Het effekt van lage
doses straling
Computer gaat met
ijzeren hand regeren
Financiële kracht
bedrijfsleven is
ondermijnd
Twee Engelse onderzoekers hebben twijfel gezaaid over de veiligheid van
de huidige limieten voor stralingsbelasting. Voor personen die beroepshalve
met ioniserende straling (röntgenstraling, straling van radio-aktieve stoffen) om
gaan, mag de totaal door hen ontvangen stralingsdosis per jaar niet meer
dan 5 rem (eenheid voor ontvangen straling) bedragen. Op basis van dit getal
is de maximaal toelaatbare stralingsbelasting voor de bevolking op 0,5 rem
per persoon per jaar gesteld (10 x lager).
De twee onderzoekers hebben voorgesteld om de maximaal toelaatbare dosis
voor stralingswerkers op 0,5 rem per jaar te stellen. Ook de limiet voor de
bevolking zou dan omlaag inoeten.
Verhitte discussie.
De Engelse onderzoekers Alice Stewart en
George Kneale gingen de gegevens na van
35.000 stralingswerkers van de „plutonium-
fabriek" in Hanford (VS). De stralings
belasting van de werkers lag in het alge
meen ruim onder de waarde die toelaatbaar
wordt geacht. Volgens het onderzoek bleek
echter dat hun stralingsbelasting een tien
maal zo grote kans gaf op het ontstaan
van kwaadaardige tumoren, als op basis
van de thans aanvaarde inzichten kon
worden verwacht. m i
Mede omdat de eigenaar van „Hanford",
de Amerikaanse overheid, door verscheidene
„clubs" (o.a. Vereniging van Verontruste
Ónderzoekers. Vrienden van de Aarde) ervan
beschuldigd werd dat ze de resultaten van
het onde.rzoek wilde verdoezelen, is in Ame
rika een verhitte discussie ontstaan over
de effecten op de gezondheid van lage
doses straling. Het klimaat daarvoor was
al geschapen door de geheimzinnigheid rond
de operatie „Smokey" waarbij in 1957 sol
daten aan straling van een atoombom zijn
blootgesteld en een poging van de Ame
rikaanse marine om een soort „Hanford-
studie" bij een werf voor onderzeeërs te
dwarsbomen.
De discussie zal ertoe leiden, dat de
verscheidene commissies die de regering
Carter hierover moeten adviseren, zullen
aanraden om het onderzoek naar de ef
fecten van lage dosis straling krachtig te
stimuleren. Het recente ongeluk met de
kerncentrale in Harrisburg, waarbij radio-
aktiviteit vrijkwam, geeft extra reden voor
dit onderzoek.
Drempelwaarde.
Gedurende de eerste tientallen jaren van
het Atoomtijdperk (tot ca. 1960) gingen
veel deskundigen uit van het bestaan van
een drempelwaarde waaronder ioniserende
straling geen schade kon berokkenen aan
de gezondheid. Men dacht dat de kleine
beschadigingen die door lage doses straling
ontstaan, door het lichaam voldoende ge
repareerd konden worden. Op deze opvat
ting is men nu algemeen wel teruggekomen.
De nu geldende theorie is, dat elke toename
van straling, hoe gering ook, meer gevallen
van kanker en meer genetische schade zal
opleveren. De mensheid staat van nature
al bloot aan straling uit de ruimte en van
in de aardkorst aanwezige radio-aktieve
stoffen.
Kanker komt ook veel voor bij onbe-
straalde mensen. Hierdoor is het zeer moei
lijk om een geringe verhoging van het
voorkomen van kanker tengevolge van
kunstmatige straling vast te stellen. Bo
vendien kunnen tussen de blootstelling aan
straling en het tot uitting komen van de
kanker vaak tientallen jaren verlopen. Het
verband tussen die twee kan daardoor
aan het oog worden onttrokken.
Door straling ontstaan geen nieuwe vor
men van kanker, maar de reeds bekende
vormen ontstaan eerder en vaker. Bij grote
doses straling heeft men kunnen berekenen
wat de kans op het krijgen van een kwaad
aardig tumor is en daarvan uitgaande leidde
men het risico voor kleinere doses af. De
discussie gaat dan ook niet over de vraag
of lage doses straling gevaarlijk zijn, maar-
hoe gevaarlijk ze zijn. Volgens Stewart en
Kneale onderschat het huidige model de
risico's van lage stralingsdoses.
Gegevens.
De Tweede Wereldoorlog werd in het
ver,re oosten definitief beslist door de twee
atoombommen „Little Boy" en „Fat Man".
De inwoners van Hiroshima en Nagasaki
die de atoombommen overleefden, vormden
hoe cynisch het ook klinkt uniek
„studiemateriaal" voor het bestuderen van
de effecten van straling op de mens.
Vanaf 1946 is een groot deel van dezè
overlevenden gevraagd waar zij zich ten
tijde van de ramp bevonden en hoe lang
zij daar zijn geweest. Om de stralingsbe
lasting waaraan deze overlevenden bloot
gestaan hebben te bepalen, heeft men de
rampen gereconstrueerd door in de Nevada-
woestijn in de VS bommen van hetzelfde
kaliber op dezelfde hoogte tot ontploffing
te brengen.
Over de effecten van straling op de mens
heeft men ook gegevens verkregen van
groepen patiënten die voor bepaalde ziekten
met straling werden behandeld, van mijn
werkers die bij het delven radio-aktieve
gassen inademden en personen die beroeps
halve met radio-aktieve stoffen omgingen.
Kansberekening.
Het ontstaan van kwaadaardige tumoren
is het tot nu toe enige bekende lichamelijk
schadelijk effect van lagere doses straling
(daarnaast, is er nog een genetisch scha
delijk effect). De risico's voor het krijgen
van kanker, die op basis van de „Japanse"
en de andere gegevens zijn becijferd, zijn
een stuk lager dan die uit de „Hanford-
studie" rolden. De 35.000 bij de „Hanford-
studie" betrokken stralingswerkers hadden
een grotere kans om kanker te krijgen dan
de 350.000 Japanse overlevenden.
Op het verschil in omvang van de beide
groepen richt zich voornamelijk de kritiek
op de „Hanford-studie". Wanneer de onder
zochte groep kleiner is, is de mogelijkheid
namelijk groter dat het aantal mensen dat
b.v. longkanker krijgt, overschat wordt.
Eén geval van kanker op 10 personen levert
een kans voor het krijgen van die kanker
van 10% op. Als bij een onderzoek naar
diezelfde kanker bij een groep van 1.000
personen 10 kankerpatiënten worden ont
dekt (kans is dan 1%), ligt dat laatste
cijfer waarschijnlijk dichter bij de waarheid.
Volgens critici van de „Hanford-studie"
is het verhoogde voorkomen van kanker
bij de Hanford-werkers een afwijking die
je zou kunnen verwachten bij studies van
dergelijk kleine groepen. De onderzoeker
Kneale is het ermee eens, dat voor het
bestuderen van het effect van lage stra
lingsdoses een groep van 35.000 personen
inderdaad klein is, maar volgens hem ver
schillen de (risico)cijfers zozeer, dat je
haast wel tot de conclusie moet komen,
dat de risico's van lage doses straling
onderschat zijn.
Invloed van straling op weefselcellen.
Bij straling is sprake van, zoals natuur
kundigen zich voorstellen, een stroom van
miniscule deeltjes. Sommige deeltjesstromen
kunnen dwars door het menselijk lichaam
heen dringen. Bij röntgenstraling maakt men
hiervan gebruik en kan men foto's van
bijvoorbeeld menselijke botten en tumoren
maken.
Zo'n „bombardement" met ontelbare
deeltjes heeft ongetwijfeld gevolgen voor
sommige cellen. Voor het ontstaan van
kanker acht men de beschadigingen die
kunnen ontstaan in het erfelijk materiaal
het gevaarlijkst. De precieze ontstaanswijze
van kanker is niet bekend, maar men ver
moedt dat door een verstoring in het „in
structieboek" (in het erfelijk materiaal ligt
alle informatie van de cel opgesloten) de
cel zich abnormaal gaat gedragen en bij
voorbeeld ongebreideld gaat delen. Door
zo'n deeltjesstroom kunnen echter ook nog
andere kleine beschadigingen ontstaan, b.v.
in de celwand.
Het zijn volgens Alice Stewart juist deze
kleine, vaak herstelbare beschadigingen, die
de kans op kanker tengevolge van lage doses
straling groter maken dan men tot nu toe
aannam. Haar theorie is dat de cellen met
„littekens" bij een latere schadelijke invloed
minder in staat zijn om weerstand te bieden.
Verlaging norm.
Door verschillende groepen zijn voorstellen
gedaan om de maximaal toelaatbare dosis
voor stralingswerkers en daarmee samen
hangend ook die voor de bevolking tien
maal lager te stellen. De Amerikaanse stra
lingsdeskundige Karl Morgan, die wel zeer
bezorgd is over de jongste gegevens, is
daar geen voorstander van. Volgens hem
komt dat neer op het voor Nederlanders
niet onbekende verhaal van een vinger in
een lekkende dijk stoppen. Hij wijst bij
voorbeeld op het gevaar dat bij een ver
laging van de stralingslimiet in de industrie,
deze ertoe zal overgaan om voor z.g. „hete"
karweitjes (met een hoge stralingsbelasting)
meer mensen in te huren. De stralingsbe
lasting per individu zal dan weliswaar af
nemen, maar die van de bevolking zal toe
nemen. Een verlaging van de limiet met
een faktor 10 betekent volgens Morgan dat
de kerncentrales die op dit moment in
gebruik zijn, nauwelijks nog zouden kunnen
draaien.
Morgan: „We moeten proberen om de
kunstmatige straling zoveel mogelijk te be
perken. De medische toepassing van straling
komt hiervoor het meest in aanmerking,
omdat uit deze bron het merendeel van
de stralingsbelasting van de bevolking af
komstig is." Voor deze toepassing bestaat
geen maximaal toelaatbare dosis; de arts
moet de voordelen van het gebruik zelf
afwegen tegen de nadelen.
Tweeslachtig.
In de huidige wetgeving wordt gesproken
over maximaal toelaatbare dosis als limiet.
Inmiddels gaan de gedachten van de ver
schillende (officiële) adviescommissies een
iets andere richting uit: de maximaal toe
laatbare dosis moet beschouwd worden als
een limiet die niet overschreden mag wor
den, maar veeleer moet er naar gestreefd
worden dat de limiet alleen onder uit
zonderlijke omstandigheden wordt benaderd.
Dit is een nogal tweeslachtige houding.
Kennelijk zijn de stralingsdeskundigen aan
het dubben of de maximaal toelaatbare do
sis niet toch verlaagd moet worden.
neer het bedrijf op het nieuwe systeem moet
worden aangepast, het verlies aan arbeids
plaatsen nog wel mee zou kunnen vallen.
Maar na die aanpassingsperiode vallen de
klappen.
Trouwens, wie wel kan blijven werken
moet er rekening mee houden, dat de kwa
liteit van zijn arbeid door de verdere auto
matisering ingrijpend zal veranderen. De
machines zullen zoveel taken overnemen,
dat het administratieve werk aan inhoud
zal verliezen. Dat zal bij talloze werknemers
tot grote spanningen leiden, gecombineerd
met de angst dat men wel eens werkloos
zou kunnen worden.
Eén ding staat vast: psychologen, psy
chiaters en maatschappelijk werkers zullen
het in de toekomst bijzonder druk krijgen
om uit het lood geslagen werknemers te
helpen en te begeleiden. De fabrikanten
van kalmeringsmiddelen kunnen ook voor
uit. Zij zullen hun klanten vooral vinden
onder mensen van de oudere generatie, die
nog gewend waren met hun hoofd te werken
en zich niet kunnen aanpassen aan een
werksituatie, waar de computer regeert met
ijzeren hand.
(Nadruk verboden).
Mr. A. Bronsbergen.
-
NIEUWE AUTOMATISERINGSGOLF BEDREIGT WERKGELEGENHEID
Mechanisering en automatisering hebben in het jongste verleden reeds tot
een aanzienlijk verlies van arbeidsplaatsen in de industriële sector geleid. In
de naaste toekomst dreigt een tweede automatiseringsgolf, die vooral een ern
stige bedreiging zal gaan vormen voor de werkgelegenheid in de zogenaamde
dienstensector, zoals de banken en verzekeringsmaatschappijen, diverse han-
delsberoepen en dergelijke.
Met name de snelle ontwikkeling van de micro-elektronica (Chips) zal er toe
leiden dat veel denkwerk, dat nu nog door mensen wordt gedaan, door de
computers wordt overgenomen. De gevolgen zullen niet uitblijven. De uitstoot
van duizenden arbeidskrachten ligt na in het verschiet met alle sociale,
economische en menselijke problemen die daaraan verbonden zijn.
Dienstensector komt onder druk van de
machine.
De automatisering en mechanisering in de
industriële sector heeft geleid tot een sterk
verlies aan arbeidsplaatsen, daarover kan
geen misverstand bestaan. In 1952 waren
er 1,2 miljoen banen in de Nederlandse
industrie, in 1964 waren dat er 1,4 miljoen
en nu ongeveer 1,05 miljoen. Kortom, er
zijn gedurende de laatste 25 jaar vele hon
derdduizenden banen in de industrie ver
loren gegaan, hoewel de produktie in die
zelfde periode met rond 17,5% toenam.
Kortom, in de industriële sector heeft de
automatisering en mechanisering geleid tot
een grote uitstoot van arbeidskrachten. De
sociale gevolgen hiervan konden aanvan
kelijk makkelijk worden ondervangen. Er had
een verschuiving plaats van arbeidskrachten
van de industriële- naar de dienstensector.
Juist de dienstensector maakte de laatste
tien a vijftien jaar een sterke groei door,
zodat de vraag naar personeel met de jaren
toenam, met als resultaat dat de bevolking
aanvankelijk weinig pijn ondervond van de I
verminderde werkgelegenheid in de indu
striële sector. Bovendien kwam de verschui
ving van arbeidsplaatsen naar de diensten
sector een heleboel mensen goed uit.
Immers, een steeds groter deel van onze
bevolking heeft een voortgezette opleiding
genoten en hoopt later de kost te kunnen
verdienen met een net pak aan. De groeien
de dienstensector voorzag in deze behoefte,
terwijl de industriële sector voor deze
groep aanzienlijk minder emplooi heeft.
Verlies arbeidsplaatsen.
In de naaste toekomst zal echter de
dienstensector het verlies aan arbeidsplaat
sen in de industriële sector niet meer kun
nen compenseren. De internationale eco
nomische recessie is niet aan Nederland
voorbij gegaan en de overheid zal op zijn
uitgaven moeten bezuinigen. Dat heeft reeds
geleid tot een personeelsstop in de over
heidssector, bij banken en verzekerings
maatschappijen lijkt in de omzet een ver
zadigingspunt bereikt, zodat uitbreiding van
het personeelsbestand er niet in zit, nog
afgezien van de tweede automatiseringsgolf,
die in deze sector zal toeslaan. Kortom
so wie so zal de verslechterde economische
situatie al tot een verlies van arbeidsplaat
sen in de dienstensector leiden en daar
komt dan nog de „chipsrevolutie" als ne
gatieve faktor bij.
Tot nog toe werd de werkgelegenheid in
de dienstensector niet serieus door de auto
matisering bedreigd. De rekenmachine werd
daar zelfs als een welkome verbetering
binnengehaald, want ze bespaarde de werk
nemers een stuk vervelend werk. Maar de
toekomstige toepassingen van micro-pro
cessors zullen diep ingrijpen in de werk
situatie van de werknemers in de diensten
sector. Micro-computers zullen niet alleen
het vervelende rekenwerk, maar ook een
stuk creatief denkwerk van de werknemers
overnemen. Machines zullen de boekhouding
gaan doen, machines zullen ook de brieven
gaan tikken, zodat de helft van de typistes
en secretaresses overbodig wordt. Bij de
deels reeds geautomatiseerde banken zullen
ook de loketdiensten goeddeels kunnen ver
dwijnen en worden vervangen door de
machine.
De ironie wil verder dat zelfs technische
beroepen als bijvoorbeeld programmeur door
de nieuwe automatiseringsgolf bedreigd
worden, want voor de „bediening" van de
micro-computer is een programmeursop
leiding helemaal niet nodig. De automati
sering verslindt dus zijn eigen kinderen.
Er vallen klappen.
De „micro-revolutie" zal dus zeker leiden
tot grotere werkloosheid, vooral in de zo
genaamde dienstensector. De kans is alleen
groot dat gedurende de eerste jaren, wan
Premier Van Agts erkenning, dat hij er niet in zal slagen het werkloos
heidspeil in Nederland op korte termijn terug te dringen naar 150.000 werk
zoekenden, heeft in politieke kringen nogal wat beroering gebracht. Bij geen
enkel zakenman zal dit echter tot verbazing hebben geleid. Er zijn nog teveel
faktoren in dit land, die een herstel van de economische groei tegenhouden.
Daartoe behoren het onzekere politieke beleid van ons kabinet en de volks
vertegenwoordiging. Het hoge kostenniveau van onze industrie moet daar ook
bij worden gerekend. Een extra onzeker gegeven daarvoor is het dreigend
tekort aan energie.
Rationalisatieplannen.
Al deze moeilijkheden kan een buiten
staander constateren. Maar ook intern is
het in het bedrijfsleven niet pluis. Daar
heeft men met nam de laatste 5 jaren
teveel geworsteld met verliezen en te lage
winsten. Elke zakenman doet zijn best om
dat zoveel mogelijk te verdoezelen. Dat
gebeurt dan door de reserves van het bedrijf
aan te spreken of om de versterking daarvan
achterwege te laten. Wanneer dat al he
lemaal onmogelijk is, gaat men afschrij
vingen beperken of achterwege laten. Ook
dan blijft er in veel gevallen nog ademnood
over om voldoende financiële armslag te
houden.
Er worden dan rationalisatieplannen over
wogen waardoor er meestal mensen moeten
worden ontslagen. Dan krijgt men de vak
bonden op bezoek en begint de publiciteit
naar buiten. En die is schadelijk voor min
der sterke bedrijven en dan stelt men in
grijpen in de bedrijfsvoering maar uit. De
financiële situatie van de onderneming wordt
dan wat opgefleurd met bankkrediet, waar
mee men zich rentelasten op de hals haalt.
Dit beeld met de voortvretende uithol
lende spiraal naar beneden heeft de finan
ciële kracht van veel ondernemingen flink
aangetast. De verhouding tussen het eigen
en het vreemd vermogen is tot een bedrijfs
economisch onaanvaardbaar niveau gedaald
en dan beginnen ook de banken hun hel
pende hand terug te trekken, want die
zeggen dan plotseling dat ze ook maar
met geld van een ander spelen.
Goedkoper produceren.
Maar de economische slijtage van het
bedrijfsleven gaat door. In elke bedrijfstak
breken nieuwe technieken door, die tot een
goedkoper produkt leiden. De automatise
ring is daarvan het meest sprekende voor
beeld. Daar moeten investeringen voor
worden gedaan. Bij een zware last aan
vreemd vermogen is dat een moeilijke
opgave.
Soms wordt nog een poging gedaan met
een zogenaamde achtergestelde lening de
zaak te redden. In dit soort randsituaties
bevinden zich vele grote bedrijven. En die
hebben dan nog toegang tot de kapitaal
markt Kijken wij echter naar de aandelen
markt van dit ogenblik, dan is de belang
stelling om nog risico dragend kapitaal ter
beschikking te stellen, tot een minimum
gedaald.
En toch ligt in verdere beperking van
de arbeidskracht en modernisering van het
produktieproces voor veel bedrijven de
enige kans tot overleven. Wanneer bewezen
is, dat nieuwe investeringen in het bedrijfs
leven lang niet altijd gepaard kan gaan
met uitbreiding van het aantal arbeids
plaatsen. Eerst in een latere fase van het
herstel, als de winstgevendheid is hersteld,
kan men denken aan verdere expansie. Met
dit probleem zal minister Albeda van So
ciale Zaken nog wel enkele jaren blijven
worstelen om zijn arbeidsmarkt te verster
ken en uit te breiden.
Het hierboven geschetste proces speelt
in grote bedrijven, maar bijna nog versterkt
in het midden- en kleinbedrijf. Ook in die
regionen hebben velen in de achter ons
liggende jaren zoveel mogelijk vreemd ver
mogen aangetrokken omdat de rente daar
van aftrekbaar is voor de fiscus.
Maar als die rentelast te hoog wordt,
drukt zij te zwaar op het bedrijf. Velen
zijn in die valkuil gevallen, omdat men
ér vanuit is gegaan, dat men door de in
flatie wel met in waarde gedaalde guldens
versneld leningen zou kunnen aflossen. Dat
is de eerste misrekening geweest, want de
inflatie is nu sterk vertraagd.
Vervolgens hebben vele zakenmensen ge
dacht, dat de rentelasten wel zouden dalen,
omdat de rente op een lager niveau zou
komen. Ook daarin heeft men zich vergist,
want de rente is op een hoog niveau ge
bleven en vertoont geen neiging tot dalen.
Tenslotte leiden prijsstijgingen van grond
stoffen en aan vervanging toe zijnde outil
lage nog tot een extra vermogensbehoefte
en daar is dus ook niet in voorzien.
Het optimisme in de jaren van opgang
is te groot geweest. Het is nu omgeslagen
in grote voorzichtigheid in verband met
de kans op nieuwe teruggang. Ook al zal
die mogelijk beperkt van omvang zijn.
Investeringen.
Er zal veel aandacht besteed moeten
worden aan het stimuleren van investerin
gen. De Wet op de Investeringsrekening
(WIR) kan voor een aantal bedrijven een
aanzet geven. Voor de grote bedrijven is
er de Nationale Investeringsbank met haar
participatiemogelijkheden. Voor het midden-
en kleinbedrijf zal in overleg met de orga
nisaties naar oplossingen moeten worden
gezocht.
In vormen van samenwerking kunnen mis
schien financieringsmaatschappijen worden
opgericht. De Nederlandsche Middenstands-
bank is ook aan het wikken en wegen om
mogelijk te gaan deelnemen in het eigen
vermogen van middenbedrijven, die finan
ciële adem tekort komen. Er moeten wegen
gevonden worden om hier zoveel mogelijk
begeleiding en adviezen aan ondernemers
te geven.
Of dit advies direct van banken moet
komen, is een open vraag. Velen zijn zeer
terughoudend om banken hun vertrouwen
te geven en niet ten ondechte. Het lijkt
wel zeker, dat de aftrekmogelijkheden voor
het aantrekken van vreemd vermogen moe
ten worden aangevuld met meer financieel-
economische begeleiding. Voor het behoud
van arbeidsplaatsen mag men een sanering
van kleine of grote bedrijven niet afremmen,
omdat dit op langer termijn funeste ge
volgen heeft voor de continuïteit van het
bedrijf.
En tenslotte zou men extra aandacht
kunnen schenken aan de mogelijkheden
voor jonge ondernemers in de emigratie-
landen. Kunnen ook daarvoor geen helpende
financieringsmogelijkheden worden gescha
pen? Want het beginnen Van een bedrijf
in een vreemd land is financieel geen klei
nigheid. Maar er liggen stellig arbeids
plaatsen. ook voor Nederlanders.
Het moge nog eens worden beklemtoond,
dat elke weg naar meer werk in de ver
dere toekomst toch alleen loopt via een
goed rendement van het bedrijfsleven.
Daartoe zal in de eerste plaats aan het
uithollen van bedrijfsvermogens een einde
moeten komen. Dat wordt nog niet vol
doende beseft.
(Nadruk verboden).
Drs. A'. van Mierlo.
WAAR KOMT DIE
UITDRUKKING VANDAAN
„Een wet van Meden en Perzen".
Wanneer men iets een wet van Meden
en Perzen noemt, dan betekent dat, dat
er sprake is van een vaste regel, waarvan
nooit wordt afgeweken. De uitdrukking is
gegrond op de onveranderlijkheid van de
eenmaal uitgevaardigde wetten van de oude
Meden en Perzen.
„In een vloek en een zucht".
In zeer korte tijd. De tijd die men nodig
zou hebben een vloek te uiten en even te
zuchten.
„Onder de roos houden, iemand iets onder
de roos vertellen".
De uitdrukking bedoelt, iets geheim hou
den, iemand iets onder geheimhouding ver
tellen. De roos is het zinnebeeld der stil
zwijgendheid. Harpocrates, de god der stil
zwijgendheid. kreeg van Cupido een roos,
om hem te bewegen de minnarijen van
Venus niet te verklappen. Vroeger prijkte de
roos aan de zoldering van feestzalen, om
de feestvierenden er op te attenderen, dat
zij wat hier in vrolijkheid geschiedde in
stilzwijgendheid moesten begraven.
„Iets in petto houden".
Dat wil zeggen iets tot een geschikter
tijdstip bewaren, achterhouden. De woorden
„in petto" zijn ontleend aan het Italiaans
en betekenen letterlijk „in de borst", zodat
de uitdrukking eigenlijk zegt: iets in de
borst houden. Het kan betekenen, binnen
houden, achterhouden, maar ook een be
paalde brief, een bericht, in de zak op
de borst houden.