j 1 „Ui it verulc gen t yd Een oud-eilandbewoner weet te vertellen(deel 3) We zijn met deze rubriek in de twee de helft van 1947. De heer C. J. Hoek te Kortgene is in het huwelijk getreden met mej. Franke. Tergelegenheid van deze heugelijke ge beurtenis bracht het muziekgezelschap EMM een serenade, wat beloond werd met een glaasje voor de muzikanten. Op zaterdag 9 augustus is er een „Muziek-, zang- en sportfeest op het landgoed „Sorgwyck" te Wissenkerke. Medewerkenden zijn Apollo, Zang en Vriendschap, Noord-Bevelandse Rijver- eniging en gymnastiekvereniging Vol harding. Om 1 uur moeten alle vereni gingen verzamelen in de Voorstraat. De gezamenlijke afmars is om 1.30 uur. De Oranjevereniging van Kortgene organiseert op zaterdag 2 augustus een rijtoer voor ouden van dagen. Opgave bij P. Wolse, Achterweg, Kortgene. In deze tijd zijn veel jonge mannen naar Indië. Eind 1947 is de toestand zodanig gespannen, dat het bestuur van de Oranjevereniging te Kamperland heeft besloten de feestelijkheden op 1 september (verjaardag H.M. Koningin Wilhelmina) niet door te laten gaan. Velen gaan in die tijd emigreren, het zij naar Canada of Australië, maar en kelen gaan naar Frankrijk. Eén van hen is Karreman uit Kamperland. In de krant staat wekenlang een vervolgver haal over de familie-lotgevallen van hun reis naar La douche France. Onder de titel „Karreman gaat emigreren" worden Karreman en zijn familie ge volgd van huis tot hun nieuwe bestem ming: Ferme Basse Cour, Lourouse, Indré et Loire in Frankrijk. Op 27 september is de opening van het nieuwe sportterrein te Kortgene (bij de molen). Het programma ziet er als volgt uit: 1.30 uur met muziek vanaf de muziektent naar het terrein; 1.45 uur officiële opening door de edelachtbare heer burgemeester van Kortgene; 2 uur korf bal wedstrijd Kats - Tjoba; 3 uur competitiewedstrijd Kortgene I - Kats I. In die weken was Kamperland aan de beurt bij het aanleggen van telefoon. In één uitgave staan dan ook 19 nieuwe telefoonaansluitingen vermeld. HOUT EN AMBACHT. Houtkloven en vlechten. Kloven is een techniek om van bo men planken te maken, ofwel om palen te vervaardigen zonder van een zaag gebruik te maken, waarbij het erom gaat de houtvezels intakt te laten. Voor een geschoolde vakman is het mogelijk om een blok hout van bepaalde bomen, met name dat van de eik, de es en de tamme kastanje, in de lengte te splijten. Dat doet hij door het blad van een bijl of een wig (kegge) in het kopse hout te slaan, en wel precies in de lijn van één der mergstralen. De twee half- cilindervormige blokken worden ver volgens in driehoekige stukken ge kloofd, of men maakt er vlakke plan ken van door middel van een bijl of een beitelvormige hamer, die misschien het beste als „keggehamer" is aan te duiden. Omdat deze methode van ver werking vlug en vrij gemakkelijk in zijn werk gaat en men slechts eenvoudig gereedschap nodig heeft, werd er door de Amerikaanse kolonisten veel gebruik van gemaakt. Palen voor omheiningen, latten, hek ken en slagbomen konden snel gemaakt worden van gerooide bomen. Gekloofde planken werden gebruikt om huizen en schuren te bekleden, terwijl de daken werden belegd met dunne gekloofde dakspanen van cederhout. De ranke twijgen van geselekteerde bomen, vaak van hazelaars en wilgen, kunnen eenvoudig gekloofd of gespleten worden met een mes of een snoeimes, om tot zogenaamde horden vlecht- wanden te worden gevlochten. Terwijl deze horden tegenwoordig als verplaatsbare schuttingen worden ge bruikt, werden ze vroeger meestal ge bruikt voor de wanden van huizen, waarbij ze met leem werden dichtge smeerd (zogenaamd „vakwerk"). Manden, in vele soorten, kunnen van gekloofd en gevlochten hout worden gemaakt. De wilg levert het traditionele hout voor lichte mandjes, maar gekloof de en vervolgens gekookte eiketengels worden gebruikt voor de grotere man den, die in Amerika en Engeland wor den gebruikt voor brandhout en groen ten (zogenaamde „spelk"-manden). Op 2 oktober opent P. H. Coomans te Colijnsplaat zijn geheel vernieuwde en gemoderniseerde zaak in levensmid delen. Uw komst zal ten zeerste op prijs gesteld worden. Op donderdag 6 en zaterdag 8 no vember geeft EMM te Kortgene haar jaarlijkse uitvoeringen. Muziek, toneel, dans, staat boven de advertentie. Het toneelstuk dat opgevoerd zal worden heet „Een huis vol herrie". Pracht klucht in 3 bedrijven. Na afloop bal m.m.v. de ABC-band van Wissenkerke. Zaterdag 22 november geeft Zang vereniging „Zang Veredelt" een uitvoe ring in De Stads wijnkelder. Er wordt een blijspel in twee bedrijven opge voerd: „Van zuinigheid en Wijsheid". D. van Strien te Wissenkerke maakt het geachte publiek bekend, dat hij zijn bakkerij annex kruidenierswaren heeft overgedaan aan J. J. Bebelaar. P. M. de Vos te Kamperland maakt bekend dat hij zijn wagenmakerijzaak gaat beëindigen. Hij dankt een ieder die hem 15 jaar lang zijn vertrouwen hebben geschonken. Garage Augustijn te Kortgene komt voor Noord-Beveland met een primeur. De „Volkswagen" voor maar f 2875. Betrouwbaar in tropische hitte en Si berische koude. Met ingang van 15 december heeft Wed. A. de Schipper te Wissenkerke haar bakkerij en handel in kruideniers waren overgedaan aan de heer A. M. van de Sande. Zij beveelt haar opvol ger ten zeerste aan. De heer A. M. van de Sande maakt bekend dat hij tijdens de opening op 19 en 20 december vele atracties heeft, o.a. mag iedereen die voor f 2.besteedt meeraden naar het aantal bonen in een verzegelde fles. Prijzen zijn taart, tulband etc. Wij zijn hiermee aan het eind van het jaar 1947 gekomen. Nederland on ook Noord-Béveland zitten nog volop in de heropbouw. Veel gezinnen emi greren en veel jongemannen vervullen hun dienstplicht in het verre Indië. Tot ziens in 1948. Kees van Boven meubelstukken listig aangeduid met de naam leunkrukjes, omdat de adel een stoel nog steeds als het privilege stuk van zijn 'klasse beschouwde waren de voorlopers van de Windsor- stoel, 'de eerste stoel die ook binnen het bereikt lag van de eenvoudige landsman. De Windsorstoel versohilt in zijn basiskonstruktie van andere rus tieke meubelen: in plaats van een zware romp van houten planken, werden de poten en de rugspijlen gedraaid en in geboorde gaten in de iepehouten zitting vergaard. Als onvermijdelijk gevolg van de uit gebreide vraag naar stoelen groeide in de 18e eeuw een volksnijverheid in plattelandssteden die met bossen om geven waren. In Engeland werd High Wycombe, gelegen in de beukenwouden van Buckinghamshire, zo'n centrum. En tot op de dag van vandaag handhaaft zich daar een belangrijke meubelin dustrie. Van meet af aan werden Wind- sorstoelen en masse gemaakt. Gespe cialiseerde vaklieden vervaardigden de onderdelen 'die in werkhutten tot stoe len in elkaar werden gezet. Later ge beurde de assemblage in fabrieken. De stoelenmakers werkten meestal thuis,, maar de „bodgers" de mannen die de poten en de spijlen draaiden, richtten, om transportproblemen te ver mijden, in de bossen tijdelijke werk plaatsen op, waarin ze ook woonden. Zulke bodgers werkten gewoonlijk in groepen, geleid door een voorman die bij de „kap" aanwezig was en de ge schikte stammen opkocht. Deze werden dan tot planken voor de zitting ver zaagd, een zwaar karwei, waarbij ge bruik werd gemaakt van een 7 voet lange trekzaag. Ook werden stammen gekloofd in segmenten voor het latere draaiwerk. Met de komst van zware draaibanken, waarop snel en efficiënt gewerkt kon worden, waren de dagen van de bod gers geteld. Aanvankelijk wisten zij zich door hun kwaliteitswerk verzekerd van een bepaalde afzet, maar toen de machinale techniek verbeterde werd de konkurrentie onmogelijk. Vandaag de dag bestaan er nog slechts enkele be oefenaren van deze eens zo florerende toeleveringsindustrie. Op de foto zien wij verder op de ach tergrond het woonhuis met pakhuis „onder één dak" van J. P. Verburg. Met witte letters, van verre in het oog val lend, was op de dakpannen te lezen Z.V. en K.H. (Zeeuwse Voeder en Kunstmest Handel). Deze onderneming resideerde aan de Loskade te Middel burg. In den beginne was Verburg, van huisuit timmerman, filiaalhouder voor de Z.V. en K.H. te Kortgene. Later, met uitbreiding van eigen graan- en kunst mesthandel, werd de „Mon-Désir" ei gendom van J. P. Verburg. Dit scheepje had L. Venteville, beurt schipper van Kamperland op Middel burg, nog op het eind van de vorige eeuw (1895) op een scheepswerf aan de Hollandse IJssel laten bouwen. Met het in gebruikstellen van een nieuw motor schip (de „Resnova") voor deze dienst (begin 1914), verkocht Venteville dit scheepje aan de Z.V. en K.H. te Middel burg, werd later doorverkocht aan J. P. Verbui'g. Door motorbrandstofschaarste tijdens de eerste wereldbrand (1914-1918) er- vaarde Venteville, dat hij te vroeg „het zeil" voor „de motor" had verwisseld. Toch had deze man, zeer gezien te Kamperland, een gezonde zakelijke kijk op de dingen. Bestelde toen vlug een tweede zeilscheepje aan dezelfde werf. Verzorgde noodgedwongen dus, na het in de vaart komen van dit vaartuig, als voorheen per zeil, zijn beurtdienst. Dit tot eind 1918. Zodra weer brand stof verkrijgbaar was voor zijn motor schip, verkocht hij ten tweede male een zeilschip, maar nu naar Yerseke, aan schipper A. de Munck. Deze onderhield hiermede eveneens een wekelijkse beurtdienst, van Yerseke ook op de Zeeuwse hoofdstad. Gaf dit schip de naam „Vrouwe Jozina", genoemd naar zijn echtgenote. Diens opvolger, schip per D. v/d Endt, gaf na overname door hem van deze beurtdienst aan dit in middels van een hulpmotor voorziene scheepje de naam „Catharina", even eens de naam van zijn vrouw. De heer J. de Looff, komend van Kamperland, later employé bij de Prov. Stoomboot diensten, inmiddels met pensioen, ge noot bij v/d Endt aan boord zijn eerste vaaropleiding. Die letters Z.V. en K.H., destijds op dat dak te Kortgene, hoefden dus later niet overgeschilderd te worden. Ver vaagden, als zoveel in het leven, door de tand des tijds. Dan, oost van genoemd gebouw, be vond zich een open ruimte. Daar was een kippenhok met ren. Want naast de zak vallende graankorrels werden in die tijd netjes opgeveegd en dienden dan voor kippevoex*. Weer oost van dat kippenhok liet Verburg wegens uitbrei ding van zijn bedrijf, eveneens ver zonken in de Kaaidijk, een nieuw pak huis bouwen. Men sprak toen van het oude en het nieuwe pakhuis. Weer later werd de kippenhoktussen ruimte volgebouwd met pakhuis en zo kwam het gebouwenkomplex onder één dak. Tijdens de periode 1940-1945 werd het woonhuisgedeelte politiepost. Een maal woedde daar ook brand. Nu rest op deze plaats bar „De Loods". Geheel links op de ansicht is nog een gedeelte van 't „bier-uus" (eens café Havenzicht) zichtbaar. Ook in het oog valt de betonnen beschermingskraag op de kruin van de Kaaidijk als zeewering. Niet zelden, met een noord-wester sa menvallend met springtij, beliep bij hoogwater de gehele kade met zeewa ter. Tot aan, of tegen, de voet van de dijk. Balken dichtten dan het „kaoi- gat" en de vloedplanken kwamen voor de lage deuren bij Vex'burg. Het haven bedrijf lag dan tijdelijk, tot het water weer weggevallen was, stil. Tot zover onze foto. Het is ons bekend, dat onder de zeer ouderen te Kortgene een andere mening bestaat omtrent de volgorde van bouw van het woonhuis-pakhuis komplex van wijlen J. P. Verburg. Zij vergissen zich. Met fotomateriaal kunnen wij de door ons beschreven gang van zaken aan tonen. Nog zij vex-meld dat op een foto van omstreeks 1908 nog niet één steen van bedoeld gebouwenkomplex is te zien. Wij memoreerden al het werkbezoek van een baggermolentje in de haven te Kortgene. Dit was nog in de eerste helft der twintiger jaren. Dit was weer een dorpsgebeux'tenis. „Mè da' dieng kraekte zövee!" Door de op deze wijze uitbaggering van de gehele haven verzakte het dam- wand van de Oudehaven. Zelfs sommi ge vloedpalen gingen „voorover" han gen. Het houten damwand was ook mui*w door paalworm en rattegaten, want deze knaagdieren waren er bij de vleet. Op oude foto's ziet men dan die gammele toestand hier en daar provi sorisch gerepareerd. Nog zien wij voor ons in straaltjes hier en daar door kleine gaatjes, met laagwater, het wa ter naar buiten plassen! Op een zekere dag heeft er aanbeste ding van damwandvernieuwing plaats gevonden. De firma Bleij leven van Raamsdonk bleek de laagste inschrij ver. Verkreeg de klus. Welke muziek voor de melodie heeft gezorgd dat het oude damwand werd gesloopt en het nieuwe, ondieper!, werd geheid, zal wel altijd een raadsel blij ven. Wel vertelde vader ons meermalen dat „dijkbaas" de heer A. Louwers te Kats eens bij de Kortgeense kadever nieuwing kwam kijken. Met hem een praatje maakte. „Wat men hier doet," zei hij, „is onbegrijpelijk. Dit kan nooit houden. Blijft centjes kosten. Men had de oude rommel beter kunnen laten zitten. Hiervóór dan het nieuwe dam wand moeten slaan!" Vandaar dat tot zijn laatste houweel slag stratemaker Toon Rooze aan de haven véél gewerkt heeft! Toen dan Bleijleven met zijn werk zaamheden begon, brak er „op d'ouwe kaoie" voor ons jongens een tijd van veel nieuwigheid aan. Daar verscheen een heistelling, gemonteerd op een drij vend ponton. Hierop bevond zich een hogedruk stoomketeltje. Die voor de benodigde enex'gie voor het trekken van palen en oud damwand moest zorgen en voor de bediening van het heiblok. Dit ging gepaard met veel lawaai, stoomgesis en gefluit. De stoomlier in bedx'ijf was voor ons het einde! De oude palen werden met een strop getrokken. De damwanddelen werden met een soort schaar vastgegrepen. Soms bleef zo'n paal aardig vastzuigen in de Noord-Bevelandse bodem. De voorzijde van het ponton kwam hier door met het bestek tot op de water lijn. Als dan die paal losschoot, het ponton in de hoogte veerde, veroor zaakte dit een golfbeweging. De „heier" tevens schipper van dit werkvaartuig, had ter onderscheiding zo'n oud N.S.- petje op, plat van boven, opstaande rand, zonder distinctieven. Het stoomketelvuur onder de ketel werd aangemaakt met afvalspaanders, afkomstig van de damwanddelen, door drenkt van creosoot. Verder werd het vuur gestookt met grote blokken sa mengeperst kolengruis. Die zomer was het' ouderwets warm, de kreekjes op het schor waren kurkdroog en hun bo dem had een netwerk van scheuren. De heier, steeds staande bij die warme ketel, had het dan ook erg warm. Een fragment uit die tijd is ons altijd bij gebleven. Wij vertoefden in ons een tje bij de werkzaamheden, die wegens schafttijd even stil lagen. Dit was even rust in een wereld vol lawaai! Tegen de glooiende afgraving achter het dam wand lag een nog stuiptrekkend jong ratje. Zeker pas zo goed als doodge knuppeld. Naast dit haast dode diertje ging de aarde bewegen. Wij hielden ons, gefascineerd, doodstil. Een kleine rat (broertje, zusje?) kwam tevoorschijn, spiedde even rond en toen verschenen uit hetzelfde verse gaatje nog twee ratjes. Ze grepen met de bekjes het stuiptrekkende soortgenootje aan de staart vast en achteruit sjorrend ver dween de familie weer in de aarde. Daarna viel dat gaatje dicht. Vanaf die tijd interesseerden wij ons nog meer voor het rijk der dieren. Maar het leven gaat verder. Bleij leven verdween met zijn hei-toestand weer te Kortgene. Men had een ver nieuwd kadedamwand, de bestrating lag er weer zacht glooiend, maar strak, bij. Het water steeg in de haven, het daalde Met hoogwater had het nieuwe dam wand een evenredige druk: van buiten af door het water, van binnenaf door de grond-opvulling. Maar met laagwa ter bestond die druk maar aan één zijde door de Noord-Bevelandse kluit. Zo zal het wel begonnen zijn. dat „wel len" onderdoor het minder diepsteken de damwand. Daar kwamen pex'iodiek verzakkingen en putten in de bestra ting. Waarin wel eens stenen voorgoed zijn verdwenen. Alternatief: van boven af opvullen met zand. Toon Rooze was weer met kruiwagen, schop en houweel, verschenen om de bestrating weermaals te effenen. De vroede vaderen van Kortgene zijn dit wel eens beu geworden. In een kadeprobleem-raadszitting werd beslist dat het damwand steviger verankerd zou worden. Dit werd nu verzorgd door timmerman-aannemer J. de Kater (1928) te Kortgene. Enkele meters uit de voet van de Kaaidijk werden in het haven terrein putten gegraven en hierin ste vige palen geheid. Nu verscheen er aan het front een eigen heistelling, met een met de hand te bedienen heiblok. Daar moest eender gericht, door wij menen twaalf man, aan „de tui" ge trokken worden. Om dit te bereiken was er „een zanger" nodig. Die zorg droeg voor het juiste trek-ritme. Op dit zingen komen wij dadelijk terug. Van die diep en stevig in de bodem geheide palen leidden ijzeren staven naar het damwand. Aan de buitenkant hiervan werden stalen plaatjes gemon teerd, uitkomend op de al aanwezige dikke dwarsligger. Door deze plaatjes mondden die staven, met op het eind voorzien van een schroefdraad, uit. Rin gen werden om de staafeinden aange bracht en de passende moeren stevig aangedraaid. Zodat de staven strak kwamen. Was nu het kadeleed geleden? Nim mer is de kwaal geheel genezen. Wij herinneren ons dat later genoemde plaatjes, door de grote spanning op het damwand, centimeters diep in die dwarsligger waren getrokken. Hij, die nu zong bij dit heiwerk was wijlen Jacobus Welleman. In het dage lijks leven was hij van beroep metse laar bij dezelfde timmerman-aanne mer. Vele muren voor behuizing zijn te Kortgene mede door hem opgetrok ken. Vele bouwstenen gingen door de jaren heen door zijn handen. Welleman nu had ook een geschikte stem voor het zingen. Krachtig en hij kon op maat wijs houden. Al eigenschappen voor dit werk onontbeerlijk. Enhij had geen last van plankenkoorts! Probeert u maar eens zo in eigen omgeving, in het openbaar, te gaan zingen? Omge ven door tal van, soms kritische, be langstellenden? Met behulp van de heer C. Welleman uit Kortgene, die hiervoor zelfs zijn verdere familie raadpleegde, volgt nu het hei-lied. Bijna in vergetelheid ver loren gegaan. Want in de na-oorlogse samenleving behielpen wij ons steeds minder met handkracht. Moest nu „een torn" geheid worden, dan kommandeerde Welleman: „Aan de tuien!" De mannen trokken dan het jasje uit, behalve Welleman zelf, want hij kreeg het tijdens het zingen niet warm. Probeert u bij lezing van het lied in gedachten na elke regel eens „pats" te horen? Want dan kwam steeds het heiblok op het paalhoofd neer. Het heilied- van Kortgene. Haal op die hei, hij is er gewassen, al in de klei. Al in de grond, 'k wou dat die paal, van hoogte stond. En dat is één, en één is geen, maar twee is beter, dat weet ik zeker. En dat is drie, die dolle Marie, krabt aan haar billen, dat het schande was. En dat is vier, geeft weinig vertier. En dat is vijf, zo staat ie stijf. En dat is zes, straks komt de baas, met de volle fles. En dat is zeven, die valt niet tegen. En dat is acht, maar een touwtjes kracht! En dat is negen, die heeft mijn zegen. En dat is tien, nu zal je wat zien. En dat is elf, hij zakt niet vanzelf. Nog twaalf slagen, kan die paal best verdragen. Dan zal ik roepen: hoogop en net, strijken en zet! Daarna rolden sommige trekkers met de tong de tabakspruim eens van de ene naar de andere zijde van de mond, lieten allen hun tui los en trokken tij dens het uitblazen het jasje weer even aan. Wij hadden te Wolphaartsdijk een kinderloos echtpaar als oom en tante. Vooral die oom bezag het leven op zijn eigen vrolijke manier. Hij zowel als tante Kee waren gek op kinderen. En de kinderen op hen! Zo mochten mijn oudste broer en ik wel eens met een weekend een nachtje overkomen. Wel moest broer Kees dan zijn viool en ik de trekharmonika mee brengen. Oom had dan voor de zater dagavond wat meerdere familieleden bijeen getrommeld. Want „die guus" van Noord-Beveland kwamen spelen! Voor één lied had oom Adriaan hele maal een zwak. Steevast moest dit ge speeld worden: Heb medelij' Jet, heb medelij' Jet, is er voor mij nu geen plaats meer in bed? Enz. Dit vond hij prachtig, sloeg met de handen op de knieën en zei dan grin nikend: „Ik zie die sukkel van Jet daar al bezig!" Om elf uur in de avond gin gen de gasten opbreken, was „het feest" afgelopen. Na het afwassen lagen oom en tante in de ene bedstede van de huiskamer en wij in de andere. Stil letjes wachtten wij op de stem van oom, want het volgende had hij al van ons geleerd. Dan hoorden wij: „Haal op die hei, boem!" Broer Kees deklameerde dan de volgende regels verder en deze jongen zei dan na elke regel „boem" of „pats". Dan lagen oom en tante gewoon te schuddebolderen van het lachen en moesten wij telkens van vooraf begin nen. Totde hangklok in de huis kamer intiem de twaalf slagen liet ho ren. Dan zei oom: „Jongens, nu is het zondag, stil zijn en gaan slapen!" Ook hierdoor zijn wij „Het hei-lied van Kortgene" nimmer vergeten. Oom en tante, zo ook broer Kees, zijn weer allang ter ziele. Als weer een droge zomer daar was, kwam vooral bij de grote gezinnen de regenbak al gauw leeg tot op de bodem, kon dan schoon gedweild wor den. De weduwe Bouwense, kosteres der Ned. Herv. Kerk, kreeg het dan druk. Velen kwamen bij haar dan wa ter halen uit de grote „kerkebak". Voor enkele centen kreeg men de emmer vol. Ook wij hebben in die periodes vele keren met het juk op de schouders ge lopen. Op een partikulier adres werd ook drinkwater verkocht. Geraakte ook deze dorpsvoorraad uitgeput, dan spoelde vader, en ook het pex'soneel van de „Rival", van de dorps- café's geleende houten bierfusten schoon, laadden die in de roeiboot en sloep en werd er, met wassend getij beginnend, naar de Wolphaartsdijkse haven geroeid voor vulling van die fusten met leidingwater. Betalen moest men dit in het veerhuis bij v/d Voorde, die daar ter plaatse ook havenmeester was. Zo dan op de Zandkreek geen golf beweging was, werden de geroeide volg boten „tot het randje" afgeladen. Een sport op zichzelf. Toen was het met het water voor konsumptie je wel behelpen! "Wij weten dat, in wel iets andere omstandigheden, vóór Noord-Beveland op het drinkwaternet was aangesloten, te Kamperland wel eens een kwartje voor een emmertje helder drinkwater betaald moest worden. Wat dient dan nu, na aansluiting op het drinkwaternet, het gemak de bur ger! Men draait een kraan open en ziet, het water stroomt. De jongeren onder ons weten niet beter of dit hoort zo. Maar de ouderen weten dat, in tegen stelling tot voorheen, ook met de drink watervoorziening op ons voormalig ei land veel werd verbeterd. P. C. Noordhoek, Zierikzee. (Wordt vervolgd) De stoelenmaker. Eeuwenlang bleef het bezit van stoe len voorbehouden aan de hogere stan den, het hof, de adel en de hoge gees telijkheid. In lagere sociale regionen moest men zich tevreden stellen met zware eiken banken en lage krukjes. In de 16e eeuw werd geleidelijk aan het krukje verder ontwikkeld eri van een rugleuning voorzien. Deze nieuwe Dit was het laatste artikel uit de serie Houtwijzers. Wij hopen, dat wij u het afgelopen jaar nuttige inforunatie 'heb ben gegeven over hout. Heeft u nog vragen, dan kunt u altijd terecht bij het Centrum Hout, Postbus 401, 1400 AK Bussum, Telefoon 02159 - 48704.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1985 | | pagina 6