Wordt het aardgas te duur voor ons? Barmsijs houdt van berken Het verhaal van deze week, beste vrienden, gaat over de vraag wie an wie moet wennen. De oplossing in het onderstaand verhaal is heel simpel, hoewel menigeen wel andere ideeën zal hebben. Mè dit is een verhael van vroeher en toen lag dat zeker anders. De slaepkaemer en 't verkeskot. Ze zaete lekker in de zonne mee mekare; d'n énen knauwde een pruumpje, d'n oaren róókte een sehare. 'k Bin op verziete hewist, zei d'n ouwen Pier. Da docht uk a, zei een ander, je was histere nie ier. 'k Was bie m'n zwaeher, Jewannes van 't Zolder; je weet wé, ie weun lilad in de polder. Elemaele op de fiets bin 'k hehae; dirom kan 'k noe ók beter bluuve stae. Want m'n achterwerk is hekneust êlemael, van zö'n ende op dat arde zael. Toen k'r kwam, docht uk da's toch stug; ik kende z'n uus biekant nip trug. 't Was wè een stuitje helee da'k d'r was hewist; mè 't was een ander uus, dat wist uk éél beslist. Eést docht uk: 'k bin verkeerd heree, 'k wouw net droaie, toen zag uk Jewannus stae zwoaie. Bel, bel, Jewannus oe is 't mee joe; mè je 'n uus, wat m'n noe. Jae, zei 't um, 'k et laete verbouwe; oal vo m'n hemak en dat van m'n vrouwe. 'k Eéte Jewannus van 't Zolder, da's waer; mè 'k slaepe noe benee, kiek mè daer. Afijn we oalus bekeke, 't was prachtug; dien Jewannus ei't vo mekoare, wis en werachtug. En wat vin jie d'r noe van, vroeg Jewannus an mien. Nou kiek us, zei uk, een kleinugheidje meschien. 'k Vin ut toch wè een bitje zot, je slaepkaemer nest 't verkeskot. 'k Zou toch dienke, da mö toch wè stienke. Stienke? zei Jewannus, bin jie zot. 'k Vin da dat verke di mè an wenne mot. Of de keu er van heeft geweten, is niet bekend, beste vrienden, mè 't za wè nie. En een waarheid als een varken is het volgende: Wees van een verke bie 't uus nie benouwd, a-je van een zwirtje oud. En een. verke, vet en rond, is ök vo je diepvries hezond. CeeBee. Zelfs de grootste optimist zal dit jaar meer moeten rekenen om orde op zijn financiële zaken te stellen. Daarmee bedoelen wij niet te dreigen met de inlevering van enkele procenten loon. Daar wordt wel veel heisa over gemaakt maar dat zal onze mogelijkheden voor het doen van uitgaven niet zozeer aan tasten. Veel moeilijker zullen wij het krijgen met allerlei kostenstijgingen. Daar zijn er vanzelfsprekend onder die wij beïnvloeden kunnen, maar ook een reeks die vast liggen, de zogenaamde vaste kosten. Daaronder zijn er die wij kunnen laten vallen en andere die zo vast als een muur liggen. Dat zijn de primaire kosten van levensonderhoud voor voeding, kleding en huisvesting. Bij die huisvesting zijn onze verwarmingskosten inbe grepen. En met name die uitgaven voor verwarming zullen stijf omhoog gaan. De regering is voornemens de prijs van het aardgas meer aan te passen aan de energieprijzen op de wereldmarkt. WINTERSE MAALTIJD De laatste sneeuwvlokken dwarrelen verstrooid naar beneden. De donkere wolk glijdt langzaam naar het oosten. Aan de westelijke hemel verschijnt de zon. Tussen wolk en zon staat een groepje berken. Hun witte bast lijkt wel lichtgevend, terwijl hun kale kroon tegen de donkere wolk wordt afgebeeld. Een netwerk van ragfijne twijgen en takjes, waartussen de katjes en de zaad- proppen als ornamentjes hangen. De proppen zijn ontdekt door luidruchtige vogels, die zich te goed doen aan de voedselrijke zaden. De barmsijzen vinden een gedekte tafel in de winterse berken. Onbetaalde rekeningen. Voor de doorsnee-gezinshuishouding moet er daardoor voor verwarming zo'n 500,— meer op tafel komen in 1981. Voor zover wij dit zelf al niet wisten, wordt ons dat nog eens verteld door een brief van onze twintig grootste gemeenten aan de Tweede Kamerfrakties. Daarin wordt met klem ge waarschuwd tegen de onaanvaardbare ver zwaring van de woonlasten als gevolg van de stijging van de aardgasprijs. De bestuur ders van de grote gemeenten zijn van me ning dat velen al het maximum aan woon lasten betalen. Een verdere verhoging van de aardgasprijs zal volgens hen tot gevolg hebben dat velen de energierekening niet meer kunnen betalen. Het is niet zo'n wonder dat deze aktie met name uit de grote gemeenten komt. Wij vrezen, dat in de gemeentelijke energie bedrijven al heel wat onbetaalde energie rekeningen zullen liggen en daarom is men bang dat bij voortgaande verhogingen de zaak uit de hand zal lopen. Een reeks van problemen ligt aan deze gang van zaken ten grondslag. Vooral speelt hierbij een rol dat de verwarmingskosten van huizen bij de meeste Nederlandse gezinnen een even vaste kostenpost is geworden als de aanschaf van voedsel eri kleding. Er kan binnen bepaalde grenzen niet verder op bezuinigd worden. Aan het schep pen van deze situatie heeft de overheid zelf meegewerkt. Na de komst van het aardgas heeft de overheid de aanleg van centrale aardgasverwarming bevorderd. Men zag dit als een grondstof van eigen bodem die tegen deze kosten naar de verbruiker kon worden gebracht. Bovendien wilde men langs deze weg in snel tempo de afzet van kolen verminderen, waardoor de sluiting van de mijnen in Limburg in versneld tempo kon worden gerealiseerd. Andere situatie. De andere kant van de kostenmedaille was niet minder aantrekkelijk. Door mas sale aansluiting op het aardgasnet zouden de vaste kosten op een bestaand landelijk aardgasnet zeer laag per gezin worden. Men was eigelijk van mening, dat men anders met de grote aardgasbel geen kant uit kon. In die filosofie past ook de lage prijzen die in de aanvangsjaren voor het geëxpor teerde aardgas konden worden berekend. Nadat heel- Nederland voor het aardgas was gewonnen, ontwikkelde zich een an dere sitpatie. Men ontdekte dat door de stijgende olieprijzen het aardgas daarvoor een vervanging kon zijn. Daarnaast was het gehele land voor gezinsgebruik van dit pro- dukt afhankelijk. Vanaf die tijd is men in overheidskringen van mening dat men hier een middel heeft gevonden om daarmee naast de belastingen de algemene midde len te versterken. Het is de vraag of dit een zindelijke economische overheidspolitiek kan worden genoemd. Het is evenzeer de vraag of dit voor ons welzijn zo essentiële produkt wel aangewend kan worden om de staatsfinan ciën in evenwicht te brengen. Het zou een even beruchte heffing kunnen worden als in lang vervlogen tijden de zogenaamde zoutbelasting, waarmee vroeger Europese vorsten hun oorlogen plachten te finan cieren. In dit opzicht maakt de Nederlandse regering de indruk te acteren als een kat in het nauw, die rare sprongen maakt. Een ander aspect aan deze zaak is de kwestie van de toenemende burgerlijke on gehoorzaamheid. Wanneer men in deze tijd verplichtingen aan de overheid heeft, dan meent men deze op allerlei manieren te mogen ontgaan oqder het motto: „Het is voor de staatskas, dus wordt er niemand getroffen wanneer men er niet aan voldoet." Ónder die vlag ontduikt men de belastin gen, maar ook de huren die voor een deel aan gemeentelijke woningbouw corporaties worden betaald. Wij zouden in dit verband ook wel eens willen weten welk deel van de wegenbelasting niet inbaar is. Isolatie. Het volgende aspect aan deze zaak is de zekerheid dat aardgas in het energiewereld- beleid beslist een schaars goed is geworden, waarmee zuinig moet worden omgesprongen. In het kolentijdperk kon men tot besparing komen door een of meer vertrekken in huis tijdelijk niet te verwarmen. Nu is dat in bepaalde mate onmogelijk, omdat anders de centrale verwarming dreigt te bevriezen. Maar er dient toch alles te worden ge daan om het gasverbruik te beperken. Dat is haalbaar wanneer er isolatie wordt toe gepast. Die is op drie fronten tot stand te brengen. In de eerste plaats door dubbele beglazing toe te passen. Hierdoor wordt volgens deskundige berekeningen het warm teverlies tot 50o/o beperkt. Vervolgens kan er nog veel gedaan worden aan dakisolatie. Dit geeft een ongeveer 10% aan warmte- winst. In de derde plaats kan men het verbruik van gas beperken door de ver warming niet nodeloos hoog te laten staan. De eerste twee middelen vragen wel om een investering van enkele duizenden gul dens. Dat is zeer de moeite waard, omdat men er inkomen door wint dat niet belast is. Moet er geld voor geleend worden, dan kost dit ook al gauw 300,of meer aan rente per jaar. De regering heeft er in dit kader geen goed aan gedaan om het sub- Geen windeieren. Voor de oorlog kon je de barmsijs alleen in de winter ontmoeten. In grote groepen kwamen ze sommige jaren ons land binnen vallen. Opeens waren ze er en plotseling waren ze weer verdwenen. Totdat in 1942 een paartje barmsijzen besloot ook de zomer hier door te brengen. Op één van de Wad deneilanden stichtte dit paartje een barm- sijzennederzetting en sindsdien is de barm sijs niet meer weg te denken als broedvogel. Het is de barmsijs voor de wind gegaan, want zijn aantal is tot nu toe toegenomen. Niet alleen de mooie eilanden in de Wad denzee bleken geschikt voor deze vink. Al gauw ontdekten de barmsijzen de blonde duinstrook langs de kust. Ook daar kwamen barmsijzen tot broeden. Het binnenland lag echter jaren te wach ten op de roodgemutste vink. En jawel, enige jaren geleden werden er broedge- vallen gesignaleerd in Drente, Zeeland en op de Veluwe. Wie weet kunnen in de nabije toekomst alle provincies zich ver heugen in broedende barmsijzen. Niet al leen in Nederland neemt het aantal barm sijzen toe. Vooral in Groot-Britannië, Dene marken en de Duitse Waddeneilanden is het aantal van deze vinken uitgebreid. Wanneer de barmsijs zich eenmaal ergens gevestigd heeft, weet hij zich uitstekend te handhaven. Dat er barmsijzen in ons land zijn gaan broeden, wijst er op dat er in andere streken „te veel" barmsijzen aan wezig waren. In dat broedgebied dreigde een overbevolking. Te weinig voedsel dwong een aantal barmsijzen hun biezen te pakken en hun heil ergens anders te gaan zoeken. Dat had tot gevolg dat er in enkele win ters grote invasies van deze vogels in ons land terecht kwamen. Er lijkt een verband te bestaan tussen deze invasies in de winter en de uitbreiding van het broedgebied. In de jaren 1959, 1964 en 1972 zijn er zulke invasies van barm sijzen geweest. In de jaren daarop heeft men een uitbreiding van de broedparen en nieuwe vestigingen kunnen waarnemen. Dat de barmsijzen goed boeren wordt .be vestigd door tellingen. Vóór 1961 werd het totale aantal broedparen geschat op maxi maal 9. De Atlas van de Nederlandse Broed- vogels geeft voor 1978 een totale broed- populatie van 617. Ruim de helft daarvan broedt op de Waddeneilanden. Een echte vink. Van de gewone sijs hebben we allemaal wel eens gehoord. Dit groengele vogeltje werd vroeger veel gebruikt als kooivogel. En ook nu zijn er nog mensen die menen dat een sijs beter in een volière past, dan in een els. Maar van zijn iets grotere fa milielid de barmsijs weten weinig mensen iets af. Toch kun je tussen een groepje sijsjes, die in elzen en berken hun kostje opscharrelen, wel eens barmsijzen aantreffen Verwarring wie wie is, behoort absoluut tot de onmogelijkheden. Dè gewone sijs is overwegend groengeel met zwarte strepen op de vleugels. De barmsijs is donker van kleur, meer bruinig. Zijn koppetje wordt versierd met een bloedrood petje en de keel draagt een zwarte vlek. Het mannetje heeft bovendien een rozerode gloed op de borst en de stuit. De flanken zijn gestreept. De barmsijs is ongeveer zo groot als een pimpelmees. Verder heeft hij niets met de mezenfamilie te maken, want de barmsijs is een rasechte vink. En zo gedraagt hij zich ook, levendig, luidruchtig en gezellig... De vlucht is vinkachtig, namelijk golvend en verre van geluidloos. Barmsijzen trekken met elkaar op en dat doen ze heel vrolijk. Dat is een familietrekje, want vinken hou den van gezelligheid en groepsverband. Barmsijzen hebben de gewoonte tijdens het voedselzoeken ineens op te -vliegen, even rond te zweven en weer neer te strijken sidie voor isolatie van het huis te beperken'. Dat is een vorm van het paard achter de wagen spannen. Wij zullen als volk moeten beseffen, dat onze teruggang in welvaart om offers vraagt. Dit betekent dat minder noodzakelijke uit gaven moeten wijken voor de noodzakelijke. Tot die laatste behoort stellig een redelijke verwarming van onze woning. Als wij die willen behouden, zullen wij andere geneug ten moeten verminderen. Maar ook dat gaat dikwijls niet van vandaag op morgen. In dit licht gezien is het> de vraag of de stijging van aardgas in zo'n snel tempo wel gewenst is. Het lijkt ons ook mogelijk een grotere tariefdifferentiatie toe te pas sen. Niet toelaatbaar is een gedragslijn waarbij een deel van de aardgasgebruikers de belastingplicht eenvoudig niet nakomt. Daar dient de overheid voor te zorgen. Aan de andere kant zal die overheid onze eigen grondstoffen piet duur mogen exporteren, zodat wij in Nederland letterlijk in de kou komen te zitten. Goed regeren is een uitermate moeilijke opdracht ge worden. (Nadruk verboden). Drs. A. van Mierlo. Geen eigen bezit. Als broedplek heeft de barmsijs in ons land het liefst een berkenbosje of berken die aan de rand van een naaldbos, heide of duin staan. Daarnaast worden er wel nesten gevonden in meidoorn, grauwe wilg, populier, den en lariks. De barmsijs zult u niet gauw in uw tuintje krijgen. Een enkele keer broedt er één in een tuin, maar over het algemeen blijft de barmsijs uit de buurt van bebouwing. Het is niet zo gemakkelijk om het broeden van barmsijzen vast te stellen. Al in maart kiezen de mannetjes hun bruid, terwijl er dan nog veel barm sijzen doortrekken. De doorreis kan tot ver in mei door gaan. De sijzen die op doortrek zijn, krijgen al wel de voorjaarskriebels onder hun rode pet. Ze zingen en baltsen en zodoende is het moeilijk uit te maken welke barmsijzen zich in een gebied gevestigd hebben en welke niet. Daar komt nog bij dat de barmsijs geen echt territorium heeft. Vlak rond het nest beschouwt de barmsijs als zijn gebied, maar dat verdedigt hij ook niet erg fel. De barmsijs staat niet op zijn strepen. In het voedsel zoeken zit geen regelmaat. Deze vink vliegt dan hier heen en dan daar heen om voedsel op te scharrelen, soms kilometers van het nest af. Dat alles bemoeilijkt het vaststellen van een broed- geval. De samenstellers van de Atlas van de Nederlandse Broedvogels hebben dan ook veel mogelijke en waarschijnlijke broed- gevallen vermeld, omdat er geen zekerheid bestond over veel broedgevallen. De berken, elzen, dennen en wilgen die ons land rijk is, zitten propvol zaden. Daar kunnen de barmsijzen die hier een thuis gevonden hebben van genieten. Maar ook de rondzwervende barmsijzen zijn van harte welkom aan de rijk voorziene dis. Voor de barmsijs geldt toch: „Hoe meer zielen, hoe meer vreugd." Tekst: John van Gemeren. NIEUWE MATERIALEN VERBETERDEN DE FIETS Een verbetering die reeds volop beslag heeft gekregen, is de toepassing van an dere, nieuwe materialen voor het vervaar digen van een fiets. Daarbij is vooral ge zocht naar hoogwaardig materiaal van licht gewicht. Dat betekende onder meer het gebruik van aluminium, van kunststoffen en in enkele gevallen van titaan en high carbon fibres, al zijn laatstgenoemde materialen voorlopig nog te kostbaar om op grote schaal voor de produktie van confectie- fietsen te worden gebruikt. Bij die nieuwe materialen is ook steeds gedacht aan de vergroting van de veiligheid van de fiets. Roestwerking door weersin vloeden kan dan ook steeds meer worden uitgeschakeld, mede door speciale bewer kingen en het gebruik van zeer bestendige laksoorten. Bij dit alles moet wel bedacht worden, dat een fiets ook onderhoud vraagt. Veel gebruikers lappen dat onderhoud aan hun laars, doen daar letterlijk niets aan. En geven dan al te gemakkelijk de schuld aan de fiets of de kwaliteit van het materiaal, als er iets mis gaat. TAALPRAATJE Jan. Over deze oerdegelijke, echte Hollandse jongensnaam is wel het een en ander te melden. Op gevaar af ouders, die prachtige „buitenlandse" jongensnamen verzonnen, lichtelijk op gevoelige tenen te staan, vin den we Jan zeker zo kernachtig als die verzonnen namen. Zelfs de laatste graaf van het Hollandse huis heette Jan. De geschiedenis kent tal van beroemde Jannen, zoals Jan de Witt, de geniale raads pensionaris (jongens van Jan de Witt, voor flinke knapen), Jan van Nassau, Jan zonder Vrees en Jan zonder Land. Potgieter onderscheidde in zijn boek „Jan, Jannetje en hun jongste kind" de aard van de Jannen typerend. Zo schrijft hij over Jan Salie, een slappe, saaie figuur, maar ook over de flinke Jan Compagnie en Jan Courage. „Loopt Jan Salie op zijn muilen, Jan Courage klimt in 't want." Veel spreekwoorden zijn aan de naam Jan gewijd. Denkt u maar aan Jan en Alle man voor iedereen. Vroeger zonder tussen voeging van „en": Jan Alleman. „Jan en Alleman waren present." Boven Jan zijn. Deze zegswijze is ont leend aan het kaartspel. Haalde men bij het schutjassen meer dan vijftig punten, dan was men „boven Jan." Thans in de betekenis van: hij is de moeilijkheden te boven, of hij is uit de schulden. Bij uit breiding: hij heeft zijn schaapjes op het droge. Zo kan men bij het schutjassen ook „onder Jan" zijn. Dan staat men er niet best voor en is het spel zwaar verloren. Als iemand onder Jan is, zit hij in de puree. Zich er met een Jantje van Leiden van afmaken, wil zoveel zeggen als: meer praat dan daad. Ergens geen moeite voor doen, maar er wel over praten. Jan Rap en zijn maat voor het gespuis, het grauw, het ge peupel. Ook wel Janhagel genoemd. Verder nog: Ome Jan, de schertsende naam voor de lommerd. Jan Klaassen voor een hansworst. Jan Klaassen was volgens de overlevering trom petter bij prins Willem II. Thans weer be kend geworden door het liedje van Rob de Nijs „Jan Klaassen was trompetter in het leger van de prins, hij marcheerde van Den Helder naar Den Briel." Een Jan Hen is een saaie, sullige man. Ook Jan de Wasser voor een man, die thuis niets heeft in te brengen. Een redenatie van Jan Kallebas. Dat is een redenering zonder kop of staart. Beter Blo Jan dan Do Jan. Liever laf dan dood. De mannen van de marine luisteren graag naar de erenaam „de Jantjes". Militairen worden wel aangeduid met Jan Soldaat, een soort verzamelnaam. In de moderne tijd is Jantje Beton, een flinke jongen die veel voor de jeugd deed, een begrip geworden. Tenslotte een Janboel. Boel heeft hier de betekenis van boedel of huishouden, waar schijnlijk te vergelijken met het huishouden van Jan Steen. (Nadruk verboden). KURSUSSEN VOOR LEDEN VAN OUDERCOMMISSIES IN DE BEVELANDEN Oudercommissie-leden opgelet. Ook op Noord-Beveland starten in begin februari verschillende kursussen voor leden van ou- dercommissie's en besturen. Deze kursussen, georganiseerd onder verantwoordelijkheid van de Regionale Werkgroep Ouder Com missie Kursussen (ROCK), worden uitge voerd door het Regionaal Educatief Cen trum „De Bevelanden". Op Noord-Beveland starten twee kursus sen, nl. een basiskursus bedoeld voor nieuwe en toekomstige leden van ouderkommissies, die begint op maandag 16 februari in Wis- senkerke. En een kursus „in commissie", waar o.a. vergader- en discussietechniek aan de orde komen. Deze start op don derdag 12 maart te Kortgene. Tevens kunt u zich opgeven voor de twee speciale kursussen. Speciale kursus 1 en 2, die zich respectievelijk bezig hou den met „de nieuwe wet op het basis onderwijs" en „de overgang van lager on derwijs naar het voortgezet onderwijs". Deze kursussen worden in Goes gegeven. Wilt u meer weten, bel voor informatie het R.E.C. „De Bevelanden", Tel. 01100- 20547. Burgerlijke etend KORTGENE Geboren: 12 jan.: Sjoerd, z.v. W. J. Tas- seron en N. G. Aardse. Ondertrouwd: 23 jan.: J. C. L. Dekker, oud 21 jaar en N. A. M. van den Berge, oud 21 jaar. Gehuwd: 16 jan.: A. A. P. de Regt, oud 23 jaar en M. M. A. Blomaard, oud 19 jaar; 23 jan.: C. van Maanen, oud 30 jaar en E. J. Tres, oud 26 jaar; 23 jan.: J. J. Zoete- weij, oud 21 jaar en J. K. den Engelsman, oud 20 jaar. Overleden: 3 jan.: Mare Elsa Tubbax, oud 25 jaar, e.v. M. P. E. Peeters; 14 jan.: Jacobus Pieter de Regt, oud 65 jaar, e.v. S. T. Breure; 14 jan.: Elisabeth Domina Meulenberg, oud 61 jaar, e.v. J. A. Vink; 15 jan.: Marinus Moerland, oud 65 jaar, e.v. P. Janse; 21 jan.: Willeboord Lievense, oud 70 jaar, e.v. J. Willeboordse; 15 jan.: Leendert Munter, oud 89 jaar, w.v. A. Bouterse. t

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1981 | | pagina 2