Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. donderdag 16 december 1982 no. 4047 Een oud-eilandbewoner weet te vertellen (Deel 1) HELP DE POLEN DE WINTER DOOR Tijdens het bladeren in oude gege vens kreeg ik „Kortgene in pude an sichten" weer in handen. Op' de kaft, als blikvanger, prijkt daar de molen, in volle glorie nog, met naar het noordoos ten gerichte wieken. Het moet velen als „oud eilandbewo ner" pijn doen nu deze eens werkelijk zo trotse molen te moeten aanschou wen, ontwiekt, in staat van verval. Wacht hier misschien een taak voor allen om de schouders eens voor te rechten? Voor het werkelijk te laat is! Daar moet met de huidige eigenaar in deze geest beginnend toch iets te re gelen zijn? Met de derde generatie Zeger Salomé Jzn heb ik vaak, tijdens stilstand van de wieken, tot in de nok van de molen klimmend, als jongen genoten van het vergezicht over en rondom Noord-Be veland. Dat was vanf de hoogste top van „Thijsendiekje". Vandaar zag men bij helder zicht een onvergetelijk panorama, zo Zeeuws als het maar zijn kon! Dit terug te winnen zou voor een ie der een mooie beloning kunnen zijn voor de te nemen moeite. Maar nu zocht ik niet naar molenge- gevens, hoe interessant op zichzelf dit ook weer is. Verder bladerend was daar wat ik zocht. Ansicht 42. Onze onvergetelijke buurman Maas. Gezeten in een landauwer, met de rug naar de bok, naast Zeger Salomé van de tweede generatie. Volgens het onder schrift was deze foto genomen tijdens het onafhankelijkheidsfeest in 1913. Een stroom van herinneringen deinde aan over deze bijzondere man. Hij heeft voor de dorpsgemeenschap van Kortgene in de eerste plaats, voor muziekminnend Noord-Beveland, samen met zijn zoon J. C: Maas, in de tweede plaats, veel betekend. Dit mogen wij niet vergeten. Zijn actieve en creatieve geest reikte zelfs, bijzonder voor die dagen, tot ver over de grenzen van onze provincie. Eens, voor het bijwonen van een con cert te Den Haag, dacht het publiek bij zijn binnenkomst van de zaal, dat er een componist in hun midden was ge komen. Zo imponeerde hij, ongewild, enkel door zijn verschijning. Het is een niet geringe opgave uit de herinnering door waarneming van een buurjongetje te pogen over deze man te schrijven, dit op verzoek. Hulpbronnen werden daarom aange boord. Zo dank ik mej. Jacoba (Koos van Kurtjeen) Broekhoven voor haar mede werking. Verder de kleinzoon van buur man Maas, de heer P. A. Fortuin te Rijswijk (Z.H.) die speciaal naar Zierik- zee overkwam 'om met mij over zijn opa te praten. Hartelijk dank ook aan de secretaris van Kortgene, de heer M. Meesen, die mij tevens attendeerde op de oud-wethouder van Kortgene, de heer A. Welleman, die voor mij het dorp „afstroopte" voor meerdere, of be vestiging, van gegevens. Maken wij nu van deze verzameling de balans op, dan komt het volgende (vast) te staan. De heer Abraham Maas werd op 14 februari 1859 te Aardenburg geboren. In 1877 kwam hij naar Kortgene. Werd in 1896 lid (muzikant) van de in 1879 opgerichte muziekvereniging E.M.M. (Eendracht Maakt Macht). Hij volgde in deze vereniging in 1927 de aftredende voorzitter, de heer P. D. Maas Lzn (geen familie van hem) op. Deze was klokkemaker van beroep, had een klokkewinkel in ,,'t Poldert je", vertrok naar Philips te Eindhoven als instrumentmaker, vandaar zijn aftre den. Voor 1927 was buurman van E.M.M. al vele jaren vice-voorzitter. Zijn zoon, J. C. Maas, fungeerde als dirigent. Deze verrichte die functie ook jaren bij de muziekvereniging „Wilhelmina" te Co- lij nsplaat. Tevens was hij dirigent van de zangvereniging „Zang Veredelt" te Kortgene. Beiden traden in 1929 bij E.M.M. af na een verenigingsconflict. De heer A. Maas ontwierp het E.M.M. vaandel. Dit werd door zijn vrouw ge borduurd. Mevr. M. Maas - Broekhoven, die zeer vaardig met de naald was. Na het gereedkomen van dit vaandel is dit eerst ter bewondering en goedkeuring in huize Maas te bezichtigen geweest. (Mevrouw C. Welleman - de Kam borduurde in 1969 voor E.M.M. het hui dige vaandel, dat in dat jaar werd inge wijd tijdens de viering van het 90-jarig bestaan van E.M.M.). Tussen 1907 en 1925 was A. Maas be stuurslid van de toenmalige Groene Kruisvereniging te Kortgene. A. Maas was mede-oprichter en be stuurslid van de „Varkensvereniging te Kortgene". Volgens overlevering werd deze vereniging uit nood geboren. Na een varkenspestepedemie, waardoor ve le arbeidende gezinnen hun „keu" be stemd voor de wintervoeding verloren, werd in deze gezinnen schraalhans keu kenmeester. Men had ook geen geld voor de aankoop van eennieuwe big. Deze werd later uit de contributiekas van de vereniging voor de gedupeerde aangekocht. A. Maas was mede-oprichter van de werkmansvereniging met de mooie naam „Draagt elkanders lasten". Deze vereniging had ten doel om het ergste leed te verzachten bij arbeiders, zo die zonder werk geraakten. De heer G. Bou- wense was van deze vereniging de bo de (tevens koster van de Ned. Herv. Kerk). Volgens de heer Fortuin was A. Maas mede-bestuurslid van „Het Nut voor 't Algemeen", in de volksmond kortweg „Het Nut" genoemd. Hij hield hiervoor ook lezingen over huisvlijt. Zo moet hij zelfs eens in deze geest een geslaagde avond te Alkmaar verzorgd hebben! Over deze activiteiten warén te Kort gene de gegevens erg vaag of geheel verloren gegaan. In mijn verder verhaal kom ik hierop terug. A. Maas was ook lid van de commis sie tot wering van schoolverzuim van de o.l. school te Kortgene. Uit mijn herinnering puttend, wij za ten toen in de tweede klas bij „meester" H. J. van Strien (deze heeft mij in 1979, op 79-jarige leef tip d, samen met zijn vrouw en zuster, nog zelf de auto rij dend vanaf Zwolle te Zierikzee op gezocht) stapte deze commissie op een keer na een klop op de deur zomaar in eens binnen. Die commissie bestond toen uit de heren J. C. Schuilwerve, toen secretaris der gemeente, (deze werd in 1928 burgemeester), dominee Van de Most van Spijk en buurman A. Maas. De heren hadden de hoed in de hand. Buurman was ook stijlvol gekleed in zwarte pandjesjas en gestreepte broek. Langs mijn bank lopend zei hij zo maar hardop: „Zo Pieter, we zijn nu samen in de klas, maar ik mag van de meester niet in de bank zitten hoor!" Lak had hij aan alle deftigheid bij protocol, bleef onder alle omstandighe den zichzelf, toch altijd even beschaafd. Ook nu was ik zijn buurjongen! Mijn helaas te vroeg overleden vriend de later zo bekende Zeeuw L. W. de Bree (Levien voor ons) was destijds on derwijzer in dezelfde tweede klas. Hij vertelde mij eens: „Daar kwam die commissie onverwacht op mijn dak vallen, bestaande uit de heren notaris Mattheijs, wethouder I. Boot Sr. en A. Maas. Nu had ik maar één stoel in mijn lokaal en verontschuldigde mij hen niet elk een stoel te kunnen aanbieden!" Toen antwoordde de heer A. Maas ook namens zijn collega's: „Ach mijn heer, maakt u zich over ons niet be zorgd, wij zijn nog drie „jonge" jon gens onder elkaar. Dat moet wel een humorist zijn, die Maas!" Met glinsterende ogen ging Levien verder: „De kinderen keken de spre ker even aan, naar zijn lange grijze haren, zijn grijze snor en dito sik, barst ten toen in een hartelijk gelach uit. Maar het ijs was gebroken!" Aan veler sponde, bij ernstige ziekte, verzorgde buurman mede te nachtwake, gaf raad en troost. Bij veler jubilea verscheen hij met gepast woord en hou ding. Hierbij liet zijn humor hem nooit in de steek en beredderde daardoor me nig pijnlijke familieverhouding. Waardig bewoog hij zich bij verschei den, hij was van nature eenmaal zo. Op het laatst der dertiger jaren is de heer A. Maas bij handeling Tjan de toen aanwezige burgemeester A. A. Schuit tot ridder in de orde van de Neder landse Leeuw benoemd. Hiervoor was hij, onwetend over wat hem te wachten stond, met zijn vrouw ontboden op het gemeentehuis. Het is opmerkelijk dat de juiste data van deze onderscheiding te Kortgene verloren is gegaan. Ik meen te mogen veronderstellen dat deze, in brons, zéér op z'n plaats is geweest. In mijn bezit is een klein formaat foto waarop hij „deze versierselen" draagt. Op 30 augustus 1943, wegens ouder dom, hebben de heer A. Maas en echt genote node hun zo geliefd Kortgene verlaten, om te Goes liefderijk verzorgd te worden door hun tweede dochter, mevr. R. Jacobse - Maas, aldaar wo nend. Het pensiontehuis „Noord-Beveland" was door de schaduw van de tweede wereldoorlog zelfs in de verste verte toen nog geen toekomstmuziek. Te Goes zijn beiden overleden. Wijlen de heer A. Maas op, 11 maart 1944, toen 85 jaar oud en wijlen mevr. M. Maas - Broekhoven op 29 december 1947, toen 89 jaar oud. Wél kwamen beiden terug naar hun Noord-Beveland, om een laatste rust plaats te vinden op de begraafplaats te Kortgene. Tot zover deze personalia. In het leven van buurman en buur vrouw Maas is veel goeds en liefs ge weest, maar misschien meer leed Wij kennen hier maar ten dele. Hun warm kloppend hart voor de be- hoeftigen, hun fijngevoelige geest, die tussen wit-zwart altijd hun liefde voor de naasten plaatste, hun waakzame vi sie over onrecht, analyserend en steeds weer die humor van die man, wat veel splijting voorkwam, ach, niet altijd he laas is hem dit gelukt. Zij zijn niet altijd juist begrepen. Daar ging buurvrouw weer met het pannetje sterke bouillon onder de schort naar die behoeftige zieke. Of als bij buurman een huismoeder op de schilderswerkplaats kwam voor wat verf, om hiermede een beetje van haar kalende armoede te bedekken. Dan was het: „Laat maar zitten vrouw, als je de pot en kwast maar terug laat brengen!" Eens zei buurman mij: „Jongen, daar zijn christelijken en christenen, van de eersten teveel, van de tweeden te wei nig. De eersten doen alsof en zitten vaak op de eerste rang, de tweeden doen enkel. De eersten maken veel ge rucht, in kerkgang en schone woorden, de tweeden gaan in stilte naar die plek waar hun zijn het leed kan verzachten" Zij gaven wat gemist kon worden, zonder berekening, en daar waar dit nodig was. Mocht men op latere leeftijd hen dit verwijten? Het is toch een groot voorrecht in dankbaarheid voort te leven in het hart van de medemens? Dit werd hun erfenis. Mag ik u verder mijn verhaal ver tellen? Daar was weer een kind bij ons ge boren, een meisje. Moeder lag onder de dekens in de bedstede, waarom, dat be seften wij toen nog niet zo. De ooie vaar was op het dak verschenen en hiermede werd alles verklaard. De wieg met de pasgeborene stond in een hoek bij de bedstede. Vader, met buurman Maas en Izaak Schrier, kwa men binnen. „Zo buurvrouw, dat is weer met een „griepje" te bed?", hoorden wij buur man, met een knipoog tevens naar de bedstede, vragen. Izaak Schrier kuchte maar eens. Moeder antwoordde: „Ja buurman, weer een griepje". Enheeft het kind haar naam?" „De Burgerlijke Stand had er net nog één!" grapte buurman terug. En wij maar met open mond luisteren Buurman was, samen met Izaak Schrier, vaders „getuige" geweest om de nieuwe wereldburgeres „aan te ge ven" ten gemeentehuize, zo dat toen werd genoemd. Onderwijl waren de mannen gaan zit ten. In de sigaren kwam de brand. Toen vatte buurman met de rechter hand het ingeschonken traditionele bor reltje omhoog. Izaak Schrier en vader volgden zijn voorbeeld, nadat vader voorzichtig de fles op een veilig plekje had neer gezet. „Dat wij er allen getuige van mogen zijn dat ook dit kind voorspoedig groot mag worden!" hoorde ik nu buurman zeggen. Bij dergelijke gelegenheden werd er gewoon gewacht tot hij het initiatief zou nemen. „En dat moeder de vrouw weer maar gauw „op de been" mag zijn!" besloot hij zijn toast. Toen gingen de borrelglaasjes ach terover. Na een haal aan zijn sigaar keek hij ons aan en zei: „En nu laat ik voor jul lie kringetjes uit mijn snor komen!" Warempel, daar klokten die zomaar, zonder kuch, uit het niet naar de zol derbalken omhoog. Acht keer was hij voor onze ouders „getuige". Bij latere ontmoetingen vertelde hij mij hierover: „Ik heb jullie allemaal „uit de kool" zien komen!" En dit zei hij niet zonder trots, Zo was deze man groot in het kleine. Nu een ander uiterste. Men wilde bij een burgemeesterwis seling te Kortgene persé een dorpsge noot als eerste burger. Het betrof de heer A. Danckaerts, zoon van dokter A. C. Danckaerts. Die was eigenlijk heel- en vroedmeester, met diploma Middel burg. Doch in de volksmond was het „dokter". (Dokter Gelderman was de eerste academisch gevormde geneesheer te Kortgene). Een dorpsafgevaardigde zou voor het doel gaan pleiten bij de toenmalige Commissaris der Koningin in Zeeland, jhr. mr. J. W. Quarles van Uffort, waar voor audiëntie werd aangevraagd. Tot afgevaardigde werd gekozen: de heer A. Maas. Als u de foto 42 in „Kortgene in oude ansichten" bekijkt, hoef ik u niet te beschrijven dat deze man een natuur lijke waardigheid bezat, zeer geschikt voor-deze missie. Met wandelstok, in het verleden een armverlengend symbool, toog buurman op pad. Een Middelburgse reis, vanaf het eiland, was toen dagjeswerk. Eerst liep men van het dorp naar het veer Kortgene-Wolfaartsdijk. Dan over varen met de veerboot, wat tijdgebon den was. Aan de overzijde stond „de bus van De Gram" gereed, die dagelijks enkele ritten maakte op de hoofdstad, met als chauffeur de onverstoorbare Karei Vermeulen, de latere havenmees ter van Goes. Hoewel op tijd ter griffie aankomend, werd buurman verwezen ter wachtka mer, waar al enkele wachtenden wa ren. Juist zou hij aan de beurt komen, toen „de bode" weermaals verscheen, maar nu met de mededeling dat voor deze dag de audiënties werden beëin digd In zijn hart zeer verontwaardigd stond buurman toch waardig op, duwde bij de deur „de bode" opzij met te zeggen: „Dan zal ik laten zien dat ik haar op mijn kop heb!" Stapte toen, onaangediend, bij de Commissaris der Koningin binnen in diens werkkamer. Deze keek wel verstoord van zijn bu reau op! „Excellentie", ving buurman aan (dit is zijn eigen verhaal), „mijn oprechte verontschuldiging voor deze wijze van binnenkomen. Heeft u hier asjeblieft begrip voor? Het kost mij een dagtaak in eigen bedrijf, een reis van Noord-Be veland naar hier, en u weet hoe om slachtig dit is, ik moet ook nog terug, en dit al voor deze audiëntie. Om 14.00 uur zou ik bij u toegelaten worden, het is bijna enkele uren later en nu zou de audiëntie beëindigd zijn? Terwijl ik juist aan de beurt was? Laat u mij niet met lege handen terug gaan naar Kort gene?" „Mijnheer Maas", antwoordde de Commissaris, „ik heb inmiddels gele zen waarvoor u bent gekomen. Zeg in de eerste plaats te Kortgene dat ik hen daar feliciteer met uw afvaardiging. En dat het voorstel ook mijn persoonlijke voorkeur heeft. Hier hoort men meer over. Goede reis terug naar huis!" Beste lezer, dit was ook buurman Maas. Dat hij een persoonlijkheid was, in tens zijn dagen beleefde, ook met en voor de ander, hoop ik verder schrij vend meer voor u te bewijzen. Altijd stond zijn vrouw achter hem en zeker niet steeds in zijn schaduw. Terugblikkend op mijn eerste geschet ste situatie bij ons thuis, wilde ik aan tonen dat buurman met dikwijls juist aanvoelende fijnzinnige humor vele pijnlijke balonnen op de juiste plaats wist door te prikken. Nooit zou hij gezegd hebben: „Beste mensen, rekent er toch vooral op „hoe meer varkens, hoe dunner de spoeling" en die is bij de meesten al niet te dik!" Dit was zijn aard niet. Toch was hij zich bewust van de meerdere-zorg in het gezin naast zijn deur. Dat zich maar gestadig uitbreidde. Daar zal hiervoor wel een zekere gêne bij onze ouders geleefd hebben. Die hij begreep. Die peuters liepen daar ook rond met gespitste oortjes en grote vraagogen bij al dit drukke ongewone. Goed, buurman prikte daar doorheen met zijn grieppraatje. Zo was het niet bijzonder dat moe der hém vroeg of het kind haar naam had. Dit pareerde hij tegenover vader met als antwoord „de Burgerlijke Stand had er net nog één". Van hem ging ook altijd een overtui gende rust uit. Die aan hun ziekbed ge- kluisterden troostte, bij verscheiden pijn verzachtte, bij verjaardag, bruiloft of anderszins samenkomst de vrolijke noot bracht, zonder ooit paljas te spelen. Steeds met groot moraal als achtergrond Hij bracht dit al met vanzelfspreken de diplomatie, met van huisuit Vlaamse humor, met zéér gevoelig hart. Bij anderen zag men dan wel imitatie van hem. Toch, bij negatieve reactie, kon zijn houding ook vlijmscherp zijn. Zo was er eens een stoere agrariër die hem op de scheerwinkel begroette met: „Dag schildertje, mooi weertje van daag!" Dat „schildertje" deed bij hem de deur dicht. „Ja", antwoordde buurman, „het is heden goed weer voor boerden mens!" De ander hapte toe met de vraag: „Is een boer dan geen mens?" „Neen", zei buurman weerom, „en ik zal u zeggen waarom. Toen God het heelal heeft geschapen, had Hij hiervoor allerlei stoffen en stofjes. Om bij onze aarde te blijven, uit dit stofje werd dit geschapen, uit dat stofje dat. Op het eind was van alles iets over en de Schepper schiep hiervan een boer en sommige nakomelingen van hem lopen rond zelfs zonder hersens De ander had zijn les. Zo moest hij een uitvoering van E.M.M. inleiden. Tijdens zijn speech (zonder papiertje), eenzaam en alleen staande op het podium, de rust zelve, zat op de voorste rij ook een jongeman, die al „een glaasje" op had, hier hardop doorheen te praten. Buurman zweeg en wachtte. Toen hoorde die knaap zichzelf al leen. Het werd doodstil. De nu van alle zijden aangekekene kreeg toch een hoofd als een boei. Ten teken dat bij hem niet alle opvoeding verloren was. Toen sprak buurman hem toe als volgt: „Jongeman, als je denkt het be ter te kunnen dan ik, kom dan hier. Ik sta gaarne mijn plaats aan jou af!" Even zweeg hij, sprak dan verder: "Ik zie dat je op je plaats blijft zitten. Ook goed, maar dan zwijg je verder, zo niet, dan ga je de zaal uit!" Toen vervolgde hij, nog altijd zonder stemverheffing, zijn openingsspeech. Als schildergezel was buurman dus in zijn jonge jaren gekomen van Aar denburg. Welk motief hiervoor aanlei ding is geweest, was niet te achterhalen. Zelf nog erg jong zijnde heb ik buur vrouw, zij was over de tijd „van vroe ger" aan het verhalen, eens horen zeg gen: „We kuierden over 'tdurp méé 'n kro meiden en daer was inééns Bram. Da's den mienen, èk toen gerope!" Hoe het ook zij, Marietje Broekhoven werd Marietje Maas - Broekhoven. Dat liefde op het eerste gezicht bestendig kan zijn hebben beiden bewezen. Bij m'n foto's bevindt zich een kiek waarop zij als oudjes, buurvrouw met de lange Noordbevelandse muts, buurman in hemdsmouwen en de decoratie op het vest, buiten aan een met bloemen vol geladen tafeltje zitten. Ter ere van hun vijftigjarig huwelijk! Dat buurman ook een vriend van de jeugd was, verhaalt het volgende. Als jongetje was mij door moeder op gedragen het vers gebakken tarwebrood (vierponder) na schooltijd van de bak ker mee te brengen naar huis. Hiervoor was dan het zakje met meel, „tèrve- blom" zogezegd, afgegeven bij één der dorpsbakkerijen. Kinderen uit vele gezinnen, meestal agrarisch georiënteerd, mochten bij de boeren, na het maaien en op schoof zet ten tijdens oogsttijd, de achtergebleven tarwe-aren op het veld bijeenzoeken ten eigen bate. „Raepe" noemde men dit. Deze aren werden dan later „met ei gen houtje" gedorst en de gewonnen tarwekorrels dienden voor een deel tot kippevoer, het resterende deel werd af geven bij de „meulenaer", die deze tar we dan voor luttele centen vermaalde tot zemelen en bloem. De zemelen waren dan weer goed voor de konijnenhokken, de bloem kwam bij de bakker terecht voor het bakken van brood. De nu zo in verval zijnde korenmolen te Kortgene heeft in het verleden zo voor ook menig arm gezin een grote rol gespeeld, evenals met het graan ver malen tot varkensvoeder. De meeste jongens, waaronder ook ik, hadden na schooltijd in de namiddag een pracht van een honger. En dan liep je daar met zo'n geurig versgebakken brood onder de arm. Wie heeft er nooit „bróód geploze"? Dit was aan mijn brood toen wel te zien! Doch moeder had hieraan nu een grote hekel. Jongenshandjes waren nu niet altijd even schoon, beweerde zij dan, en „de mensen" konden gaan den ken dat je thuis niet voldoende te eten kreeg. Thuiskomend was buurman Maas het klimop aan de zijkant van zijn huis aan het snoeien. „Zo Pieter de gieter", grapte hij, „on derweg hebben de muisjes nog al aan het brood geknabbeld. Leg het maar met de onbeschadigde kant „in de spin- ne", doch zeg dan tegen je moeder dat je dit nooit meer overkomen zal En na het verstellen van zijn ladder: „Anders zal zo dadelijk de matteklop- per op je broekje kraken!" In de eerste plaats had buurman al tijd aandacht voor je. Als kind is men "daar erg gevoelig voor. In de tweede plaats wees hij op je falen. Maar deed het, in dit geval, voor komen of „de muisjes" de boosdoeners waren geweest. Dit kwam toch eigen lijk je jongenseer te na. In de derde plaats kreeg je een vin gerwijzing om de mattenklopper te om zeilen, maar zo, dat door eerlijk op biechten van je tekortkoming de kans bestond dat de straf werd verzacht. Hoe liep dit af? Moeder vermoedde zeker weer brood- narigheid, of had iets gehoord. Zij kwam tenminste in het deurgat van „het klom penkot" om het brood van mij aan te nemen. Zag dat dit weer gehavend was. Terechtwijzing volgde en zij vroeg hier bij de instemming van buurman. Ik kon maar beter geen boodschap pen meer doen „Och", zei buurman, „zeker is het niet netjes wat die Pieter heeft gedaan!" Knip, knip, knip ging het inmiddels bedachtzaam met de snoeischaar. „Doch buurvrouw, dat brood ruikt zo lekker, je zou er zeif nog in bijten!" Was hij jevriend of niet? In de wintermaanden gaf buurman tekenles aan aankomende ambachtslie den. Bracht hen de eerste begrippen van perspectief bij. Ook het technisch tekenen. Leerde een smidszoon bijvoor beeld een konisch toelopende kolenkit eerst te tekenen, zodat bij het maken van dit product minder blik verloren ging. Bij mijn weten vroeg buurman hiervoor nimmer honorarium. Men had graag les van hem. Mijn broer te Kortgene heeft nog een schoorsteenplaat, waarop door hem heel huiselijk een zittende poes werd ge schilderd. Tijdens de zomermaanden werd voor meer huiskamerruimte, deze was bij ve len niet al te groot, de kachel naar zol der of schuur gebracht en moest het open schoorsteengat afgeschermd wor den. Daar diende die schoorsteenplaat dan voor. Hoevelen zal hij ook hiermede van dienst zijn geweest? In het tekenen van gothische letters was hij een meester. Velen moeten nog als bewijs hiervan een kerkboekje in hun bezit hebben, waarin buurman, na aanneming of anderszins, hun naam, datum enz. met deze letters getekend heeft op de voorste blanco bladzijde van dit boekje. Zo had hij uit een zilveren kwartje een miniatuur hangslotje gezaagd, dat met een minuscuul sleuteltje uit het zelfde materiaal nog kon worden ge opend en gesloten ook. Kunstsmeedwerk waardig. Uit halvestuiver-muntstukken zaagde hij de kroontjes uit voor broches. Voor zijn vrouw had hij een „goud en zilver" doosje gemaakt. Op het dekseltje was een opengeslagen muziekboekje ge maakt, met miniatuur notebalk gete kend, noten en de G-sleutel. Naast dit boekje lag een schattig vi ooltje met strijkstok, niet te geloven zo mooi! Op zijn verdere creativiteit komen wij nog terug: (Wordt vervolgd) POLEN,5398 Dit nummer geldt zowel voor bank als giro. Giften storten tn.v. de 'Nederlandse Stichting Hulp Polen', Den Haag.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1982 | | pagina 3