Oneigenlijk gebruik ziekenfonds DE MOL: een onvermoeibare mijnwerker Emancipatie van de jeugd HET OUDSTE SPEL DER MENSHEID PART-TIMERS BETALEN SOMS ABSURD LAGE PREMIES De premie voor het verplichte ziekenfonds zal het volgend jaar vermoede lijk fors omhoog moeten. Dat betekent een lastenverhoging voor het bedrijfs leven, hetgeen bijzonder slecht uitkomt in deze tijd, nu men juist op de sociale voorzieningen wil bezuinigen. Het kabinet heeft zijn voorstellen om een eigen bijdrage voor ziekenfondspatiënten in te voeren bakzeil gehaald bij de Tweede Kamer en daarom is er nu alle redenen om eens te gaan kijken of andere bezuinigingen in deze sector mogelijk zijn. Met name zal de aandacht uitgaan naar de ziekenfondsverzekering bij on volledige dienstbetrekking. Iemand die part-time werkt, al is het maar voor enkele uren per week, is evenzeer verzekerd volgens de ziekenfondswet als iemand die de gehele week werkt. Alleen betaalt de part-timer maar een fractie van de premie (4,5 van zijn loon) dat de full-timer moet betalen. Je zou dit als oneigenlijk gebruik van de ziekenfondswet kunnen kwalificeren; Alle rechten voor 'n appel en een ei. Iemand die slechts een gedeelte van de werkweek werkt, is toch full-time verzekerd voor de diverse sociale wetten. Bij de WW, WAO en ziektewet levert dat overigens in het geheel geen problemen op. Weliswaar betaalt de part-timer slechts weinig premie voor deze loondervingsverzekeringen, maar omdat de uitkering gerelateerd is aan het verdiende loon, ontvangt de part-timer ook een lagere uitkering dan de fulltimer. Dus van onredelijke verhoudingen is hier geen enkele sprake. Heel anders ligt de situatie echter bij de ziekenfondsverzekering. De werknemer, die verplicht verzekerd is, betaalt de helft van de ziekenfondspremie (dat is de helft van 8,1 is dus 4,5 de andere helft wordt betaald door de werkgever. Iemand die full-time werkt, kan afhankelijk van de hoogte van zijn loon, al gauw een forse premie moeten betalen, die kan oplopen tot een kleine 120,— per maand. Maar iemand die slechts enkele uren per week in loondienst werkt, betaalt ook niet meer dan het aangegeven premiepercentage, zodat sommigen al voor zo'n 20,— per maand verplicht verzekerd zijn en niettemin toch volgens de bepalingen van het huidige ver zekeringsstelsel voor het gehele verstrek kingenpakket van het ziekenfonds in aan merking komen. Je zou kunnen zeggen, dat deze parttimers hun ziekenfondsverzekering voor een koopje hebben. Het gaat hier bovendien niet om een kleine groep mensen. Er zijn in ons land tienduizenden part-timers die vaak slechts enkele uren per week werken en derhalve verplicht verzekerd zijn krachtens de zie kenfondswet. De scholier die twee avonden per week in de keuken van een ziekenhuis werkt, de werkster die een paar uur per week kantoren schoonmaakt, het meisje dat gedurende het weekeind als serveerster \terkt, zij allen zijn bekende voorbeelden van dit soort part-timers. Tel uit je winst. Voorzover bijvoorbeeld scholieren en ge huwde vrouwen medeverzekerd zijn op grond van de verzekering van de vader of echtgenote doet het oneigenlijk gebruik van de ziekenfondswet zich niet voor. Anders is de situatie, wanneer iemand reeds vrij willig bij een ziekenfonds verzekerd is. In het blad Gids voor Personeelsbeleid geeft de heer G. J. de Vos het volgende, zeer markante voorbeeld. Iemand is reeds vrij willig bij een ziekenfonds verzekerd en be taalt de nominale premie, dat is ongeveer 120,per maand. De betrokkene gaat enkele uren per week in loondienst werken, kan derhalve overgeheveld worden naar de verplichte verzekering of over de weken waarin hij werkte, ten laste van de ver plichte verzekering de premie voor de vrij willige verzekering terugvorderen. Hij ver dient dan voor plusminus 200,per jaar een bedrag van maximaal 1.440, per jaar. Tel uit je winst. Ook gebeurt 't wel eens dat iemand nog niet is verzekerd. Volgens De Gids ko men dergelijke gevallen nog voor! Gaat iemand dan een (klein) gedeelte van de week werken, dan betaalt hij naar verhou ding zeer weinig premie voor het verplichte ziekenfonds, maar heeft wel alle „lusten" van het verstrekkingspakket. Ook zulke mensen zijn dure klanten van het zieken fonds. Ze ontvangen alle rechten en be talen er zeer weinig voor. Minimum-premie? Het lijkt dringend gewenst dat aan dit on eigenlijk gebruik van de ziekenfondsverze kering een halt wordt toegeroepen. Dat hebben de staatssecretarissen van Volks gezondheid en Sociale Zaken blijkbaar ook begrepen want zij hebben de Ziekenfonds raad gevraagd de onderhavige problematiek te bespreken. Daar zal het hopenlijk niet bij blijven. Het lijkt bijvoorbeeld redelijk om van degenen, die een onvelledige dienst- trekking aanvaarden, een minimumpremie te vragen. Een andere oplossing zou kun nen zijn om de grens voor de verplichte ziekenfondsverzekering te leggen bij een te werken minimaal aantal uren. Tegen de laatste oplossing pleit echter de overweging dat een aantal werkgevers dan meerdere arbeidsovereenkomsten van geringere tijds duur zullen aangaan om daarmee een beper king van de loonkosten te realiseren. Hoe het ook zij, de huidige regeling moet in ieder geval op de helling. Het moet niet zo zijn dat sommige part-timers zich voor een appel en een ei bij het ziekenfonds kunnen verzekeren, omdat ze toevallig kor ter werken maar daardoor ook minder verdienen en dus minder premie betalen, zodat in feite zij die een volledige dienst betrekking hebben voor een groot deel voor de ziekenkosten van die part-timers moeten opdraaien. (Nadruk verboden) Mr. A. Bronsbergen Grote hopen aarde liggen als zwarte bulten boven het land. We zijn in een mijnstreek. Lange mijngangen slingeren onder het korte gras. Alles is rustig vandaag; nergens valt een teken van enige activiteit te bespeuren. Ja, toch, vlak voor je voeten begint de grond opeens te bewegen. Aarde komt naar boven en met een behoorlijke snelheid graaft een verstoorde mijnwerker zich door de grond. Voor je iets kunt doen, is de mol dieper onder het gras verdwenen. Prachtig aangepast. Om zo door de grond te kunnen wroeten, moet de mol wel een aangepast uiterlijk hebben. Nou dat heeft hij ook. Als je hem zo ziet wat niet eenvoudig is, want een mol laat zich niet zo gemakkelijk bekij ken is het maar een vreemd beest. Maar voor zijn onderaardse leefwijze is hij bui tengewoon geschikt. Let maar eens op zijn voorpoten. Deze staan niet recht onder het dier, zoals bij de meeste andere wezens ge bruikelijk is. De voorpoten zijn kort en breed en ze staan min of meer aan de zij kant van de mol; terwijl ze ook nog naar achteren gericht zijn. Dit heeft te maken met het doel waarvoor de mol ze gebruiken moet. Onder de grond heeft het dier niets aan lange rechte poten. Voor zijn graverijen heeft de mol scheppen nodig en die heeft hij gekregen in de vorm van twee graaf poten. Met die poten graaft hij zich een weg door de grond. Ook zijn kop is zo geconstrueerd dat hij daar geen last van heeft tijdens zijn graafwerkzaamheden. Voorin de lange spitse neus zit een graaf- beentje, dat aan de neus de nodige be scherming en stevigheid geeft. De kop gaat zonder nek of hals over in de romp. Daar door heeft een mol zo'n gedrongen uiter lijk. De mol is gestroomlijnd zeggen we dan. Bij vissen die ook zo min mogelijk weerstand moeten ondervinden zien we dit verschijnsel ook. Oorschelpen ontbreken daarom ook. Bij al dat werk in de grond zouden de oren toch vol zand komen. Dat betekent echter niet dat de mol niet horen kan. Zijn gehoor is uitstekend evenals zijn reukzin. Met deze twee zintuigen weet de mol zijn koste wel bij elkaar te scharrelen. Door verschillende proeven te nemen heeft men de reukzin aan kunnen tonen. In het gangenstelsel van een mol legde men op een bepaalde plaats steeds voedsel neer. Op een gegeven moment werden de gangen die naar de voedselplek leidden, verwoest. Geen nood voor Momfert. Hij groef gewoon een nieuwe gang naar de plaats van het voedsel. Zelfs toen men het hele gangen stelsel vernietigde, groef de mol een gang direct naar de voedselplek. De bontjas van onze graver is ook al uitstekend geschikt voor zijn onderduikersbestaan. De haren zijn kort en staan zeer dicht op elkaar; ongeveer 200 op een vierkante milimeter. In de haren zit geen keer, dat betekent dat de mol alle kanten op kan lopen zonder dat er aarddeeltjes in de pels komen. In het algemeen wordt aangenomen dat de mol niet zien kan, bewezen is dit niet. Hij heeft kraaloogjes die diep in de haren liggen. Op patrouille. De mol leeft voornamelijk van regen wormen, maar een larve of insekt dat hij tegenkomt versmaadt hij echt niet. Het jachtgebied van de mol is groot; het kan een half weiland beslaan. Omdat de zwartgejaste jager zich onder de grond een weg moet banen, heeft hij veel voedsel nodig. Op één dag verorbert de mol 200 gram regenwormenvlees. In zijn jachtgebied heeft het dier speciale jachtgangen aange legd. Eén keer in de drie uur patrouilleert hij door het hele jachtterrein. Wee de re genworm die dan zijn pad kruist. Deze wordt met de scherpe kaken verlamd. Het schijnt dat mollen ook een voedselvoorraad aanleggen. Dat doen ze door een heleboel wormen bij elkaar neer te leggen. Voordat de wormen zich gewonnen geven kronkelen ze hevig. Door dat gekronkel draaien ze zichzelf in een onontwarbare knoedel. Er zijn van zulke wormenkluwens gevonden onder molshopen. Met blijdschap delen wij u mee Mollen leven in hun eentje, behalve in de paartijd natuurlijk. Dat is eind maart - be gin april. De mannelijke mollen verlaten hun eigen gebied op zoek naar een vrouw tje. Is het huwelijk gesloten en de bruids nacht doorgebracht dan kan na zes weken de vlag uit. Moeder mol heeft het leven geschonken aan ongeveer 5 welgeschapen - zij het kale jongen. Hun lengte is bij de geboorte 2 cm en de moeder heeft haar graafpoten eraan vol om deze hulploze jon gen te voeden en warm te houden. In juli- augustus zijn deze jongen zelf al volwassen en verlaten het ouderlijk nest, dat onder tussen door pa mol ook al de rug was toegekeerd. Tijdens het zoeken van een eigen territorium worden veel jonge mollen het slachtoffer van hongerige vijanden zo als uilen, buizerden en reigers, maar ook van het steeds toenemende verkeer. Niet geliefd. Hoe prachtig de mol ook mag zijn, een boer ziet hem liever niet in zijn weiland. Hij ploegt liever zelf zijn land. Wanneer je mollen ongestoord rond laat dollen lijkt een weiland binnen korte tijd meer op bouwland. Vooral in de winter en in het voorjaar zijn mollen erg actief. Reden voor de boer om de mollen te vangen. Vroeger kwam daar ook nog de waarde van het mollenvachtje bij. maar tegenwoordig is de opbrengst daarvan nihil. Sommige boeren vangen de mollen zelf, anderen laten het doen door een mollenvanger. Er worden ook wel eens albino's, witte mollen gevan gen. Dat overkomt een mollenvanger ge middeld 1 keer in de 10 jaar. We lazen van een molleman die vier sneeuwwitte mollen ving in één week. (Nadruk verboden) Illustratie: Klaas van den Berg. Tekst: John van Gemeren. v' Er zijn in Nederland 4,3 miljoen jongeren beneden de 20 jaar. Zij vormen een interessante groep voor alle producenten en leveranciers van goederen die in de belangstelling staan van jongens en meisjes. Maar niet alleen in economisch opzicht is de jeugd een groep geworden die serieus meetelt in de samenleving. Anders dan enkele generaties geleden geeft de jeugd nu in ve lerlei opzicht de toon aan in het maatschappelijk leven. In een nog niet ver van ons liggend verleden werd de jeugd gezien als een levensfase die voorafgaat aan een veel belangrijker levensperiode, die van de volwassenheid. In onze tijd lijkt het ontzag voor jeugdigen echter evenzeer toegenomen als voor ouderen is afgenomen. Het is dan ook niet toevallig dat ouderen tegenwoordig hun uiterste best doen om niet alleen in hun uiterlijk, maar ook in hun hele doen en laten zo lang mogelijk jong te lijken. Verjonging in alle sectoren. Een recent onderzoek van de Nederlandse Stichting voor Statistiek toont aan dat jongeren een groep vormen, die ook in economisch opzicht bijzonder interessant is geworden voor tal van producenten en le veranciers. Met name „vrijetijdsartikelen" als fototoestellen, stereo-installaties en bromfietsen worden door talloze jongeren gekocht. Van de 18- en 19-jarige jongeren blijkt liefst 20 °/o al over een eigen auto te beschikken. Maar ook in andere dan economische opzichten is er de laatste decennia duidelijk sprake geewest van een emancipatie van de jeugd. In alle sociale geledingen van onze samenleving wordt thans heel anders tegen jeugdigen aangekeken dan bij voorbeeld een halve eeuw geleden. In velerlei opzicht staat de jeugd nu voor volwassenen al mo del. Gold het enkele generaties geleden nog als een schande als jongeren geen ontzag hadden voor ouderen en zich niet hielden aan de hooggeprezen deugd van de gehoor zaamheid. nu schrikken vele ouderen zich een ongeluk als hen het verwijt treft dat zij niet meer met hun tijd, dus met de jeugd meegaan. Het is onmiskenbaar dat op vele ter reinen van het maatschappelijk leven de jeugd de toon aangeeft. De mode is er een voorbeeld van. Zelfs mensen op gevorderde leeftijd kleden zich bij voorkeur „jong". Bij radio en televisie geven jongere mensen veelal de toon aan, zowel in de culturele-, amusements- als informatiesector. Bij de snort is dat in nog sterkere mate het ge val en het zijn vooral de topprestaties van jonge atleten geweest, die verering voor de jeugd in de hand hebben gewerkt. In het bedrijfsleven is er ook sprake van een „verjonging", vooral in de top van deze sector. Oudere werknemers vliegen er het eerst uit. als de zaken minder goed gaan. In ons land dalen de kansen van een werkloze om weer aan de slag te komen al na het 40ste levensjaar. Managers van 50 jaar worden zelden gevraagd. Het bedrijfs leven heeft ze liever van twintig jaar jon ger. Ook bij de universiteiten zien we dit verschijnsel van toenemende verjonging. Hoogleraren van 30 jaar zijn daar bepaald geen uitzondering meer. Meer opleiding. De verjonging zet zich evenzeer door in de sector van politieke en bestuurlijke func ties. In de eerste helft van deze eeuw ge beurde het maar zelden dat iemand be neden de veertig jaar minister werd of lei der van een politieke partij. Tegenwoordig maken jongere politici snel carrière. Iemand van 60 die nog een leidende post ambieert, wordt nauwelijks meer serieus genomen. Dat kan hij maar beter aan de jongeren overlaten, zo wordt vrij algemeen gerede neerd. Vroeger keek men tegen oudere mensen op, omdat zij over meer levenservaring zou den beschiken. Maar in de moderne samen leving is levenservaring niet meer zo'n aantrekkelijk gegeven als in vroegere tijden. Allerlei maatschappelijke veranderingen vol trekken zich in zulk een snel tempo, dat oudere mensen ze nauwelijks kunnen bij benen. Levenservaring gaat dus al gauw lijken op verstarring en conservatisme, jeugdig initiatief staat tegenwoordig hoger aangeschreven, zelfs al zou dit met een stuk onbezonnenheid samengaan. Een belangrijke factor is ook, dat de jongere generatie gemiddeld een hogere op leiding heeft gevolgd dan de oudere gene ratie. Wat ze eventueel aan levenservaring tekort komt, wordt ruimschoots gecompen seerd door een grotere kennis. Dat heeft zijn consequenties in allerlei sectoren van het maatschappelijk leven waar de ervaring van oudere werknemers niet pleegt op te wegen tegen de grotere eruditie van de jongeren. Vader naar psychiater. Ook in het gezins- en familieleven werkt de emancipatie van de jeugd door en drukt ze een stempel op de persoonlijke relaties. In het patriarchale familiesysteem van een paar generaties geleden domineerde de va derfiguur zeer sterk. Hij speelde een cen trale rol binnen het gezin, zijn wil was meestal wet, de jongeren dienden hem te gehoorzamen. De vader van tegenwoordig ziet zijn eens zo onaantastbare positie aan alle kanten wankelen. Zowel zijn vrouw als zijn kinderen „emanciperen", wat blijft er voor de vader anders over om zich öf in deze nieuwe omstandigheden te schikken öf een goed psychiater op te zoeken? De meeste vaders doen (of proberen) gelukkig het eerste, maar dat gaat zelden zonder moeilijkheden. Het is niet toevallig dat het woord „generatieconflict" juist in onze tijd deel is gaan uitmaken van het alge meen spraakgebruik. De emancipatie van de jeugd heeft ten slotte nog een andere keerzijde. Juist omdat de jongeren meer en meer de toon gaan aangeven in het maatschappelijke leven, wordt het oudworden door velen als een psychologisch bijna onverdraaglijk feit be leefd. Geen gering probleem, als men be denkt dat nu reeds 10,5 van de Neder landse bevolking bejaard is en dit percen tage in de komende decennia nog sterk zal stijgen. (Nadruk verbóden) Mr. A. Bronsbergen. VERHEUGT ZICH NOG IN GROTE POPULARITEIT Miljoenen mensen op onze aarde grijpen in hun vrije tijd als ontspanning naar het dambord, de schijven komen erbij en men verdiept zich in het spel, een spel dat bijna alle volkeren kennen en een geliefde bezigheid is van mensen uit alle lagen. Het is eigenlijk niet te verwonderen, dat er van het damspel in de loop der eeuwen steeds een magische kracht is uitgegaan. Voorzover men heeft kunnen nagaan, is dammen het oudste spel der mensheid, want het werd reeds beoefend ver voor de historische tijd. In het oude Egypte reeds bekend. China moet het land geweest zijn, waar het dammen zijn oorsprong vond en van waar het zijn zegetocht over de gehele wereld begon. Soldaten en kooplieden zorg den voor de verspreiding. Van het verre oosten kwam het spel in het nabije oosten, waar uit opgravingen is gebleken, dat de oude Egyptenaren het spel reeds kenden. Om een voorbeeld te noemen, men vond bij opgravingen bij Memphis damborden uit de tijd van Farao Menes, dus van on geveer 3500 jaar voor Christus,. De gevon den borden vertoonden slechts twintig speelvakken. Soortgelijke damborden vond men bij andere opgravingen in het oude Egypte, zo bijvoorbeeld bij de opening van het graf van Toet-Anch-Amon, in 1923. Een bewijs, dat ook de Egypttische farao's het edele damspel beoefenden. Dat het niet slechts de hooggeplaatsten waren, blijkt uit ge vonden afbeeldingen, waarop wij ook slaven dit spel zien spelen. Van Egypte uit heeft het spel zich ver der verbreid, want opgravingen elders, als op Cyprus, in aan Egypte grenzende landen en Griekenland vond men ook damborden, dikwijls compleet met schijven. Vermoedelijk hebben de Foenische koop- en zeevaarders het spel naar de landen rond de Middel landse Zee gebracht. Toen de Romeinse veroveraars kennis maakten met de Griekse cultuur ontdekten ze ook het damspel en kwam spoedig in het Romeins imperium in zwang. Met Romeinse legioenen verspreidde het spel zich over geheel Europa. Naar 64 velden. In de Middeleeuwen onderging het dam spel een wijziging van zeer groot belang. Tot nog toe had het veld uit twintig vak ken bestaan, maar een in Spanje wonende Moor voerde een bord met vierenzestig vakken in. In alle landen werd dit bord overgenomen, aangezien dit het spel attrac tiever maakte. Overal werd dammen ge speeld, maar de spelregels verschilden nog al. Zo speelde men in Turkije zowel op de witte als op de donkere velden. Vooral in Frankrijk kende het damspel in de Middeleeuwen en nog lang daarna een grote bloei. Het werd daar in bijna alle kringen beoefend. Een Franse wiskundige schreef er zelfs een boek over. In de achttiende eeuw kwam men tot de ontdekking, dat het dambord met vieren zestig vakken niet voldeed. De mogelijk heden waren te beperkt en een in Parijs wonende Pool ontwierp een bord met hon derd vakken. Hiermede werd voor het spel een grote toekomst geopend. Het maakte een geheel nieuwe bloeiperiode door, voor al in Frankrijk. Triomf der 100 vakken. Met de legers van Napoleon verspreidde het dambord met de honderd velden zich over Europa, waarna het ook overgenomen werd door landen buiten Europa. Alleen Engeland, Amerika en Australië hielden zich aan de vierenzestig vakken, hetgeen de ontwikkeling van het spel niet ten goede kwam. Momenteel is het spel over de gehele we reld verbreid en het wordt gespeeld in alle rangen en standen. Vele grote sterren heeft de wereld op dit gebied gekend. Wij be hoeven hierbij slechts te denken aan man nen als Isidore Weiss, ex-wereldkampioen, die twintig jaar lang deze titel op zijn naam bracht, voorts de mysterieuze Noord- Afrikaan Woldonly op wiens oplossing van de naar hem genoemde stelling grote dam mers nog steeds het hoofd breken. Voorts Cornelis Blankenaar. de grote kampioen Piet Roozenburg en Ton Sijbrands. Het dammen heeft blijk gegeven een klassiek spel te zijn, dat de eeuwen heeft doorstaan en nog zal doorstaan. Het is het oudste spel der mensheid en zal in de toe komst nog steeds veel beoefend worden en thuis of aan de wedstrijdtafel ontspanning en genot bezorgen. (Nadruk verboden) PV 'DE BLAUWE DOFFER' - KORTG. Uitslag wedvlucht Corbeil op 12 aug. 1979. Deelname 219 jonge duiven. 17.22.44 342.314 14 35.56 343.118 4 37.34 340.433 5 37.39 340.365 34 39.36 340.283 8 47.00 2 49.44 345.885 10 44.50 340.219 14 51.00 2 46.33 2 1 P. J. Wilderom 2 G. Eikenhout 3 J. M. Goulooze 4 S. M. Branderhorst 5 P. J. Kesteloo 6 G. Eikenhout 7 A. J. Bouterse 8 L. de Fouw en Zn. 9 A. J. Bouterse 10 J. M. Goulooze

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1979 | | pagina 2