Adafltt wordt aangeweud 'om vröom te zijn., Er is intusschen iets anders dat oiis nabij Gp3 dóet zrijn. Het bestaat niet in het doen van ie^> dat uit ons voortkomt. Zull.pn wij nabij God zijn,' dan moet de kloof wéggenomen zijn tusschen ob'S, die vleesöh zijn/en God, die Gee^t is. Vleesch^ en al wat bet voortl>fe"hgt, al schittert hét alè dé Godzaligheid' rólvé, kan"'piët' "God,'dén eeuwigen Geest geeno.gemfensóbpfi .hpbbëu.-.Alle,- .vléesch is van Gód afkerf wrftPhe^;. óók nitdenke, ^eene poging om Hem ^velbehagelijk.te zijn kan er uit gedacht worden öuiwéder -tot! .Hein té/komen f Er is eene eeuwige.-klQof_tusschen„God ea .den mpiisch, en dat hij,dat njet ziet "bewijst zijn af-' zijn nog des té èterkéf.v Dié yérwijdenifg ont dekt de mensch bij/3è'heiligheid van Gods' Wei, die al dés vléësches doen, met Het geheéle ver keerde wezen, zoo als de 'rüensch in Adaih van Gód af daar staat, vervloekt. Hier geldt geen boe tedoening meer. De mensch is van God af én kan "•in eeuwigheid niet ineer tot:Hetn terug, komen door eeue daad van zijne zijde. Redding is ér "Van den kant des menschen niet meer 'mogelijk. Zijne zaak 19 ee'rte afgesnedene, eene reddeloos ver lorene. Van. Waar zal er nu redding or" hem opdagen Hoe zal de verlorene mensch Weder tot God komen Welgelt^czalig hij, bij wien die •-frahg^ oprijst, en die geen rust heeft voor hik het aiitwoord verkregen 'hééft' 1 "Ziét het Laid Gods dat de zonde der wereld wegdraagtWat heeft' dan dat Lam gedaan Wel Hij' heeft zich in ons vléesèh onder de wet gestéld en rnun alzoo den vloek van den verlorenen menschjpp zich. Gods toorn tegen de zonde, werd alzoö'óp Hem gelegd. In ons verloren-zijrTs^és Hij de mënpch in "de plaats deö menéchen, die de wet in Wanden droeg, pn Gcde eene volkomene géregd h'éid aanbragt.; Daartoe nam Hij den-verloren mensch in zicb op, .stierf met dien mensch detf vervloekten kraisdood, stoud met hem opjn^en nieuw leven, én nam diëm mede op naar den he mel/op dat wij daar in Rem/ons vléesch tót een -onderpand zoudeö|bebben, Vd hier op aarde Zijnen Geest tot een tegeppand,om'te gelóoven dat wij in'Rem een nieiiw schepsel zijn,' bij wien bet oude Voorbij gegaan is.- En nu Zijne onwankelbare liefde,! Ik 'lieb n mij ondertrouwdin eeuwigheid^ geeft aan allen dié hun léven verloren hébben, de zekerheid, dat zijvoortaan nabij God zjjn. Naby God te zjjn is dos/ met Clinstus ver- eemgd te zijn, in Hem'ge Vond en te zijn, nieL meer "hébbende onZe eigen^ geregtigheden, maar geheel de zyóe. Nabij God te zijn is alzoo, van eigen wegen vroomheid af te zijn, en Christus te kennen als den waarachtigen mensch in onze plaats, die met al onze sohuld, en pna geheele verloren-zijn, in het- gerigt Gods getreden is om alles te betalen die daardoor eene Vrije, toegang heeft verworven, om met eene bevredigdé consciëntie, die gereinigd is van doode werken, den levendigen God te die nen; zoo te dienen, dat. wij met alle vrijmoedig heid het dienstwerk staken en Ben eeuwigen sab bat in dit leven aanvangen. Ja, hot fs goed-uaby God te zijn, goed te weten dat er van onzen vervloekten vijgeboon: in eeuwigheid geen vrucht komt, maar dat Hij gezegd heeft .Uwe vrucht is uit mij gevonden. Ik heb u gesteld dat gij zoudfc heengaan ep vrucht dragen en dat uw vrucht blijve Goed is het nabij God te zijn daardoor, dat wij niet meer befc«7<f. ié zuqfiteh ,acfi was ffirót W/fóf zoÉb^lon ik ajjaaf eens goefl-gélotived r did^ietétaveh,. dió-Jé hand dooitboten; y'idle5*wi 'ge^il^eg, ziép, aIs|^è^il^«ifeC^|H®, .Heiü ia: yertt0tt|en^i^ 0^ ■pvèï iets |;^t|fötew£fk® pfefe;A- 'kén znlièh'/;^ó,nï%ff- heS^HetTOir®>gJaa&i En zoo wij nujjog van iets anders willen we- tèh, dhfi vah Jezus: Christns én Dien. gekruisigd, vÜh' óns ^élvbh,' bf wij wel echte bekeerde chris- léneh "zijhdah/zijh^wy "niet'By Av y'kuh- ïi'ep niet met oiis :rólyen. en met 'Hem.b'fe^ Veel op hebben. Twee heeren dienen gaai? uiefT Wij kunnen maar hij een van beiden zijn, -En aijn wij bij ons zelVèn, dan moeten wij zeggen: Het. is .mijgoed-nabij-mijven te ziji>-J—. - Zijn-.wij van ons zelyen. af/^en hebbenSvy, op^Jeven, en alles waaimddë^ij <óhs''Sfelwr ■wrtfóé^tten, - verlo- ren, en 'Hem gevonden, vtui Wihn Moztó'.en de Profeten gesproken hebben/ dan eerst zeggbtL Wij mei een waarachtig hart a,Hefc ié mij goed:Uü- bij Gód tézijn 'V- *,JEen christen ie s^n christendom niet tot politieke partij-lens gebruikt." Zulk een christen die, evenwel de geschiedenis niet schijnt te kennen7 of haar wil'wéghuiche- len, doel in de Oude Goessche Courant de vraag, aan de door be,m.- genoemde, «hoofdmannen der protestantsche "partij" in Zijn district, of het mét de flbeslist-christelijkè" beginselen overeen te 'BrengeTTTaj"dat Wij- de kiezérs .hebben gezegd, «dat de radicalen, die met God en godsdienst spotten, in de vorige Tweede Kamer, het Land reeds op den rand van het verderf gebragt had den, dat liet nog maar zeer kort geduurd Rad of de rpode republiek was geproclameerddun ko ning weg g e4 a&GD, ~en hei Vaderland, welllgtaan de woede van een Jacobijnscken club overgegeven.' De bovengenoemde christen zegt, dat wij,/fob wij deze woorden schreven, wisten, dat ze vain Het eerste tot het laatste. GELOGEN, warén. -. Eiudejijk.vraagt die christen, of feder cmjis- tendora niet beter is, dan een tpositief chrisr iendomdat dergelijke scheltnerijenïn naam dér godsdienst toelaat?* t Wij antwoorden dien chrisien} dat het de GROÊSTE ^CHELMEK^ is, aan het publiek te zeggen, f De man die deze woordeii.schreef," W IöT TOEN HIJ ze $CHREEE, dat ze van hét eerste tot het laatste' GÊLÖG.EN warenj en Wanneer 'A nu de door hem, opgèroepen «hpofdmannen* g^.- tuigenis 'der w,aarheid verlangen (iaf7 te lèggeii, kunnen ze niet anders verklaren ^an:.^NjEEN ZE ZIJN NIET GELOGEN^ want wijjhebbe'n eene geschiedenis van. de ■Eransche.óm wenteling - in ,178.9, e.n die vau ons eigeh Yaderlan^f'/van 1795 achter onsj i^ie ons aanleiding geeft om het volk,vóór het. naar de stembus gaat, zeer ernstig t'e waarschuwen voor de rampen die aan het V.aderland worden toegebragt indien zij ra dicale ongelgk-bewerkers naar de Tweede Kamér zenden want," wat wij gezegd, hebben, is, op grond,der geschiedenis, waarachtig waar Ook de. aanbeveling van den HWr Piclcé, óp eene vrome< maniërris louter spotternij 1.Daarom drin gen wij ernstig, aan op de stemming voor dép Héér Mr. P. II. Saaj'inaus Yador. ii^i- J' 'J

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Goessche Courant | 1868 | | pagina 2