Tennisbond:
Ruim half miljoen
leden!
IEK mw
DORD REVELAKD
Vier interviews
Noord-Bevelanders
vertellen over de oorlog
- H
Deze week, beste vrienden, een verhaaltje over een stelletje klets
kousen, die wanneer je er in de buurt komt, je de oren van
het hoofd kletsen. U zult er waarschijnlijk anders over denken,
wanneer u het onderstaande hebt gelezen.
De kletsmejoors.
Jewannus zat op z'n ouwe plekje,
ut bankje, z'n vertrouwde stekje.
Ie zat te wachten op Joap,
dat was z'n kameroad.
's Middugs zaete ze di onhestoord,
mè ze zeië tehen mekoare hin woord.
A Joap kwam an hehae,
zei Jewannus: „Jae".
Joap dee d'r dan een schepje bovenop
en zei: „Jae, jae" en krauwde us op z'n kop.
Zo hieng dat d'n éne dag nae d'n ander,
mee zei-je ze nie tehen mekander.
Op een dag kwam 't ouwe Jöösje an,
ie docht: Kwa, ik neem ut d'r even van.
En ie streek nest die twi-je neer,
mè dat was heliek de leste keer.
Want Jewannus zei: „Jae" en Joap d'r achteran:
„Jae, jae" en di bie bleef ut dan.
Jöösje zei toen: „Jae, jae, jae," want ie wouw nie achter bluuve,
mè toen hieng ut een bitje stuuve.
Want Jewannus zei éél ontevree:
„Hè jie mè nae ruus, jie praet te vee."
Zo zie j'e maar. Je moet altijd op je tellen passen, want je zegt
vlug iets te veel.
Deze week is er ook nog een bijzondere mededeling, beste
vrienden, en die heet:
Beter laat, dan helemaal niet.
't Oranjebal van Kas,
dat doe ze laeter pas.
Dus nie op 30 april,
a een oare dat wil.
Toch kun ze't nie laete,
't is noe bie Remeeuw in de Voorstraete.
Mè heef ze't nae, in ieder heval,
op Kas ouwe ze toch Oranjebal.
CeeBee.
Eigenlijk staat het nooit stil. Het hele
jaar door zijn er wel t.v.-programma's te
zien of krante-artikelen te lezen, die han
delen over de Tweede Wereldoorlog. In de
maanden april en mei wordt de aandacht
voor deze diepzwarte bladzijde in de ge
schiedenis nog eens vergroot. Veel boek
handels en bibliotheken hebben op het
moment grote aantallen boeken over het
nationaal-socialisme, facisme, verzet, de
jodenvervolging, enz. uitgestald.
Deze extra belangstelling is uiteraard niet
verwonderlijk. In deze tijd vindt immers
de herdenking van alle oorlogsslachtoffers
en de bevrijding plaats.
Als je bezig bent je in de Tweede We
reldoorlog te verdiepen, is het ook wel
eens aardig om wat dichter bij huis te
blijven en te kijken wat er toen allemaal
op dit eiland, Noord-Beveland, gebeurd is.
Om dat te doen heb je verschillende mo
gelijkheden. Je kunt het op het ogenblik
vanwege het taalgebruik wat ouderwets
aandoend boekje van Karhof: „Noord-
Beveland, het vergeten eiland" (Souburg,
1947) lezen. Daarin staat aardig wat in
formatie over wat er tijdens de oorlog op
Noord-Beveland gebeurd is.
Het komt dan tijdens het lezen bij de
lezer als onbegrijpelijk over,' dat Noord-
Beveland het toevoegsel „vergeten eiland"
meekrijgt. Veel (trieste) gebeurtenissen ma
ken, dat Noord-Beveland niet ongeschonden
uit de strijd gekomen is en dus allerminst
is „vergeten".
Een andere mogelijkheid om je te ver
diepen in de gebeurtenissen van die periode
is met mensen te praten van dit eiland,
die de oorlog (bewust) hebben meegemaakt.
Helaas wordt die groep al maar kleiner.
Al zijn er op dit moment nog tamelijk wat
mensen die er iets over kunnen vertellen.
Dat laatste is de bedoeling van deze
reeks interviews. Er komt telkens iemand
aan het woord, die vertelt over zijn/haar
bevindingen tijdens de oorlog. U moet niet
denken een precieze weergave te krijgen
van wat hier allemaal tijdens de oorlog
gebeurd is. De interviews zijn ruim 35 jaar
na het einde van de oorlog gehouden,
zodat de lezer® er begrip voor moet hebben,
dat hier en daar een enkel detail niet he
lemaal kloppend zal zijn.
Mochten er vragen of opmerkingen zijn,
dan kunnen die schriftelijk gericht worden
tot de samensteller van de interviews.
Adres: Molenweg 65, 4493 AB Kamperland.
René Faasse.
"MEESTER" TANGE.
Ondanks het feit, dat Izaak Tange de
laatste 9 jaar niet meer als hoofdonder
wijzer voor de klas gestaan heeft en al
geruime tijd van zijn pensioen geniet, wordt
hij door de Kamperlanders nog altijd
'meester' Tange genoemd. Dat zit er bij de
Kamperlanders ingebakken en dat zal er wel
niet meer uit gaan.
In 1936 werd hij hoofd van de Gerefor
meerde School te Kamperland. Hij heeft,
omdat de Duitsers de school vorderden,
samen met de schoolkinderen en zijn kol
lega's overal over het dorp verspreid geze
ten om de lessen plaats te laten vinden.
Hij vertelt o.m. over die verhuizing van
de school, inkwartiering en het vreugde
vuur dat hij bij de bevrijding met Dr. Met
selaar stookte.
De school gevorderd.
„Bij de mobilisatie was ik gelegerd bij
het vliegveld van Souburg. Daar werd ik
krijgsgevangen gemaakt en naar Bergen op
Zoom gevoerd. Nadat ik daar 2 weken ge
zeten had, werd ik vrijgelaten. Omdat het
in de route lag, ging ik eerst nog naar
Rilland-Bath, waar ik oorspronkelijk van
daan kom. Van daaruit ben ik per vracht
auto naar huis gekomen.
Op 11 augustus 1942 werd de school ge
vorderd. De Duitsers kwamen toen met hun
auto's het schoolplein opgereden. De voor
zitter van het schoolbestuur was er ook
bij en vertelde dat alle meubels de school
uit moesten. De Duitsers hadden het ge
bouw nodig. Het meubilair werd uit de
school gehaald en naar de meestoof, aan
het eind van de Veerweg gebracht. Toen
alles uit de school gehaald was, kwam
het gebouw gelijk vol te liggen met Duitse
militairen. Het waren er nogal wat, vier
lokalen vol.
Om de lessen voort te zetten zijn we
zo'n beetje overal terecht gekomen. De
klassen werden ondergebracht in de wonin
gen van Ds. Van de Ende, meester A. v/d
Heyde, Betje Buyze en van mijzelf. Verder
hebben we ook school gehouden in de Oud-
Geref. Kerk. in een gebouwtje van De Mol,
de Herv. en Geref. consistorie, de muziek
tent en het pakhuis van Verburg, waar
tegenwoordig Marius Leendertse woont.
Het is natuurlijk wel behelpen om op
zo'n manier de lessen voort te zetten, maar
het was redelijk goed te doen. De sfeer en
de gezelligheid leden niet onder de verhui
zing. Wat voor de leerlingen niet zo fijn
was, was dat het speelkwartiertje er bij
inschoot. Maar ja, dan hielden we binnen
gewoon een korte pauze.
Voor het onderwijzend personeel was het
verspreid zijn over het hele dorp ook pro
blematisch. Je zag elkaar maar eens in de
zoveel dagen.
Er zijn tijdens de oorlog enkele verzoeken
geweest om vrijaf te geven. Eén verzoek
kwam van de burgemeester, die de kin-
aderen van de hoogste klassen vrijaf wilde
^geven om op het land te werken. Later is
er nog eens een verzoek gedaan om school
te houden om de andere dag. Dat met het
oog op de slijtage van het schoeisel van
de kinderen die van veraf naar school
moesten komen. Op dat verzoek werd niet
ingegaan.
Zelf heb ik geruime tijd les gegeven in
het pakhuis van Verburg. Ik weet nog goed
dat we daar zaten toen er bommen vielen
oo Walcheren. We zijn toen met z'n allen
naar buiten gegaan en stonden bij de haven
naar het spektakel te kijken."
Saamhorigheid.
„Tijdens de oorlog was ik ook ouderling.
Vooral toen de oorlog nog maar pas be
gonnen was, kon je als je op huisbezoek
was goed merken, dat er veel angst en
vrees onder de mensen leefde. Kamperland
had natuurlijk nog nooit zoiets meege
maakt, dus veel mensen wisten niet goed
waar ze aan toe waren. Op het huisbezoek
werden er weinig vragen gesteld over de
aanwezigheid van de Duitsers. Daar bestond
bij de mensen genoeg duidelijkheid over.
Ds. V., d. Ende verzuimde het niet vaak
er vanaf de kansel op te wijzen, dat de
Duitsers hier niet thuis hoorden. Hij bad
ook vrijwel elke week voor de Koningin.
Je kon, denk ik, nog vaker dan normaal
een saamhorigheidsgevoel bij de mensen
constateren. We hadden door de omstan
digheden misschien toch wel wat meer
voor elkaar over. Als je zelf een groot
gezin had, en dus veel distributiebonnen
kreeg, gaf je wel eens bonnen aan mensen
die niet zo'n groot gezin hadden. Ook
werden er wel distributiebonnen geruild.
Wij gaven dan b.v. etensbonnen aan Dr.
Metselaar en kregen dan van hem kolen-
bonnen terug. Voor de wachtkamer kreeg
hij immers altijd extra kolenbonnen."
Opgepakt.
„In het openlijke verzet heb ik nooit
gezeten. Wel had ik mijn eigen manier
van verzet. Die bestond eruit de Duitsers
zoveel mogelijk te negeren en op school
te vertellen, dat het van de Duitsers on
rechtvaardig was, dat ze ons land bezet
hielden.
Ondanks het feit, dat ik niet in het open
lijke verzet zat, ben jk toch nog een keer
opgepakt. Ik werd naar het Duitse hoofd
kwartier in de Herv. pastorie gebracht en
verhoord. Toen ze me meenamen had ik
een krant bij me, die ik bij ons in de tuin
gooide. Ze vonden het zeker verdacht en
namen die krant mee. Tijdens het verhoor
vroeg een Duitser: „Wat denkt u van de
bezetting?" Nou, ik vertelde dat ik die
bezetting niet zo zag zitten. Toen zei de
Duitser: „Wat wilt u dan?" Het was niet
zo moeilijk om daar een antwoord op te
geven: „Dat onze Koningin zo snel mogelijk
terugkomt!"
Daarna werd ik naar Wissenkerke ge
bracht. Toen we echter halverwege waren
kwam een politieman ons tegemoet. De
Duitsers hadden al naar Wissenkerke be
richt gedaan, dat ik weer naar huis mocht.
Op de woorden van die politieman gingen
we weer terug. Teruggekomen in- Kamper
land heb ik iets gedaan, wat niet zo slim
was. Later hebben we daar nogal eens om
gelachen: Ik ging op het hoofdkwartier
mijn krant terugvragen. Op die vraag ant
woordde een Duitser bits: „Wees nou maar
blij dat je vrij bent en maak maar gauw
dat je wegkomt."
Inkwartiering.
„We hebben zowel van de Duitsers als
van de Engelsen inkwartiering gehad. Van
degenen die ingekwartierd lagen hebben we
nooit last gehad. Ook niet van de Duitsers.
Ze waren altijd correct en gedisciplineerd.
Dat kon je ook zien bij de Duitsers, die
in de school naast ons huis gelegerd waren.
Ze lieten ons altijd met rust. Er was eens
een Duitsers die uit onze tuin peren stal.
Zijn superieuren kwamen dat te weten en
hebben hem er flink voor gestraft.
Nadat de Duitsers verdreven waren, lag
er bij ons een Engelsman ingekwartierd
Hij was hospik bij de commando's. Het
gebeurde dat als we hem 's avonds zagen,
hij zijn gezicht helemaal zwart gemaakt
had. Hij maakte dan deel uit van een
groepje commando's dat op Schouwen-
Duiveland een overval ging houden.
Deze man at 's zondags graag met ons
mee. Hij vond het leuk om dan met een
heel gezin aan tafel te zitten. Na al die
jaren hebben we nog steeds kontakt met
hem. Met verjaardagen en op vakantie stu
ren we elkaar regelmatig brieven en kaat-
ten."
Vreugdevuur.
„De bevrijding bracht natuurlijk beschie
tingen met zich mee. Je beleefde dan veel
angstige momenten. Vooral omdat we naast
de school woonden waarin een heleboel
munitie opgeslagen lag waren we bang voor
de beschietingen en eventueel daarop vol
gende ontploffingen.
Daarom waren we met de bevrijding niet
thuis, maar zaten we met z'n allen bij Dr.
Metselaar in de kelder. Toen we daar zaten
hoorden we de geallieerde tanks komen.
We gingen met z'n allen naar buiten en
stookten midden op de Veerweg een vreug
devuur. Veel mensen liepen met oranje ver
sierseltjes in een uitgelaten stemming naar
de geallieerden.
Kamperland was bevrijd!"
Interview René Faasse.
(Nadruk verboden).
PV 'DE BLAUWE DOFFER' - KORTG.
Uitslag wedvlucht Noyon op 2 mei 1981.
Deelname 402 duiven.
1 H. C. Verburg 11.51.11 229.338 225
2 A. Bouterse en zn. 54.31 232.937 222.8
3 J. M. Goulooze 51.19 227.540 220.6
4 M. C. Clement 52.07 227.682 218.4
5 J. van Belzen 57.09 232.654 216.2
6 L. de Fouw en zn. 52.48 227.319 214
7 M. van Belzen 53.43 227.264 211.8
8 A. Bouterse en zn. 59.05 2 209.6
9 M. van Belzen 54.51 2 207.4
10 idem 55.06 3 205.2
WEET JE HET A?
Eie et a hehore? De brandweer uut Kes-
plate ei na Parijs hewist. Weken helee oze
a een bus besteld, mee nie één, ma twee
sjuffeurs. Want ze zeie ok: Je kan toch mè
nooit wete.
De brandweer van Kas oze ok zo vare
hekrehe, die zeie: me ha mee. Ma de vrie-
hezellen durfden het nie an, die bin tuus
hebleve.
's Avonds bin ze weg heha, om zes ure.
De bus brocht ze aneens na Parijs.
't Is een aande o, da kaije we behriepe.
Ma ze zage der hlad nie tehenop. De
vrauwen mochte ok mee, die zate bi de
raampjes, die wauwe ok we es wat zië.
Ze sliepe in een hotel. Di ware der bie,
die sliepe zo oge, da je der van rilde a je
nai beneeje keek.
's Ochens ware ze a vroeg uut dé veren.
De bus kwam vooheree en di hienge ze.
Ze keeken der ogen der nai uut in dat
Parijs. Je kreeg na piene in je noot van
ooi dat kieken.
Mense, mense, wat een drukte, 't Leek
wè of ze ooi deu mekore reeje. Ze ware
der hlad beduusd van. Ma ze helokkug
een hoeie sjuffeur en ok nog één op over
schot, dus dat zat we hoed.
Ze a biena overal hewist. Den Eifel,
das een oog dienk, joh! Een lange straate,
da noeme ze de Sjans Lezee, of zo. Kerke,
vlooiemarte, 't is te veel om op te noemen.
Mè nog was ut nie henoeg, wan 's avons
bin ze na een show ewist. Tjonge, tjonge,
da was ok nie mis. Zo vee pluumen ze
nog nooit hezie. Ze zeie nog tehen mekore:
Wat a ze di vee oenders vo motte slachte.
Mè ja, der was niks mi an te doen en
ze dochte hlad nie mi an die oenders.. 01
die veren ze an die meide heplakt en
dat stong di een bitje mooi, jong!
Mè wolle hoed as bi ons, da kenne ze
nie o. En kauwe ok nie. En oewel eulie
der hoed goed an ware der toch bie,
die a stonge te bibberen. Oe a dat noe
kan, da weet ik ok nie. Helokkug a ze
der nie van hewete.
Diere was ter ok en je kreeg di zon dost!
Ma vuuf hulden vo een hlas limenade, das
toch vee o. En ze bin altied zo dostug,
want ja da komt ze a ut oltied over oe
a ze zu blusse, mee water of mee schuum.
En ja, dat mekt dostug.
Affijn, 't is hoed verlope. Na vee he-
fladder mee die veren was ut afhelope. En
je za ut wè nie helove, ma an taande van
de show kwame der warempel paaren uut
de locht. Mee wee meisjes en veren.
En noe weef je nog ni ooles Kweet
nog vee meer, ma dat kriegje nog wè us
te oren, want ze zahe je ni oles tehlieke.
Ma zie je noe een brandweerman van
Kas of Colijn en ie kiekt een bitje dro-
merug. Niks an doë, heweun zo late doë.
Want die zit dan wee even in Parijs mee
zun hedachten.
Wè mok nog even kwiet, da ze toen aze
durp in reje, ze mee zen ooien zonge van
de parijse vlammetjes. Zouwe ze noe toch
nog heblust a in Parijs?
TENNISRACE IN NEDERLAND NIET TE STUITEN.
Eén van de meest opmerkelijke verschijnselen in de Nederlandse sportwereld
is zonder twijfel de spectaculaire groei van de tennissport. Vorig jaar werd
het 500.000ste lid van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond inge
schreven en dat betekent dat het ledental van onze nationale tennisbond in
de laatste acht jaar is verdubbeld! De bond is nu de op één na grootste
sportbond van ons land, alleen de voetbalbond met zijn ruim 1 miljoen leden
vertoeft vooralsnog op onbereikbare afstand.
Tennis, dat eens als een elitesport werd beschouwd, kan nog steeds niet
als een typische volkssport worden gekwalificeerd, maar de tijd dat voorname
lijk mensen met adellijke of dubbele namen, of lieden met indrukwekkende
academische titels, tennis speelden, is toch wel voorgoed voorbij.
De geur van élite-sport is er af.
Tennis is 'in', daar kan geen twijfel aan
bestaan. Wie had een jaar of vijftien, twin
tig geleden durven voorspellen dat onze
nationale tennisbond zou uitgroeien tot de
op één na grootste sportbond van ons land?
Die plaats werd toen nog ingenomen door
de gymnastiekbond, maar terwijl het aantal
'gymnasten' de afgelopen decennia enigs
zins terugliep, was er sprake van een
formidabele aanwas van het bestand ten
nissers. Deze ontwikkeling is ook daarom
zo opmerkelijk, omdat de tennissport jaren
lang gegolden heeft als een élite-sport.
Vóór de Tweede Wereldoorlog werd het
spel met de racket bijna uitsluitend be
oefend door de hogere sociale groeperingen,
zoals ook golf, hockey en roeien door de
jaren heen de kenmerken van de élitesport
bleven vertonen.
Veel meer dan bij deze sporten is de
tennissport sinds de vijftiger jaren in een
zeer snel proces van „democratisering" be
land. Om te zeggen dat alle sociale gele
dingen van ons volk heden ten dage op
de tennisbaan vertegenwoordigd zijn, zou
te ver voeren.
De sterke uitbreiding van het tennis-
legioen komt hoofdzakelijk voor rekening
van de sociale middengroepen. Niet alleen
de hoogleraar, maar ook de onderwijzer
tennist, niet alleen de dokter, maar ook
de verpleegster, niet alleen de direkteur
van een groot bedrijf, maar ook de kapper
en de vertegenwoordiger.
Door dé toenemende welvaart is tennis
voor grote groepen van de bevolking een
betaalbare sport geworden en natuurlijk is
tennis voor veel mensen ook aantrekkelijk,
juist omdat deze sport een élitaire repu
tatie had. Ook in de keuze van een be
paalde sport speelt menselijke ijdelheid
veelal een grotere rol dan velen willen toe
geven.
Waarom tennis?
Het is echter onzin om te beweren dat
de sterke aanwas van het tennislegioen uit
sluitend verklaard kan worden uit een drang
naar sociale status. Er zijn meer motieven,
die mensen bewegen om aan tennis te
gaan doen. Eén van de belangrijkste mo
tieven zou wel eens kunnen zijn, dat tennis
een tamelijk veilige sport is. Je hebt geen
direkt fysiek kontakt met je tegenstander,
zoals bij verschillende (bal)sporten wel het
geval is. De kans op blessure is klein, het
geen ook geldt voor een sport als bad
minton, eveneens een sport die sterk in
de lift zit.
Verder is tennis een zeer individuele
sport. Men speelt niet in een team en
dat is voor veel mensen een heel belangrijk
motief. Het leuke van tennis is dat je ook
op een leeftijd dat je bij andere balsporten
al als een veteraan wordt beschouwd (zeg
35 jaar) het tennisspel nog heel goed kan
leren. Je ziet op de tennisbanen dan ook
veel meer niet-jeugdigen dan op het hockey-
of volleybal veld.
Dat van dé prestaties van topsterren
altijd een wervende kracht uitgaat, wat de
beoefening van zo'n tak van sport betreft,
wordt bij tennis nauwelijks bevestigd.
Iedereen heeft voor de televisie natuurlijk
wel eens een Tom Okker, Bettie Stöve of
Loek Sanders aan het werk gezien. Maar
het is zeer twijfelachtig of de huidige
tennisrace in Nederland met hun successen
samenhangt. De verering voor tenniscracks
is bij lange na niet zo groot als die voor
topschaatsers of topvoetballers.
Banen tekort.
De tennisbond telt dus een half miljoen
leden en dat zouden er vermoedelijk nog
tienduizenden meer zijn, als er in vele
plaatsen inmiddels niet een tekortaan
tennisakkommodatie zou bestaan. Tal van
tennisclubs zijn genoodzaakt om wachtlijs
ten te hanteren, waar soms honderden na
men op staan. Er zijn zelfs clubs die ge
specialiseerd zijn in een andere tak van
sport (voetbal, handbal, honkbal, etc.) die
hun akkommodatie uitgebreid hebben met
een tennisbaan. Overal worden tennisbanen
uit de grond gestampt om aan de stijgende
vraag te voldoen. In weerwil van het feit
dat de aanleg van zulke banen toch altijd
een vrij kostbare zaak is.
Tennis is ook een recreatiesport bij uit
stek. Wie geen lid van een club wil wor
den, kan zich op de tennisbaan ook uit
leven, al is het tekort aan akkommodatie
natuurlijk een probleem waarmee recrean
ten stelselmatig worden geconfronteerd.
Wie echter het tennisspel in alle finesses
wil beheersen, zal toch lid van een club
moeten worden. Tennis is iets meer dan
een bal over een netje slaan.
Om het spel goed te kunnen spelen moet
men beschikken over een krachtige slag
techniek, een grote mate van technische
vaardigheid en taktisch inzicht. Terwijl een
wendbare aktieradius een absolute „must"
is om prestaties te bereiken.
Daar komt de recreant, die af en toe
een balletje slaat, niet aan toe. Ook al
zal tennis ook voor hem een heerlijke
lichamelijke en geestelijke ontspanning kun
nen betekenen.
(Nadruk verboden).
Tom Noddy.
TIPS
Zeer vuil marmer kunt u schoonmaken door
er een laag vers gebluste kalk met water
op te strijken en het er drie dagen op
te laten zitten.
Lichte schroeivlekken in wollen stoffen
kunt u meestal verwijderen met een puim
steentje. U schuurt hiermee licht over de
plek.
Botervlekken verwijdert u met heet water.
Zijn ze niet gpheel verdwenen, dan uit
strijken tussen grauw papier ennabehan-
delen met tetra.