j
1
„Ui
it verulc
gen t
yd
Een oud-eilandbewoner
weet te vertellen(deel 3)
We zijn met deze rubriek in de twee
de helft van 1947.
De heer C. J. Hoek te Kortgene is in
het huwelijk getreden met mej. Franke.
Tergelegenheid van deze heugelijke ge
beurtenis bracht het muziekgezelschap
EMM een serenade, wat beloond werd
met een glaasje voor de muzikanten.
Op zaterdag 9 augustus is er een
„Muziek-, zang- en sportfeest op het
landgoed „Sorgwyck" te Wissenkerke.
Medewerkenden zijn Apollo, Zang en
Vriendschap, Noord-Bevelandse Rijver-
eniging en gymnastiekvereniging Vol
harding. Om 1 uur moeten alle vereni
gingen verzamelen in de Voorstraat.
De gezamenlijke afmars is om 1.30 uur.
De Oranjevereniging van Kortgene
organiseert op zaterdag 2 augustus een
rijtoer voor ouden van dagen. Opgave
bij P. Wolse, Achterweg, Kortgene.
In deze tijd zijn veel jonge mannen
naar Indië. Eind 1947 is de toestand
zodanig gespannen, dat het bestuur van
de Oranjevereniging te Kamperland
heeft besloten de feestelijkheden op 1
september (verjaardag H.M. Koningin
Wilhelmina) niet door te laten gaan.
Velen gaan in die tijd emigreren, het
zij naar Canada of Australië, maar en
kelen gaan naar Frankrijk. Eén van hen
is Karreman uit Kamperland. In de
krant staat wekenlang een vervolgver
haal over de familie-lotgevallen van
hun reis naar La douche France. Onder
de titel „Karreman gaat emigreren"
worden Karreman en zijn familie ge
volgd van huis tot hun nieuwe bestem
ming: Ferme Basse Cour, Lourouse,
Indré et Loire in Frankrijk.
Op 27 september is de opening van
het nieuwe sportterrein te Kortgene (bij
de molen). Het programma ziet er als
volgt uit: 1.30 uur met muziek vanaf de
muziektent naar het terrein; 1.45 uur
officiële opening door de edelachtbare
heer burgemeester van Kortgene; 2 uur
korf bal wedstrijd Kats - Tjoba; 3 uur
competitiewedstrijd Kortgene I - Kats I.
In die weken was Kamperland aan
de beurt bij het aanleggen van telefoon.
In één uitgave staan dan ook 19 nieuwe
telefoonaansluitingen vermeld.
HOUT EN AMBACHT.
Houtkloven en vlechten.
Kloven is een techniek om van bo
men planken te maken, ofwel om palen
te vervaardigen zonder van een zaag
gebruik te maken, waarbij het erom
gaat de houtvezels intakt te laten. Voor
een geschoolde vakman is het mogelijk
om een blok hout van bepaalde bomen,
met name dat van de eik, de es en de
tamme kastanje, in de lengte te splijten.
Dat doet hij door het blad van een
bijl of een wig (kegge) in het kopse
hout te slaan, en wel precies in de lijn
van één der mergstralen. De twee half-
cilindervormige blokken worden ver
volgens in driehoekige stukken ge
kloofd, of men maakt er vlakke plan
ken van door middel van een bijl of
een beitelvormige hamer, die misschien
het beste als „keggehamer" is aan te
duiden. Omdat deze methode van ver
werking vlug en vrij gemakkelijk in zijn
werk gaat en men slechts eenvoudig
gereedschap nodig heeft, werd er door
de Amerikaanse kolonisten veel gebruik
van gemaakt.
Palen voor omheiningen, latten, hek
ken en slagbomen konden snel gemaakt
worden van gerooide bomen. Gekloofde
planken werden gebruikt om huizen en
schuren te bekleden, terwijl de daken
werden belegd met dunne gekloofde
dakspanen van cederhout.
De ranke twijgen van geselekteerde
bomen, vaak van hazelaars en wilgen,
kunnen eenvoudig gekloofd of gespleten
worden met een mes of een snoeimes,
om tot zogenaamde horden vlecht-
wanden te worden gevlochten.
Terwijl deze horden tegenwoordig als
verplaatsbare schuttingen worden ge
bruikt, werden ze vroeger meestal ge
bruikt voor de wanden van huizen,
waarbij ze met leem werden dichtge
smeerd (zogenaamd „vakwerk").
Manden, in vele soorten, kunnen van
gekloofd en gevlochten hout worden
gemaakt. De wilg levert het traditionele
hout voor lichte mandjes, maar gekloof
de en vervolgens gekookte eiketengels
worden gebruikt voor de grotere man
den, die in Amerika en Engeland wor
den gebruikt voor brandhout en groen
ten (zogenaamde „spelk"-manden).
Op 2 oktober opent P. H. Coomans
te Colijnsplaat zijn geheel vernieuwde
en gemoderniseerde zaak in levensmid
delen. Uw komst zal ten zeerste op prijs
gesteld worden.
Op donderdag 6 en zaterdag 8 no
vember geeft EMM te Kortgene haar
jaarlijkse uitvoeringen. Muziek, toneel,
dans, staat boven de advertentie. Het
toneelstuk dat opgevoerd zal worden
heet „Een huis vol herrie". Pracht
klucht in 3 bedrijven. Na afloop bal
m.m.v. de ABC-band van Wissenkerke.
Zaterdag 22 november geeft Zang
vereniging „Zang Veredelt" een uitvoe
ring in De Stads wijnkelder. Er wordt
een blijspel in twee bedrijven opge
voerd: „Van zuinigheid en Wijsheid".
D. van Strien te Wissenkerke maakt
het geachte publiek bekend, dat hij zijn
bakkerij annex kruidenierswaren heeft
overgedaan aan J. J. Bebelaar.
P. M. de Vos te Kamperland maakt
bekend dat hij zijn wagenmakerijzaak
gaat beëindigen. Hij dankt een ieder
die hem 15 jaar lang zijn vertrouwen
hebben geschonken.
Garage Augustijn te Kortgene komt
voor Noord-Beveland met een primeur.
De „Volkswagen" voor maar f 2875.
Betrouwbaar in tropische hitte en Si
berische koude.
Met ingang van 15 december heeft
Wed. A. de Schipper te Wissenkerke
haar bakkerij en handel in kruideniers
waren overgedaan aan de heer A. M.
van de Sande. Zij beveelt haar opvol
ger ten zeerste aan. De heer A. M. van
de Sande maakt bekend dat hij tijdens
de opening op 19 en 20 december vele
atracties heeft, o.a. mag iedereen die
voor f 2.besteedt meeraden naar het
aantal bonen in een verzegelde fles.
Prijzen zijn taart, tulband etc.
Wij zijn hiermee aan het eind van
het jaar 1947 gekomen. Nederland on
ook Noord-Béveland zitten nog volop
in de heropbouw. Veel gezinnen emi
greren en veel jongemannen vervullen
hun dienstplicht in het verre Indië.
Tot ziens in 1948.
Kees van Boven
meubelstukken listig aangeduid met
de naam leunkrukjes, omdat de adel
een stoel nog steeds als het privilege
stuk van zijn 'klasse beschouwde
waren de voorlopers van de Windsor-
stoel, 'de eerste stoel die ook binnen
het bereikt lag van de eenvoudige
landsman. De Windsorstoel versohilt in
zijn basiskonstruktie van andere rus
tieke meubelen: in plaats van een zware
romp van houten planken, werden de
poten en de rugspijlen gedraaid en in
geboorde gaten in de iepehouten zitting
vergaard.
Als onvermijdelijk gevolg van de uit
gebreide vraag naar stoelen groeide in
de 18e eeuw een volksnijverheid in
plattelandssteden die met bossen om
geven waren. In Engeland werd High
Wycombe, gelegen in de beukenwouden
van Buckinghamshire, zo'n centrum. En
tot op de dag van vandaag handhaaft
zich daar een belangrijke meubelin
dustrie. Van meet af aan werden Wind-
sorstoelen en masse gemaakt. Gespe
cialiseerde vaklieden vervaardigden de
onderdelen 'die in werkhutten tot stoe
len in elkaar werden gezet. Later ge
beurde de assemblage in fabrieken.
De stoelenmakers werkten meestal
thuis,, maar de „bodgers" de mannen
die de poten en de spijlen draaiden,
richtten, om transportproblemen te ver
mijden, in de bossen tijdelijke werk
plaatsen op, waarin ze ook woonden.
Zulke bodgers werkten gewoonlijk in
groepen, geleid door een voorman die
bij de „kap" aanwezig was en de ge
schikte stammen opkocht. Deze werden
dan tot planken voor de zitting ver
zaagd, een zwaar karwei, waarbij ge
bruik werd gemaakt van een 7 voet
lange trekzaag. Ook werden stammen
gekloofd in segmenten voor het latere
draaiwerk.
Met de komst van zware draaibanken,
waarop snel en efficiënt gewerkt kon
worden, waren de dagen van de bod
gers geteld. Aanvankelijk wisten zij
zich door hun kwaliteitswerk verzekerd
van een bepaalde afzet, maar toen de
machinale techniek verbeterde werd de
konkurrentie onmogelijk. Vandaag de
dag bestaan er nog slechts enkele be
oefenaren van deze eens zo florerende
toeleveringsindustrie.
Op de foto zien wij verder op de ach
tergrond het woonhuis met pakhuis
„onder één dak" van J. P. Verburg. Met
witte letters, van verre in het oog val
lend, was op de dakpannen te lezen
Z.V. en K.H. (Zeeuwse Voeder en
Kunstmest Handel). Deze onderneming
resideerde aan de Loskade te Middel
burg. In den beginne was Verburg, van
huisuit timmerman, filiaalhouder voor
de Z.V. en K.H. te Kortgene. Later, met
uitbreiding van eigen graan- en kunst
mesthandel, werd de „Mon-Désir" ei
gendom van J. P. Verburg.
Dit scheepje had L. Venteville, beurt
schipper van Kamperland op Middel
burg, nog op het eind van de vorige
eeuw (1895) op een scheepswerf aan de
Hollandse IJssel laten bouwen. Met het
in gebruikstellen van een nieuw motor
schip (de „Resnova") voor deze dienst
(begin 1914), verkocht Venteville dit
scheepje aan de Z.V. en K.H. te Middel
burg, werd later doorverkocht aan J.
P. Verbui'g.
Door motorbrandstofschaarste tijdens
de eerste wereldbrand (1914-1918) er-
vaarde Venteville, dat hij te vroeg „het
zeil" voor „de motor" had verwisseld.
Toch had deze man, zeer gezien te
Kamperland, een gezonde zakelijke kijk
op de dingen. Bestelde toen vlug een
tweede zeilscheepje aan dezelfde werf.
Verzorgde noodgedwongen dus, na het
in de vaart komen van dit vaartuig,
als voorheen per zeil, zijn beurtdienst.
Dit tot eind 1918. Zodra weer brand
stof verkrijgbaar was voor zijn motor
schip, verkocht hij ten tweede male een
zeilschip, maar nu naar Yerseke, aan
schipper A. de Munck. Deze onderhield
hiermede eveneens een wekelijkse
beurtdienst, van Yerseke ook op de
Zeeuwse hoofdstad. Gaf dit schip de
naam „Vrouwe Jozina", genoemd naar
zijn echtgenote. Diens opvolger, schip
per D. v/d Endt, gaf na overname door
hem van deze beurtdienst aan dit in
middels van een hulpmotor voorziene
scheepje de naam „Catharina", even
eens de naam van zijn vrouw. De heer
J. de Looff, komend van Kamperland,
later employé bij de Prov. Stoomboot
diensten, inmiddels met pensioen, ge
noot bij v/d Endt aan boord zijn eerste
vaaropleiding.
Die letters Z.V. en K.H., destijds op
dat dak te Kortgene, hoefden dus later
niet overgeschilderd te worden. Ver
vaagden, als zoveel in het leven, door
de tand des tijds.
Dan, oost van genoemd gebouw, be
vond zich een open ruimte. Daar was
een kippenhok met ren. Want naast de
zak vallende graankorrels werden in
die tijd netjes opgeveegd en dienden
dan voor kippevoex*. Weer oost van dat
kippenhok liet Verburg wegens uitbrei
ding van zijn bedrijf, eveneens ver
zonken in de Kaaidijk, een nieuw pak
huis bouwen. Men sprak toen van het
oude en het nieuwe pakhuis.
Weer later werd de kippenhoktussen
ruimte volgebouwd met pakhuis en zo
kwam het gebouwenkomplex onder één
dak. Tijdens de periode 1940-1945 werd
het woonhuisgedeelte politiepost. Een
maal woedde daar ook brand. Nu rest
op deze plaats bar „De Loods".
Geheel links op de ansicht is nog een
gedeelte van 't „bier-uus" (eens café
Havenzicht) zichtbaar. Ook in het oog
valt de betonnen beschermingskraag op
de kruin van de Kaaidijk als zeewering.
Niet zelden, met een noord-wester sa
menvallend met springtij, beliep bij
hoogwater de gehele kade met zeewa
ter. Tot aan, of tegen, de voet van de
dijk. Balken dichtten dan het „kaoi-
gat" en de vloedplanken kwamen voor
de lage deuren bij Vex'burg. Het haven
bedrijf lag dan tijdelijk, tot het water
weer weggevallen was, stil.
Tot zover onze foto.
Het is ons bekend, dat onder de zeer
ouderen te Kortgene een andere mening
bestaat omtrent de volgorde van bouw
van het woonhuis-pakhuis komplex van
wijlen J. P. Verburg. Zij vergissen zich.
Met fotomateriaal kunnen wij de door
ons beschreven gang van zaken aan
tonen. Nog zij vex-meld dat op een foto
van omstreeks 1908 nog niet één steen
van bedoeld gebouwenkomplex is te
zien.
Wij memoreerden al het werkbezoek
van een baggermolentje in de haven te
Kortgene. Dit was nog in de eerste helft
der twintiger jaren. Dit was weer een
dorpsgebeux'tenis. „Mè da' dieng kraekte
zövee!"
Door de op deze wijze uitbaggering
van de gehele haven verzakte het dam-
wand van de Oudehaven. Zelfs sommi
ge vloedpalen gingen „voorover" han
gen. Het houten damwand was ook
mui*w door paalworm en rattegaten,
want deze knaagdieren waren er bij de
vleet. Op oude foto's ziet men dan die
gammele toestand hier en daar provi
sorisch gerepareerd. Nog zien wij voor
ons in straaltjes hier en daar door
kleine gaatjes, met laagwater, het wa
ter naar buiten plassen!
Op een zekere dag heeft er aanbeste
ding van damwandvernieuwing plaats
gevonden. De firma Bleij leven van
Raamsdonk bleek de laagste inschrij
ver. Verkreeg de klus.
Welke muziek voor de melodie heeft
gezorgd dat het oude damwand werd
gesloopt en het nieuwe, ondieper!, werd
geheid, zal wel altijd een raadsel blij
ven. Wel vertelde vader ons meermalen
dat „dijkbaas" de heer A. Louwers te
Kats eens bij de Kortgeense kadever
nieuwing kwam kijken. Met hem een
praatje maakte. „Wat men hier doet,"
zei hij, „is onbegrijpelijk. Dit kan nooit
houden. Blijft centjes kosten. Men had
de oude rommel beter kunnen laten
zitten. Hiervóór dan het nieuwe dam
wand moeten slaan!"
Vandaar dat tot zijn laatste houweel
slag stratemaker Toon Rooze aan de
haven véél gewerkt heeft!
Toen dan Bleijleven met zijn werk
zaamheden begon, brak er „op d'ouwe
kaoie" voor ons jongens een tijd van
veel nieuwigheid aan. Daar verscheen
een heistelling, gemonteerd op een drij
vend ponton. Hierop bevond zich een
hogedruk stoomketeltje. Die voor de
benodigde enex'gie voor het trekken van
palen en oud damwand moest zorgen
en voor de bediening van het heiblok.
Dit ging gepaard met veel lawaai,
stoomgesis en gefluit. De stoomlier in
bedx'ijf was voor ons het einde!
De oude palen werden met een strop
getrokken. De damwanddelen werden
met een soort schaar vastgegrepen.
Soms bleef zo'n paal aardig vastzuigen
in de Noord-Bevelandse bodem. De
voorzijde van het ponton kwam hier
door met het bestek tot op de water
lijn. Als dan die paal losschoot, het
ponton in de hoogte veerde, veroor
zaakte dit een golfbeweging. De „heier"
tevens schipper van dit werkvaartuig,
had ter onderscheiding zo'n oud N.S.-
petje op, plat van boven, opstaande
rand, zonder distinctieven.
Het stoomketelvuur onder de ketel
werd aangemaakt met afvalspaanders,
afkomstig van de damwanddelen, door
drenkt van creosoot. Verder werd het
vuur gestookt met grote blokken sa
mengeperst kolengruis. Die zomer was
het' ouderwets warm, de kreekjes op
het schor waren kurkdroog en hun bo
dem had een netwerk van scheuren.
De heier, steeds staande bij die warme
ketel, had het dan ook erg warm.
Een fragment uit die tijd is ons altijd
bij gebleven. Wij vertoefden in ons een
tje bij de werkzaamheden, die wegens
schafttijd even stil lagen. Dit was even
rust in een wereld vol lawaai! Tegen
de glooiende afgraving achter het dam
wand lag een nog stuiptrekkend jong
ratje. Zeker pas zo goed als doodge
knuppeld. Naast dit haast dode diertje
ging de aarde bewegen. Wij hielden ons,
gefascineerd, doodstil. Een kleine rat
(broertje, zusje?) kwam tevoorschijn,
spiedde even rond en toen verschenen
uit hetzelfde verse gaatje nog twee
ratjes. Ze grepen met de bekjes het
stuiptrekkende soortgenootje aan de
staart vast en achteruit sjorrend ver
dween de familie weer in de aarde.
Daarna viel dat gaatje dicht. Vanaf die
tijd interesseerden wij ons nog meer
voor het rijk der dieren.
Maar het leven gaat verder. Bleij
leven verdween met zijn hei-toestand
weer te Kortgene. Men had een ver
nieuwd kadedamwand, de bestrating lag
er weer zacht glooiend, maar strak, bij.
Het water steeg in de haven, het daalde
Met hoogwater had het nieuwe dam
wand een evenredige druk: van buiten
af door het water, van binnenaf door
de grond-opvulling. Maar met laagwa
ter bestond die druk maar aan één
zijde door de Noord-Bevelandse kluit.
Zo zal het wel begonnen zijn. dat „wel
len" onderdoor het minder diepsteken
de damwand. Daar kwamen pex'iodiek
verzakkingen en putten in de bestra
ting. Waarin wel eens stenen voorgoed
zijn verdwenen. Alternatief: van boven
af opvullen met zand. Toon Rooze was
weer met kruiwagen, schop en houweel,
verschenen om de bestrating weermaals
te effenen.
De vroede vaderen van Kortgene zijn
dit wel eens beu geworden. In een
kadeprobleem-raadszitting werd beslist
dat het damwand steviger verankerd
zou worden. Dit werd nu verzorgd door
timmerman-aannemer J. de Kater (1928)
te Kortgene. Enkele meters uit de voet
van de Kaaidijk werden in het haven
terrein putten gegraven en hierin ste
vige palen geheid. Nu verscheen er
aan het front een eigen heistelling, met
een met de hand te bedienen heiblok.
Daar moest eender gericht, door wij
menen twaalf man, aan „de tui" ge
trokken worden. Om dit te bereiken
was er „een zanger" nodig. Die zorg
droeg voor het juiste trek-ritme. Op
dit zingen komen wij dadelijk terug.
Van die diep en stevig in de bodem
geheide palen leidden ijzeren staven
naar het damwand. Aan de buitenkant
hiervan werden stalen plaatjes gemon
teerd, uitkomend op de al aanwezige
dikke dwarsligger. Door deze plaatjes
mondden die staven, met op het eind
voorzien van een schroefdraad, uit. Rin
gen werden om de staafeinden aange
bracht en de passende moeren stevig
aangedraaid. Zodat de staven strak
kwamen.
Was nu het kadeleed geleden? Nim
mer is de kwaal geheel genezen. Wij
herinneren ons dat later genoemde
plaatjes, door de grote spanning op het
damwand, centimeters diep in die
dwarsligger waren getrokken.
Hij, die nu zong bij dit heiwerk was
wijlen Jacobus Welleman. In het dage
lijks leven was hij van beroep metse
laar bij dezelfde timmerman-aanne
mer. Vele muren voor behuizing zijn
te Kortgene mede door hem opgetrok
ken. Vele bouwstenen gingen door de
jaren heen door zijn handen. Welleman
nu had ook een geschikte stem voor
het zingen. Krachtig en hij kon op maat
wijs houden. Al eigenschappen voor dit
werk onontbeerlijk. Enhij had geen
last van plankenkoorts! Probeert u
maar eens zo in eigen omgeving, in
het openbaar, te gaan zingen? Omge
ven door tal van, soms kritische, be
langstellenden?
Met behulp van de heer C. Welleman
uit Kortgene, die hiervoor zelfs zijn
verdere familie raadpleegde, volgt nu
het hei-lied. Bijna in vergetelheid ver
loren gegaan. Want in de na-oorlogse
samenleving behielpen wij ons steeds
minder met handkracht.
Moest nu „een torn" geheid worden,
dan kommandeerde Welleman: „Aan de
tuien!" De mannen trokken dan het
jasje uit, behalve Welleman zelf, want
hij kreeg het tijdens het zingen niet
warm. Probeert u bij lezing van het
lied in gedachten na elke regel eens
„pats" te horen? Want dan kwam steeds
het heiblok op het paalhoofd neer.
Het heilied- van Kortgene.
Haal op die hei,
hij is er gewassen,
al in de klei.
Al in de grond,
'k wou dat die paal,
van hoogte stond.
En dat is één,
en één is geen,
maar twee is beter,
dat weet ik zeker.
En dat is drie,
die dolle Marie,
krabt aan haar billen,
dat het schande was.
En dat is vier,
geeft weinig vertier.
En dat is vijf,
zo staat ie stijf.
En dat is zes,
straks komt de baas,
met de volle fles.
En dat is zeven,
die valt niet tegen.
En dat is acht,
maar een touwtjes kracht!
En dat is negen,
die heeft mijn zegen.
En dat is tien,
nu zal je wat zien.
En dat is elf,
hij zakt niet vanzelf.
Nog twaalf slagen,
kan die paal best verdragen.
Dan zal ik roepen:
hoogop en net,
strijken en zet!
Daarna rolden sommige trekkers met
de tong de tabakspruim eens van de
ene naar de andere zijde van de mond,
lieten allen hun tui los en trokken tij
dens het uitblazen het jasje weer even
aan.
Wij hadden te Wolphaartsdijk een
kinderloos echtpaar als oom en tante.
Vooral die oom bezag het leven op zijn
eigen vrolijke manier. Hij zowel als
tante Kee waren gek op kinderen. En
de kinderen op hen!
Zo mochten mijn oudste broer en ik
wel eens met een weekend een nachtje
overkomen. Wel moest broer Kees dan
zijn viool en ik de trekharmonika mee
brengen. Oom had dan voor de zater
dagavond wat meerdere familieleden
bijeen getrommeld. Want „die guus" van
Noord-Beveland kwamen spelen!
Voor één lied had oom Adriaan hele
maal een zwak. Steevast moest dit ge
speeld worden:
Heb medelij' Jet, heb medelij' Jet,
is er voor mij nu geen plaats meer in
bed? Enz.
Dit vond hij prachtig, sloeg met de
handen op de knieën en zei dan grin
nikend: „Ik zie die sukkel van Jet daar
al bezig!" Om elf uur in de avond gin
gen de gasten opbreken, was „het feest"
afgelopen. Na het afwassen lagen oom
en tante in de ene bedstede van de
huiskamer en wij in de andere. Stil
letjes wachtten wij op de stem van oom,
want het volgende had hij al van ons
geleerd. Dan hoorden wij: „Haal op die
hei, boem!" Broer Kees deklameerde
dan de volgende regels verder en deze
jongen zei dan na elke regel „boem"
of „pats".
Dan lagen oom en tante gewoon te
schuddebolderen van het lachen en
moesten wij telkens van vooraf begin
nen. Totde hangklok in de huis
kamer intiem de twaalf slagen liet ho
ren. Dan zei oom: „Jongens, nu is het
zondag, stil zijn en gaan slapen!"
Ook hierdoor zijn wij „Het hei-lied
van Kortgene" nimmer vergeten. Oom
en tante, zo ook broer Kees, zijn weer
allang ter ziele.
Als weer een droge zomer daar
was, kwam vooral bij de grote gezinnen
de regenbak al gauw leeg tot op de
bodem, kon dan schoon gedweild wor
den. De weduwe Bouwense, kosteres
der Ned. Herv. Kerk, kreeg het dan
druk. Velen kwamen bij haar dan wa
ter halen uit de grote „kerkebak". Voor
enkele centen kreeg men de emmer vol.
Ook wij hebben in die periodes vele
keren met het juk op de schouders ge
lopen. Op een partikulier adres werd
ook drinkwater verkocht.
Geraakte ook deze dorpsvoorraad
uitgeput, dan spoelde vader, en ook het
pex'soneel van de „Rival", van de dorps-
café's geleende houten bierfusten
schoon, laadden die in de roeiboot en
sloep en werd er, met wassend getij
beginnend, naar de Wolphaartsdijkse
haven geroeid voor vulling van die
fusten met leidingwater. Betalen moest
men dit in het veerhuis bij v/d Voorde,
die daar ter plaatse ook havenmeester
was.
Zo dan op de Zandkreek geen golf
beweging was, werden de geroeide volg
boten „tot het randje" afgeladen. Een
sport op zichzelf. Toen was het met het
water voor konsumptie je wel behelpen!
"Wij weten dat, in wel iets andere
omstandigheden, vóór Noord-Beveland
op het drinkwaternet was aangesloten,
te Kamperland wel eens een kwartje
voor een emmertje helder drinkwater
betaald moest worden.
Wat dient dan nu, na aansluiting op
het drinkwaternet, het gemak de bur
ger! Men draait een kraan open en ziet,
het water stroomt. De jongeren onder
ons weten niet beter of dit hoort zo.
Maar de ouderen weten dat, in tegen
stelling tot voorheen, ook met de drink
watervoorziening op ons voormalig ei
land veel werd verbeterd.
P. C. Noordhoek, Zierikzee.
(Wordt vervolgd)
De stoelenmaker.
Eeuwenlang bleef het bezit van stoe
len voorbehouden aan de hogere stan
den, het hof, de adel en de hoge gees
telijkheid. In lagere sociale regionen
moest men zich tevreden stellen met
zware eiken banken en lage krukjes.
In de 16e eeuw werd geleidelijk aan
het krukje verder ontwikkeld eri van
een rugleuning voorzien. Deze nieuwe
Dit was het laatste artikel uit de serie
Houtwijzers. Wij hopen, dat wij u het
afgelopen jaar nuttige inforunatie 'heb
ben gegeven over hout.
Heeft u nog vragen, dan kunt u altijd
terecht bij het Centrum Hout, Postbus
401, 1400 AK Bussum, Telefoon 02159 -
48704.