iONlÊK VAN
NO0RQ-BEVELANÜ
Guur sociaal klimaat
in 1981
Wankelende
landbouwindustrieën
De oudere Noord-Bevelanders weten nog dat het bootje van
Kertjeen nae Wolfersdiek dee vaere, beste vrienden.
Deze week gaan we in de tijd terug naar dat bootje.
't Böötje nae Wolfersdiek.
't Bootje van Kertjeen nae Wolfersdiek
was in die tied uniek.
Wirom, za-je meschien zehhe,
mè dat za'k je dan uutlehhe.
't Was mee dat böötje zö hest^ld,
dal; elke oversteek wier heteld.
Jammer henoeg bin ze onderweg de tel kwietherocht,
mè vele keren maektcn ze die tocht.
Vroeher mee de ouwe Zandkreeke,
die bin wc nog nie vcrhete.
Laeter kwam d'r zo'n ouwe brik,
deur z'n hesputter poemde ze die de Spoetnik.
Heieik voer d'r nog één nae 't vasteland,
dat was de Noord-Beveland.
Van boord hae, dat hieng zö mè nie,
di kwam éést nog mankracht bie.
Dan wier d'r mee man en macht, onverschrokke
de planken op 't steiher hetrokke.
Laehe die soms een keer nie op 't aekje,
dan lag je zö in de plons mee je zaekje.
Of d'r zat een auto tussen 't steiger en de boot
en dan wier d'r wè us één rööd.
Dat was dan nie van schaemte of erhernis,
mè Kaptein Piet z'n bemoeienis.
Mee eb en vloed oa dat ök van doen,
want ut was nog Zandkreeke toen.
't Veersehat was toen nog open
en bie Kasseveer wier ök nog mee een böötje overhestoke.
Van Kamperland nae Veere voer d'r ok een veer,
die hieng alléén mee voethangers en fietsen op en neer.
We bluuve nog even op Kertjeen en de Potendam,
want di mos-je over je van 't böötje kwam.
Mee hiertieë bleef je moeiluk op de pad
a de wind in 't zuid-westen zat.
Dan stieng d'n Potendam onder waeter,
je oa dan natte voeten, of je kon wachte tot laeter.
Wachte kon je in 't Veeruus, wat op steiher stieng,
laeter Delta Marina, die ut vervieng.
De veerdienst ei ök wel us hestaekt in z'n hehéél,
toch lag dat dan nie an 't personéél.
Dan zat de Zandkreeke dicht mee ies,
mè di rochte de Peelanders nie van de wies.
Ze liepe dan nae d'oare kant,
mee de slee of d'r fiets an d'and.
Vele diengen ze di meehemaekt, dat ka-je behriepe,
toch ka-ja d'r nie mi op verziete.
Dirom was't zö uniek:
't Böötje nae Wolfersdiek.
Vele verhalen zijn over dat bootje te vertellen, beste mensen.
Mocht u zo'n verhaal weten, dan wil ik het graag van u horen.
Hing je nae Hoes of Rotterdam,
dan mos je over Kertjeen en de Potendam.
CeeBee.
IEDEREEN IS ONTEVREDEN
Dat 1981 in sociaal-economisch opzicht een verre van vrolijk jaar belooft te
worden, staat vrijwel vast. Er is weinig reden tot optimisme. In 1981 zullen
in ieder geval twee na-oorlogse records worden gehaald: 300.000 werklozen
en .700.000 arbeidsongeschikten. Deze getallen houden in, dat ons sociale paradijs
zware stormen zal moeten doorstaan.
De uitkeringstrekkers, ook de minima, zullen er komend jaar in ieder geval
op achteruit gaan. Maar naar verhouding toch niet meer dan degenen, die wer
ken. Door alle bevolkingsgroepen zal ingeleverd moeten worden. De laagste in
komens dalen met ongeveer 0,75%, de hoogste inkomens met 3,5%.
Maar er zijn altijd inkomenscategorieën, die in zo'n situatie extra moeten
inleveren en er naar verhouding meer op achteruitgaan dan anderen. Men
praat nou wel steeds over Jan Modaal en de „minimumlijder", maar wat zult
u zeggen van de lagere middengroepen, die met hun inkomen net boven de
ziekenfondsgrens (ongeveer 43.000,zitten en veelal slechter af zijn dan
mensen die iets minder verdienen?
Ook de jongeren (beneden de 23 jaar) gaan stevig inleveren. Daar is minder
verzet tegen, maar., het kan bedrijven en bedrijfstakken, die het vooral van
de jongere cliënt moeten hebben, in moeilijkheden brengen.
Kortom, zorgen te over in 1981.
Vooral jeugdigen en middeninkomers
betalen het gelag.
Zowel op de lonen als op de sociale
uitkeringen zal in 1981 flink worden ge
knepen. Zij het, dat de gevolgen niet voor
iedere inkomensgroep gelijk zijn.
De grote moeilijkheid bij het overwegen
van bezuinigingsmaatregelen is altijd, dat
zij politiek en maatschappelijk verkoopbaar
moeten zijn. Het pakket van maatregelen
plus de daarbij samenhangende loonmaat
regel zullen waarschijnlijk al in de loop
van 1981 ontoereikend blijken te zijn om
de Nederlandse staatshuishouding uit de
problemen te halen. Maar dan mag een
nieuw kabinet weer iets anders bedenken.
Het is duidelijk, dat vooral het enorme
aantal sociale verzekeringstrekkers een ge
weldige aanslag doet op onze beperkte fi
nanciële middelen. De gemakkelijkste weg
zou zijn, om de uitkeringen te verlagen.
Dat is echter politiek niet haalbaar en
maatschappelijk valt deze methode ook niet
te verdedigen. Waarom zouden bijvoorbeeld
mensen, die 65 jaar zijn geworden en AOW
ontvangen, meer moeten inleveren dan men
sen die werken? En waarom zouden men
sen, die echt ziek zijn en derhalve in de
WAO terecht zijn gekomen, harder moeten
worden aangepakt dan anderen?
De regering voelt dus meer voor een goed
volumebeleid. Het aantal uitkeringstrekkers
moet omlaag, dan zullen die sociale lasten
minder stijgen. Dat is een mooi voornemen.
Helaas ook een voornemen, dat in 1981
nauwelijks kans maakt om gerealiseerd te
worden. Iedereen die dagelijks de krant
leest of het TV-journaal van de NOS op
de voet volgt, weet dat het aantal werk
lozen nog immer stijgende is en dat er geen
enkele kans is dat deze ontwikkeling in
1981 gestuit zou kunnen worden.
En juist, omdat er weinig werk is, zal
het ook niet lukken om (gedeeltelijk) ar
beidsongeschikten aan werk te helpen. Met
andere woorden, van het volumebeleid komt
in 1981 hoegenaamd niets terecht, tenzij
de conjunctuur plotseling weer zou opleven.
Daar ziet het vooralsnog niet' naar uit.
Iedereen ontevreden.
De loonmatiging van gemiddeld ongeveer
2,5%, die in 1981 zal worden doorgevoerd,
zal zeker iets helpen, maar het is de grote
vraag of deze matiging voldoende zal zijn.
Het is en blijft natuurlijk eveneens de
vraag, of de voorgestelde matiging even
redig over alle inkomensgroepen is verdeeld.
Iedereen is ontevreden, dat is iets dat zeker
is. De minimumloner is dat, de kleine mid
denstander is dat ook, maar de medische
specialisten en makelaars klagen eveneens
steen en been. Inleveren is blijkbaar een
moeilijke zaak, zelfs in een land als Ne
derland, dat tot de 12 rijkste landen ter
wereld behoort.
Nu zijn er ontegenzeggelijk enkele inko
mensgroepen, die in 1981 wel heel in het
bijzonder „geknepen" zullen worden. Nee,
dat zijn niet de sociale uitkeringstrekkers
en evenmin de minimumloner of Jan Mo
daal. Deze groepen moeten ook inleveren,
maar de schade valt mee, mede omdat de
laagste inkomens „verblijd" worden met
enige belastingverlichting.
Een groep, die veel meer moeten inle
veren, wordt gevormd door de minimum
loners onder de 23 jaar. De koppeling tussen
het jeugdminimumloon en het minimum
loon voor 23-plussers wordt gehandhaafd.
Maar... voor ieder jaar dat men jonger is
dan 23 jaar moet in 1981 tien procent in-
plaats van de huidige 7,5% worden inge
leverd. Dat betekent minder besteedbaar
inkomen voor de jeugd.
Daar zit een aantrekkelijke kant aan: De
loonkosten voor bedrijven die veel jeugdigen
in dienst hebben, zullen lager uitvallen.
Maar er is ook een keerzijde. Er zijn nogal
wat bedrijven, die het wat hun omzet
betreft voor een niet gering deel van jeug
dige klanten moeten hebben. Je kan aan
zeer uiteenlopende bedrijven en bedrijfs
takken denken, zoals sportzaken, de ho
reca, bedrijven die stereo-apparatuur ver
kopen, bromfietsenzaken en dergelijke.
Jan Middenman.
Terwijl de aandacht voor de sociale uit
keringstrekkers en Jan Modaal maximaal
is, dreigt Jan Middenman aan ieders aan
dacht te ontsnappen.
Jan Middenman is iemand, die tussen de
43.000,— en 50.000,— bruto per jaar
verdient. Hij zit dus net boven de zieken
fondsgrens en moet een particuliere ver
zekering afsluiten. Als hij vrijgezel is, be
taalt hij niet veel meer dan de ziekenfonds
patiënt die net beneden de ziekenfondsgrens
zit, maar als Jan Middenman getrouwd is
en een paar kinderen heeft, moet hij voor
zijn ziektekostenverzekering aanzienlijk
meer betalen, dan iemand die in het zie
kenfonds zit.
Bovendien komt Jan Middenman niet in
aanmerking voor diverse aantrekkelijke sub
sidies (huursubsidie bijvoorbeeld), want daar
is zijn inkomen te hoog voor. Hij betaalt
net zoveel sociale premies als iemand die
drie keer zoveel verdient, want vanaf on
geveer 50.000,wordt geen premie ge
heven.
Bovendien wordt in 1981 op het salaris
van Jan Middenman naar verhouding iets
meer gekort, dan op dat van Jan Modaal.
Ja, in sommige gevallen zal iemand die
juist boven de ziekenfondsgrens zit netto
beroerder uit zijn, dan iemand die er net
onder zit. Dus eigenlijk zou Jan Middenman
maar salarisverlaging moeten aanvragen.
Voor deze middengroep hebben de meeste
politieke groeperingen echter nauwelijks
belangstelling. Zeer ten onrechte, want veel
mensen hebben jaren hard moeten werken
en studeren om zo'n middeninkomen te
kunnen bereiken. In de huidige bezuinigings
race betalen zij het gelag.
(Nadruk verboden).
Mr. A. van Bronsbergen.
Op de landbouwscholen kende men vroeger het vak „landbouwtechnologie".
Dat hield in: kennis van de fabrieksmatige verwerking van wat boer en tuinder
leverden, zoals conserven, zuivel, leer, graanderivaten, plantaardige olies en
linnen, wol enz. Het vak werd gegeven om de boeren duidelijk te maken wat
die verwerkende industrieën wensten. Via kwaliteitsregelingen en goede voorlich
ting werd dat in de praktijk ook bereikt.
De verwerking zelf was het strijdtoneel tussen particuliere en coöperatieve
ondernemingen. Uit de fouten van de eerste kwam de tweede voort. U kunt
dat in leerboekjes over landbouwcoöperatie lezen.
Dat de particuliere (ook wel speculatief genaamde) industrie vaak leefde
van de fouten van de coöperatoren spreekt vanzelf. Ze hielden elkaar soms in
evenwicht. Maar de coöperatieve ondernemingen groeiden zo groot, dat ze zich
best wat fouten konden veroorloven. Ze hebben in feite geen concurrenten meer
En dan dreigen toch wel wat gevaren.
Coöperaties zijn vaak logge lichamen,
door hun rechtsvorm aan handen en voeten,
maar vooral aan de leden, gebonden. De
ledenraad beslist en het bestuur sist. Dat
zijn zo een paar spreekwoorden uit die
hoek. Dat de besturen bestaan uit onkreuk
bare lieden is buiten kijf. Maar zakelijk
inzicht ontbreekt nog wel eens. Dat blijkt
met name uit het benoemingenbeleid.
Vanouds was het traditie, dat voor de
vorm een paar advertenties werden ge
plaatst, ook al stond al lang tevoren vast
wie zaakvoerder, direkteur, lid van de di-
rektie of hoofddirektie en noem maar op,
zou worden. Niet zelden werd de opvolger
al ingewijd en ingewerkt voor de advertentie
verscheen
Al deze zaken kunnen moeilijk aan de
grote klok gehangen worden, omdat het er
dan op lijkt dat men personen gaat aan
vallen. Het gaat natuurlijk niet om deze
personen, maar om het beleid dat zij voer
den. Zelfs in de hoofddirektie van het
aardappelmeelconcern Avebe zitten onkreuk
bare mensen, maar mensen /zonder zakelijk
inzicht. Mr. Doornbos, jurist en geen eco
noom, gaat per 1 maart weg. Naar verluidt
heeft dat niets te maken met de ramp,
maar iedereen weet beter.
Iedereen weet, dat de kosten van de
waterzuivering Avebe de das hebben om
gedaan. Maar iedereen kan óók weten, dat
alleen totaal ondeskundig beleid tot die
strop heeft geleid. Bij goed management,
of wilt u bedrijfsbeheer, was dat nooit de
strop ge\vqrden waarin, men het hoofd zo
blijmoedig stak. Dan had men zich met
waarborgen omgeven alvorens te gaan doen
wat rijk en provincie zo graag wilden.
Vele kostenfaktoren waren trouwens wel
te schatten. Precies na één jaar (na jubi
leum en feest) zakte alles in elkaar. En
nog ziet men niet in, hoezeer men tekort
schoot op het punt van management.
Afnameplicht.
Coveco is in wezen precies hetzelfde
geval. Vleeswarenbereiding en de sector
rundvlees vormden daar de stroppen. Maar
die stroppen zijn niet ineens ontstaan. Ze
waren er al jaren lang. Pas toen de rest
(met name de varkens) geen winst meer
opleverde, trokken die twee stroppen dicht.
Maar ook hier had goed bedrijfsbeleid
allang gezorgd, dat ze niet dicht konden
trekken, nl. door afstoting, sluiting of in
perking. En wat is het verweer? De afname
plicht, die men als coöperatie heeft. Ten
dele is dat een argument. Maar alleen als
men alles gedaan had om de rotte plekken
uit het Coveco-lichaam te snijden. Dat
heeft men niet gewild, omdat men „groot"
wilde blijven. Nu wordt men klein met
verlies.
Het kan erger. Als wij denken aan de
SOL-affaire van 12 jaar geleden is dat
duidelijk. Toen kwam een groot coöperatief
lichaam in de rodecijfers door onverant
woorde en ongedekte soya-aankopen van
één man aan de top, die totaal ondeskundig
bleek te zijn. Avebe en Coveco kregen hun
klappen niet door de ondeskundigheid van
één enkele topfiguur; gehele bestuursstoeten
hebben gefaald. Management is vooruitzien.
Men keek alleen achteruit en opzij.
Rampenverzekering.
Intussen gaan van agrarische kant stem
men op, om meer te bundelen en risico's
te spreiden. Want al voelen coöperatoren
zich onderling sterk verbonden, hun zaken
houden ze streng gescheiden. Men vraagt
nu naar een modus waarbij de zaken
weliswaar gescheiden blijven, maar een
soort rampenverzekering de grote stroppen
opvangt. Want indien zoiets bestond, zou
coöperatief Nederland de slagen die Coveco
en Avebe treffen, gemakkelijk kunnen op
vangen. Minister Braks zou er niet eens
Aanvoer van aardappelen bij een zetmeelfabriek. De ramp die deze bedrijfstak
trof spreekt iedereen aan. Maar hoe kon het zo ver komen?
aan te pas hoeven te komen.
Maar het zal erg lang duren voor zo'n
soort risicoverzekering er is. Dat komt,
doordat enkele sektoren, wijs geworden door
de noodlottige gevolgen van vriendjesbe-
noemerij in het verleden, overgeschakeld
zijn op modern management. Dat ziet u
in de zuivel en de tuinbouw. Niet dat men
er geen fouten meer maakt, dat volop. Maar
het zijn nooit fouten die de kop kosten.
En dat weten ze zelf. Ze zullen daarom
wel nooit toestemmen in een soort mede-
verontwoordelijkheid voor de anderen. Zo
ver gaat de verbondenheid nu echt nief.
In bijna alle geledingen van land- en
tuinbouw gaat men zachtjesaan over op
modern management. Het Fries Rundvee
Syndicaat (eertijds Fries Rundvee Stam
boek, dat de fokkerij bijna ten verderve
en onderaan de ladder bracht) is er een
voorbeeld van.
Het kost moeite en men spreekt een taal
die niet iedereen verstaat als men aan
dringt op een modern beleid. Maar zo lang
zaam aan moderniseert ook op dit punt
de land- en tuinbouw. Misschien wordt
management nog eens een vak op de land
bouwhogeschool, zoals landbouwtechnologie
vroeger.
(Nadruk verboden).
W. Geldof.
TAALPRAATJE
Alliteratie.
Bij alliteratie beginnen twee of meer
woorden in dezelfde zin of uitdrukking met
dezelfde medeklinker. Het Nederlandse
woord voor alliteratie is stafrijm of begin
letterrijm. In tegenstelling tot het normale
eindrijm krijgen bij dit stafrijm de rijm
woorden altijd de klemtoon. Veel staande
uitdrukkingen met alliteratie zijn ontleend
aan oude rechtsformules. Soms is daardoor
de betekenis verouderd.
Voorbeelden van alliteratie:
Zonder blikken of blozen. Blikken is hier
een verbastering van bleken. Zonder bleek
te worden of te blozen liegen of het gedrukt
staat.
Iemands hebben en houden kennen. Alles
van iemand weten.
Kind noch kraai hebben. Niets bezitten.
Dat is zijn lust en zijn leven.
Met huid en haar verslinden.
Te kust en te keur. Kust is hier een
verbastering van keus. Keur betekent „het
beste". Men kan naar willekeur het beste
kiezen.
Kant en klaar. Kant betekent hier: in
orde. Vergelijk: de kamer is aan kant (op
geruimd). Duits: fix und fertig.
Zonder slag of stoot. Er wordt niets in
de weg gelegd.
Lief en leed delen. Voor- en tegenspoed
delen.
Door weer en wind gaan. Zich door niets
laten weerhouden.
Met man en macht.
Met man en muis vergaan. Zelfs geen
muis ontsnapt.
Door dik en dun. Op het doel afgaan
zonder iets of iemand te ontzien. Hij steunt
hem door dik en dun.
Huis en haard. Van huis en haard ver
dreven zijn.
In rep en roer. Het hele dorp was in
rep en roer (in verwarring).
Hot en haar. Verouderd. Bij voerlieden
was „hot" rechts en „haar" links. De rom
mel lag hot en haar verspreid. Ook: schots
en scheef.
Bont en blauw. Hij zag bont en blauw
van de kou. Iemand bont en blauw slaan.
Het zag hem groen en geel voor de ogen.
Met lusten en lasten. Iets met lusten en
lasten aanvaarden.
Taal noch teken geven. Niets van zich
laten horen.
Een man een man, een woord een woord.
Dichters maken veel gebruik van dit stafrijm
Willem Kloos: de zee waarin mijn ziel
zichzelf weerspiegeld ziet.
Guido Gezelle: het ruisen van het ranke
riet.
Leopold: laat de luiken geloken zijn.
Bekend is de volgende: In Scherpenzeel
scheren ze de schapen dat het schand is.
Tot slot een zeer bekend voorbeeld van
alliteratie in een oud versje: Leentje leerde
Lotje lopen langs de lange Lindelaan.
(Nadruk verboden).