Geef.V
Rectificatie
Grandioze Sinterklaasaktie
van de Middenstands
vereniging Kortgene
Groot Sint Nicolaasfeest '82
Gelucht
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. donderdag 25 november 1982 no. 4044
Een oud-eilandbewoner
weet te vertellen
Steun het Astma fonds.
Postgiro 55055.^
(deel 1)
Vanaf maandag 22 november tot en met zaterdag 4 december a.s.
ontvangt u bij besteding van elke tien gulden bij één van de deel
nemende winkeliers één kraskaart je.
Op dit kaartje zijn 3 vakjes afgedekt, die met een muntstuk moeten
worden opengekrast. Aan de afbeeldingen kunt u zien of er direkt
een prijs gewonnen is of dat meegedongen kan worden naar de
andere prijzen.
3 tweeën: direkt 5,3 drieeën: direkt 10,3 vieren: direkt
15,3 vijven: direkt 20,en 3 zessen: direkt 25,
Als er op het kaartje 3 enen staan, stop het dan in een speciaal
envelopje (gratis verkrijgbaar bij één van de deelnemende winke
liers), zet uw naam en adres er op en lever het envelopje in.
Direkt te verzilveren prijzen:
van VIJF tot VIJF-EN-TWINTIG gulden.
Te trekken uit de envelopjes:
6 HOOFDPRIJZEN, waarvan o.a. een half varken.
Inlevering envelopjes: Uiterlijk tot en met donderdag 9 december
a.s. bij de deelnemende winkeliers.
Trekking: op vrijdag 10 december a.s. om 20.00 uur in Café-Res
taurant „De Graaf van Buren" te Kortgene.
Bekendmaking prijswinnaars: via persoonlijk bericht.
Inlichtingen over de aktie kunt u inwinnen bij de deelnemende
winkeliers, herkenbaar aan het raambiljet.
Aantal envelopjes: 200.
Vergunning is verleend door de Kamer van Koophandel en Fa
brieken te Middelburg op 5 november 1982 onder nr. 35/82.
Het jaarlijkse Sint Nicolaasfeest van de Kortgeense Middenstand
zal plaats vinden op 27 november a.s. voor de kinderen en op
3 december a.s. voor de groten.
PROGRAMMA VOOR 27 NOVEMBER
Aanvang 13.30 uur: THEATERSHOW van het kindertheater Tin
geling in hotel-café-restaurant „De Korenbeurs".
Aanvang 14.30 uur: onder begeleiding van het fanfarekorps E.M.M.
gaan alle kinderen Sint Nicolaas met zijn zwarte pieten afhalen
in de landbouwhaven, alwaar de burgemeester de Sint zal ver
welkomen met zijn gevolg.
Natuurlijk is ook het paard van Sint Nicolaas van de partij en onze
eigen ruitervereniging zal de Sint begeleiden.
Indien het weer het toelaat, gaat de hele stoet via het bejaarden
centrum door het dorp naar „De Korenbeurs". Daar zal Sint Nico
laas enige bladzijden uit het grote boek doornemen.
Uiteraard is er voor alle kinderen een fraaie surprise.
Het feest zal ongeveer om 16.00 uur eindigen.
HET SINT NICOLAAS BAL
zal plaats hebben op 3 dec. a.s. en de aanvang hiervan is 20.00 uur,
In mijn laatste verhaal heeft een naams
wisseling plaatsgevonden, die ik hier recht
zetten mag. De betrokken rijkspolitie-agent
was niet Bakker, maar diens opvolger West-
strate. Tijdens mijn verhalen in Duitsland
is mij toen de naam Bakker te binnen ge
schoten. Vergeet u niet, dat ik toen on
voorbereid zo aan het verdedigen van
Noord-Beveland ben gegaan. Waarheidsge
trouw heb ik later in deze krant haast
woordelijk dit weergegeven.
Dat het een en ander kritisch wordt ge
lezen, getuigt van belangstelling. Goed zo!
Dank aan de tipgever. Hij, die mij mijn
feilen toont, heeft op mijn hart een groot
vermogen, zeggen wij hierna.
Dezelfde tipgever deed mij via mijn broer
kond, dat Boesnaoh deze bijnaam niet te
danken had aan de atletisohe prestaties die
hij voortreffelijk nabootste, maar aan iets
anders. Dit was mij bekend. Uit grote eer
bied voor allen die zijn overleden heb ik
dit minder positieve niet aangeroerd, maar
als een stille hulde aan Willem speciaal,
ook toen aan mijn toehoorders, ingedeeld
zo werd gepubliceerd. Deze slip of de pen
ging gepaard met goede bedoeling. Kpes,
indien nodig kom ik aan je adres nog wel
eens aankloppen voor aanvulling, e.v.t. in
formatie. Dan mijden wij rectificaties! Goed
Ook dank ik velen voor de overige al
prettige reakties op m'n schrijven. Sommige
waren zelfs hartverwarmend.
Speciaal dank aan CeeBee. Wij kennen
elkaar al lang. Prettig dat op dit terrein
weer ontmoeting plaats heeft. Je lier in
dialekt is ook voor mij een waar genoegen.
Hierbij vergeten wij dan ook „Zeeland
Magazine" niet.
Zo de uitgever mij ruimte toelaat, hoop
ik u met mijn schrijven nog verder, zo nu
en dan, aangenaam te verpozen. Ik heb
hiermee geen andere bedoeling. Sommigen
informeerden naar mijn honorarium. Maakt
u geen zorgen, beste mensen, want dit is
liefdewerk.
Hoewel ik door mijn beroep vaak elders
verbleef, zijn mijn vrouw en ik Noord-
Bevelands gebleven in hart en nieren. Wij
traahteh dus hier dienstbaar te zijn aan
een oude liefde. En een klein beetje zon
in deze donkere, met rumoer en geweld
gevulde tijden, mogen wij zeker brengen.
Mocht ik onverhoopt toch op iemands
teen gaan staan, vergeef mij. Het is dan
niet opzettelijk.
Aan de uitgever dank voor de plaats
ruimte!
P„ C, Noordhoek.
De Zandkreek was nog getijdegebied.
Niet, zoals nu, het Veerse Meer met stil
staand water. De dammen te Vrouwenpol
der en Katseveer waren nog niét dwars
door het vaarwater getrokken. Ter afslui-
ting.
Het veerhuis van Krijn Schippers, eens
prachtig op linnen gepenseeld door I. Boot
Jr. en in bezit gekomen van Piet Maas,
landbouwer aan .de Prinsendijk, was nog
niet verbouwd tot zomerhuis.
Bram Westplate, de oesterwachter uit
Yerseke, huisde nog daar in een houten
keet, wakend over de percelen met deze
bekende Zeeuwse schelpdieren onder de
Geersdijkse wal.
Door de vreselijke overstromingsramp van
1953, die de aanzet vormde dat het getij-
stroombeeld, altijd afwisselend, hier voor
goed verdween, was er veel veranderd. Uit
nostalgische overwegingen jammer, want,
zo vertelde men mij, je ruikt nu hier „de
zee" niet meer.
Maar deze voormalige zij-zeearm, stro
mend tussen de beide Scheldearmen, was
eenmaal verradelijk gebleken, getuige die
rampnacht, blijvend in het geheugen ge-
grifd vooral hij de bewoners van Kortgene
en Wolfaartsdijk.
Piet Schippers, lid van een timmermans-
familie te Kortgene, in Amereika vertoefd
hebbend en daarna in Canada, hij had dus
een wat bredere kijk op het leven, zei eens
onder het zaagscherpen in de werkplaats
tegen mij, ik was toen nog een jongen:
„Men brengt nu een betonnen kraag aan
op de kruin van de kaaidijk, doch men kon
beter een hoge ringdijk om het dorp heen
aanbrengen, deze kraag is lapwerk".
Jaren later, in 1953 dus, mocht Schippers
helaas nog zijn gelijk beleven, al vertoefde
hij toen, sinds 1953, in Zuid-Afrika, waar
hij november 1953 is overleden, goed negen
maanden na de rampnacht dus.
Zo zittend aan de dijk bij de „Hurdiekse
kaoie" waren mijn gedachten wel verdwaald
naar de tijd van weleer.
Dit in tegenstelling van het voor mij
daar laverend moderne jaoht, met toren-
tuig, tegen het oosten windje.
Het jaoht hield iets te ver door naar de
wal en raakte met de kiel de grond van
Noord-Beveland.
Niet een ieder die vaart kan een vakman
zijn!
Een druk op de knop daar aan boord,
motorstart, en met sohroefhulp en klappe
rende zeilen werd het vaartuig door de
wind gewurmd, viel over stuurboord weer
„in de zeilen" na het even gestoord over
stag gaan, voer verder richting oost. Ja, die
scheeepjes zijn „watervlug".
Het was in de tijd der laatste twintiger
jaren dat wij, met vader meevarend, onge
veer op dezelfde plaats waar nu dat jacht
zeilde het volgende beleefden.
Wij hadden toen nog geen sohroefhulp
aan boord en moesten ons zien te redden
naar de omstandigheden van weer en
stroom.
Die dag was er waai genoeg!
Met wind tegen stroom kon ook op de
Zandkreek een aardig zeetje rollen, vergist
u zicji niet, als het maar waaien wilde!
Wij laveerden tegen de west-zuid-weste
wiijd, dubbel gereefd, richting Veere en
zeilden regelmatig met het haast lege schip
het water over de kop van 't zwaard, zo wij
nu nog wel eens zien van de Friese .skutjes'
op de T.V. tijdens hun jaarlijkse zeilwed
strijden.
Het tuig kraakte en kreunde, buiswater
joeg tot over het achterschip.
Ineens, tijdens een felle windvlaag, klonk
er gekraak.
De giek van het grootzeil brak doormid
den. Het sChooteind waaierde toch met een
kracht over onze hoofden!
Zo die geraakt zouden zijn, wij hadden
zeker met wat blauwe ogen een tijdje ver
der moeten leven. Of erger!
Dit was nu meer dan een halve eeuw ge
leden. Maar bleef mij altijd bij als waar
schuwing om aan boord alles op tijd op
deugdelijkheid te controleren. Als mens
schiet men dan immeres nog tekort.
Ook herinnerde ik mij onze gedwongen
stranding, daar aan de overzijde op de Mid
delplaten, nu begroeid met aanplant, toen
nog een kale zandbank.
Wij waren toen met drie kano's, bemand
met vijf jongens, voor half eb vertrokken te
Kortgene. bestemming Veere.
Frau Müller uit Hamburg was in die tijd
met haar zeildoeken kano over de Zand
kreek gekomen, had Kortgene aangedaan,
ik meen voor overnachting. Zij was onder
weg, komend van het noorden, met be
stemming Vlissingen, vanwaar zij zou over
steken naar Engeland.
Het lag in haar bedoeling, dit volgens
de pers toen, per kano de wereld om te va
ren. Om haar bedoening hing destijds een
mysterieus waasje, waar wij wel altijd naar
kunnen raden. Want na Vlissingen is zij in
het niets verdwenen. Men hoorde 'hier ten
minste nooit meer iets over haar.
Als nu een vrouw al helemaal van Ham
burg naar Vlissingen kon peddelen, zouden
wij dan niet van. Kortgene naar Veere kun-
nene kanoën in de zomer?
Het kon niet!
Want hier dwars van Geersdijk kregen
wij op onze tocht te harde wind op de kop,
met lastige golfslag.
Wij zaten niet, zoals Frau Müller, met
regenkleed waterdicht gesnoerd in de cock
pit.
Vandaar dat wij moe, nat en teleurge
steld, de kano's op het zand van de Mid
delplaat trokken, het laagwater afwachtend,
om dan voor stroom en wind terug te varen
naar huis.
Bij de omzwerving over de zandplaat ont
moetten wij bij een geul tussen twee mos:
sel'banken drie botstekers uit het Zuidbeve-
landse, die aardig wat vis hadden gevan
gen. Zij gaven blijk onze belangstelling bij
hun stroperij niet op prijs te stellen!
Nog een kano-voorval schoot mij te bin
nen. Dit had voor mij als kwajongen een
avontuurlijk-komische kant. Minder voor de
hierbij andere, oudere, betrokkenen, doch
dit beseft men pas later, als men zelf wat
ouder is geworden.
Het was toen bladstil zomers weertje,
men kon met een pen op het water schrij
ven werd hiervan gezegd. Ik peddelde in
m'n eentje, het was juist hoogwater, langs
het Wolfaartsdijkse veersteiger, liet dan
mijn peddel even rusten. De veerboot
„Zandkreek" lag gemeerd aan de Kort
geense wal.
Een auto, waarbij gehorend twee dames
en een heer, stond geparkeerd op de eerst
volgende overzetbeurt te wachten. Wegens
het zalige weertje had men de auto verlaten.
De dames wandelden tot het uiterste stei
gerrandje en keken naar die kanovaarder
daar.
Toen hoorde ik een van de dames zeggen:
„Wat zou ik lachen als die jongen met de
kano omviel!"
Ik had mijn zwembroek aan, dus dit kon
gebeuren.
Een scheppende peddelbeweging verticaal
in het water, de kano kwam hierdoor
scheef, liep vol water en daar ging ik.
Met mijn hoofd kwam ik in de cockpit
boven water, de kano dreef, zo de bedoe
ling was, nu met de bodem in dè luoht,
zuurstof te over om ook zo een poosje vér
der te blijven leven
Eerst bleef het stil op het steiger, daar
werd niet gelachen.
Ik hield mij doodstil.
Na een poosje hoorde ik door de dunne
kanowand de dames tegen elkander zeggen:
„Wat blijft die jongen lang onder water!"
Even later: „Dat gaat niet goed, Jacob,
kom gauw hier, daar verdrinkt een jongen,
spring er bijl"
Dit zag Jacob nu direct niet zitten.
„Sla dan alarm, doe wat!", riepen de
dames.
Het werd zoetjesaan tijd voor wat initia
tief mijnerzijds!
Om dus erger te voorkomen dook ik van
onder de kano en kwam proestend boven.
Haalde mijn peddel op die iets was verdre
ven, pakte het kanotouw en sleepte al
zwemmend de zaak naar de stenen van de
veerdam om mijn schip voor straks weer
vaarklaar te maken. In stomme verbazing
door drie witjes uitziende mensen gadege
slagen.
Doch de heer van het gezelschap wilde,
na benadering, van mij weten hoe het mo
gelijk was dat ik zo lang onder water kon
blijven, zonder hiervan nadelige gevolgen
te ondervinden.
Erg verwonderd moet ik toen gekeken
hebben.
Of meneer bedoelde waar ik bleef na
het kapseizen van de kano?
Dit was nog niets!
Ik had wat heen en weer gezwommen
onder water om te kijken of er nog al vis
aanwezig was
„Wat of dan wèl iets was?" werd mij
gevraagd.
„Och," antwoordde ik, onderwijl mijn
kano droogmakend, „ais wij met een clubje
jongens samen zijn duiken wij te Kortgene
van het steiger, dan moet er zoals nu wei
nig stroom lopen, en komen dan hier, aan
het Wolfaartsdijkse steiger weer boven..."
Ja, o die jeugd!
Jaren later voeren wij tijdens een Zeeuwse
oefenreis met het oude opleidingsschip
„Prins Hendrik" weermaals op de Zand
kreek.
Daar wij, leidinggevenden aan boord, niet
enkel moesten denken aan het nautisch-
technische, maar ook aan de meer alge
mene ontwikkeling van de leerlingen, we
zen wij, in verband hiermede, ook op an
dere bijzonderheden tijdens de vaart.
Nautisch-technisch was bijvoorbeeld het
bij hoogwater binnenvaren van een droog
vallende getijhaven. Waar tijdens laagwater
het schip dan geheel aan de grond kwam te
zitten en „droog" rustte „op de zaat".
Dit had altijd de bijzondere belangstel
ling van de leerlingen. Begrijpt u goed, ie
mand die hier nog nooit mee geconfron
teerd werd, dacht, bij vertelling hierover,
dat men hem (of haar) in het ootje nam.
Ik herinner mij, dat burgemeester mr.
J. D. Koster, juist geïnstalleerd, zich door
de toen aanwezige havenmeester te Kort
gene, de heer E. de Korte, speciaal met een
dubbele gang (een tijdens hoog-, een tijdens
laagwater) naar de haven, zich hierover
liet voorlichten. Dit had hij nog nooit be
leefd: een haven dan vol water en dan
weer leeg.
Hij was zelfs academisch gevormd!
Indien wij nu een avond- en ochtendgetij
hadden (dit is 's avonds hoogwater en de
morgen daaropvolgend wéér) overnachtten
wij in de zomer meerdere keren met het
schip in de haven te Kortgene. Porden dan
in de r(aoht (op vrijwillige basis, doch niet
één leerling bleef ooit doorslapenl) de leer
lingen wakker om hen het schip, nu droog
zittend, te tonen. Voor de medewerking
hiervoor ben ik „Kortgene" nog altijd zéér
erkentelijk!
Het volgende relaas nu duidt op bedoel
de algemene ontwikkeling.
Het gebeurde bij het passeren van het
haventje te Geersdijk. Een leerling vroeg
ons, turend door de verrekijker, welke
groente er nu eigenlijk groeide daar op die
oeverstenen aan de wal.
Wij van Noord-Beveland, geboren en ge
togen met rondom het zilte nat van de zee,
wij, die zogezègd langs de steenglooiingen
aan de zeedijken'leerden lopen, kunnen om
zo'n vraag glimlachen.
Doch tracht u ook eens te verplaatsen
in de gedaohtengang en interesse van een
stadsjongen?
Die zijn jeugd sleet enkel tussen steedse
stenenhuizen massa's.
Nog nooit verkeerde, zoals nu door zijn
opleiding, in een zoutwatergebied met ge
heel voor hem nieuwe flora en fauna.
Ons advies aan de overige bemannings
leden aan boord was in een dergelijk geval
dan ook altijd: niet de draak steken met
zo'n vraag, maar de leerling in kwestie „uit
de droom" helpen!
Goed, wij vertelden dus dat dit geen
groente was, maar een natuurlijk aangroei-
sel door de zee. De naam was blaaswier,
behorende tot het plantengeslacht uit de
bruinwieren, dat in Nederland drie soor
ten telde.
Zij vormden aan de kust, in zee, een
dichte begroeiing onder de hoogwaterlijn
op stenen, pieren, dammen en dijken, heb
ben daar een bruinachtige zwarte kleur,
maar aangespoeld zien zij er zwart uit.
Zij danken hun naam aan de luahtblazen
die zij aan hun loof vormen.
In Zeeland noemt men dit wier „klap
pers". Waarschijnlijk is die naam ontstaan
doordat, zon gedroogd, die luchtblazen zo
men er op stapt tot zij stuk gaan, een
lichte „klap" laten horen.
Aan de loswal te Vlake, langs het ka
naal door Zuid-Beveland, bevindt zich nog
het gebouw waar nu 82 jaar geleden een
wierdrogerij was ingericht.
Het blaaswier, gesneden aan de zeedij
ken, werd daar voor verdere bewerking ge
droogd. Dit voor de jodiumwinning. Dit ele
ment werd in 1811 ontdekt in de moeder
loog van de bereiding van soda uit de as
van zeewier.
Vóór het rijk der kunstvezel ontstond
werd gedroogd zeewier, dit was niet het
blaaswier, ook gebezigd voor opvulling van
zetel en leuning van stoelen.
En jongens, daar tussen en op de stenen
met wier kruipt ook een soort zeeslak, ali
kruik of kreukel genoemd. In het Zeeuws
dialect spreekt men van „krukel", die ook
in Zeeland veel werd geraapt om, gekookt,
te worden gegeten.
Enkele jongens moesten dan door deze
„slakkeneterij" even rillen!
Een kreukel, zo vervolgden wij, bestaat
uit het slakkenhuis, van binnen zeer kunstig
in een winding gegroeid. In deze winding
bevindt zich het eetbare sahelpdiertje, ook
wed „de vis" genoemd en „de mond" kan
met een hard hoornen dekseltje, aan de
buitenzijde voorzien van hecht- en voel-
sprietjes, hermetisch worden afgesloten.
Dit dekseltje of wrijfplaat (radula) moet
men niet opeten. Het verteert niet in 4e
maag en kan blindedarmontsteking doen
ontstaan.
In mijn jeugd hadden wij hier op het ei
land ook vaste „krukelraepers". Deze men
sen verdienden hiermede periodiek een zeer
droge, maar welverdiende, boterham. De
verzamelde kreukels werden voor een kwart
je „de test" verkocht aan de huisdeur.
Wat een test was?
Dat is een gebakken kleiprodukt, gegla
zuurd, in de vorm van een vierkantig vuur-
potje met één oor, bruin van kleur. Ge
vuld met smeulend vuur (houtskool, bruin
kool of turf) werd deze in de stoof geplaatst
De stoof diende om in koude tijden de voe
ten te verwarmen. Men zag dan ook 's zon
dags de vrouwen, met in de ene hand hun
bijbel en in de andere hand de warme stoof
ter kerke gaan. Die stoof, gemaakt van puik
eikehout, had hiervoor een blinkend ge
poetst koperen hengsteltje.
Loop eens langs een antiekzaak aan de
wal, jongens, daar ziet men soms nog een
stoof in de etalage.
Door de moderne verwarmingsteahnieken
in kerk, huis en gebouw, is de stoof ver
drongen, maar niet verdwenen.
Velen bewaren deze nu als curiositeit.
Het koken nu van kreukels voor consump
tie is vrij eenvoudig. ToCh moet men weten
hoe. Anders tobt men wel met het uitpeu
teren met de stopnaald van het sohelpdier-
tje uit het huis.
Het water, waarin wat zout en peper ge
daan wordt (al naar de smaak), moet eerst
aan de kook gebracht worden. Als dit zover
is, gooit men hierin de levende kreukels.
Deze krijgen zo geen kans om „in hun
schulp" te kruipen en laten zich na het ko
ken gemakkelijk uit het huis halen door
ze hieruit te prikken met de stopnaald,
na eerst het dekseltje met de naald te heb
ben omgekeerd op de buik van het huis.
Te Goeree Overflakkee zijn wel kreukel-
liefhebbers die bij het koken ook wat knof
look toevoegen.
Of men eet de kreukels nu zo „uit het
vuistje", heerlijk gezellig met de gehele fa
milie om de pan geschaard, of men doet
een voorraadje uit voor op de boterham.
In Zeeland is hier en daar nog een oud
gebruik in ere, door met Pasen krentebrood
met kreukels te eten.
Met grote vraagogen hadden de jongens
geluisterd naar dit voor hen zo nieuwe. De
stuurman, afkomstig van Bruinisse, stelde
voor, het was ongeveer laagwater, met de
volgboot en leerlingen even aan de wal te
gaan, emmertjes mee, om gauw wat kreu
kels te rapen. Ook konden dan „de klap
pers" nader worden bekeken.
Aanschouwelijk en proefondervindelijk on.
derwijs was zo mooi meegenomen. De ma
troos-motordrijver, wel Rotterdammer, maar
door familierelatie nauw verbonden met het
vissersdorp Yerseke, evenals de kok-hof
meester, afkomstig van Bergen op Zoom,
bleken ook even enthousiast en wilden de
stuurman aan de wal wel even assisteren.
Zij hadden al zo lang geen kreukels ge
geten.
Wij stonden nog in twijfel om dit door
te laten gaan. Men moest drie keer pende
len voor zoveel koppen tussen schip-wal, en
ook weer terug. Was het verantwoord?
Ook wisten wij van een minder soepele
mentaliteit bij sommige rijkspolitiemensen
op het eiland. Maar het zou toch te gek
zijn voor een pedagogisah doel aan land
gaande hierbij moeilijkheden te ondervinden
Daar speelde ook nog wel wat chauvi
nisme een rol. Als oud-Noord-Bevelander
deed het mij deugd, dat de naam van ons
eiland zeker straks genoemed zou worden
in de klas op school te Amsterdam. Maar
even belangrijk was dat dit plaats zou vin
den bij de jongens thuis in de huiskamer.
Want over dit „beleven" zouden zij zeker
vertellen!
Goed mensen, besloten wij, riemen in de
boot, de gehele bemanning kan even mee,
roerganger en de man van het journaal
blijven in de stuurhut, wij varen terug tot
Geersdijk, daar aan land, wij houden de
„Prins Hendrik" in dé buurt gaande, over
een uur allen terug aan boord!
(Wordt vervolgd)