KRONIEK VAN
NOORQ-REVELANQ
Een oud-eilandbewoner
weet te vertellen(Deel 4)
20 jaar
Nederlandse Hartstichting
n
Elk jaer mee één april, beste vrienden, bin d'r oaltied van
die lui die a bie d'n beer worre hedae. Zelf bin'k d'r ök wee
inhelööpe. Mè op Kurtjeen weun'ter één die a ter van't jaer
nie in zou trappe. Mè dat mó-je netuurluk nie zeh'he, want
dan ka-je wé wat verwachte.
Eén april.
't Liep tehen één april,
Kurnelus was a zenewachtug.
Elk jaer oa z'n te pakken
en iederéén von dat prachtug.
Mè van 't jaer zu ze m'n nie
riep Kurnelus om z'n ene.
Dat oa d'n netuurluk nie motte zehhe,
want toen hieng ut broeë bie deze en hene.
Afijn, merruhhe was't zó vare,
Kurnelus was voorbereid.
Ie hieng vroeg nae bedde,
oa tun tehen Jannetje z'n vrouwe hezeid.
't Was tien over twoaleve in de nacht,
di behon de tillefon te bellen.
Kurnelus schrok z'n eihe rot
en ie behon a in z'n eihe te schelden.
Ut was z'n broer an d'oare kant,
die zei: noe mó-je toch us komme.
De poes is an't jongen
en twoaleve bin d'r hekomme.
Kurnelus wouw dat toch ók zie-je
en ie riep: da's wat vo de PZC.
Ie schoot z'n kleren an
en in twi menuten was tun benee.
Jannetje was nie zó vlug,
mè ze wouw ut toch hraeg zie-je.
Kurnelus was a mee d'auto weg,
dus most ze op de fiets hae rie-je.
Kurnelus was ter netuurluk éést;
ie stieng te hijhen, da ka-je snappe.
En Jannetje netuurluk ök,
want die oa ard motte trappe.
Z'n broer stieng bie de deure;
die zei: nommer dertiene is net hebore.
Mè 't is wè één april,
ei-je dat nog nie hehore.
Ie lachte z'n eihe rot
en zei: di bi-je móói inhestonke.
Afijn, kom mè deu.
As tróóst ze d'r toen mè één hedronke.
CeeBee.
MEDEDELINGEN
VAN DE RIJKSPOLITIE
Vervolg geschiedenis van de politie.
In het eerste artikel over de geschie
denis van de politie waren we in de
periode van 18131940 blijven steken.
We pakken daar de draad weer op in
1851 en zien dan dat de gemeentewet
tot stand kwam. Deze wet regelde wat
hoofdzaken met betrekking tot de ge
meentepolitie in de grotere gemeenten.
In de plattelandsgemeenten kenden we
toen gemeenteveldwachters (gemeente
politie in de kleinere gemeenten).
De regering wilde stappen zetten in
de richting van een burgerlijke rijks
politie en deed dat door het uitvaardigen
van het rijkspolitiebesluit, zodat we
naast gemeentepolitie ook rijkspolitie
kregen.
De toenmalige Tweede Kamer drong
(toen al, in 1852) diverse malen aan op
een wettelijke regeling van de rijkspo
litie en hield een pleidooi voor een een-
heidspolitie. De ingestelde commissie
diende zich echter te houden aan de
tekst van de gemeentewet en strandde
eigenlijk in een regeling welke aangaf
hoe rijks- en gemeentepolitie naast el
kander moesten werken.
Uit die periode stamt ook de instelling
van onbezoldigde ambtenaren van po
litie (o.a. opzieners voor jacht en visserij)
In 1856 werd besloten tot het oprichten
van een korps rijks veld wacht. Een a-
parte eenheid daarvan werd belast met
de zorg voor de veiligheid van het Ko
ninklijk Huis en nog weer later met
de zorg op het water.
De rijks veld wacht werd in december
1940 opgeheven.
Vanaf ongeveer 1858 had men dus be
halve talrijke gemeentelijke politiekorp
sen ook de rijkspolitie, de rijksveld-
wacht en de marechaussee.
Tussentijds werden vele malen com
missies belast met de taak om een be
tere organisatie en een wettelijke basis
voor de politie te bewerkstelligen, doch
keer op keer werden adviezen in die
richting niet opgevolgd en strandden op
politieke, financiële of andere bezwaren.
Om het nog ingewikkelder te maken
werd in'1918 een korps Politietroepen
opgericht. Het was eigenlijk een militair
korps dat vele malen bijstand verleende
aan de rijkspolitie.
Ook dit korps werd in 1940 opgeheven,
omdat het leger met de bezetting werd
ontbonden. Na de bevrijding nam de
marechaussee die taak weer over.
Vanaf 1940.
Met de bezetting werd de Duitse po
litiemacht in het land geplaatst. De „ge
wone" politiedienst bleef echter in
hoofdzaak opgedragen aan de Neder
landse politie, maar natuurlijk wel on
der opperbevel van de Duitsers.
De Koninklijke Marechaussee werd
een „burgerlijk" korps en kreeg de naam
van Nederlandse Marechaussee. Ook tij
dens de oorlog werd er gereorganiseerd,
doch het werd niet een eenheid. Wel
werd er in beginsel in een bepaalde
gemeente door slechts één soort politie
dienst gedaan.
Bij het buitengewoon Politiebesluit
van 27-9-1944 werd de gehele politie
onder de bevelen van de Minister van
Justitie gesteld. Opgericht werd het
Korps Rijkspolitie.
Dat was in feite een voortzetting van
de staatspolitie uit de bezettingstijd en
van de marechaussee, de rijks veld wacht
en de gemeenteveldwacht van vóór de
oorlog. De grote en middelgrote ge
meenten kregen of behielden gemeente
politie. Ook de Koninklijke Marechaus
see werd weer opnieuw gevormd.
In november 1945 kwam het Politie
besluit tot stand en dat gaf aan dat weer
twee departementen bemoeienis met de
politie zouden hebben, n.l. justitie en
binnenlandse zaken.
In 1948 stelden de ministers weer eens
een commissie samen en het zoveelste
rapport werd samengesteld, doch weer
veranderde er niets in de organisatie.
Tenslotte trad op 1 januari 1958 de
huidige Politiewet in werking, welke in
feite niet meer is dan een compromis
van tegenstrijdige opvattingen. Ook vrij
recent zijn nog pogingen ondernomen
om tot een andere organisatie te komen.
Er ligt momenteel een ontwerp van een
nieuwe Politiewet, doch dat wordt jaar
op jaar vooruitgeschoven.
In een volgende aflevering wil ik ver
der ingaan op de organisatie van de
politie zoals die er nu uitziet.
Ik ben me ervan bewust, dat ik met
grote sprongen door de geschiedenis ben
gegaan, doch te uitgebreid maakt het
alleen nog maar saaier. We kunnen daar
best wat aan doen en die geschiedenis
wat meer gestalte geven. Ik denk, dat
er onder u best mensen zijn die die
goede oude tijd nog mee hebben gemaakt
en verhalen kunnen vertellen en namen
kunnen noemen van veldwachters en
het maakt dan geen verschil of dat ge-
meent.e- of rijksveldwachters waren.
Misschien hebt u er nog wel foto's
van. We halen op die manier de ge
schiedenis ook wat dichter bij huis. Zelf
ben ik van 1944, dus ik heb ze niet meer
meegemaakt.
Wanneer u wilt reageren, neem dan
kontakt op met de redaktie of met de
rijkspolitie te Kortgene, Bernhardstraat
20, 4484 AN.
J. Marinissen.
Zo arriveerde op een mooie zomer
zondagavond een Zuid-Bevelandse vrijer
aan het steiger te Kortgene, nog verge
zeld van zijn verloofde „die 'em naer
de bóót brócht". Deze toog met de laat
ste overtocht weer huiswaarts. Beiden
waren met de fiets. Het afscheid bij het
steigerkantoortje van de twee geliefden
was innig en duurde lang.
Dit had gevolgen. Wreed luidde de
scheepsbel tot vertrek. Het veersteiger
bezat drie bruggen (nog aanwezig): een
hoogwater-, een halftij- en een laag-
waterbrug. Wij lagen met de „Zand-
kreek" gemeerd aan de hoogwaterbrug,
duidelijk kenbaar aan het rechte ver
lengde van de Veerdam. Maar liefde
bewees toen zichzelf hoe blind te kun
nen zijn. Want deze vrijer daalde waar
achtig, zijn fiets aan 't rechterhandje,
na de allerlaatste zoen de laagwaterbrug
af. „Niets zeggen," werd er in onze om
geving als een bevel gefluisterd.
Daar stapten de zondagse vrijersschoe-
nen al in het Zandkreekwater op de
laagwaterbrug. Zij gaf toen, wakker
wo,rdend, bovenaan die brug een gilletje.
Maar hij verloor van schrik zijn even
wicht, kantelde over de fiets in het
zoute water. Het een en ander geschied
de eigenlijk zo snel, en eerst onopge
merkt, dat elke waarschuwing 'hem toch
te laat zou hebben bereikt.
Later beweerde deze Zuid-Bevelander
aan boord, nog druipend en wel, dat de
bruggen die tijdelijk buiten bedrijf wa
ren aan het steiger met bijv. een ketting
afgesloten moesten zijn. Hier was het
gelijk zeker aan zijn kant!
Een vriendenrelatie van de veerschip
per te Katseveer was schaakkampioen
van Middelburg geworden. De veer
schipper, altijd „in" voor een lolletje,
belde deze nadien eens op, stelde zich
met verdraaide stem voor als de
schaakkampioen van Breda, opperde de
suggestie samen eens een partij schaak
te spelen. Hij wilde hiervoor wel naar
de Zeeuwse hoofdstad komen
De reaktie aan de andere kant van
de lijn was direkt uitbundig. Datum,
plaats en uur (in de avond) werden be
paald. Het zou in een café aan de Markt
te Middelburg plaatsvinden. Een beetje
publiciteit kon de schaakclub aldaar wel
gebruiken. Of mijnheer hier bezwaren
tegen had? Dit was niet het geval..
De Middelburgse kampioen zat op de
afgesproken tijd en plaats al een poosje
aan een tafeltje in het bedoeld eta
blissement te wachten, het schaakbord
met de stukken gereed. Belangstellende
schakers, via de club gewaarschuwd, za
ten eveneens gereed. Tot de kampioen
aan de telefoon werd geroepen. Meldde
de kampioen uit Breda dat hij met au
topech te Bergen op Zoom stond. Sorry,
de partij kon niet doorgaan
Onze Middelburger was in het dage
lijks leven schildersbaas. Zijn huisadres
werd te pas of te onpas door de Katse-
veerse veerman opgebeld. Vanwaar men
„wegens de dringende zaak" aan hem
doorgaf op welk telefonisch klantenadres
de verlangde was te bereiken. Deze
stond dan wel eens hoog op een ladder
een gevel te schilderen. Moest, bereid
willig snel gewaarschuwd, snel zijn verf
kwast neerleggen en de hoge ladder af
komen. Greep dan gehaast de wachtende
hoorn, meldde zich hijgend en hoorde
dan: „Meneer, schaakt u nog?"
In deze geest, met wisselende variatie,
ging dit zo een poosje door. Maar tijdens
een ver jaarspartij, waar beiden aanwe
zig waren, verraadde de veerman zich
door aan de ander te vragen „of hij nog
wel eens schaakte?"
Maar de schaakkampioen liet niets
blijken. Tot te Colijnsplaat op een za
terdagavond een uitvoering gegeven zou
worden met bal na. Hiervoor zou een
jazzband overkomen uit Vlissingen. Het
een en ander kon men in de pers lezen.
Te Middelburg kon iemand nog iets
anders „regelen" dan een schaakpartij
en schilderswerk. Op de bewuste zater
dagavond werd de veerman te Katse
veer in de loop van de avond telefonisch
benaderd. Door „de leider" van een Vlis-
singse jazzband. Of het veer genegen
was in de nacht, om half twee, vier
muzikanten vanaf Noord-Beveland over
te varen? Wegens een afspraak voor de
volgende dag kon men niet op het eiland
blijven slapen. De laatste veerreis vanaf
Kortgene vond al om 23.00 uur plaats.
Dan begon juist „het bal".
„De leider" werd gezegd dat dit kon,
was zelfs „wettelijk" geregeld. Maar dit
kostte, boven het normale veertarief,
ƒ25,extra. Dit was geen bezwaar..
In de nacht, omtrent één uur, tufte
de veerman op z'n akkertje, met mooi
weer en een stukje maan, naar de
Noord-Bevelandse oever met zijn veer-
bootje. Plet werd 'half twee. De veerman
ging eens op de zeedijk klauteren om
te kijken of zijn passagiers voor straks
al aankwamen. Maar geen twee gloei
ende taxi-ogen priemden door de Noord-
Bevelandse duisternis. Ook het licht van
de afhaal-taxi aan de overkant was nog
niet te zien. Vreemd. Daar op die zeedijk
was ook geen telefoon.
Ten lange 'leste tufte de veerman, zich
zorgen makend „over zijn nachtdienst
zonder te vangen", terug naar het Zuid-
Bevelandse veerhuis, naar zijn warm
bed. Hij nam in zijn caf, zo in z'n eentje,
nog maar een borreltje tegen alle tegen
slag in deze nacht. Toch maar even
wachten nog op telefoon. Anders kon hij
zo weer het warme bed uit. Men zou
wel weer verlaat zijn. Dat ging wel meer
zo met die geintjes. Doch moest hij weer
terug naar de overkant, het dubbele
betalen zouden zij!
Éindelijk werd daar gebeld. Onze
veerman zette de hoorn aan zijn oor,
meldde zich, hoorde toen vanaf de an
dere kant van de lijn: „Veerman, vaart
u nog?"
Wie kaatstDe stenen in de glooi
ing aan de veerdam te Katseveer heb
ben toen een poosje van ellende gesid
derd!
Een Noord-Bevelander, werkzaam bij
de Prov. Waterstaat van Noord-Holland,
werd met het Kerstverlof door zijn broer
aan het veersteiger te Kortgene afge
haald. De begroeting was hartelijk, hoe
wel niet uitbundig. Zo was men daar nu
eenmaal in die familie.
Liet mijnheer Brandes, ook familie of
kennissen afhalend, hij had beide broers
in zijn U.L.O.-klas gehad, zich hardop
ontvallen: „Ziezo, de gebroeders hebben
elkaar voor het Kerstgebeuren weer
gevonden!"
Een sChildersbaas kwam persoonlijk,
met een laag wagentje, een zwaar krat
met glas ophalen aan het Kortgeense
veer. Men had dit krat voor hem gereed
gezet op de hoogwaterbrug. Aan boord
van „De Zandkreek" 'had deze schilders
baas, in het hokje van de „conducteur"
het bewijs voor ontvangst afgetekend en
betaling der vrachtkosten verricht.
Nu viel deze man „dood" op vijf cent.
Hij vroeg ook niet, i.vb. met de afron
ding „op de cent nauwkeurig" van zijn
onkosten, om een handje toe te steken
met dat krat op het wagentje te tillen.
Het veerpersoneel had onderling afge
sproken dat, zo hij dit niet verzocht,
hem hierbij vrijwillig ook niet te helpen.
Bekend was, dat deze schildersbaas van
zeer serieuze 'huize kwam.
Hij ging toen alleen, aan één kant,
dat zware krat optillen. Om met een
voet dan hieronder dat wagentje te
schuiven. Door fantasie improviserend,
grijpt een mens wel eens boven zijn
vindingrijkheid. Maar de realiteit van
het leven laat nooit met zich spotten.
Door ondervinding moet men hier ach
ter komen. Om kort te zijn, de tiller kon
dit krat niet houden. Maar hield deze,
beducht voor glasbreuk (hij had voor
ontvangst getekend), voorzichtig terug
zettend iets te lang vast. Het krat rustte
even nadien op zijn rechterduim, wel
met 350 kilogram!
Toen klonk het: „Jongens, helpt as
jeblieft even?"
Mogen wij hierbij even stilstaan? Dit
gebeuren, onschuldig lijkend en aan alle
kanten gemotiveerd, appelleert toch aan
het steeds weer mislukken van onze
samenleving. Door het wegblijven van
„het offer van de fooi" viel hieraan „de
offervaardigheid" ten prooi.
Door „wat schooft het" is de worm,
ter ondergraving van al wat des men
sen bouwwerk is ter verdoeming in el
kaar te storten, bloot gekomen. Als uw
mond toch werd gevoed, uw kleed ge
weven, kom aan, zouden wij dan ein
delijk eens elkander „belangeloos" gaan
helpen in nood en hier naast? Dan komt
ook de rest weer goed. En gaan wij
onze opdracht in het leven beseffen.
Want één blik van begrijpen, één gebaar
van liefde, hoe ver soms tegengesteld
aan die deze liefde van node hebben,
wij menen dat dit de aanvang kan zijn
voor een betere samenleving voor vooral
die na ons komen, die wij vaak maar
al te gemakkelijk vergeten, maar waar
wij nu al verantwoordelijk voor zijn..
Het veerpersoneel schoot nu toe en
bevrijdde de schildersbaas. Die wel een
akelig platte duim kon tonen
Toen daar het bloed terug ging stro
men, liep het slachtoffer -even 'heen en
weer van de pijn, zeggend: „Vervelend,
vervelend
Merkte een bootpassagier op: ,,'t Is
toch ök wat, da' je mee zó iets nog
ordentelik mót praete!"
De veerboot „Zuidvliet".
Dit vaartuig werd al meermalen ge
noemd. Het was de eerste stalen veer
boot bestemd voor het veer Kortgene
Wolphaartsdijk. In „Varen tussen over
kanten", blz. 237, lezen wij:
„Gebouwd in 1914 op de werf van
D. Boot te Alphen a/d Rijn; laadver
mogen 23,638 ton. Volgens een overeen
komst van 1924 met de pachters I. v/d
Voorde en C. Schippers komen de rente
en aflossing ten laste van de provincie.
In 1930 wordt een nieuwe motor aan
gebracht. De kosten, met inbegrip van
andere verbeteringen (waaronder een
hogere verschansing weten wij nog) be
dragen 16.776,58. In 1944 wordt de boot
door de Duitsers meegenomen en zwaar
beschadigd in Brouwershaven terugge
vonden. In 1961 wordt de boot verkocht
aan C. P. Noordhoek te Katseveer."
Wij willen hier nog iets aan toevoegen.
Na de komst van haar opvolger, de
veerboot „Zandkreek", in 1926, kreeg de
„Zuidvliet" een reservetaak en werd
gereed gehouden om in te vallen, ge
meerd liggend in de droogvallende getij-
haven te Wolphaartsdijk. Rust roest,
zegt het spreekwoord.
Als jongen van 12 jaar ben ik in deze
periode wel eens in de machinekamer
van dit schip geweest. De roest op de
plaat werd toen met vaardige handen
bestreden met vet en olie. Ook de mo
tor. Deze eerste motor was een Deutz-
Brons, van 24 P.K. Omtrent 1930 werd
deze veerboot ingezet op het veer Veere-
Kamperl'and, zo wij al meldden. De oude
motor werd vervangen door een nieuwe
Deutz motor van 77 P.K. Nu meldde
mijn neef L. M. A. Noordhoek mij dat
dit, volgens de meetbrief aan boord,
in 1926 plaatsvond en niet in 1930! Uit
eigen ervaring weten wij dat 1930 juist is
In 1965 werd in „De Zuidvliet" weer
een nieuwe motor geplaatst. Nu voor
het zwaardere werk-, duik- en sleep-
werk, een Kromhout Dieselmotor van
285 P.K. Ook deze motor werd in 1981
vervangen door een Mitsubishi-motor
van maar liefst 400 P.K. Begonnen dus
met 24 P.K., is dit met nu een groot
verschil.
Ruim dertig jaar bepaalde de „Zuid
vliet" mede het cachet om en bij de
Campveerse Toren te Veere. Namen als
Cent Schippers, Leen Maljaars, Minne--
boo hoorden bij dit veer. Eind oktober
1961 doet de „Zuidvliet" de laatste reis
tussen Veere en Kamperland. Komt dan
even „in de hoek" terecht bij de werk
plaats van de P.S.D. tg Vlissingen.
Na het beëindigen van de Katseveerse
veergesc'hiedenis vangt mijn broer C.
P. Noordhoek aan met een duikbedrijf,
waarvoor de „Zuidvliet" werd aange
kocht. Dit schip komt dan nu, na haast
een halve eeuw provinciale dienst, in
partikuliere handen. Vangt met een ge
heel andere bestemming aan. Het wordt
uitgerust voor duiwerkzaamheden, maar
hiernaast ook gereed gemaakt om als
„sleepboot" te kunnen fungeren. Hier
voor wordt een beting geplaatst en in
1965 voorzien van weer een zwaardere
motor.
Bij de Deltawerken van Rijkswater
staat gaat men met „dit oudje" ope
reren. Zo was het schip aanwezig bij
de afdichting van de Grevelingen en
het Brouwershavense Gat, het Haring
vliet en het Zeegat van Goeree, komt
dan weer terug naar Zeeland bij de
Oosterschelde-afdichting. Tussen deze
bedrijven door zagen wij op de binnen
wateren de „Zuidvliet" sjorren met een
drijvende bok, ging buitengaats meet-
palen plaatsen en weer ophalen, of ook
daar verplaatsen, verrichtte werkzaam
heden op het Amsterdam-Rijnkanaal bij
Houten met het aanbrengen van plas
tic matten voor oeverbescherming,
kwam met meetapparatuur aan boord
terecht op de Maas bij stuw en sluis
te Lith, lag dan weer verankerd bij een
duikobjekt. Modern apparatuur voor het
duikbedrijf werd ook aan boord inmid
dels steeds vernieuwd aangepast naar
behoefte. Maar ook voorziening zo een
duiker pech heeft tijdens zijn werk
onder water en hierdoor met de adem
haling gevaar loopt.
Duikbedrijf Noordhoek B.V. te Zie-
rikzee heeft plannen voor een nieuw
schip. Indien dit in de naaste toekomst
wordt gerealiseerd, dan mag de „Zuid
vliet" weer als eertijds als reserveschip
wat gaan rusten. Zeker welverdiend!
P. C. Noordhoek, Zierikzee.
(Wordt vervolgd)
5.182.850.- voor
voorlichting un
publiek en proleaeio
In de twintig jaar, dat de Nederlandse Hartstichting bestaat, is veel
bereikt. De medische wetenschap heeft een geweldige vooruit
gang geboekt. Nederlandse chirurgen genieten internationaal
erkenning, de methoden om ziekteverschijnselen vroegtijdig op
te sporen zijn sterk verbeterd, de hartpatiënt ontmoet al veel meer
begrip voor zijn problemen dan vroeger. Mede door dit alles loopt
de sterfte aan hart-en vaatziekten terug.
Direct of indirect is de Hartstichting bij
al die ontwikkelingen betrokken.
Door wetenschappelijk onder
zoek te stimuleren, door onver- L
moeibaar te blijven vechten voorl
verbetering van de zorg- voor en
na een operatie- voor de patiënt en
door onafgebroken voorlichtingswerk
aan het publiek en aan mensen uit de gezondheidszorg.
Bij al dit werk is de Hartstichting volledig aangewezen op
uw giften. Helaas kan de overheid met slechts een
symbolisch bedrag in de kosten bijdragen.
Steun daarom de collecte aan de deur en op straat of
stort uw bijdrage op gironummer 300 of banknummer
70.70.70.600. Laat uw hart spreken
nationale hartweek
hartstichting vrienden van de hartstichting
Sophialaan 10,2514 JR 's-Gravenhage;
giro300, bank 70.70.70.600.