Een oud - eilandbewoner weet te vertellen.... I - KRONIEK VAN NQORQ-BE\?ELANQ Hij kwam op vaste tijden naar Noord- Beveland, die Jaap Haring. Kruiend zijn vol beladen kruiwagen met verse groenten, het zeel om de hals. Jaap Haring was van middelbare leeftijd en vrijgezel, komend van Wolphaartsdijk. Aan hem was de verandering der tijden aan den lijve te zien. Ja zijn kleding. Van boven af, beginnend met de platte fietspet, de colbertjas en wat hieronder aan kleding te zien was, kon men „modern" noemen. Broek, met voorklep en zilveren sier- knopen, zwarte „eigen gebreide" kousen en even zwart geschilderde klompen, be hoorden nog tot het „boerengoed". Vele kilometers, klepperend op klompen, heeft Jaap door de jaren heen zo gelopen. Hij droeg, zonder zich misschien hiervan ooit bewust te zijn geweest, de grens van twee werelden mee door de dagen. De overgang van het romantische boerenkos tuum naar helaas meer zakelijke burger kleding. Meesterlijk wist hij de altijd aanwezige pruim achter de kiezen voor de klanten te verbergen. Zich onbespied wanend, loosde hij het tabakssap zeer beslist uit de mond. De bruine plas op de grond was dan niet gering. Voor toekijkende schooljongens had hij dan geen eerbied. Bij het naar de overkant varen met de veerboot, eerst met de „Zuidvliet", daar na met de „Zandkreek", boog hij dan wel eens steels over de reling, door lange er varing wel geleerd eerst te kijken of de windrichting gunstig was, dan pas zijn mond ledigend. Door de jaren heen wisten de veerschip pers precies wat zij aan Jaap Haring had den. Dit was ook omgekeerd zo. Jaap was nooit lastig, integendeel, eerder altijd be hulpzaam, hoe vermoeiend zijn reis ook was geweest, en steeds „in" voor een gepaste woordspeelse grap. Deze legendarische figuur nu speelde een kleine rol in een gering dorps jeugd- drama'tje, waar ook de later zeer bekende theoloog Prof. Dr. K. H. Miskotte, toen nog predikant te Kortgene, bij betrokken was. Hierover wil ik u verhalen. Hoofdpersonen waren ook wij, enkele bengels van het dorp. Op woensdagmorgen nu moesten wij, tijdens schooltijd, bij dominee Miskotte ter catechisatie. Naar de „vraoge" noemden wij dit. Die werd gehouden in „het zaaltje", later herdoopt in ,,'t Trefpunt". Niet dat wij toen zo doordrongen waren van de ernst des levens, het was wel „een moeten" van huis uit, doch hiernaast gingen wij toch ook wel graag naar dominee Mis kotte toe. Hij wist ons steeds opnieuw te boeien met verhalen, op zijn speciale hartelijke manier. Later heb ik begrepen, in mijn jarenlange dagelijkse ervaring met de jeugd, dat dit toch niet gering was. Want de jeugd, en dit geldt ook zeker nu nog, heeft zo door of men het meent of niet. Maar om nog een andere reden waren wij blij met de woensdagmorgen. Zo moesten wij „verkassen" van de lagere school bij de „grote" kerk (deze school werd later af gebroken en elders herbouwd) naar het zaaltje in ,,'t Poldertje", want zo werd het verlengde van de Voorstraat, tot de molen van Salomé, genoemd. Het even vrij zijn die dat te genieten viel moest worden uit gebuit. Hiervoor heeft men als jongen ook een zesde zintuig. Wij vertrokken dan van onder de altijd speurende blik van „de meester" van school met de wijze verma ning rechtstreeks door te lopen naar de dominee. Maar eerst kwam dan het schoolplein. Dit was een smalle ruimte tussen kerk en school. Zo wij ooit een stukje „vader land" bezaten, dan was dit hier. Dat plein was van ons, Hier had „het borsteltje kloppen" voor de meester plaats. Dit te mogen was een verdiend erebaantje. Dit gebeurde tegen de kerkpilaren, die witte plekken hadden door het krijtstof. Hier werden onderlinge geschillen behandeld, soms beslecht met de vuist, ook vriend schappen gesloten, wel voor het leven. Ook het loven en bieden „om de knikkers" vond er plaats, gaat zo maar door. De haar vlechten van de meisjes verloren door eef. jongenshand ook wel eens een strikje. Na passage van de schoolpleindeur be gon de ware vrijheid. Rechts, met een raam aan „de kerkgangzijde", moest hierdoor eerst bekeken worden wat er gaande was in de schoenmakerij van de Waal. Tot Jan de Waal, met zijn vader aan het ambacht, ons een poosje aanstaarde. Dan wisten wij dat wij doorlopen moesten. Dat nu ook het gehele dorp zich met je zaken bemoeide! Na het oversteken van de Kaaistraat nog even kopjeduikelen aan de ijzeren staaf van de straatafrastering voor het winkeltje van Izaak Schrier. Hier verkocht men „opfok- voer" voor pluimvee en varkens. De rekla- meplaat van de fabrikant P. Sluis heeft daar lange tijd gehangen. De S van Sluis stelde de statige kop en hals van een haan voor. Een onzer las daarom altijd: P. Luis enz. Dan lag daar zomaar de wijdheid van de gehele Voorstraat voor ons open. Zonder de rijzige gestalte van Prins, de dorpsveld wachter met zijn harde stok. De winkel van Izaak Kramer had twee etalageramen, met daar tussen de deurin gang. De reohterzijde van deze winkel werd in beslag genomen door papierwaren. Hier onder trof men de voor ons belangrijke schoolbehoeften aan. Zoals schoolschriften, lei, griffel, griffeldoos, spons- en zeemdoos, sier- en tekenpen, krijt, houtskoolstift, conté- en gewone potloden, kroontjespen nen enz. Dat was al hier te koop. De linkerzijde van deze winkel, de snoep- afdeling, trok meer onze aandacht. De pot met zoethout, de pot met katjesdrop, de pot met diagonaal gesneden grote drop pen, waarin „Zout" gedrukt was, de doos met kauwgom en vele andere heerlijkheden stonden daar uitnodigend. De catechisatie centen schroeiden dan wel eens in de broekzakken. Menig jeug dig hart is hier misschien voor het eerst voor verleiding bezweken. In deze winkel hingen soms prachtige tekeningen. Gemaakt door de zoon des huizes. Vooral herinner ik mij de mooie paardekoppen. Soms ontmoetten wij in de Voorstraat ook wel' de hereboer L. van Oeveren. Dan klonk het in koor: „Dag baas!" Soms gromde die man dan iets terug. Greep uit de binnenzak van zijn colbertjas de fraaie lederen sigarenkoker. Hierin be vonden zich van die torpedovormige si gaartjes, toen „Braziliaantjes" genoemd. De koker werd, dit natuurlijk bij mooi droog weer, voor onze voeten geledigd op de straatstenen en wij maar grabbelen. De een deed dit voor zijn vader, de ander voor zichzelf. Hoe ook, menige aankomende jonge man heeft door deze aanleiding in alle stilte leren roken. Het gebeurde ook wel dat van Oeveren in plaats van si gaartjes een handje dubbeltjes voor ons uitstrooide. Deze man verrichte in het verleden aan het dorp wel meer goede daden. Zo zijn daar nog twee opmerkelijke schenkingen levend. De oude houten klapbank bij de oude haven (later gedempt), mede ver- snikkerd door jongenszakmessen, raakte geheel versleten. Van Oeveren heeft toen een nieuwe betonnen klapbank laten op richten op zijn kosten. Eén concessie eiste hij hierbij. Daar moest een gedenksteen in deze klapbank ingemetseld worden, ver meldend zijn naam, data's enz. In die tijd schonk hij ook aan de nieuw gebouwde oud-gereformeerde kerk aan de Torendijk een met de hand gesmeed ijzeren hek. Na de winkel van Kramer, de etalage van bakkerij Pouwer, kwamen wij aan de smid se van Kesteloo. Niet dat wij nu uren ver- drentelden, nee, alles ging in vogelvlucht natuurlijk. Maar die smidse, het dorp telde er twee, had ook voor ons een aparte be koring. De vlammen van het smidsvuur hadden steeds iets fascinerends. Soms kwa men wij van pas om aan het grote wiel te draaien van de staande boormachine. Of trekken aan de blaasbalg. Boven het smids vuur hing de zwartberookte gietijzeren pot waar de „keukpetaozen" in gekookt wer den voor de altijd hongerige varkens in de hokken bij de dorpsmensen. Nog ruik ik de geur van schroeiend hoorn, zo in de travalje het hoefijzer bij het paard werd aangepast. Soms zagen wij daar het krim pen van de ijzeren band om het wagenwiel. Dit was een hele bedoening. Voor de smidse was hiervoor in de straat een zerken draaipunt aangebracht en ook een koelbak. Want ons dorp was ook een wagen makerij rijk. Naast de smidse van Kesteloo kwam het grote pand met etalage van K. H. Schip pers Co. Hier was een garagebedrijf gevestigd i.v.m. het opkomend autotijd perk. Want het (toen nog) eiland Noord- Beveland hep nergen achter op de rest van de wereld! Van buitenaf dacht men dit wel eens. Tot men op de koffie kwam. Men had bij Schippers ook een fietsen- verhuur service- en herstelwerkplaats, er had fietsenverkoop plaats, vandaar aan de voorzijde de grote etalage, men kon hier ijzerwaren kopen, tot kleine spijkertjes toe. Later kwam hierbij nog een benzinepomp station. Zo de eigenaar van deze zaak tijdens ons voorbijtrekken in de buurt was, had hij voor ons altijd een praatje. Voor deze man hadden wij ook een beetje respect. Ik zal u vertellen waarom. Schippers had tijdens een „ouderwetse" zomer, toen zowat het halve dorp ver koeling zocht op het buitendijkse schor, zich eens op het eind van de havengeul te water begeven. Wegzwemmend, met de vloedstroom mee, de Zandkreek op. Toen hij later aan zijn startplaats weer uit het water klom, waren daar nieuwsgierigen die van hem wilden horen waar hij nu hele maal naar toe gezwommen was. Och, had Sdhippers hierop geantwoord, ik heb mij met dit zonnetje „laten drijven" tot Kat- seveer. Daar kenterde het getij en met de ebstroom ben ik terug gekomen. En ben nu lekker afgekoeld. Alleen, onderweg kreeg ik zowaar dorst van al dat zout om mij heen. Als ik weer eens zo een tochtje aan vang, bind ik een flesje bier om de hals voor onderweg. Kijk, voor zo een humor mocht men als dorpsgenoot respect hebben. De etalage van bakkerij J. de Die werd ook niet vaak overgeslagen. Soms waren daar de nieuwste foto's van het dorpsge- beuren te zien, zeker na een evenement. Fotografie was een hobby ook van deze bakker. Bij de muziektent, voor de „Stadswijn- kelder", was soms Flip de palingboer bezig zijn juist daar verkochte palingen te stro pen. Lange Flip, zo noemde men hem, kwam uit de buurt van het Kanaal door Zuid-Beveland. Hij w&s ook een lange man. Met kolenschoppen van handen. Die vaar dig de tegenstribbelende palingen stroop ten. Flip had altijd e en blijmoedig gezicht, veelal eigen aan grote mensen. Hij bereed een „stoomfietsje", droefgeestig door al dat roest, maar nooit Flip in de steek latend. De paling vervoerde hij in een rieten korf, met draagbanden bevestigd op zijn rug tij dens het rijden. Dan kwam schoenmakerij Van Halst. Daar bedreven ook vader en zoon het ambacht. Repareerde schoenen, paardetui- gen, soms werd dit ook geheel nieuw ge maakt. Tegen het winterseizoen kon men hier ook schaatsen kopen, ruiters voor de „overrijders", doorlopers of schaatsen met een krul van voor. Doch de attractie van de morgen was tijdelijk te beleven naast Van Halst. Daar had men de kleermakerij en tevens bar bierszaak van Scherp. Deze werkte samen met zijn twee zonen, Olivier (Oli genoemd) en Jan, die later te Wolphaartsdijk barbier is geworden. Bij gunstig weer bevond zich daar een blauw-grijs geschilderd hor onder het op geschoven raam van dat atelier. Achter dat hor nu zat dikwijls Polly, het bruine wit gebefte keffertje daar in huis. Turend door dat hor gingen wij dit hondje stilletjes begrommen, dermate, dat het diertje al gauw met woedend gekef die ruimte daar vulde, tot ergernis en verdriet van vader en zoon, die met gekruiste benen op de kleermakerstafel vastgeklonken leken. Maakte nu een van hen aanstalte om van die tafel af te komen, dan waren wij na tuurlijk zo vertrokken. Want de zonen van Scherp waren rap ter been! Op een kwade dag troffen wij Polly al leen achter dit hor aan. Vader en zonen waren afwezig. Dit was de kans van ons leven! Wij namen het er goed van het arme diertje flink op te hitsen, horen en zien vergieng. Totde waterval van enige volle emmers water, keurig gemikt uit het bovenraam van dat huis daar, op onze niets vermoedende hoofden terecht kwam. Ja, wij werden goed nat. Afdoende bleek deze maatregel wel. Nooit trachtten wij opnieuw Polly te strikken voor een beetje lawaai en liepen met een boogje voorbij dat hor. Later, nat en wel in „het zaaltje" aange komen, vertelden wij op zijn verzoek aan dominee Miskotte wat ons nu was overko men. Wat moest die goede man toen lachen. Zijn handen betimmerden zijn knieën daarbij. Dit was nu eigenaardig. Deze dominee leefde zo met ons wereldje mee, dat hij ook altijd ons volste vertrouwen genoot. Eens had hij ons gewonnen met het vol gende verhaal. Dit naar aanleiding dat wij de ons wekelijks nieuw opgekregen psalm niet zo best uit het hoofd konden opzeg den. Dominee vertelde dan, dat hij als jon gen ook zijn opgekregen taak niet goed had geleerd en van school strafwerk had mee gekregen naar huis. Dit was taal die wij verstonden. Zijn vader had dit bemerkt en onder hield hem hierover. Daarbij had hij be loofd dat dit niet meer zou gebeuren. Enige tijd later was het toch zo ver. Hij probeerde, zo vertelde dominee verder, ongezien thuis en naar zijn kamer te ko men. Want een mens die zich schamen moet tracht dit te verbergen. Helaas, op de trap ontmoette hij zijn vader. Die hem vroeg wat hij onder zijn arm gekneld hield. Beschaamd had hij toen moeten antwoor den: weer strafwerk van school Even bleef het stil. Toen waren de ogen van zijn vader vol tranen geschoten. „Je hebt een belofte ge broken!", klonk het fluisterend. Kinders, ik ben toen naar mijn kamer gevlucht en moest janken van ellende. Nooit, nee nooit heb ik meer strafwerk moeten maken. Bij mijn weten haperde nadien ook zel den meer iets aan het opzeggen van te leren psalm. Helaas, de weg der jeugd voert langs rare kronkels. Nu kom ik terug bij Jaap Haring. Het was de tijd van de aardbeien. Jaap Haring ventte zijn waar in de Voorstraat, op een woensdagmorgen. Weer op pad ter „vroage" stonden wij al gauw in een kring om zijn kruiwagen. En maar turen en wij zen naar die mandjes met mooie vruahten, scherp in de gaten gehouden door Jaap, staande voor verkoop aan een huisdeur. Onze moeders hadden ons traditie getrouw geld meegegeven voor de cate chisatie. Meestal waren dit centen, soms halve stuivers, al naar vermogen. Bij de ingang van „het zaaltje" wachtten op een stoel twee bussen. In zoverre ik mij herinneren kan een grote ronde mahoni- houtgeschilderde bus, conisch uitlopend naar boven tot een gleuf. Op de buik was met zwarte letters „Voor de kerk" ge schilderd Naast deze bus stond „het Negertje", een kleinere bus, vierkant met ronde hoe ken, in geel en rood geschilderd, met in zwart hierop afgedrukt aan de ene zijde het hoofd van een neger, aan de andere zijde het hoofd van een papoea met een priem door de neus. Beiden keken een ieder uitnodigend aan. „Voor de zending" werd nog vermeld. Deze bus had aan de bovenzijde een zwartomrande gleuf, nodend tot offer. Dat „offer" was ons wel eens zwaar gelag, helaas. De catechisatiecenten brandden nog al eens in de broekzak. Want van zakgeld wisten wij veelal niet. Zelfs na „een heitje voor een karweitje" werden wij dikwijls beloond „in natura". Dit kon een appel of een peer zijn, al na wat het eigen hof verschafte. Daar waren maar wei nig van Oeverens! Bij het zien van stokken zoethout of ferden er zich wel eens eentje op voor de gemeenschap. Een scherp zakmes was altijd om het zoethout in eerlijke stukjes te snij den. De berooide die dan ter catechisatie kwam zonder geld liet in de offerbussen om toch aan dit gebaar te voldoen, platte kei tjes glijdenDie buiten in overvloed te vinden waren. Misscien is bij deze of gene in het latere leven hierover toch wel eens wroeging geweest? Wie zal het zeg gen? De invloed van de verleiding loert nu eenmaal overal. Maar de spreekwoordelijke kruik gaat toch maar zolang te water tot deze breekt. Een offerde zich weer op voor aardbeien aankoop. De gekochte vruchten waren al gauw in de dicht bijzijnde magen verdwenèn. Bij aankomst in „het zaaltje" passeerden wij traditiegetrouw de offerbussen en lie ten netjes achter plkander lopend, om beurt de centen door de gleuven glijden. Vaak was dominee bij onze binnenkomst even afwezig. Wij wisten dat hij bij vrouw Meulenberg, die in dat gebouwtje congiërge was en tevens hier haar woning had, tijdens het klaswisselen een kopje koffie dronk. Nu echter stond dominee ter zijde van de stoel met bussen en verwelkomde ons met een vriendelijk woord en gebaar. Tot de aardbeien financier zijn keitjes wilde of feren. Vlug legde dominee zijn handen op die gleuven en de aankomende keitjes vie len met een kletter op de houten vloer. Diepe stilte. Dit door de mand vallen deed toch even pijn! Veel ouder geworden moeten wij begre pen hebben hoe pijnlijk deze ontmaskering in de eerste plaats voor deze dominee moet zijn geweest. Op aanwijzing van hem mochten de na komenden de bussen passeren, alles verliep verder correct, een ieder zocht zijn plaats op in afwachting van de komende dingen. Deze morgen begon „de dienst" anders dan wij gewoon waren. Dominee begon niet eerst met gebed doch vroeg ons op de man af waarom wij zo iets deden. Want, zei hij, het is niet de eerste keer! Ja, dat was een moeilijke vraag? Over het hoe en het waarom hadden wij nog niet nagedacht. Enbleven een antwoord schuldig. Dominee gaf toen zelf antwoord. Hij vermoedde dat wij thuis niet zo vaak aard beien aten. Zo bood hij ons een uitlaat klep voor ons toch wel bezwaard geweten. Een onzer trok de stoute klompen aan en fungeerde als spreekbuis. Dominee moest dan weten dat er thuis in de tuintjes ook wel aardbeien groeiden. Doch die waren vaak voor de zieken. En de spreeuwen za ten er ook geregeld aan te pikken. Dan blijft er weinig over. Vandaar dat wij nu aardbeien hadden gekocht. Het speet ons erg van die keitjes. Wij zouden dit nooit meer doen. Enof wij nu dieven waren? Toen heeft wel aller oog in spanning naar dominee Miskotte gekeken. Wij kregen het volgend antwoord. Onze ouders hadden ons tijdelijk geld toevertrouwd, hoe gering dit bedrag ook was geweest. Dit pand, want dat was het, mochten wij even beheren. Altijd is daar Onze Lieve Heer die toekijkt of wij deze proef tot een goed einde brengen. Helaas ligt ook de duivel steeds op de loer om ons verkeerde dingen in te fluisteren. Wij hadden nu, zonder dit nog goed te be seffen, gehoor gegeven aan de stem van de duivel. Waren er onder ons niet meer deren geweest die de centen graag hadden willen versnoepen? Een ieder moet zich zelf hierop eerlijk antwoord durven geven. Heb- PAARDEN - PONY NIEUWS Geen winstpunten op 10 juli 1982 Acht leden van de Noord-Bevelandse rij- vereniging namen deel aan een kringwed strijd te Tholen, georganiseerd door de Eendrachtsruiters. Het fraai gelegen terrein in de Pluim- pot te Scherpenisse was bikkelhard, wat ongetwijfeld van invloed is geweest op de uitslagen, temeer omdat ons oefenterrein in de Spuikom te Kortgene ideaal kan wor den genoemd. Bij de paardendressuur behaalde Marjan Wilgenburg met Valentino 116 punten, wat 4 punten te kort was voor een winstpunt. Bij de pony-dressuur behaalde Marjoke van Strien met Parcival eveneens 116 pun ten, wat in de ring beloond werd met een 3e prijs. ben niet meer dan één gegeten van de aardbeien, betaald aan Jaap Haring, maar met geld bestemd voor de catechisatie? Onze Lieve Heer is over ons nu erg be droefd. Aanstonds zullen wij gezamenlijk in gebed Hem vragen ons te vergeven. Doch als je volhardt met weg te nemen wat niet „het eigen" is, en dit geldt voor ons gehele verdere leven, dan pas blijf je een dief. Toen trok dominee zijn geldbeurs. De knaap van de keitjes kreeg geld van hem in de knuisten en moest aan vrouw Meu lenberg vragen een bord te mogen lenen. Dan Jaap Haring achterna. Om bij hem opnieuw aardbeien te kopen. Nadat vrouw Meulenberg bij zijn terugkomst deze had gewassen zouden wij die gezamenlijk op eten. Onderwijl begonnen wij met de cate^ chisatie. Jaap Haring, ook niet van gisteren, had willen weten waaraan hij deze bijzondere klandizie te danken had. Na het verhaal van de boodschapper te hebben aange hoord, had hij een kokkerd van een aard bei speciaal voor de dominee mee gegeven. Toen de gewassen vruchten dan bij de do minee werden afgegeven, de kokkerd lag bovenaan, mocht de boodschapper, want die had nu reuze zijn best gedaan, als eerste een aardbei nemen. ■Hij nam wel die grote Ja, wij moesten nog veel leren. Wij jongeren van toen zijn later uitge waaierd in het leven. Sommigen trokken naar ver, anderen bleven voor het leven het dorp trouw. Daar zijn er ook voor goed heengegaan. Mij heeft het voorval van toen, hoe gering ook, maar toch met de kiem in zich van veel kwaad, dit geleerd. Zo mijn hand al onderweg was met „een keitje" om, volgens de schijn netjes en gepast, dit in een willekeurige gleuf te doen verdwijnen, dan dacht ik aan toen in „het zaaltje", aan die ontstelde ogen van die dominee, en bezon mij tot beter. P. C. Noordhoek. De overigen scoorden 100 tot 116 punt. Bij het B-springen gelukte het Jan Noord- hoek alle hindernissen goed te nemen en verkreeg een voldoende voor de wijze van rijden. Zijn prestatie werd beloond met een 3e prijs. Bij het onderdeel „bestgaande rij-pony" verwierf Jan Noordhoek met Miranda een 4e prijs. De dag werd besloten met een parade. Mevr. H. den Exter - Scholten nam als enige van de Noord-Bevelandse rijvereni- ging deel aan het concours-hippique van de Burghtruiters. Zij reed in de klasse Z en behaalde daarin een 4e plaats. Zaterdag 17 juli zal worden deelgenomen aan het concours-hippique te Hellevoet- sluis in de klassen dressuur, springen en een viertal pony's. Op 31 juli zal te Kortgene een kringwed strijd worden gehouden op een perceel grasland van de heer C. Dieleman, gelegen op de hoek Torendijk-Galgendijk. Inmiddels zijn daarvoor reeds ruim 140 inschrijvingen geboekt. liK i - Wat een schok vorige week, beste vrienden. Daar stond hij, met foto en al, in de krant: onze alom bekende en van vele markten thuis zijnde Anton Vroonland, met onafscheidelijke schipperspet. Voor vrienden en bekenden Oom Anton. Het relaas van Oom Anton gelezen hebbende, kon ik de drang niet weerstaan om de pen te pakken, vandaar deze week: De Peelandse badman an 't strand. Di stieng um voruhhe weke breeduut in de krante uuthemete: Oom Anton, de badman uut Wiskerke, je kon't in 't durp heliek a merke. Iederéén oa dat heleze mee vee hevoel, Ei-jie't hezieje. Vroonland staet in de krante, op un stoel. Da praetje kon hinéén belette want di zat Anton mee zun schipperspette. Un pracht verhael over 't kamperlanse strand, over vrouwtjes, stik bruun verbrand. Ie oa't over 'tweer en over dien pelledinges meneer. 'tKwam ok uut de verve dat die pellemans ut weer doet bederve. Die pellemans is hin mooiweerschienker mè meer un doemdienker. En Oom Anton kan vee bieval verwachte, want vele dezelfde hedachte! Brieven schrieve doeten ok, an meisjes in Braebant blok. Buuten de deure praete is ok hlad hin punt want oben one is Oom Anton hehund. M'n wete toch niet wi of m'n over praete want oben ze in de heimat helaete. Dat wè los lööpt, za wè zo weze, mè noe ei un oare dat ök heleze. Vo un oarigheidje is Oom Anton ök wè in, dat las je wè in de leste zin. Toen di un ouwe tante lag en Oom Anton alènug mè un broekje zag. Bluuf mè lihhe zei't un di, want joe pakke ze toch nie mi! Je kan ök oaltied bie Anton terecht vo advies, want dat kan'tun echt Ze vraehe an't strand of in den tuun: Badman, bin'k a bruun? Toen deze, aan de bovenkant zonder-wat-mode tot het Kamper- landse strand doordrong, beste vrienden, is Anton druk in de weer geweest met zoeken naar die bovenstukjes. Waar is een badman anders voor? Zeg nou zelf. Daarom nog het volgende: Of ze noe lihhe, zonder of mee, Ut zei weinug of vee, Vo Anton hin probleem, want die doe lette op vee andere diengen vanonder z'n pette. CeeBee.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1982 | | pagina 2