Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. donderdag 16 december 1982 no. 4047
Een oud-eilandbewoner
weet te vertellen (Deel 1)
HELP DE POLEN DE WINTER DOOR
Tijdens het bladeren in oude gege
vens kreeg ik „Kortgene in pude an
sichten" weer in handen. Op' de kaft,
als blikvanger, prijkt daar de molen, in
volle glorie nog, met naar het noordoos
ten gerichte wieken.
Het moet velen als „oud eilandbewo
ner" pijn doen nu deze eens werkelijk
zo trotse molen te moeten aanschou
wen, ontwiekt, in staat van verval.
Wacht hier misschien een taak voor
allen om de schouders eens voor te
rechten?
Voor het werkelijk te laat is!
Daar moet met de huidige eigenaar
in deze geest beginnend toch iets te re
gelen zijn?
Met de derde generatie Zeger Salomé
Jzn heb ik vaak, tijdens stilstand van
de wieken, tot in de nok van de molen
klimmend, als jongen genoten van het
vergezicht over en rondom Noord-Be
veland.
Dat was vanf de hoogste top van
„Thijsendiekje".
Vandaar zag men bij helder zicht een
onvergetelijk panorama, zo Zeeuws als
het maar zijn kon!
Dit terug te winnen zou voor een ie
der een mooie beloning kunnen zijn
voor de te nemen moeite.
Maar nu zocht ik niet naar molenge-
gevens, hoe interessant op zichzelf dit
ook weer is. Verder bladerend was daar
wat ik zocht.
Ansicht 42.
Onze onvergetelijke buurman Maas.
Gezeten in een landauwer, met de rug
naar de bok, naast Zeger Salomé van
de tweede generatie. Volgens het onder
schrift was deze foto genomen tijdens
het onafhankelijkheidsfeest in 1913.
Een stroom van herinneringen deinde
aan over deze bijzondere man.
Hij heeft voor de dorpsgemeenschap
van Kortgene in de eerste plaats, voor
muziekminnend Noord-Beveland, samen
met zijn zoon J. C: Maas, in de tweede
plaats, veel betekend.
Dit mogen wij niet vergeten.
Zijn actieve en creatieve geest reikte
zelfs, bijzonder voor die dagen, tot ver
over de grenzen van onze provincie.
Eens, voor het bijwonen van een con
cert te Den Haag, dacht het publiek bij
zijn binnenkomst van de zaal, dat er
een componist in hun midden was ge
komen. Zo imponeerde hij, ongewild,
enkel door zijn verschijning.
Het is een niet geringe opgave uit de
herinnering door waarneming van een
buurjongetje te pogen over deze man
te schrijven, dit op verzoek.
Hulpbronnen werden daarom aange
boord.
Zo dank ik mej. Jacoba (Koos van
Kurtjeen) Broekhoven voor haar mede
werking. Verder de kleinzoon van buur
man Maas, de heer P. A. Fortuin te
Rijswijk (Z.H.) die speciaal naar Zierik-
zee overkwam 'om met mij over zijn
opa te praten. Hartelijk dank ook aan
de secretaris van Kortgene, de heer M.
Meesen, die mij tevens attendeerde op
de oud-wethouder van Kortgene, de
heer A. Welleman, die voor mij het
dorp „afstroopte" voor meerdere, of be
vestiging, van gegevens.
Maken wij nu van deze verzameling
de balans op, dan komt het volgende
(vast) te staan.
De heer Abraham Maas werd op 14
februari 1859 te Aardenburg geboren.
In 1877 kwam hij naar Kortgene. Werd
in 1896 lid (muzikant) van de in 1879
opgerichte muziekvereniging E.M.M.
(Eendracht Maakt Macht).
Hij volgde in deze vereniging in 1927
de aftredende voorzitter, de heer P. D.
Maas Lzn (geen familie van hem) op.
Deze was klokkemaker van beroep,
had een klokkewinkel in ,,'t Poldert je",
vertrok naar Philips te Eindhoven als
instrumentmaker, vandaar zijn aftre
den.
Voor 1927 was buurman van E.M.M.
al vele jaren vice-voorzitter. Zijn zoon,
J. C. Maas, fungeerde als dirigent. Deze
verrichte die functie ook jaren bij de
muziekvereniging „Wilhelmina" te Co-
lij nsplaat. Tevens was hij dirigent van
de zangvereniging „Zang Veredelt" te
Kortgene.
Beiden traden in 1929 bij E.M.M. af
na een verenigingsconflict.
De heer A. Maas ontwierp het E.M.M.
vaandel. Dit werd door zijn vrouw ge
borduurd. Mevr. M. Maas - Broekhoven,
die zeer vaardig met de naald was. Na
het gereedkomen van dit vaandel is dit
eerst ter bewondering en goedkeuring
in huize Maas te bezichtigen geweest.
(Mevrouw C. Welleman - de Kam
borduurde in 1969 voor E.M.M. het hui
dige vaandel, dat in dat jaar werd inge
wijd tijdens de viering van het 90-jarig
bestaan van E.M.M.).
Tussen 1907 en 1925 was A. Maas be
stuurslid van de toenmalige Groene
Kruisvereniging te Kortgene.
A. Maas was mede-oprichter en be
stuurslid van de „Varkensvereniging te
Kortgene". Volgens overlevering werd
deze vereniging uit nood geboren. Na
een varkenspestepedemie, waardoor ve
le arbeidende gezinnen hun „keu" be
stemd voor de wintervoeding verloren,
werd in deze gezinnen schraalhans keu
kenmeester. Men had ook geen geld
voor de aankoop van eennieuwe big.
Deze werd later uit de contributiekas
van de vereniging voor de gedupeerde
aangekocht.
A. Maas was mede-oprichter van de
werkmansvereniging met de mooie
naam „Draagt elkanders lasten". Deze
vereniging had ten doel om het ergste
leed te verzachten bij arbeiders, zo die
zonder werk geraakten. De heer G. Bou-
wense was van deze vereniging de bo
de (tevens koster van de Ned. Herv.
Kerk).
Volgens de heer Fortuin was A. Maas
mede-bestuurslid van „Het Nut voor
't Algemeen", in de volksmond kortweg
„Het Nut" genoemd. Hij hield hiervoor
ook lezingen over huisvlijt. Zo moet hij
zelfs eens in deze geest een geslaagde
avond te Alkmaar verzorgd hebben!
Over deze activiteiten warén te Kort
gene de gegevens erg vaag of geheel
verloren gegaan. In mijn verder verhaal
kom ik hierop terug.
A. Maas was ook lid van de commis
sie tot wering van schoolverzuim van
de o.l. school te Kortgene.
Uit mijn herinnering puttend, wij za
ten toen in de tweede klas bij „meester"
H. J. van Strien (deze heeft mij in 1979,
op 79-jarige leef tip d, samen met zijn
vrouw en zuster, nog zelf de auto rij
dend vanaf Zwolle te Zierikzee op
gezocht) stapte deze commissie op een
keer na een klop op de deur zomaar in
eens binnen. Die commissie bestond
toen uit de heren J. C. Schuilwerve,
toen secretaris der gemeente, (deze werd
in 1928 burgemeester), dominee Van de
Most van Spijk en buurman A. Maas.
De heren hadden de hoed in de hand.
Buurman was ook stijlvol gekleed in
zwarte pandjesjas en gestreepte broek.
Langs mijn bank lopend zei hij zo
maar hardop: „Zo Pieter, we zijn nu
samen in de klas, maar ik mag van de
meester niet in de bank zitten hoor!"
Lak had hij aan alle deftigheid bij
protocol, bleef onder alle omstandighe
den zichzelf, toch altijd even beschaafd.
Ook nu was ik zijn buurjongen!
Mijn helaas te vroeg overleden vriend
de later zo bekende Zeeuw L. W. de
Bree (Levien voor ons) was destijds on
derwijzer in dezelfde tweede klas.
Hij vertelde mij eens: „Daar kwam
die commissie onverwacht op mijn dak
vallen, bestaande uit de heren notaris
Mattheijs, wethouder I. Boot Sr. en A.
Maas. Nu had ik maar één stoel in mijn
lokaal en verontschuldigde mij hen niet
elk een stoel te kunnen aanbieden!"
Toen antwoordde de heer A. Maas
ook namens zijn collega's: „Ach mijn
heer, maakt u zich over ons niet be
zorgd, wij zijn nog drie „jonge" jon
gens onder elkaar. Dat moet wel een
humorist zijn, die Maas!"
Met glinsterende ogen ging Levien
verder: „De kinderen keken de spre
ker even aan, naar zijn lange grijze
haren, zijn grijze snor en dito sik, barst
ten toen in een hartelijk gelach uit.
Maar het ijs was gebroken!"
Aan veler sponde, bij ernstige ziekte,
verzorgde buurman mede te nachtwake,
gaf raad en troost. Bij veler jubilea
verscheen hij met gepast woord en hou
ding. Hierbij liet zijn humor hem nooit
in de steek en beredderde daardoor me
nig pijnlijke familieverhouding.
Waardig bewoog hij zich bij verschei
den, hij was van nature eenmaal zo.
Op het laatst der dertiger jaren is de
heer A. Maas bij handeling Tjan de toen
aanwezige burgemeester A. A. Schuit
tot ridder in de orde van de Neder
landse Leeuw benoemd.
Hiervoor was hij, onwetend over wat
hem te wachten stond, met zijn vrouw
ontboden op het gemeentehuis.
Het is opmerkelijk dat de juiste data
van deze onderscheiding te Kortgene
verloren is gegaan. Ik meen te mogen
veronderstellen dat deze, in brons, zéér
op z'n plaats is geweest. In mijn bezit
is een klein formaat foto waarop hij
„deze versierselen" draagt.
Op 30 augustus 1943, wegens ouder
dom, hebben de heer A. Maas en echt
genote node hun zo geliefd Kortgene
verlaten, om te Goes liefderijk verzorgd
te worden door hun tweede dochter,
mevr. R. Jacobse - Maas, aldaar wo
nend.
Het pensiontehuis „Noord-Beveland"
was door de schaduw van de tweede
wereldoorlog zelfs in de verste verte
toen nog geen toekomstmuziek.
Te Goes zijn beiden overleden.
Wijlen de heer A. Maas op, 11 maart
1944, toen 85 jaar oud en wijlen mevr.
M. Maas - Broekhoven op 29 december
1947, toen 89 jaar oud.
Wél kwamen beiden terug naar hun
Noord-Beveland, om een laatste rust
plaats te vinden op de begraafplaats
te Kortgene.
Tot zover deze personalia.
In het leven van buurman en buur
vrouw Maas is veel goeds en liefs ge
weest, maar misschien meer leed
Wij kennen hier maar ten dele.
Hun warm kloppend hart voor de be-
hoeftigen, hun fijngevoelige geest, die
tussen wit-zwart altijd hun liefde voor
de naasten plaatste, hun waakzame vi
sie over onrecht, analyserend en steeds
weer die humor van die man, wat veel
splijting voorkwam, ach, niet altijd he
laas is hem dit gelukt.
Zij zijn niet altijd juist begrepen.
Daar ging buurvrouw weer met het
pannetje sterke bouillon onder de schort
naar die behoeftige zieke.
Of als bij buurman een huismoeder op
de schilderswerkplaats kwam voor wat
verf, om hiermede een beetje van haar
kalende armoede te bedekken. Dan was
het: „Laat maar zitten vrouw, als je de
pot en kwast maar terug laat brengen!"
Eens zei buurman mij: „Jongen, daar
zijn christelijken en christenen, van de
eersten teveel, van de tweeden te wei
nig. De eersten doen alsof en zitten
vaak op de eerste rang, de tweeden
doen enkel. De eersten maken veel ge
rucht, in kerkgang en schone woorden,
de tweeden gaan in stilte naar die plek
waar hun zijn het leed kan verzachten"
Zij gaven wat gemist kon worden,
zonder berekening, en daar waar dit
nodig was.
Mocht men op latere leeftijd hen dit
verwijten?
Het is toch een groot voorrecht in
dankbaarheid voort te leven in het hart
van de medemens?
Dit werd hun erfenis.
Mag ik u verder mijn verhaal ver
tellen?
Daar was weer een kind bij ons ge
boren, een meisje. Moeder lag onder de
dekens in de bedstede, waarom, dat be
seften wij toen nog niet zo. De ooie
vaar was op het dak verschenen en
hiermede werd alles verklaard.
De wieg met de pasgeborene stond in
een hoek bij de bedstede. Vader, met
buurman Maas en Izaak Schrier, kwa
men binnen.
„Zo buurvrouw, dat is weer met een
„griepje" te bed?", hoorden wij buur
man, met een knipoog tevens naar de
bedstede, vragen.
Izaak Schrier kuchte maar eens.
Moeder antwoordde: „Ja buurman,
weer een griepje". Enheeft het
kind haar naam?"
„De Burgerlijke Stand had er net nog
één!" grapte buurman terug.
En wij maar met open mond luisteren
Buurman was, samen met Izaak
Schrier, vaders „getuige" geweest om
de nieuwe wereldburgeres „aan te ge
ven" ten gemeentehuize, zo dat toen
werd genoemd.
Onderwijl waren de mannen gaan zit
ten.
In de sigaren kwam de brand.
Toen vatte buurman met de rechter
hand het ingeschonken traditionele bor
reltje omhoog. Izaak Schrier en vader
volgden zijn voorbeeld, nadat vader
voorzichtig de fles op een veilig plekje
had neer gezet.
„Dat wij er allen getuige van mogen
zijn dat ook dit kind voorspoedig groot
mag worden!" hoorde ik nu buurman
zeggen.
Bij dergelijke gelegenheden werd er
gewoon gewacht tot hij het initiatief
zou nemen.
„En dat moeder de vrouw weer maar
gauw „op de been" mag zijn!" besloot
hij zijn toast.
Toen gingen de borrelglaasjes ach
terover.
Na een haal aan zijn sigaar keek hij
ons aan en zei: „En nu laat ik voor jul
lie kringetjes uit mijn snor komen!"
Warempel, daar klokten die zomaar,
zonder kuch, uit het niet naar de zol
derbalken omhoog.
Acht keer was hij voor onze ouders
„getuige".
Bij latere ontmoetingen vertelde hij
mij hierover: „Ik heb jullie allemaal
„uit de kool" zien komen!"
En dit zei hij niet zonder trots,
Zo was deze man groot in het kleine.
Nu een ander uiterste.
Men wilde bij een burgemeesterwis
seling te Kortgene persé een dorpsge
noot als eerste burger. Het betrof de
heer A. Danckaerts, zoon van dokter A.
C. Danckaerts. Die was eigenlijk heel-
en vroedmeester, met diploma Middel
burg. Doch in de volksmond was het
„dokter". (Dokter Gelderman was de
eerste academisch gevormde geneesheer
te Kortgene).
Een dorpsafgevaardigde zou voor het
doel gaan pleiten bij de toenmalige
Commissaris der Koningin in Zeeland,
jhr. mr. J. W. Quarles van Uffort, waar
voor audiëntie werd aangevraagd.
Tot afgevaardigde werd gekozen: de
heer A. Maas.
Als u de foto 42 in „Kortgene in oude
ansichten" bekijkt, hoef ik u niet te
beschrijven dat deze man een natuur
lijke waardigheid bezat, zeer geschikt
voor-deze missie.
Met wandelstok, in het verleden een
armverlengend symbool, toog buurman
op pad. Een Middelburgse reis, vanaf
het eiland, was toen dagjeswerk.
Eerst liep men van het dorp naar het
veer Kortgene-Wolfaartsdijk. Dan over
varen met de veerboot, wat tijdgebon
den was. Aan de overzijde stond „de
bus van De Gram" gereed, die dagelijks
enkele ritten maakte op de hoofdstad,
met als chauffeur de onverstoorbare
Karei Vermeulen, de latere havenmees
ter van Goes.
Hoewel op tijd ter griffie aankomend,
werd buurman verwezen ter wachtka
mer, waar al enkele wachtenden wa
ren.
Juist zou hij aan de beurt komen,
toen „de bode" weermaals verscheen,
maar nu met de mededeling dat voor
deze dag de audiënties werden beëin
digd
In zijn hart zeer verontwaardigd
stond buurman toch waardig op, duwde
bij de deur „de bode" opzij met te
zeggen: „Dan zal ik laten zien dat ik
haar op mijn kop heb!"
Stapte toen, onaangediend, bij de
Commissaris der Koningin binnen in
diens werkkamer.
Deze keek wel verstoord van zijn bu
reau op!
„Excellentie", ving buurman aan (dit
is zijn eigen verhaal), „mijn oprechte
verontschuldiging voor deze wijze van
binnenkomen. Heeft u hier asjeblieft
begrip voor? Het kost mij een dagtaak
in eigen bedrijf, een reis van Noord-Be
veland naar hier, en u weet hoe om
slachtig dit is, ik moet ook nog terug,
en dit al voor deze audiëntie. Om 14.00
uur zou ik bij u toegelaten worden, het
is bijna enkele uren later en nu zou
de audiëntie beëindigd zijn? Terwijl ik
juist aan de beurt was? Laat u mij niet
met lege handen terug gaan naar Kort
gene?"
„Mijnheer Maas", antwoordde de
Commissaris, „ik heb inmiddels gele
zen waarvoor u bent gekomen. Zeg in
de eerste plaats te Kortgene dat ik hen
daar feliciteer met uw afvaardiging. En
dat het voorstel ook mijn persoonlijke
voorkeur heeft. Hier hoort men meer
over. Goede reis terug naar huis!"
Beste lezer, dit was ook buurman
Maas.
Dat hij een persoonlijkheid was, in
tens zijn dagen beleefde, ook met en
voor de ander, hoop ik verder schrij
vend meer voor u te bewijzen. Altijd
stond zijn vrouw achter hem en zeker
niet steeds in zijn schaduw.
Terugblikkend op mijn eerste geschet
ste situatie bij ons thuis, wilde ik aan
tonen dat buurman met dikwijls juist
aanvoelende fijnzinnige humor vele
pijnlijke balonnen op de juiste plaats
wist door te prikken.
Nooit zou hij gezegd hebben: „Beste
mensen, rekent er toch vooral op „hoe
meer varkens, hoe dunner de spoeling"
en die is bij de meesten al niet te dik!"
Dit was zijn aard niet.
Toch was hij zich bewust van de
meerdere-zorg in het gezin naast zijn
deur. Dat zich maar gestadig uitbreidde.
Daar zal hiervoor wel een zekere
gêne bij onze ouders geleefd hebben.
Die hij begreep. Die peuters liepen daar
ook rond met gespitste oortjes en grote
vraagogen bij al dit drukke ongewone.
Goed, buurman prikte daar doorheen
met zijn grieppraatje.
Zo was het niet bijzonder dat moe
der hém vroeg of het kind haar naam
had. Dit pareerde hij tegenover vader
met als antwoord „de Burgerlijke Stand
had er net nog één".
Van hem ging ook altijd een overtui
gende rust uit. Die aan hun ziekbed ge-
kluisterden troostte, bij verscheiden pijn
verzachtte, bij verjaardag, bruiloft of
anderszins samenkomst de vrolijke noot
bracht, zonder ooit paljas te spelen.
Steeds met groot moraal als achtergrond
Hij bracht dit al met vanzelfspreken
de diplomatie, met van huisuit Vlaamse
humor, met zéér gevoelig hart.
Bij anderen zag men dan wel imitatie
van hem.
Toch, bij negatieve reactie, kon zijn
houding ook vlijmscherp zijn.
Zo was er eens een stoere agrariër
die hem op de scheerwinkel begroette
met: „Dag schildertje, mooi weertje van
daag!"
Dat „schildertje" deed bij hem de
deur dicht.
„Ja", antwoordde buurman, „het is
heden goed weer voor boerden mens!"
De ander hapte toe met de vraag: „Is
een boer dan geen mens?"
„Neen", zei buurman weerom, „en ik
zal u zeggen waarom. Toen God het
heelal heeft geschapen, had Hij hiervoor
allerlei stoffen en stofjes. Om bij onze
aarde te blijven, uit dit stofje werd dit
geschapen, uit dat stofje dat. Op het
eind was van alles iets over en de
Schepper schiep hiervan een boer en
sommige nakomelingen van hem lopen
rond zelfs zonder hersens
De ander had zijn les.
Zo moest hij een uitvoering van
E.M.M. inleiden. Tijdens zijn speech
(zonder papiertje), eenzaam en alleen
staande op het podium, de rust zelve,
zat op de voorste rij ook een jongeman,
die al „een glaasje" op had, hier hardop
doorheen te praten.
Buurman zweeg en wachtte.
Toen hoorde die knaap zichzelf al
leen.
Het werd doodstil.
De nu van alle zijden aangekekene
kreeg toch een hoofd als een boei. Ten
teken dat bij hem niet alle opvoeding
verloren was.
Toen sprak buurman hem toe als
volgt: „Jongeman, als je denkt het be
ter te kunnen dan ik, kom dan hier. Ik
sta gaarne mijn plaats aan jou af!"
Even zweeg hij, sprak dan verder: "Ik
zie dat je op je plaats blijft zitten. Ook
goed, maar dan zwijg je verder, zo niet,
dan ga je de zaal uit!"
Toen vervolgde hij, nog altijd zonder
stemverheffing, zijn openingsspeech.
Als schildergezel was buurman dus
in zijn jonge jaren gekomen van Aar
denburg. Welk motief hiervoor aanlei
ding is geweest, was niet te achterhalen.
Zelf nog erg jong zijnde heb ik buur
vrouw, zij was over de tijd „van vroe
ger" aan het verhalen, eens horen zeg
gen: „We kuierden over 'tdurp méé 'n
kro meiden en daer was inééns Bram.
Da's den mienen, èk toen gerope!"
Hoe het ook zij, Marietje Broekhoven
werd Marietje Maas - Broekhoven. Dat
liefde op het eerste gezicht bestendig
kan zijn hebben beiden bewezen. Bij
m'n foto's bevindt zich een kiek waarop
zij als oudjes, buurvrouw met de lange
Noordbevelandse muts, buurman in
hemdsmouwen en de decoratie op het
vest, buiten aan een met bloemen vol
geladen tafeltje zitten. Ter ere van hun
vijftigjarig huwelijk!
Dat buurman ook een vriend van de
jeugd was, verhaalt het volgende.
Als jongetje was mij door moeder op
gedragen het vers gebakken tarwebrood
(vierponder) na schooltijd van de bak
ker mee te brengen naar huis. Hiervoor
was dan het zakje met meel, „tèrve-
blom" zogezegd, afgegeven bij één der
dorpsbakkerijen.
Kinderen uit vele gezinnen, meestal
agrarisch georiënteerd, mochten bij de
boeren, na het maaien en op schoof zet
ten tijdens oogsttijd, de achtergebleven
tarwe-aren op het veld bijeenzoeken
ten eigen bate.
„Raepe" noemde men dit.
Deze aren werden dan later „met ei
gen houtje" gedorst en de gewonnen
tarwekorrels dienden voor een deel tot
kippevoer, het resterende deel werd af
geven bij de „meulenaer", die deze tar
we dan voor luttele centen vermaalde
tot zemelen en bloem.
De zemelen waren dan weer goed
voor de konijnenhokken, de bloem
kwam bij de bakker terecht voor het
bakken van brood.
De nu zo in verval zijnde korenmolen
te Kortgene heeft in het verleden zo
voor ook menig arm gezin een grote
rol gespeeld, evenals met het graan ver
malen tot varkensvoeder.
De meeste jongens, waaronder ook
ik, hadden na schooltijd in de namiddag
een pracht van een honger. En dan liep
je daar met zo'n geurig versgebakken
brood onder de arm.
Wie heeft er nooit „bróód geploze"?
Dit was aan mijn brood toen wel te
zien!
Doch moeder had hieraan nu een
grote hekel. Jongenshandjes waren nu
niet altijd even schoon, beweerde zij
dan, en „de mensen" konden gaan den
ken dat je thuis niet voldoende te eten
kreeg.
Thuiskomend was buurman Maas
het klimop aan de zijkant van zijn huis
aan het snoeien.
„Zo Pieter de gieter", grapte hij, „on
derweg hebben de muisjes nog al aan
het brood geknabbeld. Leg het maar
met de onbeschadigde kant „in de spin-
ne", doch zeg dan tegen je moeder dat
je dit nooit meer overkomen zal
En na het verstellen van zijn ladder:
„Anders zal zo dadelijk de matteklop-
per op je broekje kraken!"
In de eerste plaats had buurman al
tijd aandacht voor je. Als kind is men
"daar erg gevoelig voor.
In de tweede plaats wees hij op je
falen. Maar deed het, in dit geval, voor
komen of „de muisjes" de boosdoeners
waren geweest. Dit kwam toch eigen
lijk je jongenseer te na.
In de derde plaats kreeg je een vin
gerwijzing om de mattenklopper te om
zeilen, maar zo, dat door eerlijk op
biechten van je tekortkoming de kans
bestond dat de straf werd verzacht.
Hoe liep dit af?
Moeder vermoedde zeker weer brood-
narigheid, of had iets gehoord. Zij kwam
tenminste in het deurgat van „het klom
penkot" om het brood van mij aan te
nemen. Zag dat dit weer gehavend was.
Terechtwijzing volgde en zij vroeg hier
bij de instemming van buurman.
Ik kon maar beter geen boodschap
pen meer doen
„Och", zei buurman, „zeker is het niet
netjes wat die Pieter heeft gedaan!"
Knip, knip, knip ging het inmiddels
bedachtzaam met de snoeischaar.
„Doch buurvrouw, dat brood ruikt zo
lekker, je zou er zeif nog in bijten!"
Was hij jevriend of niet?
In de wintermaanden gaf buurman
tekenles aan aankomende ambachtslie
den. Bracht hen de eerste begrippen
van perspectief bij. Ook het technisch
tekenen. Leerde een smidszoon bijvoor
beeld een konisch toelopende kolenkit
eerst te tekenen, zodat bij het maken
van dit product minder blik verloren
ging. Bij mijn weten vroeg buurman
hiervoor nimmer honorarium. Men had
graag les van hem.
Mijn broer te Kortgene heeft nog een
schoorsteenplaat, waarop door hem heel
huiselijk een zittende poes werd ge
schilderd.
Tijdens de zomermaanden werd voor
meer huiskamerruimte, deze was bij ve
len niet al te groot, de kachel naar zol
der of schuur gebracht en moest het
open schoorsteengat afgeschermd wor
den. Daar diende die schoorsteenplaat
dan voor.
Hoevelen zal hij ook hiermede van
dienst zijn geweest?
In het tekenen van gothische letters
was hij een meester. Velen moeten nog
als bewijs hiervan een kerkboekje in
hun bezit hebben, waarin buurman, na
aanneming of anderszins, hun naam,
datum enz. met deze letters getekend
heeft op de voorste blanco bladzijde
van dit boekje.
Zo had hij uit een zilveren kwartje
een miniatuur hangslotje gezaagd, dat
met een minuscuul sleuteltje uit het
zelfde materiaal nog kon worden ge
opend en gesloten ook. Kunstsmeedwerk
waardig.
Uit halvestuiver-muntstukken zaagde
hij de kroontjes uit voor broches. Voor
zijn vrouw had hij een „goud en zilver"
doosje gemaakt. Op het dekseltje was
een opengeslagen muziekboekje ge
maakt, met miniatuur notebalk gete
kend, noten en de G-sleutel.
Naast dit boekje lag een schattig vi
ooltje met strijkstok, niet te geloven
zo mooi!
Op zijn verdere creativiteit komen
wij nog terug:
(Wordt vervolgd)
POLEN,5398
Dit nummer geldt zowel voor bank als giro.
Giften storten tn.v. de 'Nederlandse Stichting Hulp Polen', Den Haag.