INFLUENZA,
de griep die je
serieus moet nemen
Nieuw industriebeleid
Organisatie sociale verzekering
Sint Nicolaas-feest in
Geersdijk en Wissenkerke
vaak ondoelmatig en ondoorzichtig
Werpt winter schaduwen vooruit?
Zaterdag 17 november was het zover,
St. Nicolaas was aangekomen op Noord-
Beveland en de eer viel te beurt aan
Geersdijk. Om één uur zette de Goedheilig
Man voet op Noord-Bevelandse bodem,
waar hij welkom werd geheten door de
voorzitter van de Ondernemersvereniging
dhr. v. d. Heijde. Daarna werden de winkels
bezocht, waar de kinderen werden getrak
teerd.
Omdat St. Nicolaasfeest een kinderfeest
is, was er die middag voor de kinderen
een gezellige middag in het Drenthehuis,
waar door velen aan werd deelgenomen.
De Sint ging vervolgens naar Wissen
kerke, waar de hofkapel reeds stond te
wachten met een vrolijke noot. Burgemees
ter Wisse was present om de Sint welkom
te heten. Na dit welkom ging, onder enorme
belangstelling, de hele optocht langs de
winkeliers waar de kinderen weer werden
voorzien van vele attenties.
Tijdens deze optocht was er een Zwarte
Pieten-wedstrijd voor de jeugd, waar door
velen aan werd deelgenomen, zodat die
middag de Sint vele knechten had. De eerst&
vijf prijswinnaars waren:
1. Tonny Verloop.
2. Patrick van Boven.
3. Marjolein Hoogstrate.
4. Peter Hoogstrate.
5. Marcel de Moor.
Op zaterdag 24 november was er film
in het Dorpshuis voor de jeugd. Vooraf
gegaan door een kleuter- en peutermiddag
met poppenkast en traktatie.
Zaterdag 1 december ging het feest verder
met een Kinder-Songfestival in het Dorps
huis, maar omdat hier helaas zo weinig
belangstelling voor was, heeft men toen
besloten dit niet te laten doorgaan. De
film die hierna kwam werd door velen
bezocht.
's Avonds werd het feest afgesloten met
een enorme Bingo en een overvol Dorpshuis.
Tijdens deze weken hield de Ondernemers
vereniging een aktie. met vele mooie prijzen.
Als het weer winter wordt, begint het seizoen van de natte neuzen, de verkoud
heden en „griepjes". Allemaal' ziekten, die in de luchtwegen beginnen en via de lucht
worden overgebracht. Veel van die aandoeningen hebben niet veel om het lijf.
Meestal blijft de ..patiënt" gewoon doorlopen. Hij houdt zich een beetje rustig en
gaat een keertje extra vroeg naar bed en het leed is weer geleden.
Anders is het gesteld met de échte griep of „influenza". Wie een echte influenza
heeft, ziet geen kans om overeind te blijven. Hij voelt zich in snel tempo erg ziek
worden en kruipt onder de wol. Het ziek-zijn is begonnen.
Influenza is geen „gewone" griep.
Volgens de laatste gegevens bestaan er
zo'n honderdtal virussen (kleine organis
men, die zich in onze lichaamscellen kun
nen vermenigvuldigen) die het op onze
ademhalingsorganen hebben voorzien. Geen
van alle zijn ze bij lange na niet zo ge
vaarlijk als de echte inflenzavirussen.
Influenza maakt niet alleen heel veel men
sen tegelijkertijd ziek (men noemt dit een
epedemie); de ziekte is meestal ook veel
ernstiger dan andere virusaandoeningen van
de luchtwegen. Elk jaar sterven er mensen
aan influenza en tijdens een grote epidemie
worden in de hele wereld vele duizenden
mensen het slachtoffer van 'influenza. Zo
stierven tijdens de grote epidemie van 1918-
1919 in de hele wereld meer dan twintig
miljoen mensen aan de toen heersende in
fluenza (de „spaanse" griep).
Het is opvallend, dat het vooral de ou
dere mensen zijn, die in de hoek zitten waar
de klappen vallen. Tijdens de epidemie van
1968-1969 was 90% van de mensen, die in
Nederland aan influenza (en zijn gevolgen
stierven, ouder dan 50 jaar. Ook mensen
met een chronische ziekte van de ademha
lingsorganen (astma, bronchitis), hart- en
nieraandoeningen en suikerziekte kunnen het
zwaar te verduren krijgen. Voor deze groe
pen brengt influenza extra gevaren met zich
mee.
Het ongrijpbare virus.
Pas de laatste tientallen jaren is men iets
meer gaan begrijpen van het grillige in-
fluenzavirus, dat zich heel anders gedraagt
dan bijvoorbeeld het mazelvirus. Wie een
maal mazelen heeft gehad, heeft genoeg af-
weerstoffen tegen dit virus aangemaakt, om
ziin hele leven tegen mazelen beschermd te
zijn.
Hoe komt het nu, dat een mens vele ma
len in zijn leven influenza kan krijgen?
Daar is maar één verklaring voor: het in-
fluenzavirus verandert steeds van gedaante.
Het afweersysteem, dat een mens tegen een
bepaald virus heeft opgebouwd, is daardoor
niet meer werkzaam tegen het veranderde
virus dat een jaar later plotseling kan op
duiken.
Tegen influenza bestaat geen geneesmiddel.
Bij influenza is het beste recept: meteen
onder de wol, Veel mensen nemen bij de
eerste rillingen een koortswerend middel of
een eenvoudige pijnstiller, die je bij de dro
gist kunt kopen. Anderen zweren bij hete
grocs. grote hoeveelheden sinaasappels, ex
tra vitamine C, „alternatieve" middeltjes
uit de reformwinkel of huismiddeltjes uit
grootmoeders tijd. Veel kwaad zal het niet
kunnen, maar echt helpen doet het ook
niet.
Geen van deze middelen kan maken, dat
de ziekte ook maar één dag korter duurt.
De patiënt wordt onverbiddelijk een aantal
dagen aan zijn bed gekluisterd. En als hij
weer mag opstaan, voelt hij zich nog da
genlang zo slap als een vaatdoek. Het
beroerde is, dat niet alleen de bekende
huismiddelen het volledig laten afweten, ook
de antibiotica, die zo goed werkzaam
kunnen zijn tegen bakteriën, hebben geen
vat op het influenzavirus. Een geneesmiddel
tegen influenza moet nog worden uitge
vonden.
Vaccineren, het enige wat er opzit.
Influenza, de laatste grote infektieziekte
die in de westelijke wereld nog niet over
wonnen is. kan maar op één manier wor
den aangepakt. En dat is, door tijdig in
te enten. Zo'n vaccinatie moet jaarlijks
worden herhaald, want er komen telkens
weer nieuwe vormen van het influenzavirus
in omloop, waartegen de entstof voor het
voorafgaande jaar meestal geen of minder
bescherming biedt. Het vaccin moet dus elk
jaar worden aangepast aan het influenza
virus dat op komst is. Om te zorgen dat
de vaccins de juiste samenstelling hebben,
heeft de Wereldgezondheidsorganisatie een
netwerk van peilstations opgericht. Zo gauw
er ergens ter wereld, al is het in Binnen-
Mongolië of Brazilië, een nieuw influenza
virus wordt gesignaleerd, wordt dit direkt
gerapporteerd. Dat moet vlug gebeuren,
want moderne virussen houden geen halt
bij zeeën en oceanen. Het luchtverkeer zorgt
er voor. dat ze zich in een mum van tijd
over de hele wereld verspreiden. Het
niéuwe vaccin wordt elk jaar samengesteld
op grond van de adviezen van de Wereld
gezondheidsorganisatie.
Men laat het virus zich vermeerderen in
bebroede kippe-eieren. Daarna wordt het
gedood, zodat het geen mensen meer ziek
kan maken. Wanneer het vervolgens in een
heel kleine hoeveelheid bij mensen wordt
ingespoten, worden er in het lichaam af-
weerstoffen gevormd, die een goede be
scherming geven tegen het virus wanneer
het in ons land arriveert.
Voorwaarde voor een goede beschermende
werking is, dat de inenting tijdig moet
plaatsvinden, zodat het lichaam voldoende
tijd heeft om afweerstoffen te vormen.
Wie komt er voor een „griepprik" in
aanmerking?
Vanzelfsprekend beoordeelt de arts voor
wie vaccinatie wenselijk of noodzakelijk is.
Allereerst zijn dat de mensen, voor wié
influenza extra gevaarlijk kan zijn. Dat
zijn de patiënten met ziekten van de adem
halingsorganen, zoals astma en bronchitis.
En verder de patiënten met hart- en nier
aandoeningen. Zij kunnen een influenza er
echt niet bij hebben. Uit vele statistieken
is gebleken, dat juist bij deze groepen de
meeste slachtoffers vallen.
Verder wordt aangeraden om ook suiker
ziektepatiënten jaarlijks tegen influenza in
te enten. Ze zijn gevoeliger voor infekties
en lopen bij influenza meer risico's dan
gezonde mensen. In het algemeen geldt,
dat mensen boven de 50 er verstandig
aan doen zich tegen influenza te laten
vaccineren. De risico's zijn op latere leef
tijd zo veel groter, dat het onverantwoord
kan zijn om een afwachtende houding aan
te nemen.
Er is nog een groep, waarbij vaccinatie
dringend gewenst is. Dat zijn mensen die
last hebben van steenpuisten, veroorzaakt
door stafylokokken. Deze kunnen in longen
en luchtwegen van een influenzapatiënt
grote verwoestingen aanrichten. In al deze
gevallen is het geen overbodige luxe om
eens met uw huisarts te praten over een
influenzaprik.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor alle mensen,
die zich in verband met hun werk niet
kunnen permitteren om één of meer weken
achtereen ziek te zijn. Als u weet of ver
moedt. dat u geen dag kunt worden gemist,
is een vaccinatie een verstandige maatregel.
Bekijk daarom nu samen met uw dokter,
of een influenzaprik voor u nuttig of mis
schien zelfs wel noodzakelijk is. Zo'n prik
beschermt u niet tegen allerlei „griepjes"
en „verkoudheden". Maar wel en zelfs
in hoge mate tegen de gevaarlijke in
fluenza, die ook in onze tijd nog veel
slachtoffers kan eisen.
De industrie is een van de kurken waarop onze welvaart drijft. Dat is zij na de
oorlog meer geworden dan daarvoor, toen het accent van ons nationaal bestaan
nog meer door de agrarische bedrijvigheid werd bepaald. En toch zijn wij niet te
vreden met de ontwikkeling in de industriële sector. Haar relatieve betekenis voor
onze werkgelegenheid is in de loop der jaren verminderd. Na de grote industrialisa
tie-inspanning in de jaren vijftig werd in het begin van de jaren zestig meer dan
dertig procent van onze werkgelegenheid door de industrie gedragen. Nu is dat per
centage gedaald tot beneden de 23 procent volgens de ons laatst bekende gegevens.
Steeds meer arbeidsplaatsen gaan er in de industrie verloren. De belangrijkste oor
zaak daarvan is de voortschrijdende mechanisering en automatisering, die steeds
meer mensen uit het industriële arbeidsproces duwt. In die factor ligt echter het
kwaad niet alleen.
CONCURREREN MET HET BUITENLAND.
Het keerpunt in de groei is gekomen met
het verwezenlijken van forse reële loonstij
gingen gekoppeld aan een snelle uitbouw
van het stelsel der sociale verzekeringen.
Hoezeer men ook begrip dient te hebben
voor de welvaartsclaim die werknemers leg
den op ons economisch bestel, voor de uit
groei van een sterke industrie is dat niet
gunstig geweest. Dit temeer omdat de hoge
hypothecaire last van de arbeidskosten sinds
het begin van de zeventiger jaren samenvalt
met andere tegenvallers.Daarvan kan ge
noemd worden de monetaire onrust die na
1970 het economisch leven is gaan teisteren
en vooral nadelig is geweest voor het inter
nationale goederenverkeer. Dit heeft onze
bedrijven schade berokkend in hun export
activiteiten.
Vervolgens is de technologische concur
rentie met andere landen steeds scherper
geworden. In de derde plaats heeft de stij
gende energieprijs onze met die energie zo
zeer verweven productie onder zware druk
gezet. In dit verband lijkt de vraag gerecht
vaardigd of wij ons met betrekking tot die
energie-prijzen wel zozeer gebonden moeten
voelen aan de internationale prijsontwikke
ling. Wij produceren tenslotte zelf een flinke
hoeveelheid aardgas en wij zouden die via
een agressieve industriepolitiek ook ten goe
de kunnen doen komen aan onze werkge
legenheid.
De zeer hoge inflatie, de sterke gulden,
onze overbezorgdheid voor milieu-ontwikke
ling en bewapening hebben ons bedrijfsleven
geen goed gedaan.
Export te duur.
Wij moeten leven en groeien van export,
maar wij konden onze prijzen niet aanpas
sen aan de nationale kostenontwikkeling.
De eigen vermogens van de industriebedrij-
ven zijn daaraan ten offer gevallen. Het is
niet ongewoon meer dat nog maar 20 pro
cent van het balanstotaal in een industrieel
bedrijf wordt gevormd door eigen vermogen.
Dat is een onverantwoordelijk laag peil.
Met een dergelijke financiële zwakte kunnen
de bedrijven geen dividend meer uitkeren.
De mogelijkheid om. nieuw risico-dragend
vermogen aan te trekken is daarmee in veel
gevallen een illusie geworden. De industrie
kan zich daarom niet meer vernieuwen om
over expansie maar te zwijgen. Langzaam
dreigt zij weg te zakken in een moeras van
veroudering en krachteloosheid. Het steunen
van wel zwakke bedrijven met verwaarlo
zing van de goede heeft eveneens bijgedra
gen aan het achterwege blijven van de in
novatie. Opeenvolgende regeringen hebben
voorts het aantrekken van de beste industri
ële leiders geschaad door een politiek van
inkomensnivellering en het aanmoedigen
van kritiek op het ondernemerschap. Het
wordt tijd dat er een keerpunt komt.
Wanneer in de komende jaren de plannen
tot loonmatiging slagen zal het rendement
in de industrie hersteld kunnen worden. Dit
is noodzakelijk om de bedrijven weer ge
zond te maken, niet om de ondernemers rijk
te maken. Niemand is gebaat bij arme werk
nemers. maar wanneer wij de ondernemers
uitschudden zakt het bedrijfsleven nog meer
weg. Andere hoop voor de industrie mogen
wij koesteren door de komst van de voort
gangsnota Economisch Structuurbeleid die
onlangs door de ministers van Economische
Zaken, Sociale Zaken en Financiën naar de
Tweede Kamer is gezonden. In deze nota
worden stenen aangedragen om de industrie
ontwikkeling nieuw leven in te blazen. Men
zal ophouden het accent te leggen op steun
verlening aan individuele bedrijven. Alleen
in een rayon met een hoog werkloosheids
percentage (van zeven of meer) wordt steun
aan afzonderlijke ondernemingen in aan
merking gebracht. Het noorden van het land
en Zuid-Limburg krijgen nog extra facilitei
ten.
Structuurnota.
Veel interessanter is dat bepaalde sec
toren van het bedrijfsleven extra gestimu
leerd zullen worden. Men denkt aan de sec
toren energiebesparing, micro-electronica,
exploitatie van de zeebodem en glasvezel
voor data transmissie. Ook andere vormen
van industrie kunnen steun krijgen, mits
zij maar hoogwaardig van karakter zijn en
arbeidsintensief. Over de innovatie van de
industrie zal nog een nota verschijnen, maar
reeds nu is duidelijk dat er subsidie komt
voor speurwerk en voor de verwerving van
licenties en octrooien. Ook personeelskosten
voor in Nederland uitbesteed speurwerk zul
len door de overheid worden meebetaald.
Verder wil de regering pogingen doen om
de beschikbaarheid van risicodragend kapi
taal voor het Nederlandse bedrijfsleven te
vergroten. Dit laatste blijft voorlopig nog
een holle fase, want stijgende looneisen ver
tragen rendementsverbeteringen. Fiscale
concessies zijn nauwelijks te verwachten en
daar zou het van moeten komen, hetzij
voor het bedrijfsleven, hetzij voor particu
lieren die hun geld in de industrie willen
steken. Het forceren van deze deelname
wijst er trouwens reeds op hoe diep wij zijn
gezonken met onze ondernemingsgewijze
productie.
Terecht ziet de regering in de structuur
nota met name voor het midden- en klein
bedrijf kansen om de vernieuwing tot stand
te brengen. Daar zit flexibiliteit en moge
lijkheid tot nieuwe initiatieven die met be
perkte kosten tot leven kunnen worden ge
bracht. Bovendien zijn daar de beste moge
lijkheden om hoogwaardige arbeidsplaatsen
te creëren.
Bij alle aanmoediging die in zo'n struc
tuurnota is te vinden ontkomen wij niet
aan de indruk dat zij zwaar politiek gela
den is en dat zij krampachtig is. Het be
drijfsleven moet in zijn winstontwikkeling
meer lucht krijgen en het particuliere initia
tief moet beloning krijgen bij aanvaarding
van risico's. Dat kan men bereiken met fis
cale concessies, meer dan met een uitgebrei
de subsidiestructuur, die onvoldoende slag
vaardigheid biedt en toch leidt tot vermor
sing van overheidsgelden.
Drs. A. van Mierlo.
In 1901 begint de geschiedenis van onze sociale wetgeving met het van kracht
worden van de eerste Ongevallenwet. In de loop van deze eeuw wordt een systeem
van sociale rechten op materiële en immateriële voorzieningen opgebouwd, die zijn
weerga in de rest van de wereld nauwelijks vindt, qua omvang, noch qua kosten.
Het totaal aan uitkeringen in de sociale sector bedroeg in 1957 ruim twee miljard
gulden tot rond zestig miljard in 1979! De premiedruk steeg in die periode van 8%
tot circa 20% van het nationale inkomen.
De sterke stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden alsook de daaruit voort
vloeiende kosten vormen momenteel één van de meest besproken onderwerpen in
ons land. Ook de noodzaak van een efficiëntere organisatievorm van het sociale
verzekeringsapparaat wordt in steeds bredere kring als een noodzaak gezien. Een
recent rapport van de adviesbureaus Berenschot-Bosboom en Gegener haakt hierop
in. In dit Berenbos-rapport (Berenbos is een samentrekking van de namen van deze
bureaus) worden ingrijpende veranderingen in de uitvoering van de sociale verze
kering bepleit. De rapporteurs willen bijvoorbeeld de uitvoering van de sociale
verzekeringswetten in handen leggen van een veertigtal kantoren.
INSTANTIE DICHTER BIJ DE BURGER BRENGEN.
Het is natuurlijk een duidelijke zaak dat
een „miljardenpot" als die van de sociale
verzekeringen zo effectief mogelijk dient te
worden beheerd. Niet alleen vanwege de
kosten van uitvoering van de sociale wetten,
ook al zijn daarop ook zeker besparingen
mogelijk, maar ook en vooral vanwege een
grotere doelmatigheid die de cliënten recht
streeks ten goede komt. Een grotere door
zichtigheid van het systeem is daartoe een
onmisbare voorwaarde.
Voor mensen, die een beroep doen op de
sociale uitkeringen of voorzieningen, biedt
de huidige uitvoeringsorganisatie een hoop
problemen.
Waar moet je bijvoorbeeld heen voor wel
ke uitkering of welke voorziening? Het so
ciale veld is allesbehalve overzichtelijk als
gevolg van een sterke versnippering van so
ciale organisaties. De sociale wetten worden
uitgevoerd door verschillende instanties. De
WW, WAO en Ziektewet lopen via de be
drijfsverenigingen en dat zijn er in ons land
maar even zevenentwintig, zij het dan dat
vijftien van deze bedrijfsverenigingen zijn
aangesloten bij het Gemeenschappelijk Ad
ministratiekantoor (GAK). Om het zo inge
wikkeld mogelijk te maken wordt een an
dere werkloosheidsuitkering, de Wet Werk
loosheids Voorziening (WWV) uitgevoerd
door de gemeentelijke dienst van sociale
zaken. Deze instantie is trouwens ook be
last met de uitvoering van de Algemene Bij
standswet en de Wet Sociale Werkvoorzie
ning (WSW).
De AOW, AWW en Kinderbijslag worden
geadministreerd door de 22 Raden van Ar
beid, en op het terrein van de gezondheids
zorg opereert een groot aantal ziekenfond
sen met de Ziekenfondsraad als hoogste
orgaan.
Korom, voor de gewone burger zit het
allemaal knap ingewikkeld in elkaar terwijl
natuurlijk ook de vraag rijst of een derge
lijke versnippering van krachten een effi
ciënt beleid in de hand werkt. Besparingen
op de uitvoeringskosten lijken zeker niet
onmogelijk, wanneer de doeltreffendheid
van de uitvoeringsorganisatie kan worden
verbeterd.
Bureaucratisering.
De samenstellers van het genoemde Be
renbos-rapport leggen de nadruk op het
feit, dat sociale verzekeringen er niet zijn
voor een kleine groep, maar dat eigenlijk
iedere burger er op een of andere manier
mee te maken heeft. De rapporteurs tonen
zich bezorgd over het feit dat de aandacht
voor de individuele mens binnen het hui
dige sociale systeem teloor dreigt te gaan,
als het ware bedolven wordt onder de last
van talrijke instanties, regelingen en derge
lijke. Een zekere bureaucratisering van het
huidige systeem is onweerspreekbaar. Vaak
kijken de instanties meer naar regelingen
dan naar de mensen, die zich op die rege
lingen beroepen.
Soms is er van persoonlijk contact tussen
de cliënt en de instanties ook nauwelijks
sprake meer. Het contact loopt voornamelijk
via formulieren. Dat is een onaanvaardbare
situatie, zeker als men er van uitgaat dat
veel mensen die een beroep doen op so
ciale regelingen niet alleen en soms zelfs
niet in de eerste plaats in financiële proble
men zitten. De sociale en psychologische
nood kan soms veel erger zijn, en dat roept
om een deskundige begeleiding.
Stel dat iemand plotseling door ziekte of
invaliditeit arbeidsongeschikt wordt. Hij
heeft dan recht op een WAO-uitkering,
zodat het met de financiële problemen nog
wel meevalt. Maar zo'n plotselinge arbeids
ongeschiktheid zet wel zijn hele leven op
zijn kop. En zo iemand zit dan ook meer te
springen om sociale en psychologische be
geleiding dan om geld. Binnen de huidige
organisatiestructuur is de vervreemding en
verambtelijking echter zo ver voortgeschre
den dat de mens in nood op een zijspoor
belandt en de weg terug niet meer kan vin
den. Hoe verander je dat?
Regionaal.
In het rapport-Berenbos wordt voorgesteld
om de sociale verzekeringswetten te laten
uitvoeren door een 40-tal regionale kanto
ren met enkele honderden plaatselijke bij
kantoren. De bedoeling van dit voorstel is
duidelijk. De cliënt moet dicht bij huis hulp
kunnen vinden. Bovendien kan een uitvoe
ringsorgaan dat alleen cliënten in eigen
streek bedient, beter overzien wat voor hulp
die cliënt nodig heeft. Een stuk vervreem
ding en bureaucratisering zouden hierdoor
verdwijnen. Dat is in ieder geval pure winst.
Ook voor zijn uitkering of premiebetaling
moet de cliënt terecht kunnen bij deze regio
nale kantoren. Meer efficiëncy en doelmatig
heid dus. Ook dat is een voordeel.
Medische en arbeidskundige begeleiding
komen ook beter tot zijn recht, indien de
afstand tussen cliënt en sociale organisatie
zo klein mogelijk is. Een belangrijk gegeven,
want als dit soort begeleiding doelmatiger
kan worden, zou dat op den duur ook wel
eens tot een vermindering van het aantal
uitkeringstrekkers kunnen leiden.
Kortom, in dit Berenbos-rapport. waar
van de conclusies in overleg met een com
missie uit de Sociale Economische Raad zijn
gepubliceerd, zit een groot aantal positieve
elementen, dat het overwegen meer dan
waard is. Hopelijk blijft het niet bij over
wegen en woorden, maar worden er pok
daden gesteld.
Mr. A. Bronsbergen.
(Nadruk verboden).
(Van onze weerkundige medewerker).
Er wordt deze maand al driftig gefiloso
feerd over de komende winter. Een Gelderse
weerdeskundige, die zich heeft gespeciali
seerd in het doen van profetieën op dit ter
rein, meent aanwijzingen te zien voor een
koud of zelfs streng seizoen. Het ruige de-
pressieweer van een paar weken geleden
met krachtige westelijke stromingen en nu
en dan stormachtige winden, zou geheel
passen in het herfstschema van de lucht-
drukverdeling, voorafgaande aan koude win
ters in tijden van grote zonne-activiteit. On
weer is volgens die filosofie geen bezwaar.
Werden bijvoorbeeld de strenge winters van
1929 en 1830 (de allerstrengste uit de mo
derne historie) ook niet ingeluid met no-
vemberonweer?
Als het ook de verdere weken blijft blik
semen en donderen, zal zo dadelijk de Friese
profeet Lieuwe Pruiksma echter wel weer
met een „afschrijver" komen. „Dondert het
in november herhaaldelijk, dan is de boven
lucht zo wispelturig en onstabiel, dat de
natuur gewoon geen tijd krijgt om een
winter van betekenis en daarmee een be
trouwbare schaatsvloer op te bouwen", zegt
hij.
Dezer dagen werd de visie van „Washing
ton" bekend. De Amerikaanse weerdienst
voorziet een strengere winter dan het vo
rige seizoen met meer sneeuw. Vooral het
noorden van de Verenigde Staten, Canada
en Europa zullen te maken krijgen met een
temperatuurdaling, die er wezen mag. Zelfs
acht men het in het verre Amerika moge
lijk, dat de voorhoeden van het Noordpool-
leger zullen doordringen tot over Grieken
land, Noord-Afrika en Israël. Naar die lan
den zouden inmiddels waarschuwingen zijn
uitgegaan.
Ik geef deze prognose hier weer vanwege
een zo breed mogelijke informatie. Het is
allerminst mijn bedoeling er paniek mee te
zaaien. Tenslotte is het in het verleden ook
wel gebeurd dat bij strenge en langdurige
vrieskou en veel sneeuw in Oost-Europa,
waaronder de Balkan, West-Europa min of
meer op de wip bleef tussen de koude con
tinentale lucht en de warmere Atlantische
lucht. Soms hielden zachte zuidwestelijke
winden het kwik bij ons zelfs overwegend
boven nul.
De westelijke rand van het continent
pleegt soms zo zijn eigen klimaat te heb
ben, wat niet wegneemt, dat bij een werke
lijke „grand hiver" (grote winter) ook de
lage landen en de Britse eilanden voor de
bijl gaan. Als het eenmaal hard tegen hard
gaat kan het gebeuren dat in de uitloop
van zo'n winter de Noordzee langs het
westerstrand is bedekt met ijs zo ver het
oog reikt..
Hans de Jong.
(Nadruk verboden).