SANDY
Insectenplagen: Hoe
ontstaan ze eigenlijk?
Hiaten in bejaardenzorg
Door: Gabriël Witteveen.
Als een komeet schoot ze naar boven, toen John Travolta schitterde in
films als „Saturday night fever" en vooral „Grease". Haar eerste single „Ik ben
verliefd op John Travolta" was het begin van haar carrière en met haar tweede
single „Tot ziens, Teddybeer" bewees ze wel degelijk talent te hebben. In het
echt heet ze Anita Weyers, maar iedereen kent het meisje met de kastanje
bruine pony die boven haar twinkelende ogen krult, beter als het amper acht
tien lentes tellende zangeresje Sandy.
Wie 's mensen geschiedenis kent, die weet dat „plagen" in agrarische zin,
alle eeuwen door opgetreden zijn. Men spreekt veelal van een plaag, als een
of ander beestje in zó groten getale tevoorschijn komt, dat het vernietigend
inwerkt op andere wezens. Dat zijn dan nogal eens de planten die de mens
teelt en die hij niet missen kan.
Van de dieren die onverwachts zeer massaal optreden zijn de insekten wel
de bekendste. Dat komt door hun ongelooflijk groot voortplantingsvermogen.
Als de vele duizenden eitjes die één vrouwtje gewoonlijk legt, allemaal uit
komen en de larfjes zien kans voor 90% te overleven en op hun beurt voor
nakomelingen zorgen, is er al een plaag.
Jongemeisjesdroom.
Het'verhaal van Sandy is er eentje waar
elk jong meisje van droomt. Als klein meisje
deed Sandy vaak mee aan talentenjachten,
gewoon omdat ze het leuk vond en niet
omdat ze met alle geweld zangeres wilde
worden.
„Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan
om zangeres te worden," zo vertelt ze over
zichzelf. „Ik vond het wel altijd erg leuk
hoor. Ik won ook wel eens wat, maar dat
waren kleine dingetjes. Later heb ik bij
een klein orkestje gezongen en heb ik wat
zanglessen genomen. Door mijn zangleraar
ben ik toen gaan meedoen aan de talenten
jacht „Cabaret der Onbekenden" in Eind
hoven, een talentenjacht waar vroeger zan
geressen als Trea Dobbs, Anneke Grönloh
en Peter Koelewijn door bekend werden.
Hoewel ik daar niet heb gewonnen, ben
ik er wel door iemand ontdekt. Mijn pro
ducer Tommy Peters heeft daar eens in de
jury gezeten en tijdens de populariteit van
John Travolta schreef hij een liedje over
John Travolta en zocht er een zangeres bij.
Hij is toen gaan snuffelen in oude jury
rapporten naar meisjes die goed uit de bus
waren gekomen, die een leuke stem hadden
en jong waren. Hij heeft toen een aantal
meisjes gebeld en gevraagd eens langs te
komen, waaronder ik. In liet begin snapte
ik z'n bedoeling niet en ik wist eigenlijk
ook niet of ik wel wilde, maar hij haalde
me toch over om eens langs te komen om
te kijken of ik er geschikt voor was. Nou,
dat heb ik gedaan en een week later stond
het liedje „Ik ben verliefd op John Travolta"
op de plaat.
Of het idee me aanstond om een plaat
te maken? Ik heb er niet eens bij nagedacht.
In het begin heb ik er wel m'n twijfels
over gehad hoor, want ik wilde eigenlijk
niet eens in het Nederlands zingen, maar
toen het eenmaal op de plaat stond, vond
ik het best leuk. Ik ben mij er wel van
bewust, dat het fenomeen John Travolta
ermee te maken had dat de single goed
is verkocht. Iedereen had het toen over
Grease. John Travolta en Olivia Newton-
John. Ik ben daarom ook wel een beetje
bang geweest, dat de volgende plaat niet
zo goed zou gaan verkopen, maar het blijkt
dat de fans van John Travolta ook mijn
fans zijn geworden."
Griezelig.
Ook de tweede single werd een succes.
Het mooie van „Tot ziens, Teddybeer" is,
dat de achterkant van het plaatje in het
Engels gezongen is en ook in deze taal
weet Sandy wonderschoon te zingen. Eigen
lijk wilde Sandy niet meer in het Neder
lands zingen, maar haar platenproducer
heeft haar overgehaald om het toch wel
te doen, omdat Sandy nu eenmaal bekend
geworden is als zangeres die in het Ne
derlands zingt. Op een eventuele elpee wil
ze wel enkele liedjes in het Engels zingen,
maar het blijft hoofdzakelijk Nederlands.
Een wat onbekendere kant is dat Sandy
voordat ze de zangcarrière heeft opgepakt
het diploma INAS wilde halen. Dat is een
verzorgende opleiding, waar je veel kanten
mee op kunt. Je kunt bejaardenverzorgster
worden of zwakzinnigenverzorgster, zieken-
verzorgster of verpleegster. Waarom dit
alles Sandy aantrok?
„Ik heb het van jongsaf leuk gevonden,
misschien wel omdat je dan een leuk
schortje voor mocht hebben. Maar ik ben
er later wel in doorgegaan, ja. Ik heb ook
stage gelopen in een zwakzinnigeninrichting.
Achteraf bekeken is het erg boeiend ge
weest, maar toen ik daar de eerste dag
was kreeg ik het idee dat ik er stapelgek
werd. Het was allemaal erg griezelig en
ik keek alsmaar achterom of er niks ge
beurde. Maar ik trok met die mensen de
hele dag op en dan leer je hoe ze zijn, je
merkt dat aan hun gedrag.
Echt, het is fijn om zulk soort mensen
te verzorgen. Ze zijn erg hulpbehoevend en
er moet gewoon iemand zijn die hen ver
zorgt. Veel mensen denken dat je erg lief
tegen zulk soort mensen moet zijn, maar
dat kan ik niet, want als ze vervelend zijn
of als ze treiteren of rottigheid uithalen,
dan kun je ze best eens er goed van langs
geven. Je hoeft echt niet zielig tegen
hen te doen, hoor. Als ze iets fout doen,
zeg je gewoon, ja, hou nu maar eens op
en ga naar je kamer.
Je moet natuurlijk niet altijd lief tegen
ze zijn, want ze verdienen net als ieder
ander best eens straf. Ze zijn ook niet zielig,
zoals veel mensen denken. Ze zijn hardstikke
gelukkig, zo heb ik dat ervaren. Ze zijn
overal tevreden mee.
Ik heb er nadien nog eens opgetreden,
dat hebben ze me gevraagd. Dat was toen
erg leuk, al die blije en gelukkige gezichten
en zo tevreden. Wat dat betreft is het nog
wel eens anders met „normale mensen".
Roeping.
„Ik heb ook wel eens moeilijke dingen
meegemaakt in die zwakzinnigeninrichting,
hoor. Er was er eens een meisje in de groep
waarmee ik werkte, dat beter was dan de
anderen. Ze eiste dan ook alle aandacht
voor zichzelf op en ze wist ook dat ze de
enige was die bijvoorbeeld kon spreken.
De rest van de groep kon je dan niet
genoeg aandacht geven en dan moest ik
haar wel eens straf geven. Dat vond ik
erg moeilijk, want het meisje begreep het
zelf niet.
Ik heb veel geleerd in die tijd. Geleerd
om niet bang te zijn voor zulke mensen,
dat was ik in het begin wel, gewoon
omdat ik het niet gewend was. Ik ken geen
zwakzinnigen, we hebben er geen in onze
eigen familie of in de buurt. Die schrik
heb ik afgeleerd. Je hebt er in het gewone
leven ook niet veel mee te maken. Er wordt
voor hen gezorgd en daar sta je allemaal
niet bij stil. Ik geloof wel, dat het een
roeping is zulke mensen te verzorgen.
In mijn geval ligt het een beetje anders,
omdat ik nu zangeres ben geworden, maar
als ik ophoud met zingen, is het best mo
gelijk dat ik daar weer naar toe ga. On
danks het feit, dat ik er maar zes weken
heb Vertoefd, heb ik er enorm veel geleerd.
Ik heb erg veel waardering voor de patiënten
en de verzorgster."
Twee werelden apart voor Sandy. Wat
het zingen betreft, ziet ze de toekomst
rooskleurig in. Haar optredens liggen al
voor een hele tijd vast en ook haar platen
zullen blijven komen. Het is een hele
verandering voor Sandy geweest, een ver
andering die haar leven toch wel heeft
beïnvloed. „Soms wel in het negatieve",
zegt ze, „want het is niet altijd leuk dat
je herkend wordt. Het valt nog wel mee,
maar somsNaar een zwembad gaan
om eventjes rustig te zwemmen, dat is er
niet meer bij, in ons dorp in elk geval niet
meer
(Nadruk verboden).
Welke faktoren?
Dat inderdaad de vruchtbaarheid door
slaggevend is, kon men zien aan de ko-
nijnenplagen van Australië. Evenwel is dat
niet genoeg: ook het ontbreken van na
tuurlijke vijanden is een voorwaarde. U zag
het aan de mus, óók in Australië ingevoerd.
Haar reproduktievermogen is pover in ver
gelijking met insekten of konijnen. Maar
doordat er weinig natuurlijke vijanden wa
ren won de mus het ginds óók. Je kon de
plaag alleen wat eerder zien aankomen als
je oplette, dat wil zeggen op verscheidene
plaatsen tellingen uitvoerde.
Een derde faktor is uiteraard het voedsel.
Is dat er niet of raakt het op, dan sterven
de dieren bij miljoenen. Evenwel sterven
ze nooit helemaal uit in zo'n geval. De
laatste faktor die een rol speelt is hun
gezondheid, dus het al of niet aanwezig
zijn van ziekten. De, myxomatose is een
goed voorbeeld hoewel ook die nooit het
laatste exemplaar uitroeit en zelfs resis
tentie oproept.
Maar komen ziekten wel van nature voor
bij ratten, muizen, wild. insekten? Ja, dat
wel, maar zoals vanzelfs spreekt, nooit zo
catastrofaal als bij huisdieren en mensen.
Er is vanouds resistentie tegen gekweekt.
Tenzij de mens iets nieuws uitvindt, zoals
myxomatose.
Wij pakken nog even de faktor „voedsel"
bij de kop. Want daar ligt een goed aan
knopingspunt voor de boer. Die moet nood
gedwongen grote oppervlakten met één plan
tensoort betelen, anders kan hij niet oogsten.
Welnu, zodra er dan één beestje is dat
zijn gewas lekker vindt, krijgt dat beestje
reuzekansen om uit te breiden. Dat geldt
óók voor zwammen, bacteriën en zelfs voor
onkruiden. Dan grijpt de boer zijn spuit
en zijn „gewasbeschermingsmiddelen" als u
begrijpt wat wij bedoelen
Insekten.
Staat het nu ook zo met vliegen, muggen,
mieren, kakkerlakken, tapijtkevers, houtke
vers en hondevlooien, om de talrijkste kwel
geesten even te noemen? Zeer zeker, maar
niet altijd is de voedselfaktor duidelijk te
zien. Bovendien speelt het weer vaak een
beslissende rol. Een zachte winter doet veel
insekten sneuvelen door schimmels. Een
'strenge winter maakt, dat allen wat verder
wegkruipen. Vandaar dat deze zomer de
insektenplagen weer talrijk zijn. Daarbij
kunnen vermakelijke kortsluitingen ontstaan.
De Plantenziektenkundige Dienst in Wa-
geningen bazuinde, naar aanleiding van de
talrijke mierenplagen, rond dat mieren al
leen huizen van slordige huisvrouwen bin
nendrongen. Want de gewone mier (niet
die van wijlen farao) gaat af op voedsel-
resten. Vandaar. Maar dat schoot heel wat
huisvrouwen in het verkeerde keelgat.
Ieder weet, dat mieren in huis binnenkomen,
óók op plekjes waar nooi een kruimel ge
morst wordt. Bijvoorbeeld op de venster
banken waar potten met planten staan. Van
de deskundigen moet je het maar hebben.
Ach ja, maar de mier is voor de planten
in het algemeen helemaal geen vijand. In
het bos zijn ze zelfs zeer waardevol. Wist
men in Wageningen veel.
Het is jammer, dat massaal optreden van
schadelijke of hinderlijke dieren het gebruik
van rigoureuze bestrijdingsmiddelen (waar
onder gif) vaak onvermijdelijk maakt. Als
u van vakantie terugkeert en uw vaste
vloerbedekking is vergeven van de honde
vlooien (wat gemakkelijk kan), zult u beslist
niet aarzelen bij het gebruik dat ontsmet-
tingsbedrijven van stevige vergiftjes maken.
Doen!
Op dat ogenblik breekt enig begrip baan
voor de agrariër die liefst massaal optreden
voorkomt en die dat om zijn levens wil
wel moet. Hij kan dan ook niet zonder
de zo vaak gewraakte „gewasbeschermings
middelen". Via de dood van insekt, schim
mel, zwam of bacterie, beschermen ze het
gewas inderdaad. Het gaat er alleen maar
om, niet te overdrijven, zodat ontoelaatbare
restjes vastzitten op de spullen die wij eten.
Gelukkig is dat in 1979 tot dusver veel
minder voorgekomen dan in voorgaande ja
ren. Wellicht zijn we dus al op de goede
weg. Merkwaardigerwijs is het gebruik van
bestrijdingsmiddelen in huis en tuin tegelijk
toegenomenZou er verband zijn?
W. Geldof.
worden opgenomen. De psychosociale kwets
baarheid van deze categorie bejaarden is
zeer groot en onderstreept de noodzaak
van een goed psychosocialezorg in de te
huizen.
Wat schort er aan?
De kwaliteit van die psychosociale zorg
in de verzorgingstehuizen is helaas niet
bijster indrukwekkend. Drs. Mastboom re
fereert aan een recente nota van de Stich
ting Landelijke Samenwerking Bejaardente
huisorganisaties en de Nationale Ziekenhuis
raad over het voorkomen van geestelijke
stoornissen bij bejaarden in bejaardenoor
den. In deze nota wordt onomwonden de
mening uitgesproken, dat de opvang van
hulpbehoevende bejaarden in de tehuizen
verre van ideaal is.
Onder andere wordt in dit rapport gesteld,
dat „zolang men in de leiding van de
bejaardenoorden nog mensen kan aantreffen,
die zich met alles, behalve bejaarden, be
moeid hebben" er van een behoorlijke op
vang van de bewoners nauwelijks sprake
kan zijn. Bovendien menen de rapporteurs,
dat vele personeelsleden onvoldoende op
leiding hebben genoten, dat het ongunstige
leefklimaat in de tehuizen ook niet mee
werkt en dat de mogelijkheden tot groeps-
verzorging in vele tehuizen ontbreken.
Drs. Mastboom pleit dan tenslotte ook
voor uitbreiding van groepsverzorgingsmo-
gelijkheden, interne deskundigheidsbevorde
ring en ontwikkeling van goede relaties met
consultatiegevers, stuk voor stuk elementen,
die de opvang en begeleiding van in gees
telijk en sociaal opzicht minder aangepaste
bejaarden ten goede zouden kunnen komen.
(Nadruk verboden).
Mr. A. Bronsbergen.
DIVISIE JEUGDMUZIEKKORPS VAN
HET LEGER DES HEELS BEZOEKT
NOORD-BEVELAND
Het jeugdmuziekkorps bestaat uit 45
muzikanten, samengesteld uit jongens en
meisjes uit de Zuid Nederland Divisie. Dit
jeugdmuziekkorps, in 1977 opgericht, heeft
reeds aan verschillende aktiviteiten mee
gewerkt. zoals jeugdrally's en de Nationale
Trefdag in Hilversum. Twee kapelmeesters,
nl. Alan Gibson en Bert Sprokkereef hebben
de leiding van dit muziekkorps.
Na een openluchtdienst om 4.00 in Goes,
zal op zaterdagavond a.s. in het Dorpshuis
te Wissenkerke een uitvoering worden ge
geven. Er zal geen entreeprijs worden ge
vraagd. Voor tegemoetkoming in de kosten
zal aan het eind van deze uitvoering een
kollekte worden gehouden.
Er wordt op een flinke opkomst van de
Noord-Bevelandse bevolking gerekend.
VOORAL IN DE THUISVERZORGING
Van iedere honderd Nederlanders zijn er 11 ouder dan 65 jaar. Van iedere
honderd Nederlanders zijn er 2 zelfs ouder dan 80 jaar. Het aantal 65-plussers
neemt tweemaal zo snel toe als de totale bevolkingsaanwas en de bejaarden
vergrijzen ook zelf, een groter aantal van hen wordt hoogbejaard.
Deze sterke groei in de hoge leeftijdsgroepen stelt hoge eisen aan onze wel
zijnsvoorzieningen, niet alleen aan de lichamelijke gezondheidszorg en de gezins
zorg, maar ook aan de psychosociale zorg, want vele bejaarden hebben psy
chische en sociale problemen. Volgens een publikatie in het vaktijdschrift
Maandblad Geestelijke Volksgezondheid van de socioloog drs. J. Mastboom laat
de geestelijke gezondheidszorg, ook wat betreft bejaarden, in kwalitatief opzicht
nogal wat te wensen over.
De hulpverlening is uiterst versnipperd, goede samenwerking tussen verschil
lende deskundigen is eerder uitzondering dan regel. Vooral in de verzorgings
tehuizen (1.800 stuks in Nederland, waar 10% van alle bejaarden woont)
zou volgens drs. Mastboom een ernstig gebrek aan aangepaste voorzieningen
en deslamdigheid bestaan, waardoor vele bejaarden met psychosociale problemen
ten onrechte of te vroeg een chronische patiëntencarrière krijgen opgedrongen.
Hulpverlening aan bejaarden te versnipperd.
Dat er aan bejaardenzorg in ons land
weinig gedaan wordt, kan niemand vol
houden. Volgens drs. Mastboom zijn in de
laatste tien jaar de uitgaven voor bejaarden
zorg verhonderdvoudigd en voor de gezins
zorg ruim verdertigvoudigd. Dat laatste is
eveneens van belang voor de bejaardenzorg,
want 46% van de gezinsverzorging is ge
richt op 65-plussers.
Niettemin zijn er bedenkelijke hiaten in
de bejaardenzorg, vooral in het voorzienin
genpakket voor geestelijk gehandicapte of
anderszins in psychische moeilijkheden ver
kerende bejaarden. Drs. Mastboom wijst er
op, dat het fatalistisch en eenzijdig zou
zijn er van uit te gaan dat „psychosociale
onhebbelijkheden" van de bejaarde altijd
een gevolg zijn van veroudering van het
organisme. De laatste jaren is men daarover
heel anders gaan denken.
Met name is het inzicht gegroeid dat
ouderdom meer ingrijpende veranderingen
in hun levensomstandigheden te verwerken
krijgen dan jongeren (dood levensgezel, pen
sionering, afnemen lichamelijke vermogens,
etc.) en dat zij door die verstoring van het
evenwicht een verhoogd risico lopen voor
probleemsituaties. Kortgezegd: bejaarden
zijn kwetsbaarder.
Alleen via een optimaal functionerend
voorzieningsysteem zou de kwaliteit van de
hulpverlening aan deze bejaarden verbeterd
kunnen worden. Helaas functioneert het
hulpverleningssysteem nog verre van opti
maal. Drs. Mastboom wijst er bijvoorbeeld
op dat de onderlinge afstemming van be
jaardenzorgvoorzieningen erg te wensen over
laat. Weliswaar wordt door huisartsen, ge
zinszorg, wijkverpleging, vrijwilligers en
maatschappelijk werk een grote dosis hulp
geboden aan zelfstandig wonende bejaarden,
maar die hulpverlening is uiterst versnip
perd. Van coördinatie van hulpverlenings-
aktiviteiten is buiten de eigen werksoort
om nauwelijks sprake.
Ook bestaat er een grote kloof tussen
voorzieningen voor zelfstandig wonende be
jaarden en voor die voor in verzorgings
tehuizen verblijvende bejaarden. Enkel al
het gegeven dat talrijke verzorgingstehuizen
ver buiten de woonkern liggen, maakt een
„wijkfunktie" van deze tehuizen onmogelijk.
Te weinig opvang.
Drs. Mastboom signaleert een groot ge
brek aan opvangmogelijkheden voor bejaar
den die lichte geestelijke stoornissen ver
tonen, ook moeten er meer geriatrische poli
klinieken en dagbehandelingsmogelijkheden
in verpleeghuizen komen. Op departemen
taal niveau wordt de integratie in de be
jaardenzorg ook niet bevorderd door de
omstandigheid, dat de bejaardenoorden en
het open bejaardenwerk onder CRM vallen
en de verpleeghuizen en andere medische
zorgvoorzieningen onder Volksgezondheid
ressorteren.
Volstrekt onvoldoende acht drs. Mast
boom de psychosociale zorg in de verzor
gingstehuizen. Dat is een opmerking, die
niet zonder betekenis is, want het gaat hier
om een zeer grote groep bejaarden. Er zijn
liefst 1.800 bejaardenoorden in ons land,
waar gezamenlijk rond 10% van de be
jaarde bevolking verblijft.
Bovendien worden de verzorgingstehuizen
in de naaste toekomst geconfronteerd met
de gevolgen van een ander, dat wil zeggen
veel selectiever opnamebeleid, waarbij in
de eerste plaats de oudere en meest ver
zorgingsbehoeftige bejaarden in de tehuizen