Geef bloed - Geef leven Leerplicht tot achttien jaar Het uitsterven der dinosauriërs? Binnenkort zal het Rode Kruis in onze gemeente een bloedafname-avond organi seren, waarbij het een dringend beroep doet op iedereen om zich hiervoor op te geven. Iedere gezonde volwassene tussen 18 en 65 jaar, die niet als „vaste" donor bij een bloedtransfusiedienst of bloedbank is inge schreven en die in het afgelopen jaar geen geelzucht, een andere ernstige ziekte, een operatie of een bevalling heeft doorgemaakt en niet onder regelmatige behandeling van een arts is, kan zonder bezwaar wat bloed afstaan (nog geen halve liter). De normale hoeveelheid bloed van een volwassene is ongeveer 5 liter en de afgestane hoeveelheid wordt binnen enkele weken weer in het lichaam aangemaakt. Menselijk bloed bestaat uit rode en witte bloedcellen, bloedplaatjes en plasma, elk met een eigen functie en van groot belang voor de moderne geneeskunde. Het toe dienen van bloed aan patiënten kwam na de ontdekking van de bloedgroepen in 1900 door Karl Landsteiner meer en meer in gebruik. Na de tweede wereldoorlog heeft de bloedtransfusie, mede dankzij ingrijpende verbeteringen van de techniek van het af nemen, bewaren en toedienen van bloed een ware vlucht genomen; in ons land worden jaarlijks meer dan 350.000 trans fusies verricht. Behalve deze transfusie met vol bloed, is het door de nog steeds toenemende kennis over de eigenschappen van bloed tegenwoordig mogelijk de verschillende ei witten en cellen uit het bloed te isoleren en elke substantie afzonderlijk toe te die nen aan de patient, die juist die speciale substantie nodig heeft. Hieronder volgen enkele van de be langrijkste toepassingen van bloed en daar uit bereide bloedsubstanties. „Vol bloed". Dankzij bloedtransfusies en dus dankzij de vrijwillige donors is het tegenwoordig mogelijk vele grote operaties uit te voeren, zoals maag-, long-, hart- en vaatoperaties. Zonder bloedtransfusies zouden deze ope raties nooit kunnen worden verricht. Plasma-eiwitoplossing. Dit wordt veel toegediend aan patiënten, indien directe hulp nodig is, bijv. bij shock door groot bloedverlies en er geen vol bloed aanwezig is (rampen, ongevallen, etc). Deze plasma-oplossing kan direct worden toegediend zonder dat eerst de bloedgroep behoeft te worden bepaald. Ook bij ern stige verbrandingen en bij ziekten met eiwittekorten (lever- en nierziekten) waarbij de patiënten geen rode of witte cellen nodig hebben, wordt dit veel gebruikt. Cryoprecipitaat. Deze opmerkelijke substantie uit bloed wordt verkregen uit vers bloedplasma; het bevat een concentratie van een bepaalde stollingsfactor, waaraan patiënten lijdende aan de z.g. bloederziekte (haemofilie) een tekort hebben. Door toediening van grote hoeveelheden van dit cryoprecipitaat kun nen bloedingen tot staan worden gebracht en kunnen deze patiënten zelfs grote ope raties ondergaan, hetgeen vroeger onmo gelijk was. Nadat het cryoprecipitaat uit het plasma is geïsoleerd in elke halve liter bloed is slechts een zeer kleine hoe veelheid cryoprecipitaat aanwezig wordt het overige bloed weer voor andere trans fusiedoeleinden gebruikt. Dankzij dit pre paraat kunnen haemofiliepatienten een meer normaal leven leiden dan vroeger. Immunoglobulinen. Ook dit eiwit wordt uit het plasma geïsoleerd. Het bevat antistoffen tegen de meeste in ons land voorkomende infectie ziekten, zoals mazelen, geelzucht, rode hond, waterpokken, etc. en wordt gebruikt om deze infectieziekten te voorkomen. Vooral bij epidemieën van groot belang. Daarnaast zijn er ook specifieke immu noglobulinen, bereid uit bloed van donors die kort tevoren zijn gevaccineerd tegen een bepaalde ziekte of die een bepaalde infectieziekte hebben doorgemaakt. Niet zolang geleden is het anti-Rhesus- immunoglobuline ontwikkeld, bereid uit bloed van Rhesusnegatieve moeders met Rhesusantistoffen. Deze eiwitfractie speelt een grote rol bij de preventie van geel zucht van de pasgeborene (de z.g. Rhesus- babies). Geconcentreerde rode bloedcellen. De rode cellen blijven over als het plasma uit het bloed is verwijderd; dit concentraat wordt o.a. toegediend aan patiënten met bloedarmoede, die alleen de rode cellen nodig hebben *en voor wie de toediening van plasma zelfs schadelijk kan zijn. Bloedplaatjes (thrombocyten). Uit bloed kunnen ook de bloedplaatjes worden afgescheiden. Bij sommige patiën ten kunnen grote tekorten aan bloedplaatjes optreden (spontaan of door bepaalde ziek ten). Door samenvoeging van de bloed plaatjes, afgezonderd uit het bloed van meerdere donors, is het nu mogelijk der gelijke tekorten effectief te bestrijden. Deze opsomming geeft enig idee wat er allemaal met bloed wordt gedaan ter ge nezing van patiënten; nog steeds wordt veel onderzoek verricht naar de eigenschap pen en toepassingsmogelijkheden van bloed. Dankzij het feit dat in ons land de gehele donororganisatie en bloedtransfusiedienst op Rode Kruisbasis is opgezet, waarbij ook de verstrekking van het bloed en de daaruit bereide preparaten rechtstreeks aan de artsen en ziekenhuizen geschiedt, wordt een zo effectief en goed mogelijk gebruik gemaakt van het door de donors afgestane bloed. Eén ding is duidelijk: dit alles zou niet mogelijk zijn zonder de vele vrijwillige donors, want hun bloed is onvervangbaar. Daarom vraagt het Rode Kruis ook aan u: GEEF BLOED GEEF LEVEN VOOR- EN TEGENSTANDERS MENGEN DIKWIJLS HUN EIGEN BELANG IN DISCUSSIE De verlenging van de leerplicht vormt de laatste jaren in ons land punt van discussie. Er zijn nogal wat voorstanders van een leerplichtverlenging tot 18 jaar. In een in maart 1977 verschenen regeringsnota worden voorstellen gedaan om te komen tot een leerplicht van 4 tot 18 jaar, kortom een leerplicht die in totaal 14 jaar zal duren, dat is drie jaar meer dan op dit moment. Er bestaat meer verschil van mening over de bovengrens (18 jaar) dan over de benedengrens, die thans 6 jaar en 8 maanden bedraagt. Een beneden- grens die nog lager ligt wordt vrij zinloos geacht, omdat 98%> van de kleuters van 5 jaar en 95% van die vier-jarigen toch al naar school gaat. Maar over de bovengrens spitsen de discussies zich scherp toe. Leerplicht vanaf 1900. De eerste leerplichtwet in Nederland da teert uit 1900, nadat minister Goeman Borgesius (binnenlandse zaken) twee jaar eerder een daartoe strekkend wetsontwerp had ingediend. De leerplicht, die tot dan toe niet bestond, werd onder meer ver dedigd als een probaat middel voor arbeids- verbod en volksontwikkeling. Er was vanaf 1872 een arbeidsverbod voor kinderen be neden de dertien jaar, dus was er alle reden om kinderen beneden die leeftijd verplicht naar school te sturen. Men had dan meteen een uitstekende controle op het naleven van het verbod op kinderarbeid, want dit verbod werd in die jaren herhaaldelijk overtreden. Boven dien zou de leerplichtwet een einde maken aan het veelvuldige schoolverzuim, dat in die lijd nog lustig tierde, vooral op het platteland, waar ten tijde van de oogst de kinderen gewoon weken van school werden gehaald om mee te helpen de aardappelen te rooien en dergelijke. Met de kleinst mogelijke meerderheid werd het wetsontwerp van Goeman Bor gesius aanvaard en dat betekende dat ou ders, resp. voogden de wettelijke plicht kregen om hun kind, respectievelijk pupil naar school te sturen. De duur van de leer plicht werd op zes jaar gesteld en liep van het 7e tot en met het 12e levensjaar. Toen in 1919 een arbeidsverbod voor Kinderen beneden de 14 jaar werd inge voerd, werd ook de leerplichtwet gewijzigd (1921). De duur van de leerplicht werd toen zeven jaar, te weten van 7 tot en met 13 jaar. In 1950 werd de duur van de leer plicht acht jaar en gold toen voor 7-14 jaar. In 1969, toen de huidige leerplichtwet van kracht werd, bleef de leerplicht ge handhaafd (acht jaar dus), maar de bene dengrens kwam bij 6 jaar, of eigenlijk bij 6 jaar en acht maanden te Eggen. In 1974 werd de leerplicht op negen jaar gesteld, te weten voor 6-14-jarigen en in 1975 werd de leerplicht zelfs tien jaar, te weten 6-15 jaar. Wel is er de mogelijkheid om het laatste jaar van de volledige leerplicht (plusminus het 15e levensjaar) te vervangen door een partiële leerplicht. Werken mag een vijf tienjarige alleen, als hij vrijstelling van leerplicht heeft én de arbeidsinspectie het in zijn belang acht dat hij gaat werken en daarvoor dus toestemming heeft ver leend. Ingreep. Voorstellen om de leerplicht te verhogen tot een bovengrens van 18 jaar vinden in ons land zowel bijval als afkeuring. Tegen standers van zo'n grens stellen vast dat de leerplicht een ernstige ingreep in het persoonlijk leven van het kind betekent en dat je daar heel voorzichtig mee moet zijn. Bovendien is de voorlichting over onder wijsmogelijkheden tegenwoordig zo goed, dat de ouders een kind ook na zijn zestiende heus wel verder laten leren, als het kind daar talent voor heeft. Dat laatste staat echter zeer te bezien. Het is bekend dat vooral in de lagere sociale milieus de kinderen veelal door onwetendheid of soms ook onverschilligheid van de ouders niet de kans krijgen om verder te studeren, hoewel zij daarvoor in vele gevallen wel geschikt zouden zijn. Het zou, zo redeneren de voorstanders van een langdurige leerplicht, dan ook helemaal geen kwaad kunnen als de overheid deze kinderen de leerplicht dwingend oplegt. Goed, het betekent een ingreep in de persoonlijke vrijheid, maar het is wel een ingreep die in het belang van het kind is. Een verlenging van de leerplicht zou tot dit positieve resultaat kunnen leiden, aldus de voorstanders, dat we weer wat verder komen met het streven naar gelijke onder wijskansen voor iedereen. Onder de huidige omstandigheden profiteren kinderen uit de lagere sociale milieus onvoldoende van de bestaande onderwijsvoorzieningen en als u een beetje dwang (dus verlenging leerplicht) daarin verandering kan brengen, dan is die dwang toch een goede zaak. Geen definitief oordeel. Het behoeft geen betoog dat zowel onder de voor- als tegenstanders van een verlen ging van de leerplicht nogal wat mensen worden aangetroffen, die minder uit zijn op het belang van de kinderen alswel op hun eigen belang. Voorstanders van een verlenging van de leerplicht zijn so wie so de lerarenorgani saties en de vormingsinstituten, want zij ruiken meer werk. Verlenging van de leer plicht zou de dreiging van toenemende werkloosheid onder de onderwijskrachten aanzienlijk doen afnemen, dus zijn de be treffende belangengroeperingen uiteraard vóór zo'n verlenging. Heel wat werkgevers zijn er echter tegen, maar verliezen daarbij hun eigen belang evenmin uit het oog. Als alle jongeren tot hun 18e naar school gaan, moeten zij oudere werkkrachten in dienst nemen (wat duurder is) en het zal bovendien nog moei lijker worden om voor bepaalde ongeschool de banen werkkrachten te vinden, als de meeste jongelui hun schooltermijn als dege lijk opgeleide lieden verlaten. Hoe je over een eventuele leerplicht verlenging denkt, is nogal afhankelijk van de (belangen)positie, die je zelf inneemt in de samenleving. Een zeer wijs oordeel heeft de Raad van Jeugdvorming over deze materie ten beste gegeven. Zich niet vereenzelvigend met een of andere belangengroepering, oor deelt deze Raad dat de tijd om een defi nitief oordeel over een leerplicht tot 18 jaar te geven, nog niet gekomen is. De heer Meuwese, secretaris van deze raad, formuleert het zó in het tijdschrift Interactie: „De huidige onderwijsmogelijk heden voor 16 - 18-jarigen (voortgezet onderwijs, leerlingstelsel of vormingsinsti tuten) zijn gewoon niet goed genoeg om de scholieren daar verplicht naar toe te sturen. Het is strikte noodzaak om nieuwe vormen te vinden om de overgangsfase van school naar werk gestalte te geven." Kortom, het onderwijs en de verschillende onderwijsvormen moeten eerst aangepast worden, voordat een verlenging van de leerplicht kan worden overwogen. Dit lijkt ons een verstandig oordeel van de Raad voor Jeugdvorming. Het schakelt de mo gelijkheid van een leerplichtverlenging niet bij voorbaat uit (wat de tegenstanders willen). Het impliceert evenmin, dat die verlenging er kost wat kost moet komen (wat de voorstanders willen). (Nadruk verboden). Mr. A. Bronsbergen. WAT WAS DE OORZAAK VAN. AFWIJKINGEN IN DE EIERSCHALEN OORZAAK VAN DOOD DER NAKOMELINGEN Zoals bekend is er een lange periode geweest in het bestaan van onze aarde, toen de mens nog niet bestond, waarin het de reptielen waren (met name de dinosauriërs) die het beeld op aarde, wat betreft de fauna bepaalden. Over de gehele aardbol vond men ze en er bestonden vele soorten, vanaf de geweldige zo sterk tot de verbeelding sprekende Brontosaurus, met zijn enorme lichaam met een gewicht van vele tonnen, tot zeer piepkleine soorten. De wetenschap heeft zich reeds generaties lang het hoofd gebroken over het feit, hoe het mogelijk is geweest, dat deze dieren op enkele restanten na, die wij nu als reptielen kennen, uitgestorven zijn en vol komen van de aardbodem zijn verdwenen. Wat hiervan de oorzaak was, is al jaren lang een groot vraagstuk. Natuurlijk bestaan er diverse theorieën, want daaraan heeft het nooit ontbroken en zoals men ook mag verwachten is er voor elk van die theorieën wel iets te zeggen. Maar bewijzen heeft men nooit kunnen aanvoeren. Met als gevolg dat men de oorzaak, of misschien de oorzaken niet zeker wist. Er zijn theorieën waarin wordt beweerd, dat de oorzaak gezocht moet worden in het steeds groter worden van deze dieren. Het groter worden en de toename van het lichaamsgewicht, zouden deze dieren het leven onmogelijk hebben gemaakt. Ook is gedacht aan invloed van kosmische straling, waardoor de voortplanting van deze dieren in moeilijkheden zou zijn geraakt. Maar voor al deze theorieën kon nooit een bewijs worden aangevoerd. Prof. Erben van de universiteit van Bonn, kwam echter met een theorie die wel on dersteund wordt door bewijzen en dat biedt ons een zeer interessant licht op het ver dwijnen van deze grootste aller dieren. In de Franse streek de Provence zijn Dinosauruseieren gevonden. Het onderzoek van deze prehistorische eieren en vooral van hun schalen leverde een merkwaardig en zeer interessant resultaat op. Bij de schalen werden belangrijke verdikkingen vastgesteld. Aanvankelijk dacht men, dat deze verdikkingen het gevolg waren van kortdurende klimaatschommelingen, maar Prof. Erben denkt daar anders over. Vol gens zijn onderzoek gaat het niet om toe vallige verdikkingen in de eischalen, maar om herhaalde nieuwvormingen van schalen om de oude heen, een pathologisch feno meen, dat in de vogelwereld bekend is. Het verschijnsel berust op een hormoontekort, waardoor het ei, alvorens te worden ge legd een of meermalen in de eileider terug keert, waarbij er dan elke keer weer een nieuwe schaal omheen komt. Afgezien dat dit ook nare bijkomstig heden met zich mee brengt voor het moe- derdier, voor het embryo in het ei is zoiets onherroepelijk dodelijk. Het dier wordt be lemmerd in zijn ademhaling door de dikke eiwand en ook in het later verbreken van die eiwand, als het al niet gestikt is. Aangezien eileiders, e.d. bij de reptielen vrijwel identiek zijn aan die der vogels, meent Prof. Erben, dat dezelfde ziekten en/of afwijkingen kunnen voorkomen. Daar het bij de eieren in de Provence gaat om eieren van verschillende soorten dieren, meent de onderzoeker hier te doen te hebben met een algemeen verschijnsel, dat vermoedelijk erfelijk werd als gevolg van kosmische straling. Een dergelijke stra ling uit de ruimte over de gehele wereld kan in betrekkelijk korte tijd de Sauriërs zo ernstig hebben geschaad, dat zij binnen enkele generaties uitstierven, waarbij de bovengeschetse kwaal van de te dikke eierschalen de oorzaak zou kunnen zijn geweest. WAAR KOMT DIE UITDRUKKING VANDAAN „Hij heeft twaalf ambachten en dertien ongelukken". Dit zegt men van iemand die steeds pech heeft, die alles tegenloopt en dikwijls dan het een en dan het ander doet voor zijn brood. Zonder dat men er zo direkt erg in heeft, zit er veel symboliek in deze reeds zeer oude uitdrukking. Normaal zou men verwachten dat er wordt gezegd: hij heeft twaalf ambachten en twaalf onge lukken. Met dertien ongelukken wordt ech ter bedoeld, dat alles bij voorbaat reeds tot mislukken is gedoemd, want ook het der tiende ambacht dat hij zal aannemen zal een mislukking worden. Daar komt bij, dat men dertien heeft genomen omdat in het oude volksgeloof dertien het ongeluksgetal is. Terwijl men vermoedt da£ twaalf ambachten werd ge nomen in verband met de twaalf apostelen. Zo zien we, dat deze uitdrukking vol is van symboliek. „Kiet zijn." Dat zegt men, wanneer men elkaar niets meer schuldig is. Deze uitdrukking stamt uit het Frans être quitte kwijt; blut. In Nederland kent men aan quite (met één t) ook de'betekenis toe van niet straf baar zijn. Blanco, glad, effen, zijn ook be tekenissen van dit woord. Wanneer men glad, effen is, dan is er ook niets meer te verrekenen. „Het is een wassen neus." Dit wordt gezegd van iets, waaraan men weinig waarde moet hechten, omdat het niet is wat het schijnt te zijn, iets dat men zo kan uitleggen als men wil. De oorsprong van deze uitdrukking moe ten we zoeken in de oude tijd, zoals dat trouwens veelal het geval is. Toen gebruik ten toneelspelers en rondtrekkende grappen makers een wassen neus. Dat wil zeggen doormiddel van een stuk was, dat zich gemakkelijk laat vervormen, boetseerden zij zich een neus, die paste bij het type dat zij dienden uit te beelden. Hier zien we dus de symboliek. Zo'n neus was eenvoudig te vervormen en aan te passen aan de wensen en was niet wat hij scheen te zijn. Bij overdracht werd deze benaming gebruikt voor dingen en zaken die van gelijke strek king waren. 'Er zich met een Jantje van Leiden afmaken.' Dit wordt gezegd, wanneer men zich van iets afmaakt met een smoesje. De oorsprong moet gezocht worden bij Jan van Leiden, ofwel Jan Beukelszoon, afkomstig uit Lei den, hoofd der wederdopers. Deze man die leefde in de zeventiende eeuw, stond alom bekend om zijn bedriegelijke, mooi- praterij, die al zijn verhalen omweefde met loze versierselen. Als gevolg hiervan ging de volksmond zijn naam vereenzelvigen met het maken van een smoesje. „Van leer trekken". Hieronder verstaan wij hevig tekeer gaan, gaan vechten, e.d. De uitdrukking stamt uit de soldatentaal en betekent namelijk de sabel trekken. Vroeger zaten dergelijke sabels in een leren schede. Van leer trekken betekende dus de sabel uit de schede trek ken om te gaan vechten.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1979 | | pagina 2