INFLUENZA, de griep die je serieus moet nemen Nieuw industriebeleid Organisatie sociale verzekering Sint Nicolaas-feest in Geersdijk en Wissenkerke vaak ondoelmatig en ondoorzichtig Werpt winter schaduwen vooruit? Zaterdag 17 november was het zover, St. Nicolaas was aangekomen op Noord- Beveland en de eer viel te beurt aan Geersdijk. Om één uur zette de Goedheilig Man voet op Noord-Bevelandse bodem, waar hij welkom werd geheten door de voorzitter van de Ondernemersvereniging dhr. v. d. Heijde. Daarna werden de winkels bezocht, waar de kinderen werden getrak teerd. Omdat St. Nicolaasfeest een kinderfeest is, was er die middag voor de kinderen een gezellige middag in het Drenthehuis, waar door velen aan werd deelgenomen. De Sint ging vervolgens naar Wissen kerke, waar de hofkapel reeds stond te wachten met een vrolijke noot. Burgemees ter Wisse was present om de Sint welkom te heten. Na dit welkom ging, onder enorme belangstelling, de hele optocht langs de winkeliers waar de kinderen weer werden voorzien van vele attenties. Tijdens deze optocht was er een Zwarte Pieten-wedstrijd voor de jeugd, waar door velen aan werd deelgenomen, zodat die middag de Sint vele knechten had. De eerst& vijf prijswinnaars waren: 1. Tonny Verloop. 2. Patrick van Boven. 3. Marjolein Hoogstrate. 4. Peter Hoogstrate. 5. Marcel de Moor. Op zaterdag 24 november was er film in het Dorpshuis voor de jeugd. Vooraf gegaan door een kleuter- en peutermiddag met poppenkast en traktatie. Zaterdag 1 december ging het feest verder met een Kinder-Songfestival in het Dorps huis, maar omdat hier helaas zo weinig belangstelling voor was, heeft men toen besloten dit niet te laten doorgaan. De film die hierna kwam werd door velen bezocht. 's Avonds werd het feest afgesloten met een enorme Bingo en een overvol Dorpshuis. Tijdens deze weken hield de Ondernemers vereniging een aktie. met vele mooie prijzen. Als het weer winter wordt, begint het seizoen van de natte neuzen, de verkoud heden en „griepjes". Allemaal' ziekten, die in de luchtwegen beginnen en via de lucht worden overgebracht. Veel van die aandoeningen hebben niet veel om het lijf. Meestal blijft de ..patiënt" gewoon doorlopen. Hij houdt zich een beetje rustig en gaat een keertje extra vroeg naar bed en het leed is weer geleden. Anders is het gesteld met de échte griep of „influenza". Wie een echte influenza heeft, ziet geen kans om overeind te blijven. Hij voelt zich in snel tempo erg ziek worden en kruipt onder de wol. Het ziek-zijn is begonnen. Influenza is geen „gewone" griep. Volgens de laatste gegevens bestaan er zo'n honderdtal virussen (kleine organis men, die zich in onze lichaamscellen kun nen vermenigvuldigen) die het op onze ademhalingsorganen hebben voorzien. Geen van alle zijn ze bij lange na niet zo ge vaarlijk als de echte inflenzavirussen. Influenza maakt niet alleen heel veel men sen tegelijkertijd ziek (men noemt dit een epedemie); de ziekte is meestal ook veel ernstiger dan andere virusaandoeningen van de luchtwegen. Elk jaar sterven er mensen aan influenza en tijdens een grote epidemie worden in de hele wereld vele duizenden mensen het slachtoffer van 'influenza. Zo stierven tijdens de grote epidemie van 1918- 1919 in de hele wereld meer dan twintig miljoen mensen aan de toen heersende in fluenza (de „spaanse" griep). Het is opvallend, dat het vooral de ou dere mensen zijn, die in de hoek zitten waar de klappen vallen. Tijdens de epidemie van 1968-1969 was 90% van de mensen, die in Nederland aan influenza (en zijn gevolgen stierven, ouder dan 50 jaar. Ook mensen met een chronische ziekte van de ademha lingsorganen (astma, bronchitis), hart- en nieraandoeningen en suikerziekte kunnen het zwaar te verduren krijgen. Voor deze groe pen brengt influenza extra gevaren met zich mee. Het ongrijpbare virus. Pas de laatste tientallen jaren is men iets meer gaan begrijpen van het grillige in- fluenzavirus, dat zich heel anders gedraagt dan bijvoorbeeld het mazelvirus. Wie een maal mazelen heeft gehad, heeft genoeg af- weerstoffen tegen dit virus aangemaakt, om ziin hele leven tegen mazelen beschermd te zijn. Hoe komt het nu, dat een mens vele ma len in zijn leven influenza kan krijgen? Daar is maar één verklaring voor: het in- fluenzavirus verandert steeds van gedaante. Het afweersysteem, dat een mens tegen een bepaald virus heeft opgebouwd, is daardoor niet meer werkzaam tegen het veranderde virus dat een jaar later plotseling kan op duiken. Tegen influenza bestaat geen geneesmiddel. Bij influenza is het beste recept: meteen onder de wol, Veel mensen nemen bij de eerste rillingen een koortswerend middel of een eenvoudige pijnstiller, die je bij de dro gist kunt kopen. Anderen zweren bij hete grocs. grote hoeveelheden sinaasappels, ex tra vitamine C, „alternatieve" middeltjes uit de reformwinkel of huismiddeltjes uit grootmoeders tijd. Veel kwaad zal het niet kunnen, maar echt helpen doet het ook niet. Geen van deze middelen kan maken, dat de ziekte ook maar één dag korter duurt. De patiënt wordt onverbiddelijk een aantal dagen aan zijn bed gekluisterd. En als hij weer mag opstaan, voelt hij zich nog da genlang zo slap als een vaatdoek. Het beroerde is, dat niet alleen de bekende huismiddelen het volledig laten afweten, ook de antibiotica, die zo goed werkzaam kunnen zijn tegen bakteriën, hebben geen vat op het influenzavirus. Een geneesmiddel tegen influenza moet nog worden uitge vonden. Vaccineren, het enige wat er opzit. Influenza, de laatste grote infektieziekte die in de westelijke wereld nog niet over wonnen is. kan maar op één manier wor den aangepakt. En dat is, door tijdig in te enten. Zo'n vaccinatie moet jaarlijks worden herhaald, want er komen telkens weer nieuwe vormen van het influenzavirus in omloop, waartegen de entstof voor het voorafgaande jaar meestal geen of minder bescherming biedt. Het vaccin moet dus elk jaar worden aangepast aan het influenza virus dat op komst is. Om te zorgen dat de vaccins de juiste samenstelling hebben, heeft de Wereldgezondheidsorganisatie een netwerk van peilstations opgericht. Zo gauw er ergens ter wereld, al is het in Binnen- Mongolië of Brazilië, een nieuw influenza virus wordt gesignaleerd, wordt dit direkt gerapporteerd. Dat moet vlug gebeuren, want moderne virussen houden geen halt bij zeeën en oceanen. Het luchtverkeer zorgt er voor. dat ze zich in een mum van tijd over de hele wereld verspreiden. Het niéuwe vaccin wordt elk jaar samengesteld op grond van de adviezen van de Wereld gezondheidsorganisatie. Men laat het virus zich vermeerderen in bebroede kippe-eieren. Daarna wordt het gedood, zodat het geen mensen meer ziek kan maken. Wanneer het vervolgens in een heel kleine hoeveelheid bij mensen wordt ingespoten, worden er in het lichaam af- weerstoffen gevormd, die een goede be scherming geven tegen het virus wanneer het in ons land arriveert. Voorwaarde voor een goede beschermende werking is, dat de inenting tijdig moet plaatsvinden, zodat het lichaam voldoende tijd heeft om afweerstoffen te vormen. Wie komt er voor een „griepprik" in aanmerking? Vanzelfsprekend beoordeelt de arts voor wie vaccinatie wenselijk of noodzakelijk is. Allereerst zijn dat de mensen, voor wié influenza extra gevaarlijk kan zijn. Dat zijn de patiënten met ziekten van de adem halingsorganen, zoals astma en bronchitis. En verder de patiënten met hart- en nier aandoeningen. Zij kunnen een influenza er echt niet bij hebben. Uit vele statistieken is gebleken, dat juist bij deze groepen de meeste slachtoffers vallen. Verder wordt aangeraden om ook suiker ziektepatiënten jaarlijks tegen influenza in te enten. Ze zijn gevoeliger voor infekties en lopen bij influenza meer risico's dan gezonde mensen. In het algemeen geldt, dat mensen boven de 50 er verstandig aan doen zich tegen influenza te laten vaccineren. De risico's zijn op latere leef tijd zo veel groter, dat het onverantwoord kan zijn om een afwachtende houding aan te nemen. Er is nog een groep, waarbij vaccinatie dringend gewenst is. Dat zijn mensen die last hebben van steenpuisten, veroorzaakt door stafylokokken. Deze kunnen in longen en luchtwegen van een influenzapatiënt grote verwoestingen aanrichten. In al deze gevallen is het geen overbodige luxe om eens met uw huisarts te praten over een influenzaprik. Hetzelfde geldt eigenlijk voor alle mensen, die zich in verband met hun werk niet kunnen permitteren om één of meer weken achtereen ziek te zijn. Als u weet of ver moedt. dat u geen dag kunt worden gemist, is een vaccinatie een verstandige maatregel. Bekijk daarom nu samen met uw dokter, of een influenzaprik voor u nuttig of mis schien zelfs wel noodzakelijk is. Zo'n prik beschermt u niet tegen allerlei „griepjes" en „verkoudheden". Maar wel en zelfs in hoge mate tegen de gevaarlijke in fluenza, die ook in onze tijd nog veel slachtoffers kan eisen. De industrie is een van de kurken waarop onze welvaart drijft. Dat is zij na de oorlog meer geworden dan daarvoor, toen het accent van ons nationaal bestaan nog meer door de agrarische bedrijvigheid werd bepaald. En toch zijn wij niet te vreden met de ontwikkeling in de industriële sector. Haar relatieve betekenis voor onze werkgelegenheid is in de loop der jaren verminderd. Na de grote industrialisa tie-inspanning in de jaren vijftig werd in het begin van de jaren zestig meer dan dertig procent van onze werkgelegenheid door de industrie gedragen. Nu is dat per centage gedaald tot beneden de 23 procent volgens de ons laatst bekende gegevens. Steeds meer arbeidsplaatsen gaan er in de industrie verloren. De belangrijkste oor zaak daarvan is de voortschrijdende mechanisering en automatisering, die steeds meer mensen uit het industriële arbeidsproces duwt. In die factor ligt echter het kwaad niet alleen. CONCURREREN MET HET BUITENLAND. Het keerpunt in de groei is gekomen met het verwezenlijken van forse reële loonstij gingen gekoppeld aan een snelle uitbouw van het stelsel der sociale verzekeringen. Hoezeer men ook begrip dient te hebben voor de welvaartsclaim die werknemers leg den op ons economisch bestel, voor de uit groei van een sterke industrie is dat niet gunstig geweest. Dit temeer omdat de hoge hypothecaire last van de arbeidskosten sinds het begin van de zeventiger jaren samenvalt met andere tegenvallers.Daarvan kan ge noemd worden de monetaire onrust die na 1970 het economisch leven is gaan teisteren en vooral nadelig is geweest voor het inter nationale goederenverkeer. Dit heeft onze bedrijven schade berokkend in hun export activiteiten. Vervolgens is de technologische concur rentie met andere landen steeds scherper geworden. In de derde plaats heeft de stij gende energieprijs onze met die energie zo zeer verweven productie onder zware druk gezet. In dit verband lijkt de vraag gerecht vaardigd of wij ons met betrekking tot die energie-prijzen wel zozeer gebonden moeten voelen aan de internationale prijsontwikke ling. Wij produceren tenslotte zelf een flinke hoeveelheid aardgas en wij zouden die via een agressieve industriepolitiek ook ten goe de kunnen doen komen aan onze werkge legenheid. De zeer hoge inflatie, de sterke gulden, onze overbezorgdheid voor milieu-ontwikke ling en bewapening hebben ons bedrijfsleven geen goed gedaan. Export te duur. Wij moeten leven en groeien van export, maar wij konden onze prijzen niet aanpas sen aan de nationale kostenontwikkeling. De eigen vermogens van de industriebedrij- ven zijn daaraan ten offer gevallen. Het is niet ongewoon meer dat nog maar 20 pro cent van het balanstotaal in een industrieel bedrijf wordt gevormd door eigen vermogen. Dat is een onverantwoordelijk laag peil. Met een dergelijke financiële zwakte kunnen de bedrijven geen dividend meer uitkeren. De mogelijkheid om. nieuw risico-dragend vermogen aan te trekken is daarmee in veel gevallen een illusie geworden. De industrie kan zich daarom niet meer vernieuwen om over expansie maar te zwijgen. Langzaam dreigt zij weg te zakken in een moeras van veroudering en krachteloosheid. Het steunen van wel zwakke bedrijven met verwaarlo zing van de goede heeft eveneens bijgedra gen aan het achterwege blijven van de in novatie. Opeenvolgende regeringen hebben voorts het aantrekken van de beste industri ële leiders geschaad door een politiek van inkomensnivellering en het aanmoedigen van kritiek op het ondernemerschap. Het wordt tijd dat er een keerpunt komt. Wanneer in de komende jaren de plannen tot loonmatiging slagen zal het rendement in de industrie hersteld kunnen worden. Dit is noodzakelijk om de bedrijven weer ge zond te maken, niet om de ondernemers rijk te maken. Niemand is gebaat bij arme werk nemers. maar wanneer wij de ondernemers uitschudden zakt het bedrijfsleven nog meer weg. Andere hoop voor de industrie mogen wij koesteren door de komst van de voort gangsnota Economisch Structuurbeleid die onlangs door de ministers van Economische Zaken, Sociale Zaken en Financiën naar de Tweede Kamer is gezonden. In deze nota worden stenen aangedragen om de industrie ontwikkeling nieuw leven in te blazen. Men zal ophouden het accent te leggen op steun verlening aan individuele bedrijven. Alleen in een rayon met een hoog werkloosheids percentage (van zeven of meer) wordt steun aan afzonderlijke ondernemingen in aan merking gebracht. Het noorden van het land en Zuid-Limburg krijgen nog extra facilitei ten. Structuurnota. Veel interessanter is dat bepaalde sec toren van het bedrijfsleven extra gestimu leerd zullen worden. Men denkt aan de sec toren energiebesparing, micro-electronica, exploitatie van de zeebodem en glasvezel voor data transmissie. Ook andere vormen van industrie kunnen steun krijgen, mits zij maar hoogwaardig van karakter zijn en arbeidsintensief. Over de innovatie van de industrie zal nog een nota verschijnen, maar reeds nu is duidelijk dat er subsidie komt voor speurwerk en voor de verwerving van licenties en octrooien. Ook personeelskosten voor in Nederland uitbesteed speurwerk zul len door de overheid worden meebetaald. Verder wil de regering pogingen doen om de beschikbaarheid van risicodragend kapi taal voor het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten. Dit laatste blijft voorlopig nog een holle fase, want stijgende looneisen ver tragen rendementsverbeteringen. Fiscale concessies zijn nauwelijks te verwachten en daar zou het van moeten komen, hetzij voor het bedrijfsleven, hetzij voor particu lieren die hun geld in de industrie willen steken. Het forceren van deze deelname wijst er trouwens reeds op hoe diep wij zijn gezonken met onze ondernemingsgewijze productie. Terecht ziet de regering in de structuur nota met name voor het midden- en klein bedrijf kansen om de vernieuwing tot stand te brengen. Daar zit flexibiliteit en moge lijkheid tot nieuwe initiatieven die met be perkte kosten tot leven kunnen worden ge bracht. Bovendien zijn daar de beste moge lijkheden om hoogwaardige arbeidsplaatsen te creëren. Bij alle aanmoediging die in zo'n struc tuurnota is te vinden ontkomen wij niet aan de indruk dat zij zwaar politiek gela den is en dat zij krampachtig is. Het be drijfsleven moet in zijn winstontwikkeling meer lucht krijgen en het particuliere initia tief moet beloning krijgen bij aanvaarding van risico's. Dat kan men bereiken met fis cale concessies, meer dan met een uitgebrei de subsidiestructuur, die onvoldoende slag vaardigheid biedt en toch leidt tot vermor sing van overheidsgelden. Drs. A. van Mierlo. In 1901 begint de geschiedenis van onze sociale wetgeving met het van kracht worden van de eerste Ongevallenwet. In de loop van deze eeuw wordt een systeem van sociale rechten op materiële en immateriële voorzieningen opgebouwd, die zijn weerga in de rest van de wereld nauwelijks vindt, qua omvang, noch qua kosten. Het totaal aan uitkeringen in de sociale sector bedroeg in 1957 ruim twee miljard gulden tot rond zestig miljard in 1979! De premiedruk steeg in die periode van 8% tot circa 20% van het nationale inkomen. De sterke stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden alsook de daaruit voort vloeiende kosten vormen momenteel één van de meest besproken onderwerpen in ons land. Ook de noodzaak van een efficiëntere organisatievorm van het sociale verzekeringsapparaat wordt in steeds bredere kring als een noodzaak gezien. Een recent rapport van de adviesbureaus Berenschot-Bosboom en Gegener haakt hierop in. In dit Berenbos-rapport (Berenbos is een samentrekking van de namen van deze bureaus) worden ingrijpende veranderingen in de uitvoering van de sociale verze kering bepleit. De rapporteurs willen bijvoorbeeld de uitvoering van de sociale verzekeringswetten in handen leggen van een veertigtal kantoren. INSTANTIE DICHTER BIJ DE BURGER BRENGEN. Het is natuurlijk een duidelijke zaak dat een „miljardenpot" als die van de sociale verzekeringen zo effectief mogelijk dient te worden beheerd. Niet alleen vanwege de kosten van uitvoering van de sociale wetten, ook al zijn daarop ook zeker besparingen mogelijk, maar ook en vooral vanwege een grotere doelmatigheid die de cliënten recht streeks ten goede komt. Een grotere door zichtigheid van het systeem is daartoe een onmisbare voorwaarde. Voor mensen, die een beroep doen op de sociale uitkeringen of voorzieningen, biedt de huidige uitvoeringsorganisatie een hoop problemen. Waar moet je bijvoorbeeld heen voor wel ke uitkering of welke voorziening? Het so ciale veld is allesbehalve overzichtelijk als gevolg van een sterke versnippering van so ciale organisaties. De sociale wetten worden uitgevoerd door verschillende instanties. De WW, WAO en Ziektewet lopen via de be drijfsverenigingen en dat zijn er in ons land maar even zevenentwintig, zij het dan dat vijftien van deze bedrijfsverenigingen zijn aangesloten bij het Gemeenschappelijk Ad ministratiekantoor (GAK). Om het zo inge wikkeld mogelijk te maken wordt een an dere werkloosheidsuitkering, de Wet Werk loosheids Voorziening (WWV) uitgevoerd door de gemeentelijke dienst van sociale zaken. Deze instantie is trouwens ook be last met de uitvoering van de Algemene Bij standswet en de Wet Sociale Werkvoorzie ning (WSW). De AOW, AWW en Kinderbijslag worden geadministreerd door de 22 Raden van Ar beid, en op het terrein van de gezondheids zorg opereert een groot aantal ziekenfond sen met de Ziekenfondsraad als hoogste orgaan. Korom, voor de gewone burger zit het allemaal knap ingewikkeld in elkaar terwijl natuurlijk ook de vraag rijst of een derge lijke versnippering van krachten een effi ciënt beleid in de hand werkt. Besparingen op de uitvoeringskosten lijken zeker niet onmogelijk, wanneer de doeltreffendheid van de uitvoeringsorganisatie kan worden verbeterd. Bureaucratisering. De samenstellers van het genoemde Be renbos-rapport leggen de nadruk op het feit, dat sociale verzekeringen er niet zijn voor een kleine groep, maar dat eigenlijk iedere burger er op een of andere manier mee te maken heeft. De rapporteurs tonen zich bezorgd over het feit dat de aandacht voor de individuele mens binnen het hui dige sociale systeem teloor dreigt te gaan, als het ware bedolven wordt onder de last van talrijke instanties, regelingen en derge lijke. Een zekere bureaucratisering van het huidige systeem is onweerspreekbaar. Vaak kijken de instanties meer naar regelingen dan naar de mensen, die zich op die rege lingen beroepen. Soms is er van persoonlijk contact tussen de cliënt en de instanties ook nauwelijks sprake meer. Het contact loopt voornamelijk via formulieren. Dat is een onaanvaardbare situatie, zeker als men er van uitgaat dat veel mensen die een beroep doen op so ciale regelingen niet alleen en soms zelfs niet in de eerste plaats in financiële proble men zitten. De sociale en psychologische nood kan soms veel erger zijn, en dat roept om een deskundige begeleiding. Stel dat iemand plotseling door ziekte of invaliditeit arbeidsongeschikt wordt. Hij heeft dan recht op een WAO-uitkering, zodat het met de financiële problemen nog wel meevalt. Maar zo'n plotselinge arbeids ongeschiktheid zet wel zijn hele leven op zijn kop. En zo iemand zit dan ook meer te springen om sociale en psychologische be geleiding dan om geld. Binnen de huidige organisatiestructuur is de vervreemding en verambtelijking echter zo ver voortgeschre den dat de mens in nood op een zijspoor belandt en de weg terug niet meer kan vin den. Hoe verander je dat? Regionaal. In het rapport-Berenbos wordt voorgesteld om de sociale verzekeringswetten te laten uitvoeren door een 40-tal regionale kanto ren met enkele honderden plaatselijke bij kantoren. De bedoeling van dit voorstel is duidelijk. De cliënt moet dicht bij huis hulp kunnen vinden. Bovendien kan een uitvoe ringsorgaan dat alleen cliënten in eigen streek bedient, beter overzien wat voor hulp die cliënt nodig heeft. Een stuk vervreem ding en bureaucratisering zouden hierdoor verdwijnen. Dat is in ieder geval pure winst. Ook voor zijn uitkering of premiebetaling moet de cliënt terecht kunnen bij deze regio nale kantoren. Meer efficiëncy en doelmatig heid dus. Ook dat is een voordeel. Medische en arbeidskundige begeleiding komen ook beter tot zijn recht, indien de afstand tussen cliënt en sociale organisatie zo klein mogelijk is. Een belangrijk gegeven, want als dit soort begeleiding doelmatiger kan worden, zou dat op den duur ook wel eens tot een vermindering van het aantal uitkeringstrekkers kunnen leiden. Kortom, in dit Berenbos-rapport. waar van de conclusies in overleg met een com missie uit de Sociale Economische Raad zijn gepubliceerd, zit een groot aantal positieve elementen, dat het overwegen meer dan waard is. Hopelijk blijft het niet bij over wegen en woorden, maar worden er pok daden gesteld. Mr. A. Bronsbergen. (Nadruk verboden). (Van onze weerkundige medewerker). Er wordt deze maand al driftig gefiloso feerd over de komende winter. Een Gelderse weerdeskundige, die zich heeft gespeciali seerd in het doen van profetieën op dit ter rein, meent aanwijzingen te zien voor een koud of zelfs streng seizoen. Het ruige de- pressieweer van een paar weken geleden met krachtige westelijke stromingen en nu en dan stormachtige winden, zou geheel passen in het herfstschema van de lucht- drukverdeling, voorafgaande aan koude win ters in tijden van grote zonne-activiteit. On weer is volgens die filosofie geen bezwaar. Werden bijvoorbeeld de strenge winters van 1929 en 1830 (de allerstrengste uit de mo derne historie) ook niet ingeluid met no- vemberonweer? Als het ook de verdere weken blijft blik semen en donderen, zal zo dadelijk de Friese profeet Lieuwe Pruiksma echter wel weer met een „afschrijver" komen. „Dondert het in november herhaaldelijk, dan is de boven lucht zo wispelturig en onstabiel, dat de natuur gewoon geen tijd krijgt om een winter van betekenis en daarmee een be trouwbare schaatsvloer op te bouwen", zegt hij. Dezer dagen werd de visie van „Washing ton" bekend. De Amerikaanse weerdienst voorziet een strengere winter dan het vo rige seizoen met meer sneeuw. Vooral het noorden van de Verenigde Staten, Canada en Europa zullen te maken krijgen met een temperatuurdaling, die er wezen mag. Zelfs acht men het in het verre Amerika moge lijk, dat de voorhoeden van het Noordpool- leger zullen doordringen tot over Grieken land, Noord-Afrika en Israël. Naar die lan den zouden inmiddels waarschuwingen zijn uitgegaan. Ik geef deze prognose hier weer vanwege een zo breed mogelijke informatie. Het is allerminst mijn bedoeling er paniek mee te zaaien. Tenslotte is het in het verleden ook wel gebeurd dat bij strenge en langdurige vrieskou en veel sneeuw in Oost-Europa, waaronder de Balkan, West-Europa min of meer op de wip bleef tussen de koude con tinentale lucht en de warmere Atlantische lucht. Soms hielden zachte zuidwestelijke winden het kwik bij ons zelfs overwegend boven nul. De westelijke rand van het continent pleegt soms zo zijn eigen klimaat te heb ben, wat niet wegneemt, dat bij een werke lijke „grand hiver" (grote winter) ook de lage landen en de Britse eilanden voor de bijl gaan. Als het eenmaal hard tegen hard gaat kan het gebeuren dat in de uitloop van zo'n winter de Noordzee langs het westerstrand is bedekt met ijs zo ver het oog reikt.. Hans de Jong. (Nadruk verboden).

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1979 | | pagina 2