Een oud - eilandbewoner
weet te vertellen....
I
-
KRONIEK VAN
NQORQ-BE\?ELANQ
Hij kwam op vaste tijden naar Noord-
Beveland, die Jaap Haring. Kruiend zijn vol
beladen kruiwagen met verse groenten, het
zeel om de hals.
Jaap Haring was van middelbare leeftijd
en vrijgezel, komend van Wolphaartsdijk.
Aan hem was de verandering der tijden
aan den lijve te zien. Ja zijn kleding. Van
boven af, beginnend met de platte fietspet,
de colbertjas en wat hieronder aan kleding
te zien was, kon men „modern" noemen.
Broek, met voorklep en zilveren sier-
knopen, zwarte „eigen gebreide" kousen
en even zwart geschilderde klompen, be
hoorden nog tot het „boerengoed".
Vele kilometers, klepperend op klompen,
heeft Jaap door de jaren heen zo gelopen.
Hij droeg, zonder zich misschien hiervan
ooit bewust te zijn geweest, de grens van
twee werelden mee door de dagen. De
overgang van het romantische boerenkos
tuum naar helaas meer zakelijke burger
kleding.
Meesterlijk wist hij de altijd aanwezige
pruim achter de kiezen voor de klanten te
verbergen. Zich onbespied wanend, loosde
hij het tabakssap zeer beslist uit de mond.
De bruine plas op de grond was dan niet
gering. Voor toekijkende schooljongens had
hij dan geen eerbied.
Bij het naar de overkant varen met de
veerboot, eerst met de „Zuidvliet", daar
na met de „Zandkreek", boog hij dan wel
eens steels over de reling, door lange er
varing wel geleerd eerst te kijken of de
windrichting gunstig was, dan pas zijn
mond ledigend.
Door de jaren heen wisten de veerschip
pers precies wat zij aan Jaap Haring had
den. Dit was ook omgekeerd zo. Jaap was
nooit lastig, integendeel, eerder altijd be
hulpzaam, hoe vermoeiend zijn reis ook
was geweest, en steeds „in" voor een
gepaste woordspeelse grap.
Deze legendarische figuur nu speelde een
kleine rol in een gering dorps jeugd-
drama'tje, waar ook de later zeer bekende
theoloog Prof. Dr. K. H. Miskotte, toen
nog predikant te Kortgene, bij betrokken
was.
Hierover wil ik u verhalen.
Hoofdpersonen waren ook wij, enkele
bengels van het dorp.
Op woensdagmorgen nu moesten wij,
tijdens schooltijd, bij dominee Miskotte ter
catechisatie. Naar de „vraoge" noemden wij
dit. Die werd gehouden in „het zaaltje",
later herdoopt in ,,'t Trefpunt". Niet dat
wij toen zo doordrongen waren van de
ernst des levens, het was wel „een moeten"
van huis uit, doch hiernaast gingen wij
toch ook wel graag naar dominee Mis
kotte toe.
Hij wist ons steeds opnieuw te boeien
met verhalen, op zijn speciale hartelijke
manier.
Later heb ik begrepen, in mijn jarenlange
dagelijkse ervaring met de jeugd, dat dit
toch niet gering was. Want de jeugd, en dit
geldt ook zeker nu nog, heeft zo door of
men het meent of niet.
Maar om nog een andere reden waren wij
blij met de woensdagmorgen. Zo moesten
wij „verkassen" van de lagere school bij
de „grote" kerk (deze school werd later af
gebroken en elders herbouwd) naar het
zaaltje in ,,'t Poldertje", want zo werd het
verlengde van de Voorstraat, tot de molen
van Salomé, genoemd. Het even vrij zijn
die dat te genieten viel moest worden uit
gebuit. Hiervoor heeft men als jongen ook
een zesde zintuig. Wij vertrokken dan van
onder de altijd speurende blik van „de
meester" van school met de wijze verma
ning rechtstreeks door te lopen naar de
dominee.
Maar eerst kwam dan het schoolplein.
Dit was een smalle ruimte tussen kerk
en school. Zo wij ooit een stukje „vader
land" bezaten, dan was dit hier. Dat plein
was van ons, Hier had „het borsteltje
kloppen" voor de meester plaats. Dit te
mogen was een verdiend erebaantje. Dit
gebeurde tegen de kerkpilaren, die witte
plekken hadden door het krijtstof. Hier
werden onderlinge geschillen behandeld,
soms beslecht met de vuist, ook vriend
schappen gesloten, wel voor het leven. Ook
het loven en bieden „om de knikkers" vond
er plaats, gaat zo maar door. De haar
vlechten van de meisjes verloren door eef.
jongenshand ook wel eens een strikje.
Na passage van de schoolpleindeur be
gon de ware vrijheid. Rechts, met een raam
aan „de kerkgangzijde", moest hierdoor
eerst bekeken worden wat er gaande was
in de schoenmakerij van de Waal. Tot Jan
de Waal, met zijn vader aan het ambacht,
ons een poosje aanstaarde. Dan wisten wij
dat wij doorlopen moesten. Dat nu ook het
gehele dorp zich met je zaken bemoeide!
Na het oversteken van de Kaaistraat nog
even kopjeduikelen aan de ijzeren staaf van
de straatafrastering voor het winkeltje van
Izaak Schrier. Hier verkocht men „opfok-
voer" voor pluimvee en varkens. De rekla-
meplaat van de fabrikant P. Sluis heeft
daar lange tijd gehangen. De S van Sluis
stelde de statige kop en hals van een haan
voor. Een onzer las daarom altijd: P. Luis
enz. Dan lag daar zomaar de wijdheid van
de gehele Voorstraat voor ons open. Zonder
de rijzige gestalte van Prins, de dorpsveld
wachter met zijn harde stok.
De winkel van Izaak Kramer had twee
etalageramen, met daar tussen de deurin
gang. De reohterzijde van deze winkel werd
in beslag genomen door papierwaren. Hier
onder trof men de voor ons belangrijke
schoolbehoeften aan. Zoals schoolschriften,
lei, griffel, griffeldoos, spons- en zeemdoos,
sier- en tekenpen, krijt, houtskoolstift,
conté- en gewone potloden, kroontjespen
nen enz. Dat was al hier te koop.
De linkerzijde van deze winkel, de snoep-
afdeling, trok meer onze aandacht. De
pot met zoethout, de pot met katjesdrop,
de pot met diagonaal gesneden grote drop
pen, waarin „Zout" gedrukt was, de doos
met kauwgom en vele andere heerlijkheden
stonden daar uitnodigend.
De catechisatie centen schroeiden dan
wel eens in de broekzakken. Menig jeug
dig hart is hier misschien voor het eerst
voor verleiding bezweken.
In deze winkel hingen soms prachtige
tekeningen. Gemaakt door de zoon des
huizes. Vooral herinner ik mij de mooie
paardekoppen.
Soms ontmoetten wij in de Voorstraat ook
wel' de hereboer L. van Oeveren. Dan klonk
het in koor: „Dag baas!"
Soms gromde die man dan iets terug.
Greep uit de binnenzak van zijn colbertjas
de fraaie lederen sigarenkoker. Hierin be
vonden zich van die torpedovormige si
gaartjes, toen „Braziliaantjes" genoemd. De
koker werd, dit natuurlijk bij mooi droog
weer, voor onze voeten geledigd op de
straatstenen en wij maar grabbelen. De
een deed dit voor zijn vader, de ander
voor zichzelf. Hoe ook, menige aankomende
jonge man heeft door deze aanleiding in
alle stilte leren roken. Het gebeurde ook
wel dat van Oeveren in plaats van si
gaartjes een handje dubbeltjes voor ons
uitstrooide.
Deze man verrichte in het verleden aan
het dorp wel meer goede daden. Zo zijn
daar nog twee opmerkelijke schenkingen
levend. De oude houten klapbank bij de
oude haven (later gedempt), mede ver-
snikkerd door jongenszakmessen, raakte
geheel versleten. Van Oeveren heeft toen
een nieuwe betonnen klapbank laten op
richten op zijn kosten. Eén concessie eiste
hij hierbij. Daar moest een gedenksteen in
deze klapbank ingemetseld worden, ver
meldend zijn naam, data's enz.
In die tijd schonk hij ook aan de nieuw
gebouwde oud-gereformeerde kerk aan de
Torendijk een met de hand gesmeed ijzeren
hek.
Na de winkel van Kramer, de etalage van
bakkerij Pouwer, kwamen wij aan de smid
se van Kesteloo. Niet dat wij nu uren ver-
drentelden, nee, alles ging in vogelvlucht
natuurlijk. Maar die smidse, het dorp telde
er twee, had ook voor ons een aparte be
koring. De vlammen van het smidsvuur
hadden steeds iets fascinerends. Soms kwa
men wij van pas om aan het grote wiel te
draaien van de staande boormachine. Of
trekken aan de blaasbalg. Boven het smids
vuur hing de zwartberookte gietijzeren pot
waar de „keukpetaozen" in gekookt wer
den voor de altijd hongerige varkens in de
hokken bij de dorpsmensen. Nog ruik ik
de geur van schroeiend hoorn, zo in de
travalje het hoefijzer bij het paard werd
aangepast. Soms zagen wij daar het krim
pen van de ijzeren band om het wagenwiel.
Dit was een hele bedoening. Voor de
smidse was hiervoor in de straat een
zerken draaipunt aangebracht en ook een
koelbak.
Want ons dorp was ook een wagen
makerij rijk.
Naast de smidse van Kesteloo kwam het
grote pand met etalage van K. H. Schip
pers Co. Hier was een garagebedrijf
gevestigd i.v.m. het opkomend autotijd
perk. Want het (toen nog) eiland Noord-
Beveland hep nergen achter op de rest van
de wereld! Van buitenaf dacht men dit
wel eens. Tot men op de koffie kwam.
Men had bij Schippers ook een fietsen-
verhuur service- en herstelwerkplaats, er
had fietsenverkoop plaats, vandaar aan de
voorzijde de grote etalage, men kon hier
ijzerwaren kopen, tot kleine spijkertjes toe.
Later kwam hierbij nog een benzinepomp
station.
Zo de eigenaar van deze zaak tijdens
ons voorbijtrekken in de buurt was, had
hij voor ons altijd een praatje. Voor deze
man hadden wij ook een beetje respect.
Ik zal u vertellen waarom.
Schippers had tijdens een „ouderwetse"
zomer, toen zowat het halve dorp ver
koeling zocht op het buitendijkse schor,
zich eens op het eind van de havengeul
te water begeven. Wegzwemmend, met de
vloedstroom mee, de Zandkreek op. Toen
hij later aan zijn startplaats weer uit het
water klom, waren daar nieuwsgierigen die
van hem wilden horen waar hij nu hele
maal naar toe gezwommen was. Och, had
Sdhippers hierop geantwoord, ik heb mij
met dit zonnetje „laten drijven" tot Kat-
seveer. Daar kenterde het getij en met
de ebstroom ben ik terug gekomen. En ben
nu lekker afgekoeld. Alleen, onderweg kreeg
ik zowaar dorst van al dat zout om mij
heen. Als ik weer eens zo een tochtje aan
vang, bind ik een flesje bier om de hals
voor onderweg.
Kijk, voor zo een humor mocht men als
dorpsgenoot respect hebben.
De etalage van bakkerij J. de Die werd
ook niet vaak overgeslagen. Soms waren
daar de nieuwste foto's van het dorpsge-
beuren te zien, zeker na een evenement.
Fotografie was een hobby ook van deze
bakker.
Bij de muziektent, voor de „Stadswijn-
kelder", was soms Flip de palingboer bezig
zijn juist daar verkochte palingen te stro
pen. Lange Flip, zo noemde men hem,
kwam uit de buurt van het Kanaal door
Zuid-Beveland. Hij w&s ook een lange man.
Met kolenschoppen van handen. Die vaar
dig de tegenstribbelende palingen stroop
ten. Flip had altijd e en blijmoedig gezicht,
veelal eigen aan grote mensen. Hij bereed
een „stoomfietsje", droefgeestig door al dat
roest, maar nooit Flip in de steek latend.
De paling vervoerde hij in een rieten korf,
met draagbanden bevestigd op zijn rug tij
dens het rijden.
Dan kwam schoenmakerij Van Halst.
Daar bedreven ook vader en zoon het
ambacht. Repareerde schoenen, paardetui-
gen, soms werd dit ook geheel nieuw ge
maakt. Tegen het winterseizoen kon men
hier ook schaatsen kopen, ruiters voor
de „overrijders", doorlopers of schaatsen
met een krul van voor.
Doch de attractie van de morgen was
tijdelijk te beleven naast Van Halst. Daar
had men de kleermakerij en tevens bar
bierszaak van Scherp. Deze werkte samen
met zijn twee zonen, Olivier (Oli genoemd)
en Jan, die later te Wolphaartsdijk barbier
is geworden.
Bij gunstig weer bevond zich daar een
blauw-grijs geschilderd hor onder het op
geschoven raam van dat atelier.
Achter dat hor nu zat dikwijls Polly,
het bruine wit gebefte keffertje daar in
huis. Turend door dat hor gingen wij dit
hondje stilletjes begrommen, dermate, dat
het diertje al gauw met woedend gekef die
ruimte daar vulde, tot ergernis en verdriet
van vader en zoon, die met gekruiste benen
op de kleermakerstafel vastgeklonken leken.
Maakte nu een van hen aanstalte om van
die tafel af te komen, dan waren wij na
tuurlijk zo vertrokken. Want de zonen van
Scherp waren rap ter been!
Op een kwade dag troffen wij Polly al
leen achter dit hor aan. Vader en zonen
waren afwezig. Dit was de kans van ons
leven! Wij namen het er goed van het
arme diertje flink op te hitsen, horen en
zien vergieng. Totde waterval van
enige volle emmers water, keurig gemikt
uit het bovenraam van dat huis daar, op
onze niets vermoedende hoofden terecht
kwam. Ja, wij werden goed nat.
Afdoende bleek deze maatregel wel. Nooit
trachtten wij opnieuw Polly te strikken
voor een beetje lawaai en liepen met een
boogje voorbij dat hor.
Later, nat en wel in „het zaaltje" aange
komen, vertelden wij op zijn verzoek aan
dominee Miskotte wat ons nu was overko
men. Wat moest die goede man toen
lachen. Zijn handen betimmerden zijn
knieën daarbij.
Dit was nu eigenaardig. Deze dominee
leefde zo met ons wereldje mee, dat hij
ook altijd ons volste vertrouwen genoot.
Eens had hij ons gewonnen met het vol
gende verhaal. Dit naar aanleiding dat wij
de ons wekelijks nieuw opgekregen psalm
niet zo best uit het hoofd konden opzeg
den. Dominee vertelde dan, dat hij als jon
gen ook zijn opgekregen taak niet goed
had geleerd en van school strafwerk had
mee gekregen naar huis.
Dit was taal die wij verstonden.
Zijn vader had dit bemerkt en onder
hield hem hierover. Daarbij had hij be
loofd dat dit niet meer zou gebeuren.
Enige tijd later was het toch zo ver.
Hij probeerde, zo vertelde dominee verder,
ongezien thuis en naar zijn kamer te ko
men. Want een mens die zich schamen
moet tracht dit te verbergen. Helaas, op
de trap ontmoette hij zijn vader. Die hem
vroeg wat hij onder zijn arm gekneld hield.
Beschaamd had hij toen moeten antwoor
den: weer strafwerk van school
Even bleef het stil.
Toen waren de ogen van zijn vader vol
tranen geschoten. „Je hebt een belofte ge
broken!", klonk het fluisterend. Kinders, ik
ben toen naar mijn kamer gevlucht en
moest janken van ellende. Nooit, nee nooit
heb ik meer strafwerk moeten maken.
Bij mijn weten haperde nadien ook zel
den meer iets aan het opzeggen van te
leren psalm.
Helaas, de weg der jeugd voert langs
rare kronkels.
Nu kom ik terug bij Jaap Haring.
Het was de tijd van de aardbeien. Jaap
Haring ventte zijn waar in de Voorstraat,
op een woensdagmorgen. Weer op pad ter
„vroage" stonden wij al gauw in een kring
om zijn kruiwagen. En maar turen en wij
zen naar die mandjes met mooie vruahten,
scherp in de gaten gehouden door Jaap,
staande voor verkoop aan een huisdeur.
Onze moeders hadden ons traditie
getrouw geld meegegeven voor de cate
chisatie. Meestal waren dit centen, soms
halve stuivers, al naar vermogen.
Bij de ingang van „het zaaltje" wachtten
op een stoel twee bussen. In zoverre ik mij
herinneren kan een grote ronde mahoni-
houtgeschilderde bus, conisch uitlopend
naar boven tot een gleuf. Op de buik was
met zwarte letters „Voor de kerk" ge
schilderd
Naast deze bus stond „het Negertje",
een kleinere bus, vierkant met ronde hoe
ken, in geel en rood geschilderd, met in
zwart hierop afgedrukt aan de ene zijde
het hoofd van een neger, aan de andere
zijde het hoofd van een papoea met een
priem door de neus. Beiden keken een
ieder uitnodigend aan. „Voor de zending"
werd nog vermeld. Deze bus had aan de
bovenzijde een zwartomrande gleuf, nodend
tot offer. Dat „offer" was ons wel eens
zwaar gelag, helaas. De catechisatiecenten
brandden nog al eens in de broekzak. Want
van zakgeld wisten wij veelal niet. Zelfs
na „een heitje voor een karweitje" werden
wij dikwijls beloond „in natura". Dit kon
een appel of een peer zijn, al na wat het
eigen hof verschafte. Daar waren maar wei
nig van Oeverens!
Bij het zien van stokken zoethout of
ferden er zich wel eens eentje op voor de
gemeenschap. Een scherp zakmes was altijd
om het zoethout in eerlijke stukjes te snij
den. De berooide die dan ter catechisatie
kwam zonder geld liet in de offerbussen om
toch aan dit gebaar te voldoen, platte kei
tjes glijdenDie buiten in overvloed
te vinden waren. Misscien is bij deze of
gene in het latere leven hierover toch wel
eens wroeging geweest? Wie zal het zeg
gen?
De invloed van de verleiding loert nu
eenmaal overal. Maar de spreekwoordelijke
kruik gaat toch maar zolang te water tot
deze breekt. Een offerde zich weer op voor
aardbeien aankoop. De gekochte vruchten
waren al gauw in de dicht bijzijnde magen
verdwenèn.
Bij aankomst in „het zaaltje" passeerden
wij traditiegetrouw de offerbussen en lie
ten netjes achter plkander lopend, om beurt
de centen door de gleuven glijden.
Vaak was dominee bij onze binnenkomst
even afwezig. Wij wisten dat hij bij vrouw
Meulenberg, die in dat gebouwtje congiërge
was en tevens hier haar woning had, tijdens
het klaswisselen een kopje koffie dronk.
Nu echter stond dominee ter zijde van de
stoel met bussen en verwelkomde ons met
een vriendelijk woord en gebaar. Tot de
aardbeien financier zijn keitjes wilde of
feren. Vlug legde dominee zijn handen op
die gleuven en de aankomende keitjes vie
len met een kletter op de houten vloer.
Diepe stilte.
Dit door de mand vallen deed toch even
pijn!
Veel ouder geworden moeten wij begre
pen hebben hoe pijnlijk deze ontmaskering
in de eerste plaats voor deze dominee
moet zijn geweest.
Op aanwijzing van hem mochten de na
komenden de bussen passeren, alles verliep
verder correct, een ieder zocht zijn plaats
op in afwachting van de komende dingen.
Deze morgen begon „de dienst" anders
dan wij gewoon waren. Dominee begon niet
eerst met gebed doch vroeg ons op de man
af waarom wij zo iets deden. Want, zei
hij, het is niet de eerste keer!
Ja, dat was een moeilijke vraag?
Over het hoe en het waarom hadden
wij nog niet nagedacht. Enbleven een
antwoord schuldig.
Dominee gaf toen zelf antwoord. Hij
vermoedde dat wij thuis niet zo vaak aard
beien aten. Zo bood hij ons een uitlaat
klep voor ons toch wel bezwaard geweten.
Een onzer trok de stoute klompen aan en
fungeerde als spreekbuis. Dominee moest
dan weten dat er thuis in de tuintjes ook
wel aardbeien groeiden. Doch die waren
vaak voor de zieken. En de spreeuwen za
ten er ook geregeld aan te pikken. Dan
blijft er weinig over. Vandaar dat wij nu
aardbeien hadden gekocht. Het speet ons
erg van die keitjes. Wij zouden dit nooit
meer doen. Enof wij nu dieven waren?
Toen heeft wel aller oog in spanning
naar dominee Miskotte gekeken.
Wij kregen het volgend antwoord.
Onze ouders hadden ons tijdelijk geld
toevertrouwd, hoe gering dit bedrag ook
was geweest. Dit pand, want dat was het,
mochten wij even beheren. Altijd is daar
Onze Lieve Heer die toekijkt of wij deze
proef tot een goed einde brengen. Helaas
ligt ook de duivel steeds op de loer om
ons verkeerde dingen in te fluisteren. Wij
hadden nu, zonder dit nog goed te be
seffen, gehoor gegeven aan de stem van
de duivel. Waren er onder ons niet meer
deren geweest die de centen graag hadden
willen versnoepen? Een ieder moet zich zelf
hierop eerlijk antwoord durven geven. Heb-
PAARDEN - PONY
NIEUWS
Geen winstpunten op 10 juli 1982
Acht leden van de Noord-Bevelandse rij-
vereniging namen deel aan een kringwed
strijd te Tholen, georganiseerd door de
Eendrachtsruiters.
Het fraai gelegen terrein in de Pluim-
pot te Scherpenisse was bikkelhard, wat
ongetwijfeld van invloed is geweest op de
uitslagen, temeer omdat ons oefenterrein
in de Spuikom te Kortgene ideaal kan wor
den genoemd.
Bij de paardendressuur behaalde Marjan
Wilgenburg met Valentino 116 punten, wat
4 punten te kort was voor een winstpunt.
Bij de pony-dressuur behaalde Marjoke
van Strien met Parcival eveneens 116 pun
ten, wat in de ring beloond werd met een
3e prijs.
ben niet meer dan één gegeten van de
aardbeien, betaald aan Jaap Haring, maar
met geld bestemd voor de catechisatie?
Onze Lieve Heer is over ons nu erg be
droefd. Aanstonds zullen wij gezamenlijk
in gebed Hem vragen ons te vergeven.
Doch als je volhardt met weg te nemen
wat niet „het eigen" is, en dit geldt voor
ons gehele verdere leven, dan pas blijf je
een dief.
Toen trok dominee zijn geldbeurs. De
knaap van de keitjes kreeg geld van hem
in de knuisten en moest aan vrouw Meu
lenberg vragen een bord te mogen lenen.
Dan Jaap Haring achterna. Om bij hem
opnieuw aardbeien te kopen. Nadat vrouw
Meulenberg bij zijn terugkomst deze had
gewassen zouden wij die gezamenlijk op
eten.
Onderwijl begonnen wij met de cate^
chisatie.
Jaap Haring, ook niet van gisteren, had
willen weten waaraan hij deze bijzondere
klandizie te danken had. Na het verhaal
van de boodschapper te hebben aange
hoord, had hij een kokkerd van een aard
bei speciaal voor de dominee mee gegeven.
Toen de gewassen vruchten dan bij de do
minee werden afgegeven, de kokkerd lag
bovenaan, mocht de boodschapper, want
die had nu reuze zijn best gedaan, als
eerste een aardbei nemen.
■Hij nam wel die grote
Ja, wij moesten nog veel leren.
Wij jongeren van toen zijn later uitge
waaierd in het leven. Sommigen trokken
naar ver, anderen bleven voor het leven
het dorp trouw.
Daar zijn er ook voor goed heengegaan.
Mij heeft het voorval van toen, hoe gering
ook, maar toch met de kiem in zich van
veel kwaad, dit geleerd.
Zo mijn hand al onderweg was met „een
keitje" om, volgens de schijn netjes en
gepast, dit in een willekeurige gleuf te
doen verdwijnen, dan dacht ik aan toen
in „het zaaltje", aan die ontstelde ogen van
die dominee, en bezon mij tot beter.
P. C. Noordhoek.
De overigen scoorden 100 tot 116 punt.
Bij het B-springen gelukte het Jan Noord-
hoek alle hindernissen goed te nemen en
verkreeg een voldoende voor de wijze van
rijden. Zijn prestatie werd beloond met
een 3e prijs.
Bij het onderdeel „bestgaande rij-pony"
verwierf Jan Noordhoek met Miranda een
4e prijs.
De dag werd besloten met een parade.
Mevr. H. den Exter - Scholten nam als
enige van de Noord-Bevelandse rijvereni-
ging deel aan het concours-hippique van
de Burghtruiters. Zij reed in de klasse Z
en behaalde daarin een 4e plaats.
Zaterdag 17 juli zal worden deelgenomen
aan het concours-hippique te Hellevoet-
sluis in de klassen dressuur, springen en
een viertal pony's.
Op 31 juli zal te Kortgene een kringwed
strijd worden gehouden op een perceel
grasland van de heer C. Dieleman, gelegen
op de hoek Torendijk-Galgendijk.
Inmiddels zijn daarvoor reeds ruim 140
inschrijvingen geboekt.
liK i -
Wat een schok vorige week, beste vrienden. Daar stond hij, met
foto en al, in de krant: onze alom bekende en van vele markten
thuis zijnde Anton Vroonland, met onafscheidelijke schipperspet.
Voor vrienden en bekenden Oom Anton. Het relaas van Oom Anton
gelezen hebbende, kon ik de drang niet weerstaan om de pen te
pakken, vandaar deze week:
De Peelandse badman an 't strand.
Di stieng um voruhhe weke
breeduut in de krante uuthemete:
Oom Anton, de badman uut Wiskerke,
je kon't in 't durp heliek a merke.
Iederéén oa dat heleze mee vee hevoel,
Ei-jie't hezieje. Vroonland staet in de krante, op un stoel.
Da praetje kon hinéén belette
want di zat Anton mee zun schipperspette.
Un pracht verhael over 't kamperlanse strand,
over vrouwtjes, stik bruun verbrand.
Ie oa't over 'tweer
en over dien pelledinges meneer.
'tKwam ok uut de verve
dat die pellemans ut weer doet bederve.
Die pellemans is hin mooiweerschienker
mè meer un doemdienker.
En Oom Anton kan vee bieval verwachte,
want vele dezelfde hedachte!
Brieven schrieve doeten ok,
an meisjes in Braebant blok.
Buuten de deure praete is ok hlad hin punt
want oben one is Oom Anton hehund.
M'n wete toch niet wi of m'n over praete
want oben ze in de heimat helaete.
Dat wè los lööpt, za wè zo weze,
mè noe ei un oare dat ök heleze.
Vo un oarigheidje is Oom Anton ök wè in,
dat las je wè in de leste zin.
Toen di un ouwe tante lag
en Oom Anton alènug mè un broekje zag.
Bluuf mè lihhe zei't un di,
want joe pakke ze toch nie mi!
Je kan ök oaltied bie Anton terecht
vo advies, want dat kan'tun echt
Ze vraehe an't strand of in den tuun:
Badman, bin'k a bruun?
Toen deze, aan de bovenkant zonder-wat-mode tot het Kamper-
landse strand doordrong, beste vrienden, is Anton druk in de weer
geweest met zoeken naar die bovenstukjes. Waar is een badman
anders voor? Zeg nou zelf. Daarom nog het volgende:
Of ze noe lihhe, zonder of mee,
Ut zei weinug of vee,
Vo Anton hin probleem, want die doe lette
op vee andere diengen vanonder z'n pette.
CeeBee.