Mozaïek Meer 'Tweede wonin gen' in Nederland De lepelbek-eend In een land als Nederland, waar in bepaalde streken (vooral de dichtbe volkte Randstad) nog een nijpende woningnood heerst, wordt tegen het ver schijnsel „Tweede woning" erg sceptisch aangekeken. Een toenemend aantal Nederlanders is gedurende de afgelopen tien jaar de gelukkige bezitter ge worden van een tweede woning. Zijn het alleen de rijken, die zich dit kunnen permitteren? Het is maar wat je onder een „Tweede woning" verstaat. Als ook de eigenaren van kampeer- huisjes en statische caravans onder de noemer „Tweede woning bezitters" ge bracht worden, zouden de lagere inkomenscategorieën ruim vertegenwoordigd zijn. Het verschijnsel „Tweede woning is zeker niet typisch Nederlands. In west- Europa en Amerika loopt het aantal „Tweede woningen" in de miljoenen. Door tweede woning steedse drukte ont vluchten. In het blad „Recreatie" stelde onlangs dr. A. Hessels nog eens in het licht, dat de „Tweede woning" een internationaal verschijnsel is geworden. In Europa spant Frankrijk de kroon, waar al in 1970 1,3 miljoen van dergelijke behuizingen te vinden waren. Zweden telde in hetzelfde jaar trou wens ook al meer dan een half miljoen woningen. De Verenigde Staten en Canada ziin goed voor minstens 3,5 miljoen tweede woningen. In Australië bezaten reeds in 1971 200.000 gezinnen een tweede woning, dat is 5,4% van alle daar wonende gezinnen. Ook in oost-Europa worden kleine optrekjes vaak als tweede woning gebruikt, soms tegen de verordeningen van de overheid in, dus illegaal. Het begrip „Tweede woning" kan je eng of ruim intepreteren. In Australië vallen alleen gebouwde huizen onder dit begrip. In Groot-Brittanië tellen ook de caravans mee. In Frankrijk vallen ook de gemeubi leerde appartementen, die voor lange tijd worden gehuurd, onder de definitie „Tweede woning". Dat men in Nederland nogal tobt over het verschijnsel „Tweede woning" is na- turlijk niet zo verwonderlijk. Zeker in de Randstad Holland heerst nog immer een woningtekort. En moeten jaarlijks miljoenen worden uitgetrokken om verbeteringen aan te brengen in het enorme contingent oude, verwaarloosde woningen. Mensen, die ge troffen worden door de woningnood, zullen geen goed woord over hebben voor het snel toenemende tweede woning-bezit. Het moet echter gezegd worden, dat maar weinig tweede woningbezitters hun tweede huis gekocht hebben in een streek, waar de woningnood erg groot is. Het zegt op zich zelf al voldoende dat in de provincie Zee land een kwart van de tweede woningen is gesitueerd en dat ook de drie noordelijke provincies een groot quantum „Tweede huizen" hebben afgeleverd. Kortom, als de bezitters van tweede wo ningen hun bezit zouden afstoten, zou de woningnood in de dichtbevolkte gebieden daardoor niet of nauwelijks opgelost kunnen worden, omdat de woningzoekenden immers niet bereid zouden zijn zich in Zeeland, Drente of Friesland te vestigen. Trek naar dorp. Op zich lijkt de aanschaf van een tweede woning een zeer luxueuze daad, maar het is maar hoe je het bekijkt. Sommige stads mensen zullen bereid zijn zich flink in de schulden te steken om ergens in de vrije natuur over een twede behuizing te kunnen beschikken, terwijl anderen niets voor zo'n aanschaf voelen, maar hun vrij besteedbare inkomen liever omzetten in duurdere va kanties, duurdere auto, etc. etc. Het hangt er maar van af welke keuze iemand doet. Uiteraard zullen soms ook statusoverwe- gingen meespelen. Het staat om een tweede huis te hebben, maar geldt dit voor andere bezittingen soms niet of vaak zelfs meer? Er moeten dus nog heel andere redenen zijn dat iemand besluit om een tweede woning te kopen. En die redenen zijn niet moeilijk te raden. Juist in het overvolle Nederland ontstaat bij veel mensen een behoefte naar rust. Tweede woningbezitters zijn veelal stedelingen, die tijdens de week ends en vakantiedagen zich in een rustiger omgeving hopen te ontspannen. Hun tweede huis staat dan ook niet in Amsterdam of Rijnmond, maar in een rustig dorp, waar kontakt met de vrije natuur nog tot de mogelijkheden behoort. Het is buiten kijf dat alleen de hogere inkomensgroepen zich de aanschaf van een tweede woning kunnen permitteren, maar het is even onmiskenbaar, dat andere be volkingsgroepen ook veel geld uitgeven om hun vrije tijd in een andere behuizing door te brengen. Dr. Hessels wijst er in het blad „Recreatie" op, dat eigenaars van statische caravans en forensenkampeerhuisjes veelal mensen uit de lagere inkomensgroepen zijn. De wens om naar buiten te trekken en daar tijdelijk te wonen, leeft dus wel de gelijk bij alle sociale categorieën en niet alleen bij enkele druk bezette managers. Planning. Het toenemend tweede woningbezit brengt overigens wel een aantal problemen met zich mee. Zo vestigen tal van tweede woningbezitters zich in leeglopende dorpen, waar zij soms zelfs de overhand krijgen, zodat de autochtone bevolking zich bedreigd voelt en de gemeentebesturen moeten zor gen, dat zij in hun beleid twee zeer uiteen lopende groepen van ingezetenen aan hun trekken laten komen. Vaak hebben de nieuwkomers in een dorp ook een andere (meer steedse) levensstijl, hetgeen spanningen kan oproepen bij de oorspronkelijke bewoners. Anderzijds kan niet worden ontkend, dat tweede woning bezitters ook weer een stukje welvaart in een dorp kunnen brengen. De plaatselijke middenstand profiteert van hen, en aan bepaalde openbare voorzieningen wordt meer zorg en geld besteed, waarvan ook de lokale bewoners profiteren. Wel is een goede planning van het tweede woningbestand een gebiedende eis. Het moet verhinderd worden, dat de tweede woning bezitter zich vestigt aan meren, de zeekust of in het hartje van een natuurgebied, waardoor andere recreanten tot die ge bieden geen toegang meer zouden hebben. (Nadruk verboden). Mr. A. Bronsbergen. Drie vliegende eenden zijn in de polder niets bijzonders. Maar je aandacht wordt getrokken door hun manier van vliegen. De vlucht van het drietal is opvallend grillig. Als zo vaak wordt de oplossing gegeven door de verre kijker die je aanlegt, richt en scherpstelt. De geslepen glazen brengen de eenden zevenmaal dichterbij en dan zie je twee witborstige slobwoerden achter een slobeend aanzitten. Als de vechtende woerden en het achtervolgde eendje over je heen vliegen, tonen ze duidelijk hun grote spatelvormige snavels. ÉÉN DER OUDSTE VORMEN VAN BEELDENDE KUNST Velen zullen wel eens vol bewondering gestaan hebben voor een vloer- of wandversiering uitgevoerd in mozaïek, terwijl zij zich verbaasd afvroegen hoe een kunstenaar dit geschapen had. Inderdaad mogen wij mozaïek rekenen tot de ware beeldende kunst. De manier waarop kunstenaars kans zien een prachtige voorstelling te geven, uit gevoerd in ontelbare stenen en steentjes van diverse kleuren, grenst soms aan het ongelooflijke en wij kunnen hiervoor niets dan grote bewondering hebben. Een bontgekleurd buitenbeentje. Wie voor het eerst een slobeend ziet, zou kunnen denken dat het een ontsnapt exemplaar uit een vogelpark is. Want hoe mooi onze Nederlandse vogels ook zijn, kleurig zijn ze over het algemeen niet. Voor echte bonte kleurenpracht moet je meer naar de tropen. Wat zijn kleuren be treft is het mannetje van de slobeend, de slobwoerd, een buitenbeentje. Het kleurrijke verenpak bestaat uit een glanzend groene kop, daaronder een smet teloos witte boord en een kastanjebruin vestje, de flanken van de vogel. De staart is zwart-wit. Lichtblauw zijn de spiegels op de vleugels en dat hemelsblauw van de voorvleugels is in de vlucht erg goed te zien. Ook het wijfje heeft die lichtblauwe spiegels, maar dat is dan ook het enige wat ze aan kleurenpracht te bieden heeft. Moeder Slobeend draagt hetzelfde kleed als haar nicht de wilde eend. Alleen de kolossale snavel die ze haar hele leven mee moet slepen onderscheidt haar van het wilde eendewijfje. Het is de lange platte snavel, die een slobeend het typische vliegbeeld geeft. Door de lengte van de sneb lijkt het alsof de vleugels ver naar achteren zijn geplaatst. Aan de grote snavel heeft de slobeend zijn bijnaam lepelbekeend te danken. En trouwens ook de officiële naam waarmee hij in vogelgidsen te boek staat. Met de lepelbek zeeft de slobeend dierlijk en plant aardig voedsel uit het wateroppervlak. In- sekten en slakken, zaden en knoppen van waterplanten „slobbert" frij zo uit de sloot. Hoewel de slobeend tot de grondeleenden gerekend wordt, zie je hem zelden gron- delen. De acht centimeter grotere wilde eend zien we wel vaak kopje duikelend in het water staan om voedsel van de bodem op te pikken. Als de slobeend al grondelt, doet hij dat om door het op- wervelen van modder voedsel naar de op pervlakte te krijgen. De wilde woerdenbende. Bij de wilde eend zien we de laatste jaren steeds vaker, dat de woerden zich in de broedtijd onsympathiek gedragen. Woerden die hun wijfjes aan acht, tien bevruchte eieren geholpen hebben, schuimen met elkaar de omgeving af, terwijl hun vrouwtjes zitten te broeden. De woerden bende is op zoek naar wijfjes die nog niet op eieren zitten. Wee het vrouwtje, dat gevonden wordt! De woerden achtervolgen haar vurig en vasthoudend tot ze neerstrijkt. Dan proberen ze met haar te paren. Dat wilde „spel" duurt vaak zo lang, dat menig vrouwtje erbij verdrinkt. Er wordt wel beweerd, dat dit verschijn sel te maken heeft met het feit, dat de wilde eend steeds meer een cultuurvogel wordt. Hoe het ook zij, bij de slobeenden die als echte schuwe poldervogels mense lijke bebouwing, parkvijvers en singels mij den zien we dit beestachtig gedrag ge lukkig niet. Als de lepelbekken in maart, april in de laaggelegen weilanden van pol ders, kwekers en uiterwaarden verschijnen, zien we ook wel dat enkele woerden één vrouwtje achtervolgen, maar dat ligt heel anders. Bij de slobbers is het gezonde rivaliteit om een partner te vinden voor de broedtijd. Al 40 eeuwen voor Christus werden mozaïeken gewrocht. Het mozaïek is één van de oudst be kende kunstvormen. Reeds de oude Egyp- tenaren verstonden deze kunst tot in een hoge graad en vele vloermozaïeken, die wij bij hen aantreffen, zijn van uitzonderlijke schoonheid en getuigen van een knap kun stenaarschap. Bijvoorbeeld in de oude stad El Amarna werden in de opgegraven ruïnes van oude paleizen mozaïeken gevonden met diervoorstellingen in zulke schone kleuren, dat deskundigen versteld stonden over de prestaties die deze Egyptische beeldende kunstenaars hadden geleverd. Reeds om streeks 4000 jaar vóór Christus blijkt deze kunst beoefend te zijn, gezien de vondsten die men heeft gedaan. Het bleek geen typisch Egyptische kunst te zijn, want ook bij de oude Perzen en Grieken werd de mozaïekkunst beoefend en dit heeft tot resultaat gehad, dat vele prachtige mozaïeken voor ons bewaard zijn gebleven. Door de wijze waarop een mo zaïek wordt vervaardigd, is het minder ver gankelijk dan vele andere kunstwerken. Als een legpuzzel. De kunstenaar bouwt een bepaalde voor stelling op, door het aan en tegen elkaar voegen van stukjes steen in de gewenste De gewone wilde woerden hebben al een huwelijk achter de rug en zijn gewoon belust op een avontuurtje zonder verplichtingen. Tijdens hun achtervolgingsvluchten roepen de witborstige slobeenden een diep „kwuk- kwuk" naar het begeerde vrouwtje, waar ze serieuze bedoelingen mee hebben. Voorbeeldige vader. Weken later dan de gewone wilde eenden begint het slobeendje haar tien groene eieren te bebroeden. Het nest ligt vrijwel altijd in het weiland en daarom wordt de slob- vorm en van de gewenste kleuren. Populair gezegd maakt hij een grote legpuzzel, waarbij de steentjes door vorm en kleur een beeld vormen. Dergelijke mozaïeken kunnen geweldige afmetingen krijgen en uitgroeien tot enorme stenen schilderijen, waar de beschouwer wordt gefascineerd door de schitterende kleuren en vormen die de kunstenaar in ziin werk heeft weten te leggen; een werk dat zeer moeilijk genoemd mag worden en dat ontzettend veel geduld eist. Daarom kunnen wij werkelijk schitterende schep pingen niet hogelijk genoeg waarderen. Oorspronkelijk ontstond het mozaïekwerk door de behoefte de vloer, die bedekt werd met stenen, aantrekkelijker te maken door invoeging van stenen van een andere kleur. Allengs kwam men nu tot de ontdekking dat op deze wijze bepaalde figuren waren te leggen. De techniek werd verder uitge breid en men ging over tot het werken in meer kleuren en met kleine kleurnuances, waardoor het mogelijk was vloeiende over gangen te krijgen, waardoor het beeld aan aantrekkelijkheid won. Zo ontstond lang zamerhand de mozaïekkunst. Ook in ateliers. Het bleef echter niet bij de vloeren. Ook wanden werden met stenen belegd. Zo ont- eend tegenwoordig wel tot de watervogels gerekend. Hoewel de meeste vogelgidsen de slobbers nog vrij talrijk, „vrij algemeen" noemen, lijkt het erop, dat de aantallen in ons land broedende slobeenden de laatste jaren teruglopen. De achteruitgang is nog niet zo alarmerend als die van de zeldzaam geworden zomertaling, maar er is alle reden de vinger aan de pols te houden. Broed- vogeltellingen zullen zekerheid moeten brengen. Gedurende de broedtijd houdt de slob woerd trouw de wacht in de buurt van het vrouwtje. Na het uitkomen j/an de eieren houdt vader slobber het vTrder meestal voor gezien. Maar verschillende keren zagen we slobwoerden ook dagenlang met vrouw en kroost optrekken. Dat zal je een wilde woerd bijna nooit zien doen. Al met al komt de kleurige slobwoerd er als echtgenoot en vader dus goed af. Het is een leuk gezicht de kleine lepel bekjes achter hun moeder door kroos en flap te zien zeulen. Hoe klein ze ook zijn, hun naar verhouding te grote snavels ste ken fier vooruit. De toekijkende polder wandelaar hoopt dat de kuikens in het groene waterland nog jarenlang hun kostje bij elkaar zullen lepelen. In elke rijk begroeide sloot vinden de slobeenden een tafeltje-dek-je. En gelukkig voor de lepelbekken mag er aan deze ge dekte tafel geslurpt en geslobberd worden. (Nadruk verboden). Illustratie: Klaas van den Berg. Tekst: John van Gemeren. stond het wandmozaïek. Dit begon op een schilderij te lijken en het gevolg was, dat de kunstenaar het in zijn atelier ging ver vaardigen en niet op de plaats waar het diende te komen. De mozaïekkunst is oud en heeft een ontwikkelingsgang van dui zenden en duizenden jaren doorlopen. Zij mag daarom één der oudste vormen van de beeldende kunst genoemd worden en we dienen reeds daarom met eerbied tegen haar op te zien. Geruime tijd beleefde de mozaïekkunst een periode waarin zij weinig werd be oefend, hetgeen wij zeer mogen betreuren. Hier is echter verandering in gekomen. Steeds meer kunstenaars voelen zich tegen woordig tot deze vorm van beeldende kunst aangetrokken en zijn tot de beoefening er van overgegaan. Ook het publiek begint er meer belangstelling voor te krijgen, waardoor zich nieuwe mogelijkheden ope nen in onze commerciële eeuw. Een oude, bijna vergeten kunstvorm, het mozaïek herleeft en gaat weer een nieuwe toekomst tegemoet als wand- en interieur versiering. Ook onze huidige kunstenaars kunnen prachtige mozaïekwerken vervaar digen, die een aanwinst voor onze cultuur zijn. (Nadruk verboden). MEDEDELING VAN DE POLITIE De Rijkspolitie van de groep Kortgene maakt de gebruikers/eigenaren van gronden op Noord-Beveland attent op het bestaan van de Distelverordening in de provincie Zeeland. Artikel 1 van die Verordening luidt als volgt: „De gebruiker of, bij ge breke van deze, de eigenaar van gronden is verplicht deze te zuiveren van de distel soorten, akkerdistel (cirsium arvense) en de akkermelkdistel (sonchus arvensis) voor dat deze tot bloei komen." Verzocht wordt uw gronden tijdig te zuiveren van distels. Op de naleving van deze verplichting zal door de politie wor den gecontroleerd. BRANDWEEREXAMEN Voor het examen hoofdbrandwacht zijn de volgende heren geslaagd: Leen Dees en Anton de Haze te Wissenkerke. ZEEHENGELWEDSTRIJD Op donderdag 24 mei 1979 (Hemelvaarts dag) was er door de Noord-Bevelandse hengelsportvereniging een hengelwedstrijd vastgesteld, waaraan door elke hengelsport liefhebber kon worden deelgenomen, onge acht of hij lid was van een andere hengel sportvereniging. Dé opkomst viel bij het bestuur wel iets tegen. Meestal is het aantal deelnemers niet ver van de honderd verwijderd, doch nu kwamen wij niet verder dan 68 deel nemers. Wanneer men er echter rekening mee wil houden, dat er op die dag meestal overal wat te doen is, dan is het nog een respectabel aantal wat kwam opdagen. Het weer was vrij goed, al dreigden er de hele middag enkele regenbuien. Slechts het laatste uur van de wedstrijd was het niet meer zo prettig door een overdrijvende onweersbui. Door het niet meenemen van een regenpak kwamen enkele deelnemers er bekaaid af, want zij hielden er een flink nat pak aan over. De vangsten waren die middag redelijk goed. Na afloop bleek dat er 179 boven- en 146 ondermaatse vissen gevangen waren. Zij leverden 33.110 wedstrijdpunten op. Er was ruim 23 kg bovenmaatse vis gevangen. Toch waren er ditmaal nog 3 pechvogels, die niets gevangen hadden. Voor de 16 mooie prijzen kwamen in aanmerking: 1. P. J. v. d. Moere, Kamperland 1725 pnt. 2. W. Zwemer, Kamperland 1525 pnt. 3. J. Provoost, Colijnsplaat 1410 pnt. 4. J. Huige, Colijnsplaat 1255 pnt. 5. J. Bouterse, Colijnsplaat 1210 pnt. 6. M. de Regt, Kamperland 1165 pnt. 7. C. Wisse, Biezelinge 1140 pnt. 8. G. Knipschaar, Duisburg (D) 1115 pnt. 9. T. Colle, Melisant 1070 pnt. 10. Ph. Leendertse, Kamperland 965 pnt. 11. Mej. Colle, Melisant 930 pnt. 12. A. v. d. Kreeke, Wissenkerke 870 pnt. 13. A. J. de Waard. Goes 835 pnt. 14. J. Kornet, Colijnsplaat 810 pnt. 15. L. J. Brouwer, Colijnsplaat 760 pnt. 16. B. Stage, Middelburg 745 pnt. Voorzitter Biondina uit Kamperland noem de de vangsten redelijk en kon alvorens de prijzen uit te reiken aan 16 liefhebbers een kleine hoeveelheid vis uitreiken, wat bijzonder op prijs werd gesteld.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1979 | | pagina 2