Het effekt van lage doses straling Computer gaat met ijzeren hand regeren Financiële kracht bedrijfsleven is ondermijnd Twee Engelse onderzoekers hebben twijfel gezaaid over de veiligheid van de huidige limieten voor stralingsbelasting. Voor personen die beroepshalve met ioniserende straling (röntgenstraling, straling van radio-aktieve stoffen) om gaan, mag de totaal door hen ontvangen stralingsdosis per jaar niet meer dan 5 rem (eenheid voor ontvangen straling) bedragen. Op basis van dit getal is de maximaal toelaatbare stralingsbelasting voor de bevolking op 0,5 rem per persoon per jaar gesteld (10 x lager). De twee onderzoekers hebben voorgesteld om de maximaal toelaatbare dosis voor stralingswerkers op 0,5 rem per jaar te stellen. Ook de limiet voor de bevolking zou dan omlaag inoeten. Verhitte discussie. De Engelse onderzoekers Alice Stewart en George Kneale gingen de gegevens na van 35.000 stralingswerkers van de „plutonium- fabriek" in Hanford (VS). De stralings belasting van de werkers lag in het alge meen ruim onder de waarde die toelaatbaar wordt geacht. Volgens het onderzoek bleek echter dat hun stralingsbelasting een tien maal zo grote kans gaf op het ontstaan van kwaadaardige tumoren, als op basis van de thans aanvaarde inzichten kon worden verwacht. m i Mede omdat de eigenaar van „Hanford", de Amerikaanse overheid, door verscheidene „clubs" (o.a. Vereniging van Verontruste Ónderzoekers. Vrienden van de Aarde) ervan beschuldigd werd dat ze de resultaten van het onde.rzoek wilde verdoezelen, is in Ame rika een verhitte discussie ontstaan over de effecten op de gezondheid van lage doses straling. Het klimaat daarvoor was al geschapen door de geheimzinnigheid rond de operatie „Smokey" waarbij in 1957 sol daten aan straling van een atoombom zijn blootgesteld en een poging van de Ame rikaanse marine om een soort „Hanford- studie" bij een werf voor onderzeeërs te dwarsbomen. De discussie zal ertoe leiden, dat de verscheidene commissies die de regering Carter hierover moeten adviseren, zullen aanraden om het onderzoek naar de ef fecten van lage dosis straling krachtig te stimuleren. Het recente ongeluk met de kerncentrale in Harrisburg, waarbij radio- aktiviteit vrijkwam, geeft extra reden voor dit onderzoek. Drempelwaarde. Gedurende de eerste tientallen jaren van het Atoomtijdperk (tot ca. 1960) gingen veel deskundigen uit van het bestaan van een drempelwaarde waaronder ioniserende straling geen schade kon berokkenen aan de gezondheid. Men dacht dat de kleine beschadigingen die door lage doses straling ontstaan, door het lichaam voldoende ge repareerd konden worden. Op deze opvat ting is men nu algemeen wel teruggekomen. De nu geldende theorie is, dat elke toename van straling, hoe gering ook, meer gevallen van kanker en meer genetische schade zal opleveren. De mensheid staat van nature al bloot aan straling uit de ruimte en van in de aardkorst aanwezige radio-aktieve stoffen. Kanker komt ook veel voor bij onbe- straalde mensen. Hierdoor is het zeer moei lijk om een geringe verhoging van het voorkomen van kanker tengevolge van kunstmatige straling vast te stellen. Bo vendien kunnen tussen de blootstelling aan straling en het tot uitting komen van de kanker vaak tientallen jaren verlopen. Het verband tussen die twee kan daardoor aan het oog worden onttrokken. Door straling ontstaan geen nieuwe vor men van kanker, maar de reeds bekende vormen ontstaan eerder en vaker. Bij grote doses straling heeft men kunnen berekenen wat de kans op het krijgen van een kwaad aardig tumor is en daarvan uitgaande leidde men het risico voor kleinere doses af. De discussie gaat dan ook niet over de vraag of lage doses straling gevaarlijk zijn, maar- hoe gevaarlijk ze zijn. Volgens Stewart en Kneale onderschat het huidige model de risico's van lage stralingsdoses. Gegevens. De Tweede Wereldoorlog werd in het ver,re oosten definitief beslist door de twee atoombommen „Little Boy" en „Fat Man". De inwoners van Hiroshima en Nagasaki die de atoombommen overleefden, vormden hoe cynisch het ook klinkt uniek „studiemateriaal" voor het bestuderen van de effecten van straling op de mens. Vanaf 1946 is een groot deel van dezè overlevenden gevraagd waar zij zich ten tijde van de ramp bevonden en hoe lang zij daar zijn geweest. Om de stralingsbe lasting waaraan deze overlevenden bloot gestaan hebben te bepalen, heeft men de rampen gereconstrueerd door in de Nevada- woestijn in de VS bommen van hetzelfde kaliber op dezelfde hoogte tot ontploffing te brengen. Over de effecten van straling op de mens heeft men ook gegevens verkregen van groepen patiënten die voor bepaalde ziekten met straling werden behandeld, van mijn werkers die bij het delven radio-aktieve gassen inademden en personen die beroeps halve met radio-aktieve stoffen omgingen. Kansberekening. Het ontstaan van kwaadaardige tumoren is het tot nu toe enige bekende lichamelijk schadelijk effect van lagere doses straling (daarnaast, is er nog een genetisch scha delijk effect). De risico's voor het krijgen van kanker, die op basis van de „Japanse" en de andere gegevens zijn becijferd, zijn een stuk lager dan die uit de „Hanford- studie" rolden. De 35.000 bij de „Hanford- studie" betrokken stralingswerkers hadden een grotere kans om kanker te krijgen dan de 350.000 Japanse overlevenden. Op het verschil in omvang van de beide groepen richt zich voornamelijk de kritiek op de „Hanford-studie". Wanneer de onder zochte groep kleiner is, is de mogelijkheid namelijk groter dat het aantal mensen dat b.v. longkanker krijgt, overschat wordt. Eén geval van kanker op 10 personen levert een kans voor het krijgen van die kanker van 10% op. Als bij een onderzoek naar diezelfde kanker bij een groep van 1.000 personen 10 kankerpatiënten worden ont dekt (kans is dan 1%), ligt dat laatste cijfer waarschijnlijk dichter bij de waarheid. Volgens critici van de „Hanford-studie" is het verhoogde voorkomen van kanker bij de Hanford-werkers een afwijking die je zou kunnen verwachten bij studies van dergelijk kleine groepen. De onderzoeker Kneale is het ermee eens, dat voor het bestuderen van het effect van lage stra lingsdoses een groep van 35.000 personen inderdaad klein is, maar volgens hem ver schillen de (risico)cijfers zozeer, dat je haast wel tot de conclusie moet komen, dat de risico's van lage doses straling onderschat zijn. Invloed van straling op weefselcellen. Bij straling is sprake van, zoals natuur kundigen zich voorstellen, een stroom van miniscule deeltjes. Sommige deeltjesstromen kunnen dwars door het menselijk lichaam heen dringen. Bij röntgenstraling maakt men hiervan gebruik en kan men foto's van bijvoorbeeld menselijke botten en tumoren maken. Zo'n „bombardement" met ontelbare deeltjes heeft ongetwijfeld gevolgen voor sommige cellen. Voor het ontstaan van kanker acht men de beschadigingen die kunnen ontstaan in het erfelijk materiaal het gevaarlijkst. De precieze ontstaanswijze van kanker is niet bekend, maar men ver moedt dat door een verstoring in het „in structieboek" (in het erfelijk materiaal ligt alle informatie van de cel opgesloten) de cel zich abnormaal gaat gedragen en bij voorbeeld ongebreideld gaat delen. Door zo'n deeltjesstroom kunnen echter ook nog andere kleine beschadigingen ontstaan, b.v. in de celwand. Het zijn volgens Alice Stewart juist deze kleine, vaak herstelbare beschadigingen, die de kans op kanker tengevolge van lage doses straling groter maken dan men tot nu toe aannam. Haar theorie is dat de cellen met „littekens" bij een latere schadelijke invloed minder in staat zijn om weerstand te bieden. Verlaging norm. Door verschillende groepen zijn voorstellen gedaan om de maximaal toelaatbare dosis voor stralingswerkers en daarmee samen hangend ook die voor de bevolking tien maal lager te stellen. De Amerikaanse stra lingsdeskundige Karl Morgan, die wel zeer bezorgd is over de jongste gegevens, is daar geen voorstander van. Volgens hem komt dat neer op het voor Nederlanders niet onbekende verhaal van een vinger in een lekkende dijk stoppen. Hij wijst bij voorbeeld op het gevaar dat bij een ver laging van de stralingslimiet in de industrie, deze ertoe zal overgaan om voor z.g. „hete" karweitjes (met een hoge stralingsbelasting) meer mensen in te huren. De stralingsbe lasting per individu zal dan weliswaar af nemen, maar die van de bevolking zal toe nemen. Een verlaging van de limiet met een faktor 10 betekent volgens Morgan dat de kerncentrales die op dit moment in gebruik zijn, nauwelijks nog zouden kunnen draaien. Morgan: „We moeten proberen om de kunstmatige straling zoveel mogelijk te be perken. De medische toepassing van straling komt hiervoor het meest in aanmerking, omdat uit deze bron het merendeel van de stralingsbelasting van de bevolking af komstig is." Voor deze toepassing bestaat geen maximaal toelaatbare dosis; de arts moet de voordelen van het gebruik zelf afwegen tegen de nadelen. Tweeslachtig. In de huidige wetgeving wordt gesproken over maximaal toelaatbare dosis als limiet. Inmiddels gaan de gedachten van de ver schillende (officiële) adviescommissies een iets andere richting uit: de maximaal toe laatbare dosis moet beschouwd worden als een limiet die niet overschreden mag wor den, maar veeleer moet er naar gestreefd worden dat de limiet alleen onder uit zonderlijke omstandigheden wordt benaderd. Dit is een nogal tweeslachtige houding. Kennelijk zijn de stralingsdeskundigen aan het dubben of de maximaal toelaatbare do sis niet toch verlaagd moet worden. neer het bedrijf op het nieuwe systeem moet worden aangepast, het verlies aan arbeids plaatsen nog wel mee zou kunnen vallen. Maar na die aanpassingsperiode vallen de klappen. Trouwens, wie wel kan blijven werken moet er rekening mee houden, dat de kwa liteit van zijn arbeid door de verdere auto matisering ingrijpend zal veranderen. De machines zullen zoveel taken overnemen, dat het administratieve werk aan inhoud zal verliezen. Dat zal bij talloze werknemers tot grote spanningen leiden, gecombineerd met de angst dat men wel eens werkloos zou kunnen worden. Eén ding staat vast: psychologen, psy chiaters en maatschappelijk werkers zullen het in de toekomst bijzonder druk krijgen om uit het lood geslagen werknemers te helpen en te begeleiden. De fabrikanten van kalmeringsmiddelen kunnen ook voor uit. Zij zullen hun klanten vooral vinden onder mensen van de oudere generatie, die nog gewend waren met hun hoofd te werken en zich niet kunnen aanpassen aan een werksituatie, waar de computer regeert met ijzeren hand. (Nadruk verboden). Mr. A. Bronsbergen. - NIEUWE AUTOMATISERINGSGOLF BEDREIGT WERKGELEGENHEID Mechanisering en automatisering hebben in het jongste verleden reeds tot een aanzienlijk verlies van arbeidsplaatsen in de industriële sector geleid. In de naaste toekomst dreigt een tweede automatiseringsgolf, die vooral een ern stige bedreiging zal gaan vormen voor de werkgelegenheid in de zogenaamde dienstensector, zoals de banken en verzekeringsmaatschappijen, diverse han- delsberoepen en dergelijke. Met name de snelle ontwikkeling van de micro-elektronica (Chips) zal er toe leiden dat veel denkwerk, dat nu nog door mensen wordt gedaan, door de computers wordt overgenomen. De gevolgen zullen niet uitblijven. De uitstoot van duizenden arbeidskrachten ligt na in het verschiet met alle sociale, economische en menselijke problemen die daaraan verbonden zijn. Dienstensector komt onder druk van de machine. De automatisering en mechanisering in de industriële sector heeft geleid tot een sterk verlies aan arbeidsplaatsen, daarover kan geen misverstand bestaan. In 1952 waren er 1,2 miljoen banen in de Nederlandse industrie, in 1964 waren dat er 1,4 miljoen en nu ongeveer 1,05 miljoen. Kortom, er zijn gedurende de laatste 25 jaar vele hon derdduizenden banen in de industrie ver loren gegaan, hoewel de produktie in die zelfde periode met rond 17,5% toenam. Kortom, in de industriële sector heeft de automatisering en mechanisering geleid tot een grote uitstoot van arbeidskrachten. De sociale gevolgen hiervan konden aanvan kelijk makkelijk worden ondervangen. Er had een verschuiving plaats van arbeidskrachten van de industriële- naar de dienstensector. Juist de dienstensector maakte de laatste tien a vijftien jaar een sterke groei door, zodat de vraag naar personeel met de jaren toenam, met als resultaat dat de bevolking aanvankelijk weinig pijn ondervond van de I verminderde werkgelegenheid in de indu striële sector. Bovendien kwam de verschui ving van arbeidsplaatsen naar de diensten sector een heleboel mensen goed uit. Immers, een steeds groter deel van onze bevolking heeft een voortgezette opleiding genoten en hoopt later de kost te kunnen verdienen met een net pak aan. De groeien de dienstensector voorzag in deze behoefte, terwijl de industriële sector voor deze groep aanzienlijk minder emplooi heeft. Verlies arbeidsplaatsen. In de naaste toekomst zal echter de dienstensector het verlies aan arbeidsplaat sen in de industriële sector niet meer kun nen compenseren. De internationale eco nomische recessie is niet aan Nederland voorbij gegaan en de overheid zal op zijn uitgaven moeten bezuinigen. Dat heeft reeds geleid tot een personeelsstop in de over heidssector, bij banken en verzekerings maatschappijen lijkt in de omzet een ver zadigingspunt bereikt, zodat uitbreiding van het personeelsbestand er niet in zit, nog afgezien van de tweede automatiseringsgolf, die in deze sector zal toeslaan. Kortom so wie so zal de verslechterde economische situatie al tot een verlies van arbeidsplaat sen in de dienstensector leiden en daar komt dan nog de „chipsrevolutie" als ne gatieve faktor bij. Tot nog toe werd de werkgelegenheid in de dienstensector niet serieus door de auto matisering bedreigd. De rekenmachine werd daar zelfs als een welkome verbetering binnengehaald, want ze bespaarde de werk nemers een stuk vervelend werk. Maar de toekomstige toepassingen van micro-pro cessors zullen diep ingrijpen in de werk situatie van de werknemers in de diensten sector. Micro-computers zullen niet alleen het vervelende rekenwerk, maar ook een stuk creatief denkwerk van de werknemers overnemen. Machines zullen de boekhouding gaan doen, machines zullen ook de brieven gaan tikken, zodat de helft van de typistes en secretaresses overbodig wordt. Bij de deels reeds geautomatiseerde banken zullen ook de loketdiensten goeddeels kunnen ver dwijnen en worden vervangen door de machine. De ironie wil verder dat zelfs technische beroepen als bijvoorbeeld programmeur door de nieuwe automatiseringsgolf bedreigd worden, want voor de „bediening" van de micro-computer is een programmeursop leiding helemaal niet nodig. De automati sering verslindt dus zijn eigen kinderen. Er vallen klappen. De „micro-revolutie" zal dus zeker leiden tot grotere werkloosheid, vooral in de zo genaamde dienstensector. De kans is alleen groot dat gedurende de eerste jaren, wan Premier Van Agts erkenning, dat hij er niet in zal slagen het werkloos heidspeil in Nederland op korte termijn terug te dringen naar 150.000 werk zoekenden, heeft in politieke kringen nogal wat beroering gebracht. Bij geen enkel zakenman zal dit echter tot verbazing hebben geleid. Er zijn nog teveel faktoren in dit land, die een herstel van de economische groei tegenhouden. Daartoe behoren het onzekere politieke beleid van ons kabinet en de volks vertegenwoordiging. Het hoge kostenniveau van onze industrie moet daar ook bij worden gerekend. Een extra onzeker gegeven daarvoor is het dreigend tekort aan energie. Rationalisatieplannen. Al deze moeilijkheden kan een buiten staander constateren. Maar ook intern is het in het bedrijfsleven niet pluis. Daar heeft men met nam de laatste 5 jaren teveel geworsteld met verliezen en te lage winsten. Elke zakenman doet zijn best om dat zoveel mogelijk te verdoezelen. Dat gebeurt dan door de reserves van het bedrijf aan te spreken of om de versterking daarvan achterwege te laten. Wanneer dat al he lemaal onmogelijk is, gaat men afschrij vingen beperken of achterwege laten. Ook dan blijft er in veel gevallen nog ademnood over om voldoende financiële armslag te houden. Er worden dan rationalisatieplannen over wogen waardoor er meestal mensen moeten worden ontslagen. Dan krijgt men de vak bonden op bezoek en begint de publiciteit naar buiten. En die is schadelijk voor min der sterke bedrijven en dan stelt men in grijpen in de bedrijfsvoering maar uit. De financiële situatie van de onderneming wordt dan wat opgefleurd met bankkrediet, waar mee men zich rentelasten op de hals haalt. Dit beeld met de voortvretende uithol lende spiraal naar beneden heeft de finan ciële kracht van veel ondernemingen flink aangetast. De verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen is tot een bedrijfs economisch onaanvaardbaar niveau gedaald en dan beginnen ook de banken hun hel pende hand terug te trekken, want die zeggen dan plotseling dat ze ook maar met geld van een ander spelen. Goedkoper produceren. Maar de economische slijtage van het bedrijfsleven gaat door. In elke bedrijfstak breken nieuwe technieken door, die tot een goedkoper produkt leiden. De automatise ring is daarvan het meest sprekende voor beeld. Daar moeten investeringen voor worden gedaan. Bij een zware last aan vreemd vermogen is dat een moeilijke opgave. Soms wordt nog een poging gedaan met een zogenaamde achtergestelde lening de zaak te redden. In dit soort randsituaties bevinden zich vele grote bedrijven. En die hebben dan nog toegang tot de kapitaal markt Kijken wij echter naar de aandelen markt van dit ogenblik, dan is de belang stelling om nog risico dragend kapitaal ter beschikking te stellen, tot een minimum gedaald. En toch ligt in verdere beperking van de arbeidskracht en modernisering van het produktieproces voor veel bedrijven de enige kans tot overleven. Wanneer bewezen is, dat nieuwe investeringen in het bedrijfs leven lang niet altijd gepaard kan gaan met uitbreiding van het aantal arbeids plaatsen. Eerst in een latere fase van het herstel, als de winstgevendheid is hersteld, kan men denken aan verdere expansie. Met dit probleem zal minister Albeda van So ciale Zaken nog wel enkele jaren blijven worstelen om zijn arbeidsmarkt te verster ken en uit te breiden. Het hierboven geschetste proces speelt in grote bedrijven, maar bijna nog versterkt in het midden- en kleinbedrijf. Ook in die regionen hebben velen in de achter ons liggende jaren zoveel mogelijk vreemd ver mogen aangetrokken omdat de rente daar van aftrekbaar is voor de fiscus. Maar als die rentelast te hoog wordt, drukt zij te zwaar op het bedrijf. Velen zijn in die valkuil gevallen, omdat men ér vanuit is gegaan, dat men door de in flatie wel met in waarde gedaalde guldens versneld leningen zou kunnen aflossen. Dat is de eerste misrekening geweest, want de inflatie is nu sterk vertraagd. Vervolgens hebben vele zakenmensen ge dacht, dat de rentelasten wel zouden dalen, omdat de rente op een lager niveau zou komen. Ook daarin heeft men zich vergist, want de rente is op een hoog niveau ge bleven en vertoont geen neiging tot dalen. Tenslotte leiden prijsstijgingen van grond stoffen en aan vervanging toe zijnde outil lage nog tot een extra vermogensbehoefte en daar is dus ook niet in voorzien. Het optimisme in de jaren van opgang is te groot geweest. Het is nu omgeslagen in grote voorzichtigheid in verband met de kans op nieuwe teruggang. Ook al zal die mogelijk beperkt van omvang zijn. Investeringen. Er zal veel aandacht besteed moeten worden aan het stimuleren van investerin gen. De Wet op de Investeringsrekening (WIR) kan voor een aantal bedrijven een aanzet geven. Voor de grote bedrijven is er de Nationale Investeringsbank met haar participatiemogelijkheden. Voor het midden- en kleinbedrijf zal in overleg met de orga nisaties naar oplossingen moeten worden gezocht. In vormen van samenwerking kunnen mis schien financieringsmaatschappijen worden opgericht. De Nederlandsche Middenstands- bank is ook aan het wikken en wegen om mogelijk te gaan deelnemen in het eigen vermogen van middenbedrijven, die finan ciële adem tekort komen. Er moeten wegen gevonden worden om hier zoveel mogelijk begeleiding en adviezen aan ondernemers te geven. Of dit advies direct van banken moet komen, is een open vraag. Velen zijn zeer terughoudend om banken hun vertrouwen te geven en niet ten ondechte. Het lijkt wel zeker, dat de aftrekmogelijkheden voor het aantrekken van vreemd vermogen moe ten worden aangevuld met meer financieel- economische begeleiding. Voor het behoud van arbeidsplaatsen mag men een sanering van kleine of grote bedrijven niet afremmen, omdat dit op langer termijn funeste ge volgen heeft voor de continuïteit van het bedrijf. En tenslotte zou men extra aandacht kunnen schenken aan de mogelijkheden voor jonge ondernemers in de emigratie- landen. Kunnen ook daarvoor geen helpende financieringsmogelijkheden worden gescha pen? Want het beginnen Van een bedrijf in een vreemd land is financieel geen klei nigheid. Maar er liggen stellig arbeids plaatsen. ook voor Nederlanders. Het moge nog eens worden beklemtoond, dat elke weg naar meer werk in de ver dere toekomst toch alleen loopt via een goed rendement van het bedrijfsleven. Daartoe zal in de eerste plaats aan het uithollen van bedrijfsvermogens een einde moeten komen. Dat wordt nog niet vol doende beseft. (Nadruk verboden). Drs. A'. van Mierlo. WAAR KOMT DIE UITDRUKKING VANDAAN „Een wet van Meden en Perzen". Wanneer men iets een wet van Meden en Perzen noemt, dan betekent dat, dat er sprake is van een vaste regel, waarvan nooit wordt afgeweken. De uitdrukking is gegrond op de onveranderlijkheid van de eenmaal uitgevaardigde wetten van de oude Meden en Perzen. „In een vloek en een zucht". In zeer korte tijd. De tijd die men nodig zou hebben een vloek te uiten en even te zuchten. „Onder de roos houden, iemand iets onder de roos vertellen". De uitdrukking bedoelt, iets geheim hou den, iemand iets onder geheimhouding ver tellen. De roos is het zinnebeeld der stil zwijgendheid. Harpocrates, de god der stil zwijgendheid. kreeg van Cupido een roos, om hem te bewegen de minnarijen van Venus niet te verklappen. Vroeger prijkte de roos aan de zoldering van feestzalen, om de feestvierenden er op te attenderen, dat zij wat hier in vrolijkheid geschiedde in stilzwijgendheid moesten begraven. „Iets in petto houden". Dat wil zeggen iets tot een geschikter tijdstip bewaren, achterhouden. De woorden „in petto" zijn ontleend aan het Italiaans en betekenen letterlijk „in de borst", zodat de uitdrukking eigenlijk zegt: iets in de borst houden. Het kan betekenen, binnen houden, achterhouden, maar ook een be paalde brief, een bericht, in de zak op de borst houden.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1979 | | pagina 2