Openluchtrecreatie
in Nederland
Onderwijsachter
stand meisjes
Opening VVV-kantoor
te Wissenkerke
Drink jij
Vrijdagavond 30 maart j.l. vond de of
ficiële opening plaats van het nieuwe VW-
kantoor te Wissenkerke. Daartoe waren een
groot aantal genodigden en belangstellenden
samengekomen in hotel „De Kroon", waar
voorzitter W. Goossen met de volgende
korte speech allen welkom heette:
Dames en Heren,
Het is mij een genoegen u namens de
Streek Vereniging Noord-Beveland welkom
te heten. Een bijzonder woord van welkom
tot de voorzitter van de Provinciale VW
Zeeland, de heer Bruin, die ons het plezier
zal verschaffen straks ons. nieuwe kantoor
te openen.
De Vereniging voor Vreemdelingenverkeer
Noord-Beveland werd opgericht op 13 dec.
1955. Enkele oprichters uit die tijd zijn in
ons midden. Hulde aan deze werkers van
het eerste uur. Misschien is er volgend
jaar, bij het 25-jarig bestaan van de vere
niging, sinds 1973 Streek VW Noord-Beve
land, gelegenheid op een en ander terug
te komen.
Bij een VW behoort huisvesting voor
informatie en administratie. Het eerste
steunpunt was in Wissenkerke. In 1964
volgde een verhuizing naar Kortgene. Het
ging in het begin vrij primitief. Men moest
zoeken naar iemand die ruimte had en
voor een appel en een ei wilde werken.
Nadat mevr. Jansen in 1975 haar werk
zaamheden wilde beperken tot uitsluitend
sekretariaatswerk, moest gezocht worden
naar een geschikte persoon, die over de
nodige ruimte kon beschikken om mensen
te ontvangen en de informatie te verzorgen.
Het kantoor werd verplaatst naar de Kaai-
straat. Dit heeft niet lang geduurd en met
spoed moest worden gezocht naar een
nieuwe ruimte en een nieuwe informatrice.
Het zoeken naar ruimte werd beloond door
de bereidheid van de familie Swenne, die
een gedeelte van haar woning tijdelijk wilde
afstaan. Een full-time informatrice werd
aangesteld.
In 1978 kwam de mededeling van de
Middenstandsvereniging Wissenkerke, dat in
de kern Wissenkerke een woning beschik
baar was, die zeer geschikt zou zijn voor
het inrichten van een VW-kantoor. Boven
dien was deze vereniging bereid de ver
bouwkosten voor haar rekening te nemen.
Het Dagelijks Bestuur meende dit aanbod
niet te kunnen weigeren en het Algemeen
Bestuur gaf zijn goedkeuring aan de ver
plaatsing van het kantoor naar Wissenkerke.
En nu is het dan zover, dat we ons nieuwe
kantoor kunnen gaan gebruiken.
Een woord van dank is op zijn plaats
aan diegenen, die belangeloos in hun vrije
tijd hard hebben gewerkt aan de verbouwing
om voor het seizoen 1979 gereed te zijn.
Niets is deze mensen te veel geweest. Ook
dank aan het gemeentebestuur van Wis
senkerke, die bereid was ongeveer 4.200,—
subsidie te verlenen aan de Middenstands
vereniging voor de uitvoering van de ver
bouwing.
Dames en heren, de gehele geschiedenis
is de meesten uwer bekend en dus genoeg
hierover.
Om de opening wat luister bij te zetten
is voor de lagere scholen een wedstrijd
uitgeschreven. Een werkstuk moest worden
gemaakt over de recreatie op Noord-Beve
land. De werkstukken zijn beoordeeld door
een jury bestaande uit mevr. Mazure-Mantz,
kunstgaleriehoudster, mevr. De Jonge - van
Geest, tekenlerares en dhr. De Haan, teken
leraar, die wij bij deze hiervoor hartelijk
danken. Ook onze dank aan de hoofden
van de scholen voor hun medewerking. De
resultaten zullen straks na het officiële ge
deelte bekend worden gemaakt.
De prijzen voor de wedstrijd zijn be
schikbaar gesteld door de op Noord-Beve
land gevestigde banken. Hartelijk dank
hiervoor.
Met pittige marsmuziek van „Apollo" gin
gen hierna de aanwezigen naar het nieuwe
kantoor, waar de voorzitter van de Pro
vinciale Zeeuwse VW, mr. H. Bruin met
de door mej. De Looff (informatrice) aan
geboden sleutel, de deur ontsloot.
In het toch al fleurige en gezellige kan
toor waren een groot aantal van de ruim
300 tekeningen opgehangen, die ;door de
schooljeugd vervaardigd waren onder het
motto „Recreatie".
Terug in hotel „De Kroon schetste de
heer Bruin de handel en wandel van de
WV in het algemeen, het ontstaan van de
Algemene Nederlandse Vereniging van VW's
en de daaruit weer ontstane regionale VW's
Toch, aldus de heer Bruin, is ook voor
de plaatselijke VVV nog een zeer belangrijke
taak weggelegd. In het kader van schaal
vergroting moeten ze blijven bestaan. Niet
in het minst ook voor de eigen bevolking,
waar deze weer informatie kan verkrijgen
over andere delen en plaatsen van het land.
Met een kort dankwoord sloot hierna
de heer Goossen het officiële gedeelte en
wij laten hieronder de prijswinnaars van
de tekenwedstrijd volgen:
Eerste prijs:
Petra Meulenberg, Kortgene: Thoke de
Kater, Wissenkerke: Danny Siepman, Co-
lijnsplaat; Jeanet Hoveijn, Wissenkerke: José
de Smit, Wissenkerke: Gerard de Regt, Co-
lijnsplaat; Karei Burger, Kamperland:
Edward-Jan Flipse, Wissenkerke en Conny
v. d. Linde, Kortgene.
Tweede prijs:
René Imanse. Wissenkerke; José Klompe,
Kamperland: Jaqueline Cabooter, Wissen
kerke: Tanja Dohmen, Kortgene; Roger,
Kortgene; René de Waal, Kamperlalnd;
Marianne de Looff, Wissenkerke; Petra v. d.
Linde, Kortgene; Hendrik Boot, Kortgene;
en Christian v. d. Berge, Wissenkerke.
Derde prijs:
Lisette Sinke. Colijnsplaat; Suzette Koster,
Colijnsplaat; Jan-Willem Klop, Kortgene;
Marian de Kam, Kamperland en Anita
Breure, Wissenkerke.
Vierde prijs:
Elise Kramer, Colijnsplaat en Ymke van
Zwol, Kortgene.
RUIGE NATUUR MEER IN TREK DAN FRAAI
AANGELEGDE PARKEN
De tijd voor openluchtrecreatie is weer aangebroken en als het weer de ko
mende maanden een beetje meezit, zullen miljoenen Nederlanders gedurende de
weekends de stranden en bossen bezoeken of anderszins van de zon en frisse
lucht genieten. Wat willen de Nederlandse recreanten? Aan welke vormen van
recreatie geven zij de voorkeur. Minnen zij de stilte of juist de drukte? Willen
zij wandelend of fietsend van de natuur genieten, of prefereren zij toch de
auto?
Deze en andere vragen kwamen aan de orde in een door het ministerie van
CRM opgedragen onderzoek van het Instituut voor Toegepaste Sociologie te
Nijmegen. Een onderzoek dat gebaseerd was op een representatieve steekproef
onder de Nederlandse bevolking van 15-64 jaar.
Eén van de conclusies uit dit onderzoek is, dat een groot deel van de be
volking houdt van de ruige natuur en die verkiest boven fraai aangelegde par
ken en dergelijke en dat de meerderheid een natuurlijke omgeving verkiest
boven zogenaamde recreatieprojekten, ook al vindt men daar meer speciale
voorzieningen.
tirote voorkeur voor rust en stilte.
Uit het Nijmeegse onderzoek, dat vorig
jaar werd gepubliceerd, is duidelijk gebleken
dat een groot deel van de recreanten snakt
naar rust. Bijna 9% van de bevolking heeft
zo'n behoefte aan rust en stilte om zich
heen, dat men zelfs de aanwezigheid van
enkele mensen al storend vindt. Liefst 62%
van de bevolking heeft eveneens een sterke
behoefte aan rust en stilte, maar tolereert
wel wat mensen in de naaste omgeving,
zij het vooral niet teveel. Negentien procent
vindt drukte wel gezellig, maar het moet
niet al te gek worden, terwijl bijna 10%
veel mensen in de (recreatie)-omgeving
tolereert of zelfs behoefte aan drukte heeft.
Globaal genomen is dus 2/3 deel van de
bevolking geporteerd voor recreatie in een
rustige omgeving, terwijl ongeveer 1/3 drukte
bij het recreëren juist gezellig vindt.
Nederlanders zijn wel degelijk natuur
liefhebbers, die houden van bossen, heide,
meren en duinen. Blijkens de enquête van
het Instituut voor toegepaste Sociologie
is de betekenis van de natuurlijke omgeving
bij het recreëren voor 2/3 deel van de on
dervraagden groot. Voor slechts 14% vormt
de natuurlijke omgeving een factor van
beperkt belang.
Liefst 68% van de bevolking prefereert
een wat ruig natuurgebied boven een mooi
gedeelte waar alles meer aangelegd en on
derhouden is. Dit laatste wordt maar door
14% geprefereerd, terwijl 15% het niets kan
schelen. Uit deze cijfers blijkt dus ten over
vloede. dat een parkachtige inrichting van
natuurgebieden meer mensen zal afstoten
dan zal aantrekken. De echte natuur, zon
der kunstmatige toestanden, heeft de voor
keur. Ook heeft de gemiddelde Nederlandse
recreant niet zo'n sterke behoefte aan een
uitgebreid voorzieningenpakket. Liefst 42%
van de bevolking heeft een voorkeur voor
het recreëren ergens in de natuur waar
geen speciale voorzieningen voor recreanten
zijn getroffen.
Ook is de Nederlandse recreant niet erg
dol op gemarkeerde routes in de natuur.
Ruim 60% van de natuurbezoekers wil lie
ver zelf zijn richting zoeken, slechts 14%
volgt gaarne een aangegeven route; de rest
kan het weinig schelen.
Wandelen en fietsen.
Een opvallend groot deel van de Neder
landers prefereert het wandelen in de na
tuur boven alle andere vormen van voort
bewegen. Liefst 86% gaf te kennen aan
het wandelen de voorkeur te geven. Op de
tweede plaats komt het fietsen (69%), pas
op de derde plaats de auto (51%).
Opvallend is ook dat 51% van de onder
vraagden een voorkeur aan de dag legt
voor zogenaamde extensieve recreatie, dat
wil zeggen die vormen van openluchtre
creatie prefereert, waarbij men vooral het
landschap of bepaalde aspecten daarvan
sterk beleeft, waarbij betrekkelijk weinig
mensen aanwezig zijn en waar weinig of
geen recreatieve voorzieningen zijn.
Slechts 12% prefereert de zogenaamde
intensieve recreatie, waarbij gebruik ge
maakt wordt van een sterk geconcentreerd
voorzieningenpakket of één grote voorzie
ning (bijvoorbeeld een zwembad), en waarbij
het omringende landschap van minder be
lang is en waar relatief veel mensen aan
wezig zijn. Ongeveer 16% neemt een tus
senpositie in, dat wil zeggen wil wel van
de natuur genieten, maar wil tegelijkertijd
gebruik maken van een beperkt voorzie
ningenpakket.
Bossen in trek.
Uit het Nijmeegse onderzoek is ook ge
bleken, dat er nauwelijks verschil in voor
keur bestaat tussen uiteenlopende bevol
kingsgroepen waar het vormen van open
luchtrecreatie betreft.
Wel is er een verschil tussen ouderen
en jongeren. Jongeren blijken vaker een
voorkeur te hebben voor vormen van open
luchtrecreatie waarbij gebruik wordt ge
maakt van een geconcentreerd voorzienin
genpakket en waar relatief veel mensen
aanwezig zijn, terwijl ouderen rust en stilte
boven alles prefereren.
Ook toonde het onderzoek aan, dat de
meeste Nederlanders aan de bosrecreatie
hoge waarde toekennen. Bijna 2/3 van de
bevolking gaat min of meer regelmatig
naar de bossen en prefereert de bosrecreatie
boven alle andere vormen van openlucht
recreatie. Maar uiteraard scoren ook de
stranden en bijvoorbeeld de polderland
schappen opvallend hoog bij de recreërende
Nederlanders.
In ieder geval heeft dit belangwekkende
onderzoek nog eens aangetoond dat het
recreatiebeleid in Nederland niet in de eerste
plaats moet worden afgestemd op intensief
gebruikte recreatieprojekten met een hoog
voorzieningenniveau (ook al moeten die er
ook zijn), maar vooral op het zoveel mo
gelijk instandhouden van de natuurlijke
omgeving van een gebied, waar de even
tueel noodzakelijke voorzieningen een niet-
kunstmatig karakter dienen te krijgen, zo
dat zij zo „ongemerkt" mogelijk kunnen
worden ingepast in natuur en landschap.
(Nadruk verboden).
DAARDOOR SLECHTERE BEROEPSKANSEN
De laatste jaren is hier en daar wel eens de suggestie gewekt dat meisjes
thans in even aanzienlijke mate als jongens deelnemen aan allerlei soorten
van voortgezet onderwijs en dat dus de onderwijskansen van vrouwen nau
welijks minder zijn dan die van de manlijke bevolking. In een uitgave van Uit
leg Magazine (uitgaven van het ministerie van onderwijs) wordt echter met
sprekende cijfers aangetoond dat er nog steeds grote verschillen bestaan tus
sen de onderwijsdeelname van jongens en meisjes, zowel getalsmatig als
kwalitatief.
Blijkens uit 1976 stammende gegevens ontving 30,2% van de manlijke be
volking een of andere vorm van onderwijs tegen 25,6van de meisjes. Min
stens zo belangrijk is dat meisjes vaak op een lager niveau dan jongens deel
nemen aan het onderwijs en daardoor later ook minder kansen hebben op
de arbeidsmarkt.
Bij meeste studierichtingen domineren
mannen sterk.
Om te beginnen is het een duidelijke
zaak; dat veel meer mannen dan vrouwen
een wetenschappelijke opleiding aan de
universiteit beginnen en/of voltooien. Per
1 december 1977 waren bij het wetenschap
pelijk onderwijs 96.457 mannen ingeschre
ven en 36.472 vrouwen. In bijna alle studie
richtingen zijn de mannen dan ook in de
meerderheid.
Vooral bij wiskunde en natuurweten
schappen alsook bij de technische weten
schappen zijn opvallend weinig vrouwen in
geschreven, te weten 3.420 tegenover 32.256
mannen. Ook bij de medische opleiding
domineren de mannen zeer sterk (9.617
tegenover 3.835 vrouwen) en van de 2.650
toekomstige tandartsen behoren maar ruim
400 tot het vrouwelijk geslacht.
Wel zijn de vrouwen zeer sterk vertegen
woordigd in studierichtingen als pedagogie,
Frans, Engels, klassieke talen en kunst
geschiedenis. Daaruit blijkt ten overvloede
dat ook op de universiteit de vrouwen in
hoofdzaak „vrouwelijke" studierichtingen
kiezen, hoewel er geen enkel wetenschappe
lijk bewijs bestaat dat vrouwen bijvoorbeeld
minder geschikt zouden zijn om wiskunde,
natuurkunde of techniek te gaan studeren.
Een sprekend cijfer over het aantal afge
studeerden aan een Nederlandse universiteit:
in 1976 waren dat 8.240 mannen tegenover
slechts 1.893 vrouwen.
Maar ook in andere regionen blijkt, dat
meisjes minder vaak verder studeren of
hun studie eerder vroegtijdig beëindigen
dan jongens. De grote kloof in deelname
aan onderwijs tussen jongens en meisjes
zien we heel duidelijk in de groep 16-18-
jarigen, waar tweemaal zoveel meisjes als
jongens geen enkele vorm van onderwijs
genieten. Dat dit ernstige consequenties
heeft voor hun latere kansen op de arbeids
markt, behoeft geen nader betoog.
Andere achterstanden.
Er zijn nog andere faktoren, die de ach
terstand van meisjes in de hand werken.
Od de AVO, HAVO, Atheneum en Gymna
sium kiezen meisjes eerder voor talen, jon
gens voor wis- en natuurkunde. Dat heeft
consequenties voor de vervolgstudie. Wie
geen wiskunde in zijn eindexamenpakket
heeft, sluit zich voor een groot aantal aca
demische studies uit.
Hoewel ongeveer evenveel meisjes als
jongens na de zesde klas doorgaan na het
algemeen vormend onderwijs en het voor
bereidend wetenschappelijk onderwijs, blijkt
uit de in Uitleg Magazine gepubliceerde
cijfers, dat meisjes vaak naar de laagste
schooltypen (MAVO) gaan, terwijl bij het
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
de jongens in de meerderheid zijn.
In 1976 behaalden bijna 14.000 jongens
een gymnasium- of atheneumdiploma tegen
over 9.600 meisjes. Bij het hoger beroeps
onderwijs (HBO) domineren de manlijke
studenten ook sterk, te weten 70.000 tegen
over 46.000.
In het middelbaar en lager beroepson
derwijs treffen we de meeste meisjes aan
in het huishoud- en nijverheidsonderwijs,
kortom in sectoren, die de minste beroeps
kansen bieden. Slechts 4% van alle lager
beroepsonderwijs meisjes kiest de „techni
sche" kant, tegenover 80% van de LBO-
jongens. Toch biedt de technische richting
betere beroepskansen dan de huishoud- en
nijverheidsrichting.
Geijkt rolpatroon.
Het is duidelijk, dat de geringere school
opleiding van vrouwen en de daarmee ver
band houdende slechtere kansen op de ar
beidsmarkt te maken hebben met de gelijke
rolpatronen tussen man en vrouw in onze
samenleving. Hoewel het vaststaat, dat
meisjes geen „andere" capaciteiten hebben
dan jongens en in principe dezelfde oplei
dingen zouden kunnen volgen, worden ze
toch een heel andere kant opgedrukt, en
helaas nogal eens die kant waar de kans
arme groepen zitten.
Al in hun vroege jeugd krijgen meisjes
te horen dat voor hen trouwen het belang
rijkste is en dat het vinden van een goede
baan in de eerste plaats van belang is
voor de jongens. Vele ouders denken ook
in dat patroon en zijn er medeverantwoor
delijk voor hoe goed ze het misschien
ook bedoelen dat hun dochter niet de
opleiding krijgt die ze qua capaciteiten zou
aankunnen en dus later ook niet de baan
krijgt, die daarmee in overeenstemming is.
Trouwens, ook zij die later huisvrouw wor
den, zouden gebaat zijn met meer opleiding.
Het is toch een treurige zaak, dat ruim
80% van de niet-werkende vrouwen in Ne
derland tussen de 15 en 65 jaar niet meer
heeft dan lager onderwijs.
Het is duidelijk dat alleen een grondige
mentaliteitsverandering dit rollenpatroon
kan doorbreken, zodat ook meisjes optimale
opleidingskansen krijgen. Daartoe zal een
minder eenzijdige beroepsvoorlichting nodig
zijn, en vooral beïnvloeding van ouders,
leerkrachten en anderen die met de op
voeding te maken hebben.
We zijn het helemaal eens met staats
secretaris mevrouw Kraayeveld, die in Uitleg
Magazine de „opvoeders" opwekt om de
meisjes te leren hun keuzes bewuster te
bepalen en zich voor te bereiden op een
toekomst, waarin ze voor zichzelf moeten
zorgen.
(Nadruk verboden).
Mr. A. Bronsbergen.
Van het Bedrijfschap Horeca.